IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 1837

Door onvolledigheid misleidend

Rechtbank Utrecht, 21 februari 2006, KG ZA 06-50, Videma tegen Mitex. (Met dank aan Ruben Brouwer, Vogel en Ruitenberg advocaten). Videma verzet zich tegen succesvol auteursrechtelijke laster. Lees eerdere berichten hier.

Videma verleent vergunningen voor het vertonen van auteursrechtelijke werken aan derden. Zij verleent sinds 2000 licenties voor groepstelevisie aan o.a. overheidsinstellingen, scholen, sportclubs, winkels en cafe's.  Mitex, een branche organisatie voor de detailhandel, heeft op haar website en in haar magazine naar het oordeel van Videma onjuiste mededelingen over Videma gedaan. Mitex stelde op haar website en in haar magazine o.a. "dat Videma geen wettelijke grondslag heeft en dat zij niet kan garanderen dat er geen andere organisatie met een vergelijkbare claim komt". Mitex beveelt aan facturen van Videma niet te betalen.

Videma voert aan dat door opzettelijk onjuiste mededelingen over Videma te doen, Mitex de eer en goede naam van Videma aantast, hetgeen onrechtmatig is. Mitex acht Videma niet ontvankelijk daar zij niet bevoegd is in rechte op te treden en evenmin heeft aangetoond dat zijnex art 305a BW als belangenorganisatie de vordering heeft ingesteld.

De rechter oordeelt dat Videma voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op grond van opdrachten van diverse prodcuenten en auteursrechthebbenden als uitvoerder van de vertoningsrechten een zelfstandig belang heeft bij haar vordering. De vorderingen tegen Mitex Beheer BV, Mitex Diensten BV en Mitex betaaldienst BV worden afgewezen  omdat de publicaties uitsuitend zijn verzorgd door Mitex.

Bij de beoordeling omtrent de gevorde rectificatie overweegt de rechter dat hier een belangenafweging van het belang van Videma (eer en goede naam) en Mitex (vrijheid van meningsuiting) dient plaats te vinden.

Aan de door Videma verstuurde facturen ligt naar het oordeel van de rechter een contractuele relatie ten grondslag Ook de passage over de financiele risico's is onjuist en door onvolledigheid misleidend (men kan immers ook door BUMA en Sena aangesproken worden voor wat betreft de auteursrechten op muziekwerken en nabburige rechten op uitvoeringen en fonogrammen). De rectificatievordering  van Videma wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1836

Arrogante houding

Persbericht: “TargetMedia B.V., één van de grootste aanbieders van ringtones in Nederland en exploitant van onder meer de website www.ringtonio.nl, zal Buma/Stemra voor de rechter dagen om een eind te maken aan een lang lopend conflict over de afdracht van auteursrechtvergoedingen.

TargetMedia stoort zich aan de volstrekt willekeurige wijze waarop Buma/Stemra omgaat met de verschillende partijen in de ringtone- en download-industrie, aan de ondoorzichtige manier waarop vergoedingen worden geïncasseerd bij gebruikers en doorbetaald aan rechthebbenden, en aan de arrogante houding die Buma/Stemra als monopolist aanneemt zodra er sprake is van een verschil van mening.

Met een procedure wil TargetMedia Buma/Stemra dwingen om duidelijke en eenduidige overeenkomsten op te stellen, een deugdelijke administratie en controle te voeren, en gelijke gevallen op een gelijke wijze te behandelen. Daarbij zal TargetMedia ook een bedrag terugvorderen dat zij in het verleden teveel heeft betaald.

TargetMedia verwacht dat in deze procedure de werkwijze van Buma/Stemra op een fundamentele manier aan de kaak zal worden gesteld. Daar zullen rechthebbenden op muziek en gebruikers van muziek uiteindelijk baat bij hebben. Paul van Rooij, CEO van TargetMedia, zegt hierover het volgende:

"Al sinds 2002 proberen wij bij Buma/Stemra zaken helder te krijgen en er voor te zorgen dat de afdrachten in onze industrie correct, volledig en voor iedereen gelijk verlopen.

Ik heb in die jaren de indruk gekregen dat Buma/Stemra haar eigen organisatie volstrekt niet in de hand heeft. De registratie en controle is naar mijn mening dramatisch. Dat is nadelig voor mij als gebruiker van muziek maar net zo goed voor de rechthebbenden. Ik vermoed dat de Buma/Stemra leden en de platenmaatschappijen de afgelopen jaren gezamenlijk meer dan een miljoen euro zijn misgelopen aan opbrengsten. De platenmaatschappijen krijgen hun geld via de NVPI die zich weer baseert op de cijfers van Buma/Stemra, dus daar voelt men de nadelen van de gebrekkige administratie net zo goed.

Als je dit probleem bij Buma/Stemra aankaart lijkt het eerst alsof ze het gesprek willen aangaan, maar als hun argumenten op zijn nemen ze gewoon weer de houding aan van een pure monopolist. Dan krijg je te horen dat je gewoon moet doen wat ze zeggen, en dat je anders een verbod krijgt om hun muziek te gebruiken. De meeste partijen wijken uiteindelijk onder die druk: ze willen niet het risico lopen dat ze hun activiteiten moeten staken, of ze zien op tegen de torenhoge kosten van een procedure.

TargetMedia heeft echter besloten dat het mooi is geweest en dat er nu maar eens duidelijkheid moet komen voor de hele industrie. Wij zijn niet bang voor een rechtszaak en zullen Buma/Stemra op korte termijn dagvaarden. Als het nodig is zullen we in de rechtszaak ook relevante partijen uit de markt oproepen als getuigen.

Misschien is niet iedere marktpartij even blij met deze stap, maar wij menen dat dit noodzakelijk is om de ringtone- industrie (en die van de downloads) gezond te maken en te houden. Dat is niet omdat wij moraalridder willen spelen, maar gewoon omdat we het spuugzat zijn om door deze club monopolisten in de tang te worden gehouden."


Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:

Maarten Schut
Kennedy Van der Laan

Paul van Rooij
CEO Targetmedia B.V."

Lees persbericht ook hier.

IEF 1835

Tackelen

"After having spelled out the Commission’s plans for a European Digital Library at the beginning of this month, Information Society and Media Commissioner Viviane Reding today chaired the first meeting of the High Level Expert Group on Digital Libraries. The group will advise the Commission on how to tackle key challenges in making Europe’s cultural heritage available online.

The group also had a first exchange of views on copyright issues. In a recent online consultation, right-holders supported the adequacy of the present copyright rules and the need to fully respect and enforce them, while cultural institutions highlighted a number of problems in the present copyright framework that could potentially undermine efficient digitisation and digital preservation."  Lees het volledige persbericht hier.

IEF 1834

Vlinderen

Telecomaanbieder Orange heeft het internetbedrijf OrangeTip uit Emmen voor de kortgedingrechter in Den Haag gedaagd, zo meldt het Dagblad van het Noorden. Het bedrijf uit Emmen zou inbreuk op het merkenrecht van Orange maken. "OrangeTip lijkt in woord en beeld te veel op Orange en dat leidt tot verwarring bij het publiek". Nu beide bedrijven zich tevens bezighouden met het samenstellen van adressenbestanden voor publicatie op het internet, neemt de chaos nog meer toe, zo stelt de advocaat van Orange. Orange eist bij de rechter elk van de drie aandeelhouders van OrangeTip te veroordelen tot een direct opeisbare dwangsom van 10.000 euro per dag.

OrangeTip is verbaasd, aldus een van de aandeelhouders. "OrangeTip is een vlinder. Emmen is de vlinderstad van Nederland en de thuisbasis van ons bedrijf." Ook de advocaat van OrangeTip begrijpt het niet: "Op het internet staan ontzettend veel bedrijven die de naam Orange gebruiken. Ik snap niet waarom mijn cliënt er nu is uitgepikt. Laten we wel zijn, OrangeTip is natuurlijk geen serieuze bedreiging voor het grote Orange en heeft bovendien niets met mobiele telefonie van doen." Wordt uiteraard vervolgd.

IEF 1833

De mare Liberum

Rechtbank Leeuwarden, 1 maart 2006, HA ZA 05-36. Imtech Marine & Offshore BV tegen  Alewijnse Noord BV en IP Engineering BV.  (Met dank aan Christel Jeunink, Dirkzwager Advocaten & Notarissen

Over de vraag of Imtech auteursrechten kan inroepen voor hoofdschakelkasten bestemd voor schepen, en zo ja, of Alewijnse Noord en IP Engineering inbreuk hebben gemaakt op deze auteursrechten.

Zowel Alewijnse Noord als Imtech leveren diensten op het gebied van boordautomatisering. Beide partijen vervaardigen in dit kader hoofdschakelkasten. IP Engineering is zowel leverancier van Alewijnse Noord als van Imtech. Royal Huisman Shipyard, een grote scheepswerf voor luxe jachten, heeft Alewijnse Noord een opdracht gegund tot het vervaardigen van een hoofdschakelkast. IP Engineering is door Alewijnse Noord ingeschakeld voor de vervaardiging van het plaatwerk van de betreffende hoofdschakelkast. In de procedure voor de Rechtbank Leeuwarden stelt Imtech dat de geleverde hoofdschakelkast een verveelvoudiging is van eerder door haar vervaardigde hoofdschakelkasten en vordert onder meer een inbreukverbod.

De vorderingen van Imtech stranden op het primaire verweer van Alewijnse Noord en IP Engineering, namelijk dat geen auteursrechten op de hoofdschakelkasten rusten, omdat de uiterlijke kenmerken uitsluitend het resultaat zijn van technische eisen en derhalve objectief bepaald zijn. 

De rechtbank is wel met Imntech van oordeel dat de functionaliteit van een (element van een) product niet per definitie verhindert dat het product een eigen oorspronkelijk karakter heeft. De stelling van Imtech dat de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt neemt echter niet weg dat die keuzes grotendeels objectief zijn bepaald, omdat ze voornamelijk gericht zijn op een beoogd technisch effect. Dát er keuzes zijn gemaakt onvoldoende, het gaat erom wat voor soort keuzes er zijn gemaakt.

Lees het vonnis hier.

IEF 1832

Vreemde bedgenoten (8)

Prof. mr. D.J.G.Visser: Rechten op overheidsinformatie gewijzigd. Artikel 15b Aw gewijzigd, nieuw artikel 9a WNR ingevoerd. Vermoedelijk het laatste bericht in de serie Vreemde Bedgenoten (eerdere berichten hier).

Per 20 januari 2006 (zie Stb. 2005, 25) is art. 15b Auteurswet dat betrekking heeft op door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakte werken op een belangrijk punt gewijzigd. De regel dat verdere openbaarmaking of verveelvoudiging daarvan geen auteursrechtinbreuk oplevert is sindsdien alleen nog van toepassing op werken “waarvan de openbare macht de maker of rechtverkrijgende is”.

De wijziging van art. 15b heeft tot gevolg dat publicatie door of vanwege de openbare macht niet meer tot ‘onteigening’ van auteursrecht van derden kan leiden. De overheid kon onder de oude regeling zonder toestemming en zonder het recht daartoe te verwerven beschermd werk van derden ‘in het publiek domein gooien’. Dat kan nu niet meer, dat is een pluspunt. Minpunt is voor de gebruikers dat zij er niet meer op kunnen vertrouwen dat als informatie door of vanwege de openbare macht openbaar is gemaakt, deze vrijelijk mag worden hergebruikt (vgl. M.M.M. van Eechoud, Mediaforum 2005-9, p. 291). Zie voor kritiek op de oude regeling:  Spoor/Verkade/Visser, p. 140-49.

Daarnaast is er in de WNR een nieuw artikel 9a opgenomen dat als volgt luidt:

“De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, zijn niet van toepassing op een door of vanwege de openbare macht in het verkeer gebrachte opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, opnamen van een programma, en een reproductie daarvan en openbaar gemaakte uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma, opname van een programma, en een reproductie daarvan, waarvan de openbare macht de rechthebbende is, tenzij de rechten hetzij in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op of in het op grond van deze wet beschermde materiaal zelf dan wel bij het in het verkeer brengen of openbaar maken daarvan uitdrukkelijk zijn voorbehouden”.

Deze aanpassing van de WNR is het herstel van een omissie die vanaf in de invoering van de WNR in 1993 in de wet heeft gezeten. Er was en is geen reden om in de WNR niet een met artikel 15b Aw overeenstemmende regeling op te nemen en het ontbreken ervan ondergroef de effectiviteit van art. 15b Aw (vgl. Spoor/Verkade/Visser, p. 673).

IEF 1831

Een eigen recht

Rechtbank Breda, 8 februari 2006, HA ZA 04-1471. Van Gelderen Advocaten B.V. tegen Dhr. S.F. Mensen / Bureau Finview.

Van Gelderen, een advocatenkantoor gespecialiseerd in arbeidsrecht, biedt een telefonische nieuwsdienst onder de naam “De (landelijke) ontslaglijn”. Bureau Finview, een financieel adviesbureau geeft onder andere telefonisch advies in ontslagkwesties.

Voorgeschiedenis van deponeren en vastleggen gaat terug tot 1999. In dat jaar heeft Mensen de domeinnaam ontslaglijn.nl laten vastleggen. De inschrijving van het door Van Gelderen gedeponeerde woordmerk Ontslaglijn is in 2002 door het BMB geweigerd. In mei 2003 heeft Van Gelderen, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003, de handelsnaam “De (landelijke) Ontslaglijn”doen inschrijven in het handelsregister. Mensen heeft eveneens in mei 2003 de handelsnaam De Ontslaglijk laten inschrijven bij de KvK. In  november 2003 heeft mensen, na sommatie van Van Gelderen, de woorden “de  ontslaglijn van Bureau Finview” van haar website verwijderd. In september 2004 heeft Van Gelderen tenslotte het woord/beeldmerk De Ontslaglijn ingeschreven bij het BMB. Van Gelderen beschuldigt Mensen nu van merkinbreuk.

Rechtbank Breda vindt echter dat het merk van Van Gelderen ieder onderscheidend vermogen mist, het is geen emergent merk en inburgering is niet aangetoond. Bovendien heeft Mensen de tekens “de ontslaglijn”en öntslaglijn.nl” slechts gebruikt in beschrijvende zin en zelfs als het merk onderscheidend zou zijn geweest, zou er dus nog geen sprake zijn van inbreuk.

Finview heeft daarnaast een geldige reden om het teken te gebruiken, nu zijn dienstverlening ziet op ontslagkwesties en hij het teken reeds voor het gedeponeerd werd als domeinnaam gebruikte. Aldus beschikt hij over “een eigen recht om dat teken te gebruiken en dat recht behoeft niet voor de toepassing van artikel 13 A BMW te wijken.” Ook  is er geen sprake van nodeloseze verwarring of misleiding en van ongerechtvaardigd voordeel trekken van de reputatie van Van Gelderen of van een onrechtmatige daad kan dus geen sprake zijn.

In reconventie spreekt de Rechtbank de nietigheid uit van dit woord/beeldmerk van Van Gelderen en beveelt tot doorhaling.

Lees het vonnis hier.

IEF 1830

Afkoelen

Het OHIM heeft aangegeven een nieuwe procedure inzake de cooling-off periode in opposities te hanteren. Tot op heden was de standaard cooling-off periode twee maanden, welke periode steeds kon worden verlengd tot het maximum van 24 maanden.

Met ingang van 1 maart is deze procedure gewijzigd. Wanneer er een wederzijds verzoek wordt ingediend om de cooling-off periode te verlengen, wordt deze verleend voor een periode van 22 maanden (inclusief de eerste 2 maanden dus maximaal 1 jaar). Verder is er een opt-out regeling van kracht: partijen kunnen nu eenzijdig aan het OHIM aangeven de verlengde cooling-off periode te willen afbreken. OHIM stelt wederpartij hiervan dan op de hoogte; 14 dagen na de notificatie van het OHIM aan de wederpartij vangt de ‘adversarial part’ van de oppositie aan.

Deze meer praktische benadering van de oppositie moet zowel het OHIM als de gemachtigden van beide partijen veel werk (en termijnstress) uit handen nemen: bij lange onderhandelingen hoeft er niet iedere 2 of 3 maanden een termijnuitstel te worden aangevraagd.

Bericht van OHIM hier.

IEF 1829

Goh

Rechtbank Zutphen, 13 februari 2006, LJN: AV6421. Van den Hurk Beheer B.V. tegen gedaagde.

Merkregistratie niet meer nodig: auteursrecht op logo, maar ook op de (merk)naam.

De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV de naam/het logo “O-NE” in de brief van 25 april 2005 als van haar afkomstig heeft openbaargemaakt. Op deze brief is niet de naam van de oorspronkelijke maker vermeld. Gesteld noch gebleken is dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was. Ingevolge artikel 8 van de Auteurswet leidt dit ertoe dat de vennootschap onder firma van gedaagde en de bestuurder Van Den Hurk Beheer BV als de maker van dat werk wordt aangemerkt.

Onder deze omstandigheden wordt de gestelde overdracht van de auteursrechten van Studio Baz aan Van den Hurk Beheer BV als ongeldig gepasseerd, omdat er - zonder tegenbewijs, waarvoor in deze procedure geen plaats is – van wordt uitgegaan dat Studio Baz niet (meer) bevoegd was om de auteursrechten over te dragen. Daarbij komt nog dat voor deze overdracht een akte nodig is en dat een dergelijke akte in deze procedure niet is overgelegd noch dat het bestaan ervan op overige wijze aannemelijk is geworden. Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV auteursrechtelijke aanspraken heeft op de naam en/of het logo “O-NE”.
Het voeren van een handelsnaam betekent het bij het publiek ter identificatie gebruiken van een naam. Het sturen van een rekening door BAZ aan Van den Hurk Beheer BV op 17 april 2005 wordt niet aangemerkt als het voeren van de handelsnaam “O-NE” in voormelde zin, zodat de brief aan Sita van 25 april 2005 als het eerste - bepalende – voeren van de handelsnaam zal worden beschouwd.

Gedaagde wordt gevolgd in zijn verweer dat de vermelding van “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier, nog niet betekent dat de handelsnaam “O-NE” door Van den Hurk Beheer BV werd gevoerd.

Nu voormelde brief is ondertekend met de namen van bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde met daarachter de vermelding O-NE, is voldoende aannemelijk geworden dat - zoals gedaagde stelt - de naam voor het eerst werd gevoerd door een als een v.o.f. te kwalificeren samenwerkingsverband tussen bestuurder Van Den Hurk Beheer BV en gedaagde.

Dat het kantooradres van Van den Hurk Beheer BV en “onderdeel van Van den Hurk Beheer BV” op het briefpapier vermeld staan en dat Van den Hurk Beheer BV voor het bedenken van de naam zou hebben betaald is in de onderhavige procedure niet relevant, nu dit niet betekent dat is voldaan aan het beslissende criterium van het zich onder de naam O-NE in het handelsverkeer begeven.

Uit het vorenstaande volgt dat onvoldoende aannemelijk is dat Van den Hurk Beheer BV de oudste rechten heeft op het gebruik van de handelsnaam O-NE

Lees het vonnis hier.


v

IEF 1828

Weeswerken

Nog geen plannen voor het weekend? De BNO bericht over een internationale hulpactie voor weeswerken:

“Via de Amerikaanse Illustrators' Partnership ontving de BNO informatie over wetgeving in wording in de Verenigde Staten, de zogenaamde 'Orphan Works Amendment to U.S. Copyright Law'. Deze wetgeving komt er kort gezegd op neer dat inbreuk is toegestaan als werken worden gebruikt waarvan de maker niet bekend is of niet te achterhalen is. Deze werken worden als 'wees' beschouwd en mogen in feite dus door een ieder vrij gebruikt worden, ongeacht of deze werken van binnen of buiten de Verenigde Staten komen.

Met alle mogelijkheden die het internet tegenwoordig biedt, is het voor een rechthebbende vaak onmogelijk in de gaten te houden waar zijn werk opduikt en of de (verplichte) naamsvermelding heeft plaatsgevonden. Is dat niet gebeurd, dan zou een derde volgens deze nieuwe wet het werk als 'orphan' kunnen claimen en gevrijwaard zijn tegen claims wegens inbreuk op rechten. Uiteraard is dit een zeer onwenselijke situatie voor met name illustratoren en fotografen, maar dit kan ook andere ontwerpers treffen.

Daarom heeft de BNO gevolg gegeven aan een oproep bezwaar te maken tegen deze nieuwe wetgeving en faxen verstuurd aan een aantal senatoren die bij dit wetgevingsproces betrokken zijn (zie hier en hier voor de verzonden faxen). Voor meer informatie en een voorbeeldbrief om zelf bezwaar te maken zie het nieuwsbericht "Call for action" van 24 februari jl. op de site www.illustratorspartnership.org. Lees het bericht ook hier.