IEF 22221
4 september 2024
Artikel

Uitspraak in AGA Rangemasters v UK Innovations

 
IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 1360

De maat genomen

Rechtbank Amsterdam, 7 december 2005, KG 05-2638 SR, Tiscali tegen KPN. Hoeveel procesminuten gaan er eigenlijk in een rechtbankabonnement of kun je ook prepaid procederen?

In het vonnis van 17 november 2005 (eerder bericht hier) is Tiscali veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op haar website in het lettertype en in grootte identiek aan de op de website gedane mededeling. Tiscali plaatste een rectificatie met de grootte van een zesde deel van de zichtbare homepage. KPN vordert dat de rectificatie zal worden vergroot tot een zesde van de gehele homepage. Onder protest vergroot Tiscali de rectificate. Tiscali vordert in dit geding KPN te verbieden de dwangsommen zoals opgelegd in het vonnis van 17 november te executeren, mits en zolang Tiscali haar als eerste geplaatste rectificatietekst op haar homepage heeft staan. Onder "zichtbare homepage" wordt verstaan dat deel van de homepage dat iedere bezoeker als eerste op zien scherm te zien krijgt zonder naar beneden te scrollen. De homepage van Tiscali is bijna twee keer zo groot als de zichtbare homepage.

Hoewel de rectificatie door Tiscali boven aan de webpage was geplaatst en aldus direct zichtbaar was, oordeelt de rechter dat Tiscali's uitleg een beperking van het begrip homepage inhoudt en de gevraagde voorziening wordt afgewezen.

Lees het vonnis hier (metdank aan Jolette Wiersema, DLA Schutgrosheide)

IEF 1358

Inklappen en uitvouwen

Rechtbank Den Haag, 16 december 2005, KG 05/1386. Pozo Negro Beheer B.V. en Holbox B.V. tegen Kappa. Octrooirecht, geen auteursrecht en slaafse nabootsing

Pozo Negro is houdster van een Nederlands octrooi voor een 'draagstructuur voor displays, plano, samenstel en werkwijzen voor het in en uitklappen van de draagstructuur'. Pozo heeft aan Holbox een licentie verleend voor het produceren en verhandelen van de draagstructuur van het octrooi. De rechtbank geeft weer dat conclusie 1 het inklappen van de draagstructuur betreft: "...in het inklappen wordt voorzien door de harmonica constructie die ontstaat door de samenwerking van de vouwlijnen langs de hoeken tussen zijwanden en voor- en achterwand en de vouwlijnen door het midden van de zijwanden." Conclusie 2 betreft het opvouwen van het ingeklapte pakket. Conclusies 3 t/m 6 lossen het probleem van de materiaal ophoping op dat ontstaat bij toepassing van conclusie 2.

Opvallend is dat bij de beoordeling van de rechter conclusie 1 nergens genoemd wordt, terwijl de rechter wel oordeelt over de conclusies 2 - 6. Omdat de draagstructuur van Kappa niet voorzien is van een vouwlijn als bedoeld in conclusie 2 van het octrooi, is er geen sprake van inbreuk. "Het probleem dat het octrooi beoogt op te lossen is bij de draagstructuur van Kappa derhalve opgelost op een geheel eigen wijze welke geen inbreuk maakt op het octrooi. Daaraan wordt niet afgedaan doordat Kappa wel de maatregel bedoeld in de conclusies 3 tot en met 6 toepast."

De beroepen van Holbox op het auteursrecht en de slaafse nabootsing worden door de rechter afgewezen. Omdat de uiterlijke vorm van de draagstructuur hoofdzakelijk technisch bepaald is, is er geen sprake van een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker zoals vereist voor auteursrechtelijke bescherming van een werk.

Het beroep op slaafse nabootsing wordt afgewezen omdat van slaafse nabootsing eerst sprake kan zijn indien Kappa zonder afbreuk te doen aan de eisen van deugdelijkheid en bruikbaarheid voor de draagstructuur ook een andere vorm had kunnen kiezen en door dit niet te doen verwarring veroorzaakt. Van verwarring is in casu geen sprake. De draagstructuur van Holbox heeft immers geen eigen gezicht. Er komt geen onderscheidend vermogen aan toe, waardoor de mogelijkheid van verwarring niet ontstaat. Lees het vonnis hier

IEF 1357

Wie de schoen past (4)

Na het eerdere bericht (hier) dat Armani schoenen van Nederlands ontwerper Jan Jansen zou namaken, lijkt nu het Italiaanse modehuis Prada met een ontwerp van Jansen op de markt te komen. Jansen zou eenzelfde model schoen al in 1973 hebben ontworpen voor zijn eigen collectie.

Vrienden attendeerden Jansen op de kopie, waarna hij contact zocht met Prada, die twee onderhandelaars uit Milaan naar Amsterdam stuurde. Dit leidde tot een elegante schikking. “Voor de zomercollectie mogen ze de schoen gebruiken. Maar willen ze hem nog een seizoen langer verkopen, dan moet er een overeenkomst worden gesloten”, aldus Jansen. Wordt waarschijnlijk niet vervolgd dus.

IEF 1356

Saga ten einde

Hoge Raad, 16 december 2005, Scientology tegen XS4ALL en Karin Spaink.

Helaas, er zal geen uitspraak van de Hoge Raad in de hoofdzaak komen. Zij oordeelt dat Scientology gerechtigd is het principale cassatieberoep in te trekken. Omdat het incidentele cassatieberoep slechts aan bod zou komen indien het principale cassatieberoep tot vernietiging van het bestreden arrest zou leiden, hoeft de Hoge Raad niet inhoudelijk op de zaak in te gaan.

"3.1 Zolang de Hoge Raad nog geen uitspraak heeft gedaan, kan de eiser tot cassatie zijn beroep intrekken zonder daartoe de toestemming van de verweerder nodig te hebben. De intrekking heeft enkel tot gevolg dat de door de eiser aangevoerde cassatiemiddelen niet meer kunnen worden onderzocht (vgl. HR 14 mei 1982, nr. 11887, NJ 1982, 376). Dit betekent dat het principaal beroep van Scientology c.s. moet worden verworpen."

"3.2 Indien het geding in cassatie tijdig en door een aan de wettelijke vereisten beantwoordende dagvaarding aanhangig is gemaakt, moet bij het vaststellen van de rechtsgevolgen van intrekken van het cassatieberoep mede rekening worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de verweerder, waaronder begrepen diens belang bij het kunnen instellen, ook na berusting of na het verstrijken van de cassatietermijn, van incidenteel beroep in cassatie. De verweerder zal erop mogen vertrouwen dat hij gelegenheid zal hebben incidenteel beroep in te stellen (vgl. HR 18 februari 1994, nr. 15378, NJ 1994, 606). Zodanige gelegenheid is aan de Providers en [verweerster 13] door de intrekking niet ontnomen. Het incidenteel beroep is evenwel ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principaal beroep tot vernietiging van het bestreden arrest leidt. Nu die voorwaarde niet is vervuld, behoeft het beroep geen behandeling."

Lees hier meer en lees hier het vonnis

IEF 1355

Vrijdagmiddagberichten

1- Voor maar 14,95 Euro kan vanaf nu een internet domeinnaam cadeau worden gedaan. De eerste Nederlandse DomeinBon is vandaag door de Kerstman overhandigd aan Oscar Diele, directeur van Marktplaats.nl. De DomeinBon is de eerste Nederlandse bon waarmee een internet domeinnaam aan iemand cadeau kan worden gegeven en is daarmee een unieke en eigentijdse manier om iemand te verrassen tijdens de Kerstdagen. Lees meer hier en hier.

2- Al geruime tijd gebruiken organisaties als de Amerikaanse RIAA en MPAA geautomatiseerde tools om aangeboden inbreukmakende werken op te sporen. De 'botjes' struinen internet af op zoek naar bestanden met namen als "Madonna - Hung up.mp3" en informeren dan de advocaat zodat deze de "staken en gestaakt houden" standaardbrief op de post kan doen. Internet zou internet niet zijn als daar geen technische tegenmaatregel voor werd gevonden. Dat werd de DirIndexFaker. Dit programma maakt volautomatisch echt uitziende bestandslijsten met namen waar die botjes wel pap van lusten. Lees meer hier.

3- New Bergerber Man. Dubious domain defences from the WIPO archives. When someone who clearly has no legitimate reason for holding a domain name attempts to come up with a reason, it spells one thing: comedy. In these pages, excerpts from close to 100 cases culled at great personal expense from the WIPO archives, you’ll see some of the outlandish ways people have tried to convince an Administrative Panel they have a right to a domain name. Lees meer hier.

IEF 1354

Tips en Trucs (2)

In aansluiting op het eerdere bericht, hierbij nog het vonnis inzake IDG Nederland/VNU Business Publications (Tips & Trucs). (Met dank aan Joris van Manen, De Brauw).

IEF 1353

Kookles

Rechtbank Utrecht, 15 december 2005. Tefal tegen Ballarini.

Sinds 2000 brengt Tefal pannen op de markt voorzien van een warmte-indicator op de bodem van de pan, de Termo-Spot. Tefal is eveneens houdster van het beeldmerk Thermo-Spot. Ballarini produceert pannen voorzien van een warmte-indicator, de Thermopoint. Deze indicator bevindt zich in de steel van de pan. Ballarini heeft Thermopoint als woord/beeldmerk en als beeldmerk geregistreerd. Op de verpakking van de Ballarini's pan staat vermeld "energiebesparend -25%" en "langere levensduur anti-aanbaklaag +30%".

De rechter acht beide claims misleidend daar Ballarini de juistheid van de stellingen met het door haar overgelegde onderzoek niet kon bewijzen. Uit het onderzoek blijkt dat "niet alleen twee verschillende pannen maar ook twee verschillende bakwijzen zijn getest". Interessant is - vooral na de conclusie van Leger inzake Roche/Primus - dat Tefal een verbod voor de gehele EU heeft gevraagd en dat dit verbod wordt afgewezen omdat gebruik van de misleidende claims in andere landen dan Nederland niet is gesteld of gebleken tengevolge waarvan Tefal geen belang bij deze vordering heeft. Blijkbaar acht de rechter zich dus wel  bevoegd grensoverschrijdend op te treden.

In rov 4.7 overweegt de rechter: "Uit het voorgaande volgt dat het gebruik van de beide claims inzake de langere levensduur van 30% en de energiebesparing van 25% misleidend en om die reden ontoelaatbaar worden geacht. Deze conclusie leidt tot toewijzing van de vordering tot het staken en gestaakt houden van deze misleidende claims. De voorzieningenrechter zal dit verbod echter niet toewijzen voor het gebruik daarvan in de hele Europese Unie nu niet is gesteld of gebleken dat Ballarini de misleidend geoordeelde claims ook in andere landen gebruikt. Voorshands moet het ervoor worden gehouden dat Tefal derhalve geen belang bij dit onderdeel van haar vordering heeft".

De vorderingen van Tefal met betrekking tot haar merkrecht worden afgewezen. 
"Het gebruik door Ballarini van het teken Thermopoint wijkt wat betreft de woorden, het lettertype, de kleurstelling en totaalbeeld af van het door tefal gedeponeerde beeldmerk, mitsdien is er geen sprake van gerechtvaardigde vrees dat er verwarring bij het publiek zal ontstaan..." 

Lees het vonnis hier (met dank aan Bird & Bird)

IEF 1352

Vooraankondiging (2)

Na het eerdere bericht van 13 december 2005 is het nu officieel: morgen zal de Hoge Raad om 10.00 uitspraak doen in het geschil tussen Scientology - Spaink (rolnr. C04/020HR). Op rechtspraak.nl is te lezen dat aaanstaande vrijdag rond 11.00 uur op de website van de Hoge Raad een samenvatting van de uitspraak zal verschijnen waarna de volledige uitspraak zo snel mogelijk zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl

IEF 1351

Olympisch associatiegevaar

Het is het Internationaal Olympisch Comité in Lausanne een doorn in het oog dat bedrijven voor en tijdens de Olympische Spelen (de eerstvolgende Spelen zullen in 2006 in Turijn plaatsvinden) het Olympisch symbool voor eigen commerciële doeleinden gebruiken. Middels de nationale organisaties, in Nederland dus het NOC*NSF, zal worden toegezien op het misbruik van het Olympisch symbool (adformatie).

IEF 1350

Vruchtensappen

Conclusie AG Jacobs 15 december 2005, zaak C-416/04P, The Sunrider Corp (VITAFRUIT)

Hogere voorziening is ingesteld door The Sunrider Corporation tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen in zaak T-203/02 tot vernietiging van dit arrest. Het Gerecht oordeelde in voormelde zaak: "Derhalve faalt verzoeksters argument dat de betrokken waren zijn bestemd voor verschillende kopers, te weten industriëlen in het geval van de concentraten van sappen en eindverbruikers in het geval van de kruiden- en vitaminedranken. Verder heeft de kamer van beroep terecht aangevoerd dat de betrokken waren dezelfde bestemming hebben, te weten het lessen van de dorst, en dat zij in belangrijke mate concurrerend zijn. Wat de aard en het gebruik van de betrokken waren betreft, zij vastgesteld dat het in beide gevallen gaat om alcoholvrije dranken die gewoonlijk gekoeld worden gedronken, doch waarvan de samenstelling in de meeste gevallen verschillend is. De verschillende samenstelling van deze waren kan evenwel geen verandering brengen in de vaststelling dat deze waren onderling verwisselbaar zijn omdat zij bestemd zijn voor de bevrediging van eenzelfde behoefte. De kamer van beroep heeft dus geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de betrokken waren soortgelijk zijn. Derhalve is dit middel ongegrond en dient ook de subsidiaire vordering te worden afgewezen."

Rekwirante stelt drie gronden, te weten schending van artikel 43, leden 2 en 3, juncto artikel 15, lid 3, van verordening nr. 40/94: niet-bewezen gebruik, schending van artikel 43, lid 2, van verordening nr. 40/94: gebrek aan afdoend bewijs van oppositiemerk en schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 ("De waren „kruiden- en vitaminedranken” en „concentraten van vruchtensappen” zijn immers in slechts zeer geringe mate soortgelijk, aangezien zij slechts weinig raakvlakken vertonen.").
Alle drie gronden worden ongegrond bevonden door de AG.

Ten aanzien van de eerste grond concludeert Jacobs als volgt:
"The Court of First Instance stated that where an opposing party maintains that use by a third party constitutes genuine use ‘he claims, by implication, that he consented to that use’. It went on to make two specific points. First, if the use by the third party was without the proprietor’s consent, the use would have infringed the proprietor’s trade mark right and it would therefore evidently have been in the third party’s interest not to disclose evidence thereof to the proprietor. It consequently seems unlikely that the proprietor would be in a position to submit evidence of such use. That approach seems eminently sensible. It would be pointless and contrary to the principles of sound administration and procedural economy for OHIM as a matter of course to require a trade mark proprietor to adduce evidence of consent in such circumstances. The matter would of course be different if the applicant had raised before OHIM the issue of the lack of consent. That however is the Court of First Instance’s second point: there was nothing in the documents before it suggesting that the applicant in the present case had done so. The Court of First Instance accordingly concluded that the above factors ‘formed a sufficiently firm basis to allow the Board of Appeal to conclude that the earlier trade mark had been used with its proprietor’s consent’. I agree with that conclusion and consider that the Court of First Instance did not err with regard to the burden of proof."

Ten aanzien van de laatste grond: "The applicant states that the assessment of the Court of First Instance in paragraphs 66 and 67 of the judgment ‘is not convincing’ and makes a number of assertions which it considers to support its view that the products concerned are not similar. Most of those assertions replicate verbatim, or very nearly so, its assertions to the same effect before the Court of First Instance, although several others are raised for the first time before this Court. They are all statements of fact. In my view, the applicant has not identified any error of law by the Court of First Instance. I agree with OHIM that the third ground of appeal is limited to the facts and should accordingly be dismissed as inadmissible.
In any event, the judgment seems to me to contain a correct summary of the principles governing assessment of similarity laid down by the Court of Justice in Canon and a correct application of those principles to the present case.

Lees hier de conclusie.