IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 3978

Kaartjes (eindvonnis)

Rechtbank Amsterdam 2 mei 2007,  HA ZA 06-1206, Ticketsplus B.V. tegen Ticket Plus B.V.  (Met dank aan Helen Maatjes, Donk Advocaten)

Eindvonnis, na eerder tussenvonnis waarin o.a. kaartverkoop voor sportevenementen, waaronder in het bijzonder autoraces en kaartverkoop voor dagrecreatieparken als niet-soortgelijk werden beschouwd en verwarringsgevaar niet werd aangenomen. De beslissing werd aangehouden om inburgering en gebruik van het woordmerk Ticket Plus aan te tonen.

Ticket Plus heeft afgezien van bewijslevering en de rechter houdt het ervoor dat het merk TICKET PLUS door de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de diensten waarvoor het merk is ingeschreven, niet wordt opgevat als een teken ter identificatie van die waren of diensten en dus niet is ingeburgerd.

Het merk Ticket Plus bestaat uitsluitend uit benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van de waren en het heeft geen onderscheidend vermogen gekregen door het gebruik. De vordering van Ticketsplus om het woordmerk Ticket Plus nietig te verklaren wordt derhalve toegewezen.

In het bepaalde van artikel 1.14 aanhef en onder b BVIE ziet de rechtbank aanleiding de nietigverklaring en doorhaling van het merk TICKET PLUS niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht + tussenvonnis: IEF 3293 (19 januari 2007). 

IEF 3977

De algemene onrechtmatigheidsactie

ii2.bmpVoorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 10 mei 2007, KG 07-566 P/JR. Staat der Nederlanden tegen Heerink (met dank aan Quirijn Meijnen, Van Rossem & Arnoud Engelfriet, Ius Mentis).

Domeinnaam. Geen merkenrechtelijke bescherming van de aanduiding 112. Zwaarwegend belang van de Staat. Gedaagde handelt onrechtmatig jegens de Staat door zijn weigering om mee te werken aan overdracht van de domeinnaam. Beroep artikel 10 EVRM treft geen doel. Vonnis heeft dezelfde kracht als akte van overdracht.

Heerink heeft de domeinnaam 112.nl geregistreerd en de Staat tracht door middel van een spoedinschrijving bij het BBIE merkenrechtelijke bescherming te verkrijgen van de aanduiding 112. De Staat houdt er rekening mee dat het BBIE de inschrijving zal doorhalen en beroept zich ter bescherming van de aanduiding 112 ook op "de algemene onrechtmatigheidsactie, die de kenmerken van de in artikel 2:20 BVIE beschreven merkenrechtelijke actie heeft."

De voorzieningenrechter oordeelt dat de Staat geen merkenrechtelijke bescherming toekomt, maar dat het gebruik van een aanduiding die geen merk is onder omstandigheden toch onrechtmatig kan zijn. De rechter stelt vast dat Heerink vóór de domeinnaamregistratie wist dat de aanduiding 112 bij de burgers algemeen bekend is als het telefoonnummer voor hulpdiensten. Ook staat vast dat de activiteiten van Heerink beperkt zijn tot een link naar een startpagina met 112-gerelateerde links. "(…) Het moet er daarom voor worden gehouden dat Heerink geen zwaarwegend belang heeft bij behoud van de domeinnaam, anders dan in het kader van de mogelijkheid de domeinnaam door overdracht te gelde te maken. Daartegenover staat het belang van de Staat bij overdracht van de domeinnaam (…)" (4.3.)

"(…) De algemene bekendheid van de aanduiding 112 brengt mee dat burgers geneigd zullen zijn de domeinnaam www.112.nl te associëren met een website van de overheid. De omstandigheid dat, zoals Heerink heeft aangevoerd, de overheid zich ook zou kunnen bedienen van andersluidende domeinnamen om de burgers te informeren, zoals nu ook gebeurt, doet niet af aan het feit dat de burger in eerste instantie de domeinnaam www.112.nl, derhalve zonder toevoegingen zoals sos of overheid, zal hanteren bij het zoeken naar officiële informatie van de overheid en onder de huidige omstandigheden derhalve terecht komt bij de website van Heerink en niet bij die van de Staat. Dit is een zo zwaarwegend belang van de Staat dat het belang van Heerink daarvoor zal moeten wijken." (4.3.)

Een beroep van Heerink op vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 10 EVRM mocht niet baten. De voorzieningenrechter oordeelt dat Heerink geenszins de mogelijkheid wordt ontnomen om zijn mening vrijelijk te uiten, maar slechts om dit te doen via www.112.nl. (4.4.)

De rechter wijst de vorderingen van de Staat toe en bepaalt dat bij gebreke van tijdige overdracht door Heerink van de domeinnaam dit vonnis conform art. 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een akte van overdracht. (4.5.)

Lees het vonnis hier of inmiddels ook op hier (rechtspraak.nl).

IEF 3976

Bovemij

BenGH, 16 maart 2007, zaak A 2005/1. Nadere conclusie A-G Strikwerda in Bovemij verzekeringen N.V. tegen Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom.

“De conclusie strekt ertoe dat het BenGH vraag 4, voor zover deze vraag betrekking heeft op de uitleg van artikel 13, C, lid 1 BMW, aldus zal beantwoorden dat het bestaan van de bepaling van artikel 13, C, lid 1 BMW niet meebrengt dat in een geval waarin een teken bestaat uit één of meer woorden van een officiële taal binnen het Beneluxgebied, voor het aannemen van onderscheidend vermogen door gebruik, als bedoeld in artikel 3, lid 3 van de Richtlijn, vereist is dat ook de vertaling van het teken in de andere in het Benelux gesproken officiële talen in de gebieden waar die talen worden gesproken door het in aanmerking komende publiek als merk wordt opgevat.”

Lees de conclusie hier.

IEF 3972

Paletti Collections tegen Shoeby-Shop

Rechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2007, KG 07-280 (Paletti tegen Shoeby)

Auteursrecht en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht op kinderkleding. Ontlening is aannemelijk. Volgens de Voorzieningenrechter moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat bij alle drie ingeroepen ontwerpen van Paletti sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Het gaat in deze zaak om drie ontwerpen voor meisjeskledingstukken uit de zomercollectie 2006 van eiseres Paletti. Deze kledingstukken zijn in het voorjaar van 2005 ontworpen door Paletti en vanaf voorjaar/zomer 2005 aangeboden aan de detailhandel. Tot de zomercollectie 2007 van gedaagden Shoeby Shop c.s. behoren onder meer 3 meisjeskledingstukken uit de Jilly & Mitch lijn. Deze zijn op zijn vroegst in januari 2006 door Shoeby Shop ontworpen. Paletti vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot het maken van inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voorts een verbod tot onrechtmatig handelen door Shoeby Shop cs met diverse nevenvorderingen. Lees hier verder.

IEF 3958

Uitgever gevonden

Terry Häcker, Senior Account Director Research International Nederland, komt met (hopelijk) goed nieuws over het tot nu fictieve Handboek Marktonderzoek: “Naar aanleiding van het symposium 'Marktonderzoek in merkengeschillen: weggegooid geld of toegevoegde waarde?" van januari 2003 hebben de FNLI (Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie) en de MOA (MarktonderzoekAssociatie) een werkgroep geformeerd om te bestuderen hoe aan de, bij advocaten en rechters bestaande, behoefte aan handvatten voor het beoordelen van marktonderzoek als bewijsmateriaal bij merkengeschillen kan worden tegemoetgekomen.
 
Op 12 mei 2005 ('Uitgever gezocht') en op 16 juni 2005 ('Op zijn minst twijfelachtig') heeft ook IEForum.nl opgeroepen hier werk van te maken. Welnu, uw wens is verhoord door FNLI en MOA: op donderdag 7 juni wordt een symposium gehouden rond het dan te presenteren boek "Marktonderzoek in de Rechtszaal". Het is geschreven door dr Harry van den Berg, die ook als één van de sprekers op het symposium zal optreden. Andere sprekers zijn onder andere Mr. Tobias Cohen Jehoram (De Brauw Blackstone Westbroek), Dr. Lex Olivier (Research International / Efamro) en iemand van de rechterlijke macht. De paneldiscussie zal worden gevoerd onder leiding van Prof. Mr. Charles Gielen (NautaDutilh)."

"Doel van het boek en het symposium is een dieper inzicht te bieden in de mogelijkheden, beperkingen en valkuilen van marktonderzoek in merkengeschillen, en een bijdrage te leveren aan het dichten van de communicatiekloof tussen juristen en marktonderzoekers.

Deelnemers aan het symposium ontvangen een exemplaar van het boek Marktonderzoek in de Rechtszaal - de rol van marktonderzoek in merkengeschillen.

Advocatuur opleidingspunten kunnen worden aangevraagd

Programma: volgt.

Aanmelden voor het symposium kan voorlopig reeds via MOA secretariaat, faxnummer: 020 – 475 02 85, of mailen naar: info@moaweb.nl

Aanmeldingsformulier volgt.”

IEF 3957

Nog zo gezegd (2)

Nieuwbericht rechtspraak.nl: 's-Hertogenbosch, 11 mei 2007. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch heeft zojuist Cono B.A. verboden om na vandaag het spotje met acteur Peer Mascini en enkele koeien nog te vertonen op internet of televisie.

Campina had de rechter in kort geding om het verbod gevraagd omdat het spotje ter promotie van Beemsterkaas onder meer misleidend zou zijn. Campina maakte enkele jaren geleden eveneens met Peer Mascini en koeien reclame voor het merk Melkunie.

De rechter is er niet van overtuigd dat Campina auteursrechtelijk rechthebbende van het format is. Wel acht de rechter het spotje onrechtmatig omdat er bij het publiek verwarring ontstaat omdat het publiek kan denken dat Beemsterkaas van Campina is.

De rechtbank legt een dwangsom van twintigduizend euro op, te betalen bij elke overtreding na betekening van het vonnis. Maandag 14 mei a.s. na 13.00 uur is de hele uitspraak op rechtspraak.nl te lezen.

Lees het nieuwsbericht ook hier. Eerder bericht + links naar spotjes hier.

IEF 3956

Normen & Waarden

Persbericht NVPI: "In het  jaarmagazine 2006 - 2007, dat vandaag verschijnt, roept NVPI directeur Paul Solleveld het kabinet op zich actief in te spannen om normen en waarden te stellen op het gebied van bescherming van intellectueel eigendom in het algemeen en het auteurs- en naburig recht in het bijzonder."

Lees het persbericht hier.

IEF 3955

Loveseats

mickey.gifRechtbank ’s-Hertogenbosch, 27 april 2007, KG ZA 07-170. Baxter SRL. Tegen De Jong Holding B.V. c.s. (met dank aan Mr.  Leo van Osch, KZO Advocaten).

Geen auteursrecht op stoelen. Zitmeubelen worden in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument bepaald en onafhankelijk tot hetzelfde resultaat komen is daarom denkbaar. Geen slaafse nabootsing. “De geringe impact van de door Baxter gestelde inbreuk” verhindert een werkelijke proceskostenveroordeling.

Tot het assortiment van meubelproducent Baxter behoort een zitmeubel met de modelnaam “Mickey Extra Armstoel” (afbeelding). De Mickey heeft de vorm van een extra brede/oversized armstoel, welk model door partijen ook wel wordt aangeduid als eenzitsbank” of love-seat”. Er bestaan exclusieve Baxter-shops in diverse landen, waaronder Nederland. Gedaagden, De Jong c.s. hebben een groothandel in antiek en in huiden, hebben door een derde onderneming enkele zitmeubels laten vervaardigen, die net als voornoemd model Mickey de vorm hebben van een oversized armstoel. Baxter stelt dat er sprake is van auteursrechtinbreuk.

De voorzieningenrecht stelt echter: “Technische objectieve inventiviteit valt in het algemeen niet onder de creativiteit die het auteursrecht beschermt; het moet gaan om het subjectieve persoonlijk karakter dat in het werk tot uitdrukking wordt gebracht. Van een dergelijk karakter is ten aanzien van de Mickey-arrnstoel naar het voorlopig oordeel van de rechter geen sprake. De rechter stelt daarbij voorop dat de voorwerpen waar het in dit kort geding om gaat, zitmeubelen en dus gebruiksvoorwerpen zijn, waarvan de vorm en afmeting in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument worden bepaald. Het is daarom alleszins denkbaar dat een derde, onafhankelijk van Baxter, bij het maken van een armstoel tot nagenoeg hetzelfde resultaat als de Mickey komt. De vormgeving is immers voornamelijk het resultaat van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten. die daarom niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.” (4.3)

” Echter, ook wanneer de vorm van een werk tot stand is gekomen in een met het oog op het behalen van een technisch of gebruiksvoordeel beperkte keuzevrijheid. kan sprake zijn van een werk dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijke stempel van de maker draagt. Er is echter door Baxier voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanige creatieve, bijzondere en afwijkende toepassing van een element of onderdeel van (de vormgeving van) haar armstoel, dat auteursrechtelijke bescherming daarvan is gerechtvaardigd. Gegeven de min of meer vaststaande en gebruikelijke vorm van een armstoel, bezit de Mickey om tot die conclusie te kunnen komen onvoldoende bijzondere kenmerken. Het gebruik van een bepaald type en bepaalde kleur bekleding voor de armstoel - in casu koeienhuid - geniet op zichzelf naar vaste rechtspraak geen auteursrechtelijke bescherming. Verder is de grote. “oversized” afmeting van de Mickey-armstoel niet uniek en daarom in dit kader van onvoldoende gewicht. Van een extreme vorm” - zoals door Baxter bepleit - is geen sprake.”(4,4)

”Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing, is primair vereist dat de Mickey in uiterlijke zin een onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van soortgelijke armstoelen op de markt. Het gaat daarbij om het totaalbeeld dat die producten oproepen bij een gemiddeld (kopers-)publiek. De rechter is voorshands van oordeel dat de Mickey voormeld onderscheidend vermogen mist. Ook in dit kader is van belang - zoals hiervoor reeds is overwogen - dat de vormgeving van een armstoel voornamelijk wordt bepaald door de gebruikseisen die de consument aan dat soort stoelen stelt. Verder wordt door De Jong c.s. op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van hun armstoel als zijnde afkomstig van Baxter. Bovendien is er sprake van een aanzienlijk prijsverschil tussen de Mickey en de armstoel van De Jong c.s.. Onder deze omstandigheden valt verwarringsgevaar niet te vrezen.“ (4,5)

“Een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte kosten conform de Handhavingsrichtlijn zoals door De Jong c.s. verzocht, acht de rechter in het onderhavige geval niet billijk. De impact van de door Baxter gestelde inbreuk en - in het verlengde daarvan - van deze kortgedingprocedure op De Jong c.s., is voor een dergelijke veroordeling te gering.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3954

Handhaving in België

Joris Deene, Belgisch advocaat, onderzoeker en auteursrechtblogger (hier),  bericht dat de Handhavingsrichtlijn ook in Belgisch recht is omgezet. Gisteren verschenen in het Belgisch Staatsblad twee wetten die de omzetting ervan beogen. De eerste wet behandelt de materieelrechtelijke aspecten, de andere de procesrechtelijke aspecten. Artikel 14 van de Richtlijn (advocatenhonoraria) is niet omgezet. Het betreft de volgende wetten:

- Wet betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (10 mei 2007). Lees deze wet hier.

- Wet betreffende de aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (19 april 2007). Lees deze wet hier.

IEF 3953

In afwachting van

betonson.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 9 mei 2007, HA ZA 05-1504.  VBI Ontwikkeling B.V. tegen Beton Son B.V.

Wel eerder gemeld, maar nog niet besproken. Europees Octrooi voor betonnen vleugelvloerelementen. Zaak wordt aangehouden in afwachting van een oppositie bij het EOB.

Betonson is houder van het Europees octrooi betreffende een betonnen vleugelvloerelement. VBI is houdster van het Nederlands octrooi dat een kanaalplaat betreft voor het vormen van een vloerveld waarin leidingen kunnen worden opgenomen, alsmede een werkwijze voor het vormen van een vloerveld. VBI heeft met een beroep op voorrang van de Nederlandse octrooiaanvrage een Europese aanvraag ingediend.
Betonson heeft verschillende betonplaten verhandeld. VBI heeft Betonson laten weten dat het produceren en/of verhandelen van de kanaalplaten inbreuk maakt op de octrooirechten van VBI. Het BIE heeft, na het verzoek om een nietigheidsadvies door Betonson, geconcludeerd dat de eerste drie conclusies van het octrooi van VBI vernietigbaar waren. VBI heeft de conclusies van het octrooi beperkt. Vervolgens heeft Betonson oppositie ingesteld bij het EOB.

In conventie acht de rechtbank het vanuit het oogpunt van goede procesorde gewenst de uitkomst tegen de verlening van het Europees octrooi ingestelde oppositie af te wachten alvorens te beslissen over de geldigheid van dat octrooi en van het Nederlandse octrooi, dat op dezelfde uitvinding betrekking heeft.

Ten aanzien van de reconventionele vordering van VBI, voor zover gericht (tegen het gebruik van) de kanaalplaten van Betonson zonder dwarssleuven maar met een dwarsvleugel (het oordeel ten aanzien van de kanaalplaten met dwarssleuf wordt geschorst totdat de uitkomst van de oppositieprocedure bekend is), oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van directe of indirecte inbreuk door Betonson.

Lees het vonnis hier.