IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 1777

U verwent ons werkelijk

GvEA 15 maart 2006, zaak T-35/04, Athinaiki Oikogeniaki Artopoiia tegen OHIM /  Ferrero OHG GmbH.

Ferrero stelt op basis van haar oudere Duitse woordmerk "FERRERO"succesvol oppositie in tegen de gemeenschapsmerkaanvraag van het beeldmerk "FERRO" door Athinaiki. Het OHIM is van mening dat de tekens visueel en fonetische overeenstemmen met betrekking tot klasse 30 (koffie, thee, cacao, suiker, brood, banketbakkers- en suikerbakkerswaren, consumptie-ijs etcetera..

Tevergeefs probeert Athinaiki haar gelijk te halen bij het GvEA. Het Gerecht sluit zich grotendeels aan bij de beslissing van de Kamer van Beroep. Partijen zijn het erover eens dat de waren soortgelijk zijn. Blijft over de vraag of de tekens overeenstemmen.

 Dominerende bestanddeel. Het GvEA is evenals de Kamer van Beroep en de oppositieafdeling van mening dat het woordelement "Ferro"het dominerend bestanddeel van het beeldmerk is. "Anders dan verzoekster stelt, is de banier – gelet op de door het aangevraagde merk opgeroepen visuele totaalindruk- immers geen beeldelement dat voldoende belangrijk is om meer de aandacht van de consument te trekken dan het woordelement."

"Het Gerecht is van oordeel dat het woord „ferró" de overhand heeft boven het beeldelement van het aangevraagde merk en daadwerkelijk zijn stempel drukt op de perceptie van dit merk, door de grote afmetingen en de plaats ervan op de banier, die een louter decoratieve functie als achtergrond heeft en daardoor niet als het dominerende bestanddeel van het aangevraagde merk kan worden beschouwd. De kamer van beroep heeft derhalve geen beoordelingsfouten gemaakt door vast te stellen dat „ferró" het dominerende bestanddeel van het aangevraagde merk is en dat de banier slechts van ondergeschikt belang is."

Overeenstemming. Het Gerecht is van oordeel dat de tekens visueel overeenstemmen. "Ook al bestaat het oudere woordmerk uit zeven letters en drie lettergrepen, terwijl het woordelement van het aangevraagde merk slechts vijf letters en twee lettergrepen bevat, dit neemt niet weg dat de twee tekens dezelfde letters bevatten, te weten „f", „e", „r" en „o". Bovendien zijn deze letters in dezelfde volgorde geplaatst. Zo heeft zowel het woordelement van het aangevraagde merk, te weten „ferró", als het woordelement dat het oudere merk vormt, te weten „ferrero", dezelfde begin en eindletter, met name „f" en „o". Bovendien hebben de twee tekens de eerste drie letters, te weten „fer", gemeen. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de consument in beginsel vooral aandacht besteedt aan het begin van het woord."

 "Verder verschilt de lettergreepstructuur van de twee betrokken tekens alleen door de herhaling van het foneem „er" in het oudere merk „ferrero", die ontbreekt in het woordelement „ferró" van het aangevraagde merk. Dit verschil in de lettergreepstructuur van de betrokken tekens heeft evenwel niet de overhand boven de punten van overeenstemming tussen deze tekens, omdat de letters van de extra lettergreep in het woordelement dat het oudere merk vormt, te weten „e" en „r", ook aanwezig zijn in het dominerende woordbestanddeel van het aangevraagde merk, en meer bepaald in de eerste lettergreep ervan.

De extra lettergreep in het oudere merk kan derhalve de visuele totaalindruk die de betrokken merken bij de gemiddelde consument oproepen, niet wijzigen." 

"Met betrekking tot de beeldelementen van het dominerende woordbestanddeel van het aangevraagde merk, zoals de lichtjes gebogen schrijfwijze van het woord „ferró", is het Gerecht verder van oordeel dat deze nauwelijks waarneembaar is en derhalve in casu elk onderscheidend vermogen mist. Hetzelfde geldt voor het gebruik van een grotere eerste en laatste letter in dit woord."

Het Gerecht is eveneens van oordeel dat de tekens fonetisch overeenstemmen. "Er dient immers te worden benadrukt dat alle letters van het woordelement dat het oudere merk vormt, te weten „ferrero", voorkomen in het dominerende bestanddeel van het aangevraagde merk, te weten het woordelement „ferró", en dat dit laatste woordelement geen andere letters bevat dan die van het oudere merk, te weten „f", „e", „r" en „o". Verder zij opgemerkt dat deze letters in dezelfde volgorde zijn geplaatst in de twee betrokken tekens, die overigens beginnen met dezelfde drie letters, te weten „f", „e" en „r", en eindigen op dezelfde letter „o". De twee betrokken tekens stemmen dus uit fonetisch oogpunt in zekere mate overeen."

Eerdere beslissingen. Dat Griekse rechterlijke instanties van mening zijn, dat er geen verwarring tussen de tekens zou bestaan, doet volgens het Gerecht niet terzake, het communautaire merkensysteem is immers een autonoom systeem.

Ook eerdere beslissingen van oppositieafdelingen hebben geen invloed op de beoordeling door het Gerecht.

Lees het arrest hier.

IEF 1776

Eerst even voor jezelf lezen

- Arrest  GvEA, 15 maart 2006, zaak  T-35/04. Athinaiki Oikogeniaki Artopoiia tegen OHIM /  Ferrero (FERRÓ).

Oppositieprocedure  o.g.v. ouder woordmerk FERRERO tegen gemeenschapsmerkaanvraag voor beeldmerk dat woordelement FERRÓ bevat. "Hoewel het sterke onderscheidend vermogen van het oudere merk in aanmerking kan worden genomen bij de beoordeling of enerzijds de betrokken waren of diensten voldoende soortgelijk zijn en anderzijds de tekens voldoende overeenstemmen om verwarringsgevaar te doen ontstaan, is het bestaan ervan geen conditio sine qua non voor de bescherming van het oudere recht." Lees het arrest hier.

- Arrest  GvEA, 15 maart 2006, zaak  T-31/04. Eurodrive tegen OHIM / Gomez Frías.Alleen beschikbaar in het Frans en het Spaans.

Procédure d’opposition, demande de marque figurative communautaire euroMASTER, marques verbales nationales antérieures EUROMASTER, absence de similitude des produits et services, rejet partiel de l’opposition. Lees het arrest hier.

- Arrest GvEA, 15 maart 2006, zaak T-129/04. Develey tegen OHIM. Vormmerk plastic fles.

“Het enige kenmerk waardoor het aangevraagde merk verschilt van de gebruikelijke vorm, zijn de uitsparingen in de zijkanten. Anders dan de door het BHIM gegeven voorbeelden vertoont het aangevraagde merk scherpe krommingen, waardoor bijna de indruk van een halve cirkel ontstaat.Ook al zou dit kenmerk als ongebruikelijk worden aangemerkt, het is op zich niet voldoende om de door het aangevraagde merk opgeroepen totaalindruk zodanig te beïnvloeden dat het aangevraagde merk op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is, en derhalve zijn essentiële functie van herkomstaanduiding kan vervullen.” Lees het arrest hier.

IEF 1775

Pottenkijken in het omveld

Rechtbank ‘s-Gravenhage 15 maart 2006, 259127 / KG ZA 06-135.  Aufderhaar Plastic Industrie B.V. tegen Kreuwel Plastics Almelo B.V.

Eiser Aufderhaar is houder van een Gemeenschapsmodel voor een plantenpot, aangevraagd en ingeschreven in maart 2005. Aufderhaar heeft de plantenpot, de Neva 2, voor het eerst aan het publiek geïntroduceerd op de Internationale Pflanzenmesse, die werd gehouden van 27 tot en met 30 januari 2005 te Essen (Duitsland).

Gedaagde Kreuwel heeft in augustus 2005 op de tuinbouwbeurs Plantarium onder de naam KRV een rozenpot bij het publiek geïntroduceerd. Verder heeft zij de KRV rozenpot op de Horti Fair, gehouden in de RAI in november 2005, tentoongesteld. Vanaf november 2005 heeft Kreuwel de KRV rozenpot aan diverse kwekers aangeboden.

Kreuwel stelt dat het model van Aufderhaar niet nieuw is, geen eigen karakter heeft en technisch bepaald is. De voorzieningenrechter laat de beantwoording van deze vragen in het midden, omdat hij voorshands van oordeel is dat van inbreuk geen sprake is, althans dat een gerede kans bestaat dat de bodemrechter geen inbreuk zal aannemen.

4.2. De KRV rozenpot wekt naar voorlopig oordeel een andere algemene indruk voor de geïnformeerde gebruiker dan de gedeponeerde pot. De hoeken van de KRV rozenpot zijn aanmerkelijk meer afgerond, waardoor vooral ook de bovenkant van de KRV pot een veel rondere indruk maakt dan het gedeponeerde model. Daarmee komt tevens de bovenkant van de KRV pot minder rechthoekig over (eerder vierkant) dan de gedeponeerde pot, terwijl de onderkant van de KRV pot zelfs niet meer (afgerond) rechthoekig is maar (verder afgerond) vierkant. Bij dit een en ander is in aanmerking genomen dat op zich een vierkante pot met taps toelopende zijden en met enigszins afgeronde hoeken reeds bekend was. Anders gezegd, het betreft hier een druk bezet “omveld” van reeds bestaande potten en onder die omstandigheden zal een geïnformeerde gebruiker eerder verschillen tussen de potten opmerken zodat minder snel inbreuk moet worden aangenomen.

4.3. De toepassing in zowel het model als de KRV pot van een kruisvormige verhoging in de bodem van de pot maakt niet dat de algemene indruk hetzelfde is. Het “omveld” toonde reeds een vergelijkbaar verhoogd deel in de bodem dat plusvormig was uitgevoerd, terwijl de in de KRV respectievelijk het gedeponeerde model aangebrachte gatenpatronen (voor een goede toe- en afwatering van de plant in de pot) relevant afwijkend zijn. Zo zijn bij de KRV pot ronde gaten gestanst op de schuin omhoog lopende delen, is het formaat van de gaten op de vier armen van het verhoogde kruisvormige deel aanmerkelijk kleiner en is er een additioneel gat op elk van de vier lager liggende bodemdelen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1774

Aanbodregulering

Persbericht Ministerie van Justitie: "Gedrags- en reclamecode kansspelen reguleert reclameaanbod. De nieuwe ‘gedrags- en reclamecode kansspelen’ is een belangrijke stap om het reclameaanbod in de kansspelsector verder te reguleren. Dat schrijft minister Donner van Justitie aan de Tweede Kamer.

De code is op verzoek van de minister opgesteld door de vergunninghouders en de VAN Speelautomaten Brancheorganisatie. Het toezicht op de reclamecode is neergelegd bij de Reclame Code Commissie. De code is op 15 februari in werking getreden. De code is gesplitst in twee delen. Een gedragscode en een reclamecode "

Twee delen

De code is gesplitst in twee delen. Een gedragscode en een reclamecode. De reclamecode bevat eisen met betrekking tot de inhoud van de reclame, de benadering van kwetsbare groepen en sponsoring.

De gedragscode bevat regels met betrekking tot:

- Het niet aanzetten van minderjarigen of andere kwetsbare groepen tot deelname aan kansspelen;
- de inachtneming van het bepaalde in de Wet bescherming persoonsgegevens;
- het niet benaderen van consumenten die zich hebben aangemeld bij Stichting Infofilter (het centrale meldpunt voor  consumenten - die niet op naam of telefonisch benaderd willen worden door adverteerders);
- de actualiteit van gegevens op verkooppunten;­  
- het tegengaan van opeenhoping van tv-programma’s (mede) gericht op kansspelen.

Verbod op opt-outconstructie
Vooruitlopend op de herziening van de Wet op de kansspelen bevat de code een verbod op de zogenaamde opt-outconstructie bij een uitbreiding van het aantal trekkingen in combinatie met een inlegverhoging. Dit houdt in dat vergunninghouders voor een verhoging expliciet toestemming van de deelnemers moeten vragen.

Dalende reclame-uitgaven
Vooruitlopend op de reclamecode zijn de reclame-uitgaven in de kansspelsector de afgelopen jaren al gedaald. In 2004 was dat negen procent ten opzicht van de reclame-uitgaven in 2002. Vooral de uitgaven voor televisie, radio en direct mail zijn sterk gedaald. Voor televisie met gemiddeld 19%, voor direct mail met 11% en voor radio met 20%.

Lees het persbericht ook hier (inclusief brief Donner)

IEF 1773

Weer een brug te ver

Rechtbank Amsterdam 8 maart 2006, 315819 / H 05.143. V.O.F. Fotografie Paul Martens tegen PCM Uitgevers B.V. (Met dank aan Brinkhof)

Fotograaf Paul Martens heeft een luchtfoto gemaakt van de Erasmusbrug tijdens de Marathon Rotterdam. Deze foto (boven) is in 1998 in het AD geplaatst. In 2003 plaatst het AD een foto van fotograaf Cor de Kock(onder). Dit betreft eveneens een luchtfoto van de Erasmusbrug tijdens de marathon en is vanuit ongeveer dezelfde hoek genomen als de foto van Martens. Martens beroept zich jegens het AD (PCM) op zijn auteursrechten.

De rechtbank Amsterdam is van oordeel dat de foto van Martens in beginsel auteursrechtelijke bescherming geniet maar niet dat er sprake is van voldoende overeenstemming om van een verveelvoudiging te kunnen spreken. Het onderwerp en het fotograferen van een prominent onderdeel van de brug (namelijk de pylon) zijn geen auteursrechtelijk te monopoliseren elementen.

Verder vindt de rechter de onderlinge verschillen dermate groot dat van een nabootsing niet kan worden gesproken, waarbij de rechter overigens in beide gevallen uitgaat van de bijgesneden foto’s zoals die zijn gepubliceerd en niet van de originele foto’s zoals die zijn genomen. Lees het vonnis hier.

IEF 1772

Boodschappen doen

"Het Amsterdamse kantoor van Bas Kist heeft wel wat weg van een buurtsuper. Vensterbanken en dossierkasten staan stampvol met alledaagse boodschappen als pakken koffie, blikjes cola, boterkuipjes en flessen schoonmaakmiddel. Wie de collectie van Kist aan nadere inspectie onderwerpt, ziet echter dat naast bijna elk product een ’kopie’ van een ander merk staat. Bas Kist, directeur van merkenbureau Shield Mark, houdt van boodschappen doen." Lees hier meer (Trouw).

IEF 1771

Op sommatie

Persbericht Stichting Brein: "Opnieuw zijn illegale bittorrentsites op sommatie van BREIN aan hun eigenaren en service providers offline gehaald. Deze keer zes sites waaronder Dutchnova.com die met ongeveer 25.000 gebruikers een van Nederlands grootste bittorrentsites was. Inmiddels zijn 39 van de ruim 90 door BREIN gelokaliseerde Nederlandse bittorrentsites offline.

In totaal hadden deze sites ongeveer 400.000 gebruikers.  Op illegale bittorrentsites wordt op gecontroleerde wijze illegaal de meest populaire films, muziek en games aangeboden. BREIN houdt de eigenaren van dergelijke sites verantwoordelijk voor de massale inbreuk die via deze sites wordt gepleegd. "Zij weten ervan, moedigen het aan en doen er hun voordeel mee", zegt Tim Kuik, directeur van BREIN. "Zij vormen een onmisbare schakel in de illegale verspreiding en zijn daarvoor aansprakelijk." 

BREIN eist van site-eigenaren dat zij hun inbreukmakende en onrechtmatige handelen staken en gestaakt houden op verbeurte van een dwangsom. Daarnaast eist BREIN de namen en adressen van de voornaamste uploaders. Meestal zijn slechts een beperkt aantal mensen verantwoordelijk voor het grootste deel van de oorspronkelijke upload. Deze mensen voorzien vaak meerdere sites van uploads.

Tevens eist BREIN rekening en verantwoording van de inkomsten bij de site. Het hosten van de site moet worden betaald en dat geld moet verdiend worden. Meestal gebeurt dat door het vragen van een zogenaamde 'donaties', in werkelijkheid een betaling waarvoor men dan in ruil een of meer voorrechten verkrijgt, of door advertentie-inkomsten. Van grotere sites of volhardende inbreukmakers vordert BREIN schadevergoeding, die tot in de honderdduizenden euro's kan lopen. 

Van service providers eist BREIN afsluiting van de inbreukmakende sites en waar nodig de naam, adres en woonplaatsgegevens van de site-eigenaar zodat die in persoon kan worden aangesproken. "In de praktijk staan service providers deze gegevens aan ons af wanneer inbreuk aannemelijk is, zeker sinds uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Lycos-Pessers", zegt Kuik.  

Tevens wordt in voorkomende gevallen aangifte gedaan bij de FIOD-ECD van  het plegen van of medeplichtigheid aan bedrijfsmatige inbreuk. Dat is  strafbaar als misdrijf met 4 jaar gevangenisstraf en 45.000 euro boete  voor personen of 450.000 euro voor bedrijven."

IEF 1770

Natrekking

Interessant artikel van Mr E.D.C. Neppelenbroek (RUG) in de nieuwe NJB:  De verkrijging van de eigendom van elektronische bestanden over Internet. Enkele citaten (commentaar is welkom):

“Wat gebeurt er eigenlijk, privaatrechtelijk bezien, als je als gebruiker digitale informatie, zoals elektronische muziekbestanden met popmuziek, downloadt? Wordt hier een stoffelijke zaak in eigendom overgedragen? En: is het downloaden van gegevens een eigendomsoverdracht? Het blijkt dat hoewel er bij genoemde handeling 'iets stoffelijks' op de computer wordt gedownload er toch geen sprake is van eigendomsoverdracht.”

Neppelenbroek betoogt dat “de voorstelling, als ware de elektronische verkrijging van digitale bestanden een eigendomsoverdracht, niet kan worden volgehouden. Het proces is veeleer te kenmerken als een keten van originaire eigendomsverlies en -verkrijging. Over een elektronisch exemplaar als stoffelijke zaak kan alleen zinvol gesproken worden als van een drager waarvan de gegevens een onzelfstandig bestanddeel zijn. Dit betekent niet dat het proces van downloaden van digitale gegevens niet in hoge mate vergelijkbaar is met een eigendomsoverdracht.”

“Op zichzelf kunnen gegevens niet worden aangemerkt als een zaak. In materiële zin zijn gegevens wel stoffelijk en kunnen ze onzelfstandig bestanddeel uitmaken van de drager waarop de gegevens zijn vastgelegd.”

“Niet iedere verplaatsing van iets wat eerst aan A toebehoorde en vervolgens aan B staat gelijk aan een eigendomsoverdracht. (…) De zaak van A (de server, waarop de muziekbestanden zijn vastgelegd) is en blijft van A terwijl de computer waarop de gekopieerde bestanden worden vastgelegd de zaak is en blijft van B. De gekopieerde muziekbestanden waren eerst nagetrokken bij de computer van A. Tijdens het transport doen de gegevenspakketjes vele computers aan. Men zou kunnen zeggen dat de respectieve eigenaars van die computers voor een fractie van een seconde door natrekking eigenaar worden van de langsflitsende pakketjes, maar dat heeft weinig vermogensrechtelijke betekenis. Uiteindelijk, aan het einde van de keten van originaire verkrijgingen, wordt B door natrekking (art. 5:14 BW) de eigenaar van de muziekbestanden. Zijn computer is ten opzichte van de muziekbestanden immers als hoofdzaak aan te merken.”

“Van der Steur wekt onterecht de indruk dat tussen het moment van verzending van de gegevens en het neerslaan van de gegevens op de computer een moment van eigendomsoverdracht ligt. Zo min als in het geval van het tanken van de benzine is er een 'daartussen': het eigendomsverlies bij A wordt onmiddellijk gevolgd door de originaire eigendomsverkrijging van B. Als B vervolgens een kopie van de muziekbestanden maakt en deze vastlegt op zijn cd-schijfje, wordt hij daarvan eigenaar op basis van artikel 5:16 lid 1 BW. Hij maakt het exemplaar immers voor zichzelf van materialen waarvan hijzelf eigenaar is.”

“B wordt echter niet door overdracht eigenaar, maar door originaire verkrijging, natrekking.
Het is zinloos voor A om een recht van revindicatie in te roepen, bijvoorbeeld als B zonder toestemming zou hebben gedownload. Kleve kan het tegenovergestelde betogen nu hij het downloaden als een eigendomsoverdracht ziet en de materiële gegevens niet als bestanddeel, maar als een zelfstandige zaak.”

“Het kooprecht (art. 7:1 BW) kan niet direct van toepassing zijn nu er geen sprake is van een eigendomsoverdracht. Bij de 'betaalde download' van muziekbestanden kan het kooprecht alleen naar analogie worden toegepast.”

“De uitputtingsregel van artikel 12b Aw kan bij downloaden geen toepassing vinden, nu er geen sprake is van een eigendomsoverdracht. Dit betekent dat als B zonder auteursrechtelijke toestemming zijn exemplaar met de aangeschafte muziekbestanden aan derden zou doorverkopen, dit als een auteursrechtelijk verboden openbaarmakingshandeling wordt beschouwd. Op deze consequentie van het 'Europese' auteursrecht is, mijns inziens terecht, kritiek geuit door Tjong Tjin Tai.”


“In enkele gevallen lijkt het alleen nog theoretisch interessant om van eigendomsverkrijging te spreken. De bescherming van computerprogrammatuur (zie art. 45i en j Aw) en auteursrechtelijk beschermde databanken (art. 13 jo 24a Aw) gaat zover dat niet alleen de bevoegdheid om over het exemplaar te beschikken, maar ook het recht om deze producten te gebruiken afhankelijk is gesteld van auteursrechtelijke toestemming. Bij deze informatieproducten betekent eigenaar zijn van het exemplaar niet meer dan dat men de feitelijke mogelijkheid heeft om over de gegevens te beschikken. Juridisch legitimeert de eigendom echter tot niets.”

Lees meer in het NJB.

IEF 1769

Twee

Twee nog niet eerder gepubliceerde domeinnaamzaken op Domjur.nl:

- Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 27 december 2005. Vacansoleil B.V. tegen R.P.M. De Rooij h.o.d.n. De Rooij Consultancy, Reisorganisatie Tentholidays en Tentholidays.nl. Vordering om conservatoir verhaalsbeslag te mogen leggen op de door De Rooij geregistreerde domeinnaam vacancesolei.nl of vacancesoleil.nl. wordt afgewezen, omdat een domeinnaam als zodanig naar de mening van de voorzieningenrechter geen vermogensrecht is. 

- Vznr. Rechtbank Dordrecht, 8 december 2005. IGB Limited tegen Acronymous VOF. Domjur samenvatting: Op 20 september 2005 is IGB bekend geworden dat de domeinnaam www.igb.nl door een derde was opgezegd en binnen drie dagen vrij zou komen voor registratie. Acronymous (gedaagde) heeft op 23 september 2005 met tussenkomst van internetprogrammeurs de domeinnaam www.igb.nl bij SIDN geregistreerd. IGB vordert Acronymous te bevelen ieder gebruik van de domeinnaam www.igb.nl te staken en gestaakt te houden. Zij baseert haar vordering op haar handelsnaamrecht en op de onrechtmatige daad.

Acronymous heeft gesteld dat zij zich bezighoudt met het bedenken en exploiteren van internetconcepten en het verwerven van aantrekkelijke domeinnamen daarvoor. Domeinnamen die bestaan uit drie letters zijn voor Acronymous aantrekkelijk. In beginsel worden slechts domeinnamen die Acronymous overhoudt door haar verkocht. Acronymous heeft de domeinnaam www.igb.nl dus niet geregistreerd met het doel deze te verkopen aan geïnteresseerden. (…)De omstandigheid dat Acronymous desgevraagd IGB heeft geantwoord bereid te zijn de domeinnaam www.igb.nl te verkopen, zijn onvoldoende om aan te nemen dat Acronymous de domeinnaam wél met dit doel heeft laten registreren.

IGB had bovendien , net als Acronymous, de door haar gewenste domeinnamen ook door internetprogrammeurs kunnen laten registeren door gebruik te maken van een geautomatiseerd proces waarmee in het bestand met vrijgekomen domeinnamen van SIDN naar bepaalde namen wordt gezocht. (…) Aannemelijk is dat IGB hinder ondervindt doordat zij de door haar gewenste domeinnaam niet kan laten registreren. Dit alleen maakt echter nog niet dat Acronymous met het registreren en geregistreerd houden van die domeinnaam in strijd handelt met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer jegens IGB dient te worden betracht. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig.

Lees hier veel meer.

IEF 1768

Doorgeprikt

Meer deeplinknieuws: RTL bericht dat Eredivisie NV websites die het mogelijk maken via internet gratis te kijken naar eredivisiewedstrijden met een proces dreigt. Het zou gaan om een aantal Nederlandse sites die verwijzen naar Chinese websites waar illegaal ‘doorgeprikte’ Nederlandse voetbalwedstrijden te zien zijn. Op welke rechten de Eredivisie zich precies beroept tegen de verwijzers en doorlinkers vermeldt het bericht niet. Lees hier iets meer.