IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 2273

Ondertussen in Frankrijk

The International Herald Tribune bericht dat “Louis Vuitton, the luxury goods manufacturer, won another round Wednesday in its court battle with the search engine Google to eliminate online ads of competitors or counterfeiters that show up in searches for the well-known French brand.
 
In a closely watched trademark case, a Paris appeals court issued a ruling that found Google engaged in trademark counterfeiting, a decision that the court said would apply to all of the search engine's sites in more than 130 different countries.

"The consequence is that Google will have to put a system in place to find a global solution for its sites," said Patrice de Candé, a lawyer specializing in intellectual. (…) A spokesman for Google's French unit, said the company had not seen a copy of the full decision and intended to study it before taking action. There is a higher court in France where the decision could be appealed."

Lees het volledige bericht hier.

IEF 2272

Het zij zo

Persbericht EC: 'The European Commission has today decided to refer Germany to the European Court of Justice for non-transposition of the Tobacco Advertising Directive 2003/33/EC. The Court referral follows the letter of formal notice sent in October 2005 and a reasoned opinion sent in February 2006. The referral to the ECJ is the next step in the infringement procedure.

European Health and Consumer Protection Commissioner Markos Kyprianou said: "Tobacco advertising and sponsorship glamorises tobacco and incites children and young adults to start smoking. I am determined to hold all Member States to account for their implementation of this key piece of EU legislation, and if this means referring the matter to the Court, so be it."'

Leer het persbericht hier.

IEF 2271

Verplichte vergoeding

Conclusie AG Sharpston, HvJ EG 29 juni 2006, zaak  C-36/05. Commissie tegen Spanje. (Nog geen Nederlandse vertaling beschikbaar).

Verhuur en uitleenrechten. AG Sharpston is of the view that the Court should rule that the Kingdom of Spain has failed to fulfil its obligations under Articles 1 and 5 of the Directive on rental and lending rights and on certain rights relating to copyright in the field of intellectual property.

“In my view, however, the obligation to remunerate authors imposed by the first sentence of Article 5(1) of the Directive would be meaningless if, pursuant to the second sentence, Member States could set that remuneration at nil. The second sentence of Article 5(1) permits Member States to modify the level of the remuneration required by the first sentence ‘taking account’ of their cultural promotion objectives. It does not, however, authorise them to set a ‘zero’ remuneration. The concept of remuneration implies that the payments received by authors must be adequate compensation for their creative efforts.

Similarly, if the Member States could fix nil remuneration for all categories of lending establishments, it would have been pointless to stipulate in Article 5(3) that they could exempt only ‘certain’ establishments from the obligation to pay remuneration. Although Article 5(3) leaves the Member States a broad margin of discretion, the discretion is to determine the categories of establishments to be exempted. As discussed above, those categories cannot comprise effectively all establishments that are potentially liable."

Lees de volledige conclusie hier.

IEF 2270

Novum

Planet.nl bericht dat “Het Nederlandse persbureau Novum zonder toestemming berichten overneemt van persbureau Belga. Dat heeft Belga vastgesteld op grond van een aantal berichten over Belgische kwesties die via Novum zijn verspreid.

(..) Sinds 12 juni 2006 hebben Novum en Het Laatste Nieuws een samenwerking om wederzijds berichten over te nemen. Nieuwsartikelen van Belga zijn daar in principe van uitgesloten.

Hoofredacteur van Loon van Het Laatste Nieuws vindt het "een storm in een glas water. Als Novum al iets van onze site zou hebben overgenomen dat van Belga afkomstig was, en dat moet ik nog zien, dan zouden ze dat toch hebben herschreven. Ik heb geen weet van verkeerd handelen door Novum.

Novum werd in november 2004 in kort geding veroordeeld wegens het pikken van berichten van het ANP op grond van harde bewijzen. In Hoger beroep (arrest hier) verwierp het gerechtshof dit vonnis. De bodemprocedure loopt nog.”

Lees hier meer.

IEF 2269

Exceptio Obscuri Libelli

Hof van Beroep Antwerpen 19 juni 2006, zaaknr. 2005/AR/1145, Mirror & Glass Manufacturing Group BVBA/Brijs - Distri-Mark BVBA/Plieger (Met dank aan Gino van Roeyen van Banning Advocaten en Bart van de Venster van LVV Advocaten)
 
In eerste aanleg. Benelux Auteursrecht. Zeldzaam procesrechtelijke verweer, de 'obscuur libel' in Belgische auteursrechtelijke kwestie, die daardoor niet inhoudelijk behandeld wordt.

 

Mirror & Glass stellen dat Distri-Mark in België en Plieger in Nederland een spiegel verhandelen, die een inbreuk vormt op de auteursrechten van Mirror&Glass. Distri-Mark c.s. voert daarop aan dat Mirror&Glass heeft nagelaten in de inleidende dagvaarding aan te geven waarop de vermeende inbreuk betrekking heeft. Er zou geen aanduiding zijn door welke handelingen Distri-Mark c.s. deze inbreuken zouden hebben gepleegd. Daardoor zouden zij niet in staat zijn verweer te voeren. Distri-Mark c.s. verzoeken de nietigheid van de inleidende dagvaarding uit te spreken.

De Rechtbank van Turnhout willigt dit verzoek in eerste aanleg in; zij constateert dat Mirror&Glass heeft nagelaten de middelen te vermelden waarop haar vordering rust. In haar dagvaarding heeft Mirror&Glass enkel een aantal foto's van haar eigen spiegels overlegd en een catalogus van Karwei, waarvan zij stelde dat deze de inbreukmakende spiegels van Distri-Mark c.s. bevatten. Distri-mark c.s. hebben deze spiegels echter niet aan Karwei geleverd. Mirror&Glass heeft ook geen catalogi etc. van Distri-Mark c.s. overgelegd waarin de vermeende inbreukmakende spiegels zouden staan.
 
Het Hof van Beroep Antwerpen stelt dat onder "middelen van de vordering" moet worden verstaan, de feitelijke elementen die aan de vordering ten grondslag liggen en niet de rechtsgrond waarop de vordering gesteund is. Door de opgave van de middelen van de vordering moet de verweerder  de mogelijkheid krijgen zijn verweer te organiseren en moet de rechter in de gelegenheid worden gesteld, met de eerbiediging van de rechten van de verdediging , op de regelmatig voorgedragen feiten, onder het voorwerp en de oorzaak van de vordering te wijzigen, de rechtsregels toe te passen op grond waarvan hij de vordering zal inwilligen of afwijzen.
 
Het onderwerp van de inleidende dagvaarding betreft de staking van elke mogelijke namaak, zonder dat omschreven wordt waaruit die namaak bestaat en evenmin wordt omschreven wat het vermeende nagemaakte object zou zijn. Er wordt louter verwezen naar catalogi, niet naar een concreet werk waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt geëist. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechbank Turnhout.
 
Lees vonnis hier en arrest hier.

 

IEF 2268

De verlening van dwanglicenties (2)

Kamerstuk 25074, nr. 130, 2e Kamer. Ministeriële Conferentie van de WTO. Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken over dwanglicenties op octrooien voor productie en export farmaceutische producten. (eerder bericht hier).

“Mede namens de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, informeer ik u graag over het feit dat de Raad van de Europese Unie op 28 april 2006 heeft ingestemd met de Verordening dwanglicenties op octrooien voor productie en export van farmaceutische producten naar landen met olksgezondheidsproblemen. Het Europees Parlement heeft al eerder ingestemd met deze verordening, waardoor deze nu snel in werking kan treden

(…) Overigens ligt momenteel ook een voorstel tot een besluit van de Raad tot aanvaarding, namens de Europese Gemeenschap, van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) van 6 december 2005, voor. Met dit besluit aanvaardt de Gemeenschap de overeengekomen wijziging van de TRIPS-overeenkomst welke aan de Verordening ten grondslag ligt. Deze procedure heeft echter geen gevolgen voor de nu tot stand gekomen Verordening en of de werking van het dwanglicentiesysteem.”

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2006

Mede namens de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, informeer ik u graag over het feit dat de Raad van de Europese Unie op 28 april 2006 heeft ingestemd met de Verordening dwanglicenties op octrooien voor productie en export van farmaceutische producten naar landen met volksgezondheidsproblemen. Het Europees Parlement heeft al eerder ingestemd met deze verordening, waardoor deze nu snel in werking kan treden.

De verordening vormt de EU-brede implementatie van een besluit van de WTO , dat het mogelijk maakt om dwanglicenties op octrooien te verlenen aan generieke producenten van farmaceutische producten, teneinde hen in staat te stellen te produceren voor export naar derde landen (veelal ontwikkelingslanden) die zelf niet beschikken over de productiecapaciteit om deze geneesmiddelen te produceren. Doel van het systeem is om te voorzien in voldoende betaalbare geneesmiddelen voor landen die kampen met volksgezondheidsproblemen. Zonder het WTO-besluit zou de TRIPS  -overeenkomst het niet toestaan om onder dwanglicentie voor exportdoeleinden te produceren. Met de totstandgekomen dwanglicentiesystematiek kunnen in alle EU-lidstaten onder dezelfde voorwaarden dwanglicenties worden verleend. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de behoefte van met name ontwikkelingslanden aan betaalbare geneesmiddelen, zonder dat dit binnen de Europese Unie marktverstorende consequenties heeft.

De aanvaarding van de verordening door de Raad en het Europees Parlement in één lezing, geeft een positief signaal af. Het is ten eerste positief voor met name ontwikkelingslanden die kampen met volksgezondheidsproblemen en waarvoor nu goedkopere geneesmiddelen beschikbaar kunnen komen. Tegelijkertijd geeft de Europese Unie met de verordening aan de problemen die met name ontwikkelingslanden signaleren ten aanzien het gebruik van octrooien in relatie tot de toegang tot geneesmiddelen en handelspolitiek in het algemeen, serieus aan te willen pakken.

Tegelijkertijd moeten we onder ogen zien dat tot op heden wereldwijd nog zeer weinig gebruikt wordt gemaakt van de ontwikkelde dwanglicentiesystematiek. Dat is een belangrijke kanttekening bij de discussie over deze problematiek. Door critici wordt opgemerkt dat het systeem ingewikkeld is, niet aantrekkelijk genoeg voor generieke producenten en de octrooihouders nog veel bescherming biedt. Getracht is een systeem te ontwerpen dat enerzijds ruimte biedt voor verlening van dwanglicenties, maar dat tegelijkertijd ook de rechten van octrooihouders niet op onredelijke wijze uitholt (wat ook een WTO-TRIPS verplichting is).

De EU heeft oog gehad voor de praktische problemen die de verlening van dwanglicenties kunnen belemmeren en heeft er voor gekozen om bij de totstandkoming van de verordening in het belang van gebruikers van het dwanglicentiesysteem, verder te gaan dan wat het WTO-besluit toestaat. Hierbij kan worden gewezen op het openstellen van het systeem voor ontwikkelingslanden die geen lid zijn van de WTO, de rol van NGO’s bij de import van geneesmiddelen in ontwikkelingslanden en de omgang met het systeem van publieke aanbesteding. De EU heeft hiermee een positieve stap gezet om het gebruik van het dwanglicentiesysteem en daarmee de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden te verbeteren.

Toch blijft generieke productie in westerse landen altijd relatief duur, wat grootschalige export vanuit de EU naar ontwikkelingslanden kan belemmeren. In die zin kan productie in landen als India, Brazilië en China wellicht oplossingen bieden. In de komende jaren zal duidelijk moeten worden welke rol de dwanglicentiesystematiek speelt bij de geneesmiddelenvoorziening in met name ontwikkelingslanden.

Overigens ligt momenteel ook een voorstel tot een besluit van de Raad tot aanvaarding, namens de Europese Gemeenschap, van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) van 6 december 2005, voor. Met dit besluit aanvaardt de Gemeenschap de overeengekomen wijziging van de TRIPS-overeenkomst welke aan de Verordening ten grondslag ligt. Deze procedure heeft echter geen gevolgen voor de nu tot stand gekomen Verordening en of de werking van het dwanglicentiesysteem.

Ten slotte wordt momenteel binnen de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) gesproken over een rapport over de verhouding tussen intellectueel eigendom, innovatie en de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden. Ook in deze context zal de effectiviteit van het dwanglicentiesysteem besproken worden en zal gekeken worden hoe in de toekomst de geneesmiddelenvoorziening van met name ontwikkelingslanden kan worden gewaarborgd.

Staatssecretaris van Economische Zaken 
C.E.G. van Gennip

IEF 2267

Haar bevoegdheden te buiten gaat

- Handelingen nr. 31, pag. 1423-1423, 1e Kamer. Behandeling van de brief van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets  ter zake van COM (2006) 168, gewijzigd voorstel voor een EG-richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten).
 
- Kamerstuk  30587, nr. C. 1e Kamer. Brief over de vraag of voorstel Europese Commissie voor een richtlijn handhaving intellectuele eigendomsrechten voldoet aan subsidiariteitsbeginsel
 
-Handelingen nr. 91, pag. 5537-5540. 2e Kamer. Behandeling van de Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.

Uit 30587, nr. C:  "De gezamenlijke vergadering van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad concludeert in meerderheid dat de Europese Commissie met onderhavige ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen haar bevoegdheden te buiten gaat. De commissies verzoeken daarom de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets bovengenoemde bezwaren over te brengen aan de Europese instellingen en de Nederlandse regering."

 

“De Commissie stelt niet, dat piraten dan wel namakers bij een groot verschil in strafmaat vanuit het land met de laagste maximumstraffen zouden kunnen opereren en dit effectieve bescherming van intellectuele eigendom ernstig belemmert. Zij stelt het niet en dus ontbreekt ook iedere feitelijke onderbouwing.

Aldus wordt evenmin duidelijk waarom een enkele verplichting tot strafbaarstelling niet zou volstaan. In dat geval zouden de lidstaten zelf de verantwoordelijkheid dragen om te zorgen voor adequate strafbaarstelling in hun nationale wetgeving. Deze redenering wordt ook in het TRIPS Verdrag gebruikt, waarnaar de Europese Commissie in overweging (3) van de ontwerprichtlijn verwijst.

Het leggen van de verantwoordelijkheid tot strafbaarstelling bij de lidstaten, zonder specifieke eisen hieraan te stellen, heeft bovendien als voordeel dat de structuur van de nationale strafrechtsystemen niet wordt doorbroken.

Voor de volledigheid wordt hier nog opgemerkt, dat handelen in een lidstaat met «lage» straffen al snel bevoegdheid tot strafrechtelijke vervolging in andere lidstaten schept, te weten wanneer nagemaakte goederen in het normale handelsverkeer in die andere lidstaat terechtkomen. De dader in de lidstaat met lage straffen zal spoedig in een lidstaat met hogere straffen vervolgbaar zijn als uitlokker, medeplichtige of medepleger. 

(…) De gezamenlijke vergadering van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad concludeert in meerderheid dat de Europese Commissie met onderhavige ontwerprichtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen haar bevoegdheden te buiten gaat. De commissies verzoeken daarom de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets bovengenoemde bezwaren over te brengen aan de Europese instellingen en de Nederlandse regering. 

Eerdere berichten hier.

IEF 2266

Geregeld in de auteurswet

Persbericht van o.a. de Vereniging van Openbare Bibliotheken: "Bibliotheken en uitgevers hebben op een akkoord bereikt over het uitlenen van multimediaproducten. Daarmee is een einde gekomen aan een jarenlange discussie hierover. Het akkoord gaat in op 1 september 2006 en wordt na twee jaar geëvalueerd.

Bibliotheken mogen zonder voorafgaande toestemming auteursrechtelijk beschermde werken zoals boeken, cd’s en dvd’s uitlenen. Dat is geregeld in de auteurswet. Die bepaalt ook dat rechthebbenden een billijke vergoeding krijgen. Computerprogramma’s vallen echter niet onder deze regeling, tenzij zij onderdeel uitmaken van een zogenaamde informatiedrager en alleen dienen om die gegevens toegankelijk te maken. In alle andere gevallen is voor het uitlenen expliciet de toestemming nodig van de rechthebbende. In de praktijk blijkt dit onderscheid niet altijd eenvoudig te maken en aanleiding tot discussie – en zelfs rechtszaken – te geven.

De uitgevers en de bibliotheken hebben daarom nu afgesproken dat alle multimediaproducten die als ‘game’ kwalificeren niet zonder expliciete toestemming uitgeleend mogen worden. Games zijn herkenbaar aan de zogenaamde PEGI-classificatie. Informatieve en educatieve software mag in beginsel wel worden uitgeleend, tenzij er in uitzonderingsgevalleen een expliciet verbod op rust.

Om te voorkomen dat bibliotheken steeds moeten verifiëren of een multimediaproduct wel of niet uitgeleend mag worden, is afgesproken dat NBD-Biblion een centrale rol vervult. NBD-Biblion, die de inkoop, omwerking en distributie voor bibliotheken verzorgt , zal alleen multimediaproducten aanbieden die uitgeleend mogen worden. Op die manier bestaat er voor bibliotheken nooit een risico dat ze beschikken over niet rechtmatig uitleenbare producten.

Uiteraard is voor alle uitleningen een leenvergoeding verschuldigd, die op de gebruikelijke wijze wordt vastgesteld en geïncasseerd. Alle producten die voor 1 september 2006 reeds zijn aangeschaft kunnen tijdens de duur van de overeenkomst worden uitgeleend mits de leenvergoeding wordt betaald.

De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) is tevreden met dit akkoord dat ervoor zorgt dat de bibliotheken hun multimediacollectie op peil kunnen houden. Het Nederlands Uitgeversverbond en de NVPI zijn blij dat voor hun leden een praktische regeling is getroffen die voldoende waarborgen biedt voor een verantwoorde exploitatie van multimediaproducten."

Lees het perbericht ook hier of hier. Lees de Uitleenregeling voor Multimedia hier.

IEF 2265

Vanwege regen

Mogelijk nieuwe belangwekkende jurisprudentie over de begrippen misleiding en belediging: Het AD bericht dat de VVV Texel zich stoort aan een commercial van FBTO waarin een vakantie naar Texel niet doorgaat vanwege regen. Het gezin in het spotje gaat daarna naar Frankrijk.

"Dit filmpje heeft ons verbaasd" zegt J. Vriezema van de VVV "Volgens de statistieken van het KNMI heeft Texel de meeste zonuren van Nederland, 1650 uur per jaar." (…) FBTO zegt niet de bedoeling te hebben gehad om iemand met de commercial te beledigen.

Lees hier meer.

IEF 2264

Subsidiariteit en proportionaliteit (2)

Kamerstuk 30587, nr. BH/2H, 1e/2e Kamer. Subsidiariteitstoets op richtlijnvoorstel betreffende strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (COM (2006) 168 fin.); Brief over het laten uitvoeren van de subsidiariteitstoets.

Stuk dateert van voor dit kamerstuk, maar is later gepubliceerd.

"Nadere besluitvorming op initiatief van de commissie heeft ertoe geleid dat het advies wijziging behoeft. Ik verzoek u de motivering te vervangen door de achter deze brief gevoegde motivering en deze ter instemming voor te leggen aan uw Kamer."

BRIEF VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

Aan:
De voorzitter van de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken

Den Haag, 16 mei 2006

Geachte collega’s,

Zoals u bekend is onlangs de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets ingesteld. Deze commissie zal, samen met de betrokken vakcommissies, elf al vastgestelde (nog in te dienen) voorstellen van de Europese Commissie toetsen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Centraal daarbij staan de vragen of het betreffende voorstel op Europees niveau mag worden genomen en als dat het geval is, of het voorstel dan ook niet verder gaat dan nodig is.

Onlangs heeft de Europese Commissie een richtlijnvoorstel ingediend inzake strafrechtelijke maatregelen ter verzekering van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Het voorstel introduceert het opnemen van een strafbepaling in een richtlijn. Dit heeft als consequentie dat de besluitvorming hierover wordt overgeheveld van de derde pijler naar de eerste pijler van het EU-verdrag en daarmee wordt onderworpen aan meerderheidsbesluitvorming in de Raad. Hoewel Nederland in de Raad nog altijd tegen het voorstel zou kunnen stemmen, is het haar vetorecht kwijt. Het wordt dus moeilijker voor afzonderlijke lidstaten om een dergelijke strafbepaling tegen te houden. De invloed van de EU op het strafrecht wordt daardoor dan ook groter. 

Vanwege de mogelijke gevolgen van het richtlijnvoorstel heeft de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets besloten dat het aan de subsidiariteitstoets onderworpen zou moeten worden, hoewel het voorstel niet in de lijst van elf aan de toets te onderwerpen voorstellen voorkomt. De te volgen procedure is weergegeven in kamerstuk 30 389, nr. 1 (p. 7–9). Ik hoop dat uw commissie daaraan medewerking zal verlenen.

In lijn met  deze procedure is een preadvies van de staf van de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets bijgesloten. Ook het betreffende richtlijnvoorstel is bijgevoegd (een Nederlandse versie is helaas nog niet beschikbaar). Ik verzoek uw commissie uiterlijk 1 juni a.s. gemotiveerd advies uit te brengen aan de tijdelijke commissie over de vraag of het voorstel al dan niet voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel.

De voorzitter van de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets,

J. J. van Dijk