IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 1954

Grensoverschrijdende Soap (deel 2)

Rechtbank Den Haag 19 april 2006, zaaknummer 05/2023, Colgate-Palmolive Company tegen Unilever N.V. en Lever Fabergé Nederland B.V. In deze procedure werd op 7 september 2005 een bevoegdheidsincident gewezen dat hier is besproken.

In deze procedure vordert Colgate een grensoverschrijdend inbreukverbod tegen Unilever wegens inbreuk op twee Europese octrooien, EP 1 183 193 en de divisional EP 1 361 170. Beide octrooien zien op een verpakking van een langwerpig stuk zeep, waarbij gebruik wordt gemaakt van twee lagen folie. Colgate stelt dat de zeep van Unilever onder de merknaam LUX inbreuk maakt op beide octrooien. Unilever betwist de inbreuk en stelt dat de octrooien nietig zijn. In reconventie vordert zij vernietiging van de octrooien.

Aan een oordeel over de geldigheid van de octrooien waagt de rechtbank zich niet in verband met de oppostie die is ingesteld tegen de divisional. De rechtbank overweegt (r.o. 4.3): "Zowel in conventie als in reconventie heeft Unilever zich op het standpunt gestend dat de octrooien nietig zijn. In de regel zal de rechtbank die stelling als eerste onderzoeken aangezien inbreuk op een nietig octrooi niet mogelijk is. De rechtbank merkt evenwel op dat met betrekking tot EP 170 een oppositieprocedure loopt. In elk geval met betrekking tot dit octrooi is er dan ook reden de uitkomst van die oppositieprocedure af te wachten. Nu EP 193 feitelijk dezelfde uitvinding openbaart als EP 170 is het opportuun ook voor dit octrooi de uitkomst van die oppositieprocedure af te wachten. De rechtbank zal deze procedure, voorzover deze de geldigheid van de octrooien betreft dan ook schorsen op de voet van artikel 83, derde en vierde lid Row 1995."

De rechtbank ziet geen aanleiding om ook de inbreukvraag te schorsen in afwachting van de uitkomst in oppositie. In beide octrooien is in de eerste conclusie opgenomen het kenmerk dat de wrapper een helderheid (clarity) heeft van meer dan 90%. Colgate heeft een rapport van een onderzoeksbureau overgelegd waarin wordt geconcludeerd dat de LUX zeepverpakkingen een clarity hebben van meer dan 90%. Unilever heeft een rapport van een onderzoeksbureau overgelegd waarin juist wordt geconcludeerd dat de LUX zeekverpakkingen een clarity hebben van mínder dan 90%. Colgate heeft de inhoudelijke juistheid van de resultaten in het onderzoeksrapport van Unilever niet betwist, maar stelt dat niet de juiste, uit het octrooi blijkende meetmethode is gebruikt voor de bepaling van de clarity.

Door de onderzoeksbureaus van beide partijen is een standaardtestmethode van de American Society for Testing and Material (ASTM) gebruikt. Evenwel is door het onderzoeksbureau van Colgate de ASTM standaard D-1003-97 gebruikt, terwijl door het onderzoeksbureau van Unilever de ASTM standaard D 1746-97 gebruikt. Volgens de rechtbank heeft het onderzoeksbureau van Unilever de juiste standaard gebruikt, en Colgate's onderzoeksbureau de verkeerde. De rechtbank overweegt onder meer (r.o. 4.15): "Indien in een octrooi bepaalde parameters worden opgegeven dan dient vast te staan langs welke weg deze kunnen worden bepaald. Bij voorkeur dient daartoe aansluiting te worden gezocht bij in de industrie algemeen aanvaarde standaardmethoden. Als van een beschikbare standaardmethode wordt afgeweken dient het octrooischrift in elk geval zoveel informatie te verschaffen dat ondubbelzinnig duidelijk is langs welke methode de opgegeven parameters dienen te worden bepaald. EP 193 en EP 170 voldoen hieraan niet waar het gaat om de bepaling van clarity. Er wordt in het octrooischrift niet naar de bestaande voor clarity geëigende standaard verwezen en de methode die wordt gesuggereerd is onvoldoende navolgbaar omdat niet blijkt dat de Hazemeter van BYK-Gardner dient te worden gebruikt.(...) Hierbij weegt mee dat onduidelijkheden in het octrooischrift voor rekening van de octrooihouder dienen te blijven."

Omdat de meetresultaten in het rapport van Unilever niet inhoudelijk zijn betwist worden de vorderingen van Colgate afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1953

Talloze merken op haar naam

Rechtbank Den Haag, 19 april 2006, HA ZA 05-658. Dell Inc. tegen  S.G.M. Tychon.

Vonnis inzake het verval door non-usus van Benelux beeldmerk.

Het wereldwijde computerbedrijf Dell is houdster van diverse merken, ingeschreven voor computergerelateerde waren en diensten, onder meer van een Beneluxmerk en een identiek Gemeenschapsmerk (boven). Tychon heeft op 11 februari 2000 bij het Benelux-merkenbureau een beeldmerk gedeponeerd, onder meer voor het ontwikkelen van computerprogrammatuur en de implementatie daarvan, dat er als volgt uitziet (midden). Dell heeft begin 2000 een aanvraag gedaan voor een Gemeenschapsmerk in de klassen 9, 35, 39, 40 en 42 (onder).

Op 2 januari 2001 heeft Tychon tegen voormelde aanvraag van Dell oppositie ingesteld bij het OHIM, zulks op de grond dat er gevaar voor verwarring bestond tussen het door Dell aangevraagde Gemeenschapsmerk en het anterieure Beneluxmerk van Tychon. Bij beslissing van 21 juni 2004 heeft de oppositie-afdeling van het OHIM de oppositie gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanvraag van Dell afgewezen voor een aantal waren en diensten waarop die aanvraag betrekking had, meer in het bijzonder voor waren en diensten op het gebied van computers. Dell heeft tegen deze beslissing beroep aangetekend bij de Kamer van Beroep van het OHIM, waarop nog niet is beslist.

In de onderhavige procedure vordert Dell primair dat de rechtbank het Beneluxmerk van Tychon nietig zal verklaren op basis van artikel 4 lid 6 BMW (depot te kwader trouw) en subsidiair dat de rechtbank de vervallenverklaring van dat merk zal uitspreken omdat het merk gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren zonder geldige reden niet normaal gebruik is gebruikt binnen het Benelux-gebied.

De rechtbank laat in het midden of het merk van Tychon te kwader trouw is gedeponeerd, omdat het volgens de rechtbank in elk geval vervallen behoort te worden verklaard wegens non-usus. Onder verwijzing naar de Ajax/Ansul-uitspraak van het HvJ EG  stelt de rechtbank vast dat hier niet bewezen is dat hier sprake is geweest van normaal gebruik. Uit de ingediende producties kan een dergelijk gebruik in elk geval niet worden afgeleid: “Nog daargelaten dat uit geen van die producties valt af te leiden dat die ondubbelzinnig betrekking hebben op de relevante periode tot 11 februari 2005, leveren die producties noch afzonderlijk, noch in onderling verband bezien enige aanwijzing, laat staan bewijs op voor normaal gebruik in de zin van het zojuist weergegeven criterium.” 

Het verweer van Tychon dat hij altijd van plan is geweest zijn merk te gaan gebruiken, maar daarin werd gehinderd doordat hij actie moest ondernemen tegen Dell wordt gepasseerd, evenal het verweer dat Dell niet kan gelden als belanghebbende in de zin van de betreffende wetsbepaling. 

Ook het laatste verweer van Tychon, dat Dell als grote onderneming die talloze merken op haar naam heeft geregistreerd geen belang heeft bij de vervallenverklaring, althans minder belang dan Tychon bij instandhouding van zijn merk, strandt:  “Dat verweer behoeft niet te worden onderzocht, nu voor een belangenafweging als door Tychon kennelijk voorgestaan in het kader van een procedure als de onderhavige geen plaats is (zie rb ’s-Gravenhage 9 juli 2003, BIE 2004 nr. 80 inzake Montana, met name r.o. 11).

Het merk van Tychon wordt dus vervallen verklaard en de doorhaling ervan wordt bevolen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1952

Vergelijkbaar A-merk

Rechtbank Haarlem, 14 april 2006, rolnr. 122965/KG ZA 06-145. Biretco tegen Halfords. Vonnis over misleidende reclame in de rijwielhandel (met een kleine kanttekening over vergelijkende reclame).

Halfords maakt via zowel huis-aan-huis folders als op haar website reclame voor de A-merkenconcurrent Union Unica voor slechts EUR 499,-. Biretco, een retailorganisatie voor zelfstandige rijwielondernemers, exploiteert vier franchiseformules. Biretco vordert onder meer Halfords te verbieden onrechtmatige advertenties of mededelingen als in de reclame te verspreiden of openbaar te maken en te rectificeren.

Biretco heeft gesteld dat Halfords in haar advertenties ten onrechte de indruk wekt dat de Union Unica een fiets zou zijn van een vergelijkbare kwaliteit als een A-merk fiets en dat een met de Union Unica vergelijkbare fiets in de vakhandel EUR 749,- kost, zodat de advertenties onrechtmatig prijsvergelijkende reclame-uitingen zijn in de zin van artikel 6:194a BW. Biretco heeft daarbij aangevoerd dat de bij haar aangesloten rijwielhandelaren in de prijsklasse rond EUR 500,- diverse modellen fietsen verkopen die kwalitatief vergelijkbaar zijn met de Union Unica en dat de modellen die bij die rijwielhandelaren in de prijsklasse rond EUR 750,- worden verkocht van een dermate hogere kwaliteit zijn dat de vergelijking tussen deze fietsen en de Union Unica als misleidend heeft te gelden.

Biretco verwijst in dat verband naar de rapportage van K. en de daarin vervatte conclusies, te weten dat de Union Unica niet vergelijkbaar is met A-merk fietsen van EUR 750,- en dat de Union Unica in vergelijking met een drietal B-merk fietsen slechts beter is dan één van die drie fietsen.

Halfords heeft betoogd dat de Union Unica wel degelijk een ‘uitstekende merkfiets’ is zoals in de advertenties wordt beweerd en kwalitatief te vergelijken is met fietsen die bij rijwielhandelaren in de prijsklasse rond EUR 750,- worden verkocht.

"De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat de juistheid van de stelling van Biretco, dat de Union Unica geen ‘uitstekende merkfiets’ is zoals in de reclame van Halfords wordt beweerd, onvoldoende vast is komen te staan. [...] De stelling van Biretco dat de fietsen die in de vakhandel worden verkocht in de prijsklasse rond EUR 750,- wat kwaliteit betreft niet met de Union Unica vergelijkbaar zijn, is evenmin aannemelijk geworden."

"Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de in de reclame van Halfords gemaakte vergelijking tussen de Union Unica en fietsen die in de rijwielhandel worden verkocht in de prijsklasse rond EUR 750,- niet is gebaseerd op een objectieve vergelijking van wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van die fietsen. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat de gemiddelde consument zal begrijpen dat de term ‘vergelijkbare modellen’ niet impliceert dat sprake is van identieke modellen en dat hij dus enig zelfstandig onderzoek zal moeten doen naar de vraag of de Union Unica voor wat de kwaliteit betreft hetzelfde is als de fietsen die bij de rijwielhandel voor EUR 749,- worden aangeboden."
De reclame wordt aldus niet misleidend geacht.

De rechtbank maakt nog een kleine kanttekening ten aanzien van vergelijkende reclame (hoewel Halfords niet betwist heeft dat haar reclame vergelijkend is): "Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er in reclame met een vergelijking met de goederen of diensten van een concurrent in het algemeen - in het onderhavige geval ‘de rijwielhandel’ - voor degene die de reclame maakt meer “speelruimte” dan in reclame waarbij de concurrent met name wordt genoemd. Dat is alleen anders wanneer de consument de vergelijking kan herleiden tot een bepaald goed, dienst of merk. Voor het onderhavige geval is in dit verband van belang dat de vier franchiseformules van Biretco niet dermate bekende organisaties zijn - de voorzieningenrechter is daarvan althans niet gebleken - dat het de consument die de reclame van Halfords tot zich neemt aanstonds duidelijk zal zijn dat met door (een van) die franchiseformules aangeboden fietsen wordt vergeleken."

Lees het vonnis hier.

IEF 1951

Werelddagen

Ook m.b.t. werelddagen blijkt er zoiets als concurrentie te bestaan. Naast World IP Day op 26 april (Meer over de IEForum.nl Wereld IE Dag-borrel hier) bestaat er ook nog zoiets als de World Book and Copyright Day, op 23 April:  

"By celebrating this Day throughout the world, UNESCO seeks to promote reading, publishing and the protection of intellectual property through copyright. 23 April: a symbolic date for world literature for on this date and in the same year of 1616, Cervantes, Shakespeare and Inca Garcilaso de la Vega all died. It is also the date of birth or death of other prominent authors such as Maurice Druon, K.Laxness, Vladimir Nabokov, Josep Pla and Manuel Mejía Vallejo. It was a natural choice for UNESCO's General Conference to pay a world-wide tribute to books and authors on this date, encouraging everyone, and in particular young people, to discover the pleasure of reading and gain a renewed respect for the irreplaceable contributions of those who have furthered the social and cultural progress of humanity."

Lees hier meer.

IEF 1950

Explosief

Rechtbank Arnhem, 8 maart 2006, LJN: AW2487. Primagaz Nederland B.V. & Compagnie Des Gaz De Pétrole "Primagaz" tegen Kavegas B.V.

Art. 13 bis lid 1 BMW: beslag op productiemiddelen. Primagaz SA is houdster van het woordmerk PRIMAGAZ en het beeldmerk  . Primagaz B.V. is licentiehoudster van deze merken. Primagaz verkoopt vloeibare gassen welke zij distribueert in gasflessen. De gasflessen worden (tegen betaling van statiegeld) in bruikleen gegeven aan afnemers. De gasflessen zijn voorzien van het PRIMAGAZ merk en na elke vulling wordt de kraan voorzien van een plastic krimpfolie seal waarop eveneens het merk is aangebracht.

Aanleiding voor het geschil is dat Kavegas, tot 1997 hoofddepothouder van Primagaz, ondanks het einde van de relatie Primagaz gasflessen vult en distribueert. Daarbij worden ook de seals van Pimagaz nagemaakt en op de gasfleskranen aangebracht. Primagaz heeft conservatoir beslag laten leggen, niet alleen  op de Primagaz gasflessen maar ook op de vulinstallaties (roerende zaken ten behoeve van productie in de zin van art. 13bis lid 1 BMW) van Kavegas.

Kavegas verweert zich met de stelling dat zij de betreffende gasflessen heeft ingekocht bij reguliere depothouders van Primagaz en zelf die flessen niet heeft gevuld of voorzien van een seal. De rechtbank wil wel aannemen dat er Primagaz flessen met vervalste seals in omloop zijn maar Primagaz slaagt er niet in om te bewijzen dat Kavegas de flessen zelf heeft gevuld of voorzien van een valse seal. Zij krijgt daarvoor alsnog een bewijsopdracht.

De rechtbank overweegt op voorhand dat, indien Primagaz in haar bewijslevering slaagt, de vordering van Primagaz tot afgifte van de inbeslaggenomen vulinstallatie in ieder geval niet toewijsbaar is. Vereist is volgens de rechtbank dat er:

“een rechtstreeks verband bestaat tussen de inbreuk en het middel waarmee inbreuk wordt gemaakt. Machines die, zonder dat er inbreuk wordt gemaakt, ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, kunnen niet daartoe worden gerekend. Ook als komt vast te staan dat Kavegas met gebruikmaking van bedoelde installatie Primagaz-gasflessen vult, dan laat dat onverlet dat zij onbetwist heeft gesteld dat zij de installatie ook gebruikt om eigen Kavegas-flessen te vullen. Dat betekent er geen rechtsgrond is voor afgifte van de installatie aan Primagaz op grond van artikel 13bis BMW.”

De rechtbank geeft niet aan waarop zij deze uitleg van 13bis lid 1 baseert. Tekst & Commentaar, Kort Begrip, Merkenrecht zwijgen erover (de laatste omdat 13bis, of een soortgelijke bepaling voor het merkenrecht toen nog niet bestond). Ook een summiere zoektocht in de BIE en de IER leverde vooralsnog niets op. Dus: wie het weet, mag het zeggen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1949

Vlinderen (2)

Orange tipVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 april 2006, KG ZA 06-288, Orange Personal Communications Services Limited tegen Otip Media Group B.V. c.s.

Orange is houdster van meerdere woord- en beeldmerken inhoudende het woord ORANGE. Deze worden met name gebruikt voor diensten op het gebied van de telecommunicatie. Otip Media gebruikt de aanduiding ORANGETIP, al dan niet in een gestileerde vorm, in het kader van het exploiteren van een zoekmachine op internet.

De rechter stelt gedaagde in het gelijk: “Die onderscheidingskracht (van het merk ORANGE) is voor andere waren dan telecomdiensten niet groot. Dat blijkt reeds uit de door Meppelink c.s. overgelegde producties, waaruit valt af te leiden dat de aanduiding ORANGE in talloze handelsnamen en merken voorkomt hetzij als onderdeel van één woord, hetzij in een samenstel van twee woorden. Kortom: het merk ORANGE moet voor de waren en diensten in klasse 35 worden aangemerkt als een merk met een beperkt onderscheidend vermogen.”

“Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter leidt het (…) tot de slotsom dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het gebruik door Meppelink c.s. van de aanduiding ORANGETIP gevaar voor verwarring met het merk ORANGE -zoals gedeponeerd voor diensten in klasse 35 doch daarvoor nimmer gebruikt- oplevert bij het in aanmerking komende publiek. De -ook- aanwezige verschillen in totaalindruk tussen enerzijds ORANGE en anderzijds ORANGETIP alsmede de geringe onderscheidingskracht van het merk ORANGE voor de diensten waarvoor Meppelink c.s. de aanduiding ORANGETIP gebruiken geven daarbij de doorslag.”

Lees het vonnis hier.

IEF 1948

Schapen (2)

Molblog bericht dat de reclameschapen nog een staartje krijgen. Zonnecentrum Svenksa Sol Health Care uit Wormerveer claimt dat Lease-a-Sheep het idee van het behangen van schapen met reclame van haar gestolen zou hebben. Svenksa Sol voorzag naar eigen zeggen al in 1996 koeien van een reclamedek en beweert de reclame-uiting destijds ‘notarieel’ te hebben vastgelegden. Svenska Sol sommeert Lease-a-Sheep nu de reclame-uitingen te staken.

Advocaat van Lease-a-Sheep, mr. W.Ph. Steenhuisen is niet onder de indruk de sommatie: "Hoewel Svenska Sol stelt dat door hen het ‘gedachtegoed’ van Lease-a-Sheep notarieel is vastgelegd, op grond waarvan men kennelijk meent dat zij het alleenrecht op shirtsponsoring voor dieren hebben verworven, heeft men verzuimd een kopie van deze vastlegging te geven, waardoor wij niet in staat worden gesteld om de waarde van die vastlegging te beoordelen."

"Daarnaast is de door Lease-a-Sheep gebruikte wijze van reclame niet overeenkomstig de door Svens-ka-Sol destijds aangebrachte reclame-uiting. De door Lease-a-Sheep en Hotels.nl gebruikte dekjes zijn speciaal ten behoeve van het welzijn van de schaap vervaardigd, terwijl Svenska Sol destijds eenvoudigweg een vlag om de koe heeft gebonden." Lees meer hier. Eerder bericht hier.
IEF 1947

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Haarlem, 14 april 2006, LJN: AW2496. Biretco B.V. tegen Halfords Nederland B.V.

“Geoorloofde (prijsvergelijkende) reclame door Halfords voor een Union merkfiets voor € 499. Niet aannemelijk is geworden die fiets geen “uitstekende merkfiets” is, zoals in de reclame wordt gesteld en dat een “vergelijkbaar model” bij de rijwielhandel niet € 749 kost. Overweging ten overvloede: in reclame met een vergelijking met de goederen of diensten van een concurrent in het algemeen - in het onderhavige geval met ‘de rijwielhandel’ – is voor degene die de reclame maakt meer “speelruimte” dan in reclame waarbij de concurrent met name wordt genoemd. Dat is alleen anders wanneer de consument de vergelijking kan herleiden tot een bepaald goed, dienst of merk. Daarvan lijkt in casu geen sprake.” Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Arnhem, 8 maart 2006, LJN: AW2487. Primagaz Nederland B.V. & Compagnie Des Gaz De Pétrole "Primagaz" tegen Kavegas B.V.

“De rechtbank wil wel aannemen dat er Primagaz-flessen met nagemaakte seals in omloop zijn, maar overweegt dat het enkele feit dat kavegas Primagaz-flessen met namaakseals in haar bezit heeft (gehad) nog geen indicatie is dat Kaegas verantwoordelijk is voor het aanbrengen van die namaakseals op de Primagaz-flessen en het in omloop brengen van die flessen.” Lees hier meer.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 april 2006 (bij vervroeging), HA ZA 05-2015. Wijbenga Machines B.V. Tegen  Eisenkolb Confectiemachines B.V. & Inprotec International B.V. Octrooirecht. Lees het vonnis hier. Eerder vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 19 april 2006, LJN: AW2164, Eiser tegen De Telegraaf Tijdschriften Groep B.V.

 “Onrechtmatige perspublicatie: Artikel met foto's van eiser in Privé van 20 april 2005 onrechtmatig jegens eiser. Artikel is niet gebaseerd op feitenmateriaal en daardoor onrechtmatig. Ook de foto's zijn in combinatie met de begeleidende tekst onrechtmatig en vormen een inbreuk op het privé-leven van eiser. TTG dient een bedrag van € 20.000,= aan schadevergoeding te betalen.” Lees het vonnis hier.

IEF 1946

Mercedes Novatie

Rechtbank Almelo, 19 april 2006, rolnr. 77614/ KG ZA 06-80. X B.V. tegen B. Executiegeschil.

Tussen partijen bestaat sinds het vroege najaar van 2004 een geschil over de intellectuele eigendom van de typeaanduiding ‘X5’, alsmede over een aantal door X geregistreerde domeinnamen. Het hof heeft X onder meer veroordeeld tot wijziging van de handelsnaam en doorhaling van de domeinnamen. Nu dit laatste niet gebeurd is, heeft B executoriaal beslag laten leggen op een automobiel van het merk Mercedes-Benz, type SLR McLaren. Dit beslag is de reden dat X thans B heeft gedagvaard in kort geding. X vordert de opheffing van het beslag.

X stelt dat de door partijen naar aanleiding van het arrest van het hof getekende overeenkomst dient te worden aangemerkt als een zogenaamde novatie in die zin dat de overeenkomst in de plaats van het arrest van het hof treedt. X stelt verder dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting uit hoofde van die overeenkomst. De beslaglegging is daarom ongegrond en onrechtmatig.

De rechtbank oordeelt: "Uit de tekst van de overeenkomst leidt de voorzieningenrechter af dat partijen slechts in onderhandeling zijn getreden over de wijze waarop (een gedeelte van) de executie van het arrest van het hof zou plaatsvinden en dat de overeenkomst derhalve een aanvullende werking heeft, waarbij het dictum van het arrest onverkort in stand blijft. [...] Ook de stelling van X dat in het bijzonder de dwangsombepaling haar executoriale kracht heeft verloren gaat niet op."

"Dat X vervolgens heeft gedraald met de doorhaling dan wel opheffing van de op haar naam geregistreerde domeinnamen, is een omstandigheid waarvan de gevolgen thans voor rekening en risico van X dienen te komen. De stelling van X dat zij gewacht heeft met de doorhaling c.q. opheffing van de registraties omdat B volgens X een rechtspersoon zou moeten aandragen aan wie de domeinnamen overgedragen zouden kunnen worden, doet aan het voorgaande niet af. Uit het arrest van het hof valt dit in ieder geval niet af te leiden en de brief waarop X zich beroept is gedateerd vóór de procedure bij het hof en dat maakt dat aan deze brief in het kader van de onderhavige procedure geen waarde gehecht kan worden. Ook de stelling van X dat een definitieve doorhaling van de domeinnamen voor X zeer riskant zou zijn, gaat niet op als argument voor het niet tijdig doorhalen van de domeinnamen. Dat een derde er mee aan de haal zou kunnen gaan, is een omstandigheid waar X part noch deel aan heeft. In dat geval had B die derde kunnen aanspreken op eventueel onrechtmatig gedrag, zonder dat dit van invloed was op de rechtsverhouding tussen partijen."

De conclusie luidt dan ook dat X niet (volledig) heeft voldaan aan ten eerste het arrest van het hof en ten tweede de aanvullende overeenkomst. Hierdoor kan en mag B overgaan tot het vorderen van dwangsommen.
Lees hier het vonnis.

IEF 1945

2x RCC

- Discotheek The Palace in Groningen overtreedt de Reclamecode.  The Palace prijst bier aan voor minder dan de helft van de normale verkoopprijs, te weten een “halve euro”.  Dit is in strijd met artikel 20 van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Drank .

- Commercials BankGiro Loterij misleidend. De Reclame Code Commissie heeft de commercials van de BankGiro Loterij misleidend bevonden. Deze geven een misleidende voorstelling van de kans dat men een prijs wint. Zowel in de radio- als in de televisiecommercial wordt gezegd dat “gemiddeld 1 op de 5” wint, “dus van elke 5 deelnemers wint er altijd 1”. De conclusie dat van elke 5 deelnemers er altijd één wint is onjuist, waardoor de uitingen een onjuiste, te gunstige voorstelling geven van de winkans.

Website RCC hier.