IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 1546

Broncode gedeeltelijk geopenbaard

In de mededingingsrechtelijke zaak tussen de Europese Commissie en Microsoft zijn weer nieuwe ontwikkelingen. Microsoft heeft het aanbod gedaan een deel van de broncode te openbaren (namelijk communicatieprogramma's voor het serverbesturingssysteem) . Microsoft heeft aangegeven dat "gebruikers het document wel mogen bestuderen, maar niet kopieren". In de VS zou ook de broncode van het desktopbesturingssysteem geopenbaard worden. Lees hier meer.

IEF 1545

McSeriemerk overtuigt niet

Gerechtshof Amsterdam, 19 januari 2006, rlnr. 1368/04. McDonald’s International Property Company LTD tegen Frederik Schaap (McSmart). Seriemerk-argument van McDonald’s, zo ongeveer het standaardvoorbeeld bij de verheldering van het begrip seriemerk, kan het hof niet overtuigen. Geen overtuigend monopolie op “Mc” voor McDonalds. (Met dank aan  Marjolein Driessen, Leijnse Artz, voor het aanleveren van het arrest)
 
Schaap, een groothandel in reformartikelen, voedingssupplementen, headshopartikelen, vitaminen en “smart producten,” is merkhouder van het Benelux woordmerk “McSmart” en van een Benelux Beeldmerk waarin dit woord is verwerkt. McDonald’s wil met smartproducten op geen enkele wijze in verband gebracht worden en stelt dat Schaap inbeuk maakt op haar oudere merkrechten. De Rechtbank heeft de vorderingen van McDonald’s in eerste instantie afgewezen: de onder de merken verhandelde waren zouden niet soortgelijk zijn (daarover zijn partijen het inmiddels ook eens) en het relevante publiek zou geen verband leggen tussen de merken.

Het hof stelt nu dat “het enkele gebruik van de prefix “Mc” niet de veronderstelling  rechtvaardigt dat al de merken van McDonald’s waarvan bedoelde prefix deel uitmaakt op dezelfde wijze bekendheid genieten.(…) Zonder toelichting, die ontbreekt, kan in rechte op die enkele grond niet van bekendheid van al die merken worden uitgegaan.” De tekens van Schaap moeten dus worden vergeleken met de afzonderlijke merken van McDonald’s.

Ook in hoger beroep gaat het seriemerk-argument niet op. Hof geeft toe dat de onderscheidende kracht van het “Mc”door het seriegebruik in de loop der jaren is toegenomen, maar dat betekent niet dat het deel van het merk dat op de prefix volgt zonder betekenis moet worden geacht. Het enkele gebruik van het prefix in het merk levert nog geen merkenrechtelijk relevante bekendheid van het merk op.

En zelfs als aan het prefix een relatief zwaar gewicht toekomt, zijn de verschillen tussen de beeldmerken van partijen nog altijd veel te groot. Bij de woordmerken springen de overeenkomsten meer in het oog, maar McDonald’s heeft het hof er niet van kunnen overtuigen dat het publiek een verband legt tussen de merken, ook al omdat het prefix “Mc” ook in zoveel andere verbanden en samenstellingen voorkomt. Toereikende toelichting dat McDonald’s hier een soort monopolie heeft verworven ontbreekt.  Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Lees het arrest hier.

IEF 1544

Badge of Honour

Onder de titel "Zo ga je niet met je achterban om!!!" is de onderstaande sommatiebrief gepubliceerd, en van commentaar voorzien, op Utreg-forum.nl, een website voor en door Utrechtsupporters. Een opmaat voor een Nederlandse 'Arsenal'-zaak?

“Utrecht, 23 januari 2006. Geachte heer, Hierbij benader ik u met betrekking tot het volgende. Football Club Utrecht B.V., verder te noemen “FC Utrecht”, is (onder meer) houdster van de merknaam FC Utrecht. FC Utrecht is terzake al jaren bezig met de naamsopbouw/merkopbouw, oftewel de ‘branding’ van voornoemd merk. Dit merk is (onder andere) ingeschreven bij het Benelux Merkenbureau. Op basis van deze inschrijvingen kan FC Utrecht met succes elk gebruik stopzetten door een ander van ieder identiek of overeenstemmend merk of handelsnaam, waarvoor zij inschrijvingen verkregen heeft en ook voor overeenstemmende waren en diensten.

FC Utrecht heeft geconstateerd dat u gebruik maakt van het beeldmerk van FC Utrecht (het FC Utrecht logo). Het spreekt voor zich dat FC Utrecht u geen toestemming heeft gegeven om deze handelsnaam te gebruiken.

In het onderhavige geval is er door uw toedoen sprake van het gebruik van (vrijwel) identieke namen, die zowel auditief als qua schrijfwijze tot verwarring leiden in het handelsverkeer. De overeenstemming tussen de handelsnaam enerzijds en de overeenstemming tussen de diensten en/of producten anderzijds kunnen niet los van elkaar gezien worden.

Door het gebruik van de handelsnaam ontstaat verwarring bij het publiek nu het publiek zal denken dat Utregforum iets met FC Utrecht te maken heeft , welke verwarring c.q. associatie FC Utrecht absoluut onacceptabel vindt. Er heeft zich inmiddels ook daadwerkelijk verwarring voorgedaan. Bovendien geldt dat met het gebruik van voornoemde handelsnaam ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit en afbreuk wordt gedaan aan de reputatie en het onderscheidend vermogen van de (beschermde) merken van FC Utrecht. Kortom: u pleegt een grove inbreuk op de merkrechten van FC Utrecht.

Door het gebruik van de handelsnaam lijdt FC Utrecht (forse) schade en dreigt zij in de toekomst verdere schade te lijden.

Gelet op het vorenstaande is FC Utrecht gerechtigd om u aansprakelijk te stellen en u te sommeren om voornoemde inbreuken terstond te (doen) staken en gestaakt te (doen) heden.

FC Utrecht geeft er echter in beginsel de voorkeur aan om u in de gelegenheid te stellen binnen 7 dagen na dagtekening dezes met ondergetekende telefonisch contact op te nemen teneinde te trachten om voornoemde problemen in onderling overleg, derhalve op minnelijke wijze, uit de wereld te helpen. Indien ik niet binnen voornoemde termijn van u verneem, dan laat u FC Utrecht geen andere keus dan deze kwestie uit handen te geven aan haar advocaat en deze te instrueren over te gaan tot het (doen) nemen van rechtsmaatregelen. Hopelijk laat u het zover niet komen.

Volledigheidshalve merk ik op dat FC Utrecht de onderhavige brief aan meerdere (rechts)personen, die inbreuk maken op haar merkrechten, doet toekomen.

Graag verneem ik van u.

Onder voorbehoud van alle rechten en weren.

Hoogachtend, R. Venneman, Financieel directeur

Lees meer op Utreg-forum.nl

IEF 1543

Bepaalde en beperkte ruimte

Kamerstuk 24557, nr. 66. Kansspelen. Verslag van een algemeen overleg, vastgesteld 20 januari 2006.  De vaste commissie voor Justitie  heeft op 8 december 2005 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie en staatssecretaris Wijn van Financiën over o.a  de gedrags- en reclamecode kansspelen, kansspelen via internet en de gedragscode promotionele kansspelen.

Oa: “Het impliceert dat er een zekere ruimte moet zijn voor publiciteit en reclame van de ondernemingen. Wordt die ruimte niet geboden, dan zal het effect zijn dat een groot deel van wat er gespeeld wordt illegaal gebeurt. Tegelijkertijd moet er aan de reclameuitingen wel paal en perk gesteld worden, omdat er uit een oogpunt van consumentenbescherming geen sprake mag zijn van een vrijemarktbeleid. Het tegengaan van kansspelverslaving houdt in dat er in Nederland geen wilde concurrentie ontstaat tussen de verschillende aanbieders van spelen.”

IEF 1542

IE agenda

BMM Voorjaarsvergadering, 30 maart, Markiezenhof, Steenbergsestraat 8, 4611 TE, Bergen op Zoom. Het thema van de vergadering is “10 jaar Cyberspace”. Vooralsnog helaas geen aanvullende informatie op de website van de BMM.

IEF 1541

Elektronisch Indienen

Persbericht Octrooicentum: Nederlands octrooi aanvragen via internet mogelijk. Vanaf dinsdag 24 januari 2006 biedt Octrooicentrum Nederland de mogelijkheid ook Nederlandse octrooiaanvragen volgens de Rijksoctrooiwet 1995 en vervolgpost, inclusief vertalingen elektronisch in te dienen.

Het elektronisch indienen van octrooiaanvragen biedt veel voordelen voor de gebruiker. Het is per saldo eenvoudiger dan een papieren aanvraag. Het levert de gebruiker tijdwinst op en mogelijk in de toekomst ook een kostenbesparing. Men beschikt ook direct over een aanvraagnummer en een datum van indiening. Daarbij zijn ook de vormvereisten voor een Nederlandse octrooiaanvraag meegenomen in het indieningsformat. Alhoewel elektronisch indienen vanaf vandaag al officieel mogelijk is, volgt de officiele ceremonie voor de ingebruikname later deze maand. 

Via de website van Octrooicentrum Nederland kan iedere potentiële octrooiaanvrager een smartcard voor elektronisch indienen aanvragen. Deze card wordt de gebruiker tegelijk met de software kosteloos in bruikleen toegestuurd. Indien men al een card heeft, kan de software eenvoudig via de site worden gedownload. Daarna kan het indienen van een aanvraag beginnen. Met dezelfde software en dezelfde smart card kunnen zowel bij Octrooicentrum Nederland als bij het Europees Octrooibureau aanvragen worden ingediend. Lees hier meer.

IEF 1540

De grootst mogelijke terughoudendheid

Kamerstuk 30300 VI, nr. 109, 2e Kamer. De vaste commissie voor Justitie heeft op 30 november overleg gevoerd met minister Donner over kopieerheffingen op mp3-spelers. Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De minister: “In dat totale kader is nu de vraag aan de orde of er een heffing moet komen op mp3-spelers. De partijen binnen de SONT komen daar niet uit. De statuten voorzien terecht in die situatie. Er is gekozen voor een systeem waarbij de voorzitter de knoop doorhakt. De minister heeft er het volste vertrouwen in dat de voorzitter van de SONT zijn opvatting deelt dat de grootst mogelijke terughoudendheid betracht moet worden ten aanzien van nieuwe heffingen en dat zeker op dit terrein de aandacht moet zijn gericht op de EU.” Lees hier meer.

IEF 1539

Twee keer auteursrecht

- Even over het hoofd gezien, maar in werking getreden op 20 januari (Stb. 2006/25): Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. (eerdere berichten hier).

- Kamerstuk 29680, nr. 7, 2e Kamer. Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet en de Auteurswet 1912 (regeling verstrekking programmagegevens); Nota van verbetering.

“In het opschrift van het stuk «Advies Raad van State en reactie van de indieners» (nr.4) wordt na «Auteurswet» ingevoegd: 1912. In het opschrift van het voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State (stuk nr.5) wordt na «Mediawet» ingevoegd: en de Auteurswet 1912. In het opschrift van de memorie van toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State (stuk nr.6) wordt na «Mediawet» ingevoegd: en de Auteurswet 1912.”

IEF 1538

Een strijd gaande (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht over het DARE-project (Digital Academic Repostories, een openbare digitale databank  voor wetenschappelijk werk) nog even een link naar de scriptie van Vincent Soek, inmiddels advocaat bij  Holland Van Gijzen, over dit onderwerp. 

Onder de titel “Wetenschappelijke publicaties in institutional repositories. Maakt het auteursrecht de open archive-wens van universiteiten mogelijk?” komt Soek o.a. tot de, toch enigszins opmerkelijke, conclusie dat “Wetenschappelijke medewerkers desgevraagd niet zo zeer geïnteresseerd blijken in de exploitatiemogelijkheden die het auteursrecht hen biedt, maar veeleer in de persoonlijkheidsrechten (…) De wetenschappelijke medewerker blijkt verder geen belang bij het auteursrecht op zijn werken te hebben en zou het auteursrecht over kunnen dragen of op zijn minst in licentie kunnen geven. Bijvoorbeeld aan de universiteit.” Lees hier meer.

IEF 1537

Chi Neng : De Europese Qi Gong

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 24 januari 2006, KG ZA 05-1308. Patricia Van Walstijn tegen Anne Hering. Recht toe recht aan-vonnis na ruzie tussen handelspartners.

Eiseres Van Walstijn houdt zich bezig met Qi Gong, een Chinese bewegingsleer. Zij doet dit sinds 1998 in Nederland onder de naam CHI NENG. In dat verband geeft Van Walstijn les en organiseert zij workshops en seminars. Verder vervaardigt en produceert zij materiaal met betrekking tot de leer. Van Walstijn heeft het teken CHI NENG als woordmerk gedeponeerd.

In 2000 is Van Walstijn in contact gekomen met gedaagde Hering, die vervolgens in China opleidingen heeft gevolgd waarna zij door de Master in China werd gecertificeerd om lessen en opleiding te gaan geven. In overleg met Van Walstijn is Hering in Duitsland activiteiten op het gebied van de bewegingsleer gaan ondernemen, en wel onder de naam CHI NENG, waartoe zij in het handelsregister haar eenmanszaak “Chi Neng Institute Deutschland” heeft ingeschreven. De samenwerking tussen partijen is in augustus 2005, na discussie omtrent (verder) te maken afspraken, tot een einde gekomen.

Eiseres wil nu dat gedaagde ieder gebruik van het merk en de handelsnaam CHI NENG staakt en gestaakt houdt, alsmede iedere inbreuk op auteursrechten van Van Walstijn te staken en gestaakt te houden.

De rechtbank wijst de vorderingen inzake de merken en de handelsnaam toe. De vordering inzake inbreuk op auteursrecht, alsmede de nevenvorderingen (i.c. het doen van opgave, het vernietigen voorraad en het opnemen op een website van een rectificatie) worden als te verstrekkend beschouwd en zijn derhalve niet toewijsbaar.

Over de geldigheid van het gemeenscahpsmerk merkt d erechtbank nog het volgende op:

"5.2. Van Walstijn heeft betoogd dat de voorzieningenrechter dient uit te gaan van de geldigheid van het ingeroepen Gemeenschapsmerk, zulks op grond van hetgeen is bepaald in artikel 95, eerst lid, van de Gemeenschapsmerkenverordening, welke bepaling luidt als volgt:

“De rechtbanken voor het Gemeenschapsmerk beschouwen het Gemeenschapsmerk als geldig, tenzij dit door de gedaagde bij een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring wordt bestreden.”

5.3. Dit betoog faalt evenwel, nu genoemde bepaling niet van toepassing is op de procedure in kort geding, waarin voor de gedaagde immers niet de mogelijkheid bestaat om een reconventionele vordering in te stellen die strekt tot een -definitievemaatregel als vervallen- of nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk.

5.4. Dat neemt niet weg dat er aanleiding is bij wege van analogie van bedoelde bepaling in een procedure in kort geding het Gemeenschapsmerk in elk geval voor geldig te houden, indien niet blijkt dat in enige reeds aanhangige bodem( inbreuk)procedure de geldigheid van dat merk onderwerp is van een eis in reconventie dan wel bij het OHIM een vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring van het Gemeenschapsmerk als bedoeld in artikel 55 van de Gemeenschapsmerkenverordening is ingesteld. Gesteld noch gebleken is dat één van voormelde situaties zich voordoet, hetgeen met zich brengt dat het beroep van Hering op nietigheid van het Gemeenschapsmerk moet worden gepasseerd."

Lees hier het vonnis.