IEF 22279
7 oktober 2024
Uitspraak

Gebruik van een portretfoto bij een podcast zonder toestemming van de maker

 
IEF 22266
7 oktober 2024
Artikel

Laatste plekken: Reflectie op het eerste jaar UPC tijdens het BIE-symposium op woensdag 16 oktober 2024

 
IEF 22278
7 oktober 2024
Uitspraak

Bevoegdheid van het UPC

 
IEF 8590

De lesmethode

Rechtbank Groningen, 10 februari 2010, Wolters Noordhoff B.V. tegen B. (met dank aan Adonna Alkema & Marloes Bakker, Klos Morel Vos & Schaap)

Auteursrecht. Auteurscontract. Stukgelopen samenwerking na gesteld onvoldoende functioneren. Hoofdredacteur lesmethode stelt onvoldoende financieel gehonoreerd te zijn en beroept zich i.c. o.a. op het auteursrecht op de lesmethode. Rechtbank oordeelt dat auteursrecht middels de overeenkomst is overgedragen aan Wolters Noordhoff. Ook geen ‘blokkeringsrecht’ i.v.m. onvoldoende betaling. Partijen verschillen van mening over hoogte afkoopsom (een ‘verdere vruchtbare samenwerking’ is onmogelijk): gevorderd bedrag van €470.763,- wordt gematigd tot 53.007,92, na aftrek voorschot.

5.4. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het in artikel 6.1 van de overeenkomsten bepaalde het auteursrecht dat rust op hetgeen B. in opdracht van Wolters Noordhoff in het kader van het […]-project voor de jaargangen 5 en 7 heeft ontwikkeld, ontworpen of geschreven, met de ondertekening van de overeenkomsten door B. op Wolters Noordhoff is overgegaan.

5.5. Nu het auteursrecht op de werken van B. op Wolters Noordhoff is overgegaan, maakt Wolters Noordhoff bij de gebruikmaking van de werken geen inbreuk op een auteursrecht van B. zodat de vordering onder I zal worden afgewezen.

5.6. Met hetgeen B. onder II heeft gevorderd, te weten dat het gebruik door Wolters Noordhoff van de door hem geleverde werken moet worden verboden tot het moment dat Wolters Noordhoff de aan hem toekomende vergoeding volledig heeft betaald, heeft B. miskend dat een 'blokkeringsrecht’ hem niet toekomt. In artikel 6.1 van de overeenkomsten is immers ongeclausuleerd bepaald dat de volledige auteursrechten en eventuele andere rechten op alle onderdelen van het werk op het moment van ondertekening bij voorbaat aan Wolters Noordhoff worden overdragen. (…).

5.10. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding is van belang hetgeen partijen daaromtrent onderling hebben afgesproken. In dit kader is het bepaalde in artikel 11.2 van de overeenkomsten van belang. In dit artikel is bepaald dat wanneer een auteur zijn medewerking aan het project tussentijds beëindigt Wolters Noordhoff in overleg met het auteursteam vaststelt welk deel van het honorarium het uitgetreden lid ontvangt. Als richtlijn is daarbij opgenomen dat het uitgetreden lid in principe een honorariumaandeel ontvangt naar rato van de bijdrage aan de uiteindelijke editie, tenzij de omstandigheden van de beëindiging aanleiding geven voor een andere verdeling.

5.16. In algemene zin overweegt de rechtbank vooraf het volgende aangaande dit onderdeel van het geschil. In een geval waarin een team van personen aan één product werkt, laat zich bezwaarlijk vaststellen wat exact ieders aandeel is geweest. Dat geldt in het bijzonder ia het geval dat de één voortbouwt op de inbreng van de ander, zoals het geval is in de onderhavige samenwerking tussen auteur en hoofdauteur. Hier heeft zich in dit verband ook de relevante omstandigheid voorgedaan dat B. voortijdig zijn, , werkzaamheden heeft beëindigd, waarbij zijn inbreng is 'verwaterd in het vervolgens door anderen opgestelde eindproduct. (…)

5.18. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangenomen dat B. als hoofdauteur niet op de door Wolters Noordhoff gewenste wijze heeft gefunctioneerd en hij in de jaren 2003, 2004 en 2005 vanwege ziekte meerdere malen en gedurende langere tijd zijn werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen.

5 .22. Uit het voorgaande volgt dat B. ais conceptontwikkelaar en hoofdauteur een bijdrage aan […]  heeft geleverd, maar niet in de mate die hij heeft gesteld.

Lees het vonnis hier.

IEF 8589

Onel in beroep

Press Release Onel trademarks: "Today, ms. Kriek Wille of Van Doorne, attorney of Leno Merken in this case, filed an appeal against the decision of the BOIP with the Appeal Court of The Hague. The position of Leno Merken is that this decision of the BOIP is contrary to what the European Court of Justice has said in landmark cases such as Ansul ./. Ajax where the Court gives a definition of what genuine use is without mentioning any territorial requirement. Furthermore, this decision is contrary to the goal of the Community trademarks, namely a development of business without any barriers. The defendant now has several weeks to reply."

IEF 8588

Filteren

Hof van Beroep te Brussel, 28 januari 2010, Scarlet Extended tegen SABAM (met dank aan Kristof Neefs, Altius). 

Auteursrecht. Prejudiciële vragen  aan het HvJ inzake ISP content filtering (voor eerste aanleg, zie IEF 4301)/ Engelse vertaling van een gedeelte van het Franstalige arrest: 

1. Do Directives 2001/29 and 2004/48, read in conjunction with Directives 95/46, 2000/31 and 2002/58 and interpreted with regard to Articles 8 and 10 of the European Convention on Human Rights, allow Member States to authorize a national court, seized in a procedure on the merits and on solely on the basis of the legal provision which holds that “They [the national court] can equally impose a prohibitory injunction on intermediaries whose services are relied upon by a third party to infringe copyright or a neighbouring right”, to order an ISP to put into place, vis-a-vis all of its customers, in abstracto and as a preventive measure, at the expense of the ISP and without limitation in time, a system filtering all electronic communications, both incoming and outcoming, passing through its service, in particular by means of peer to peer software, with the aim to identify the circulation on its network of electronic files containing a musical, cinematographic or audiovisual work to which the claimant alleges to enjoy rights and to then block the transfer thereof, either at the request or at the time it is sent?
 
2. In case question 1 is answered in the positive, do these directives require that the national court, seized to rule over a request for injunctive relief against an intermediary on whose services a third party relies to infringe a copyright, applies the principle of proportionality when it is asked to rule over the efficacy and the dissuasive effect of the requested measure?

Lees het arrest hier.

IEF 8587

De doelen ter bestrijding van namaakgoederen zijn vaag, niet specifiek of meetbaar

Rapport Algemene Rekenkamer (EU-trendrapport 2010): “Noch de Europese Commissie, noch de Nederlandse ministers van Financiën en Economische Zaken of de Douane geven aan of beleidsdoelen voor de bestrijding van namaakgoederen worden gehaald. Dit blijkt uit het op 10 februari 2010 gepubliceerde EU-trendrapport. De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) schat de wereldwijde economische schade voor producenten als gevolg van namaak op 100 tot 200 miljard dollar. Volgens de Europese Commissie worden steeds vaker vervalste medicijnen, kleding, cd’s en dvd’s onderschept.

De doelen in de Actieplannen van de Europese Commissie ter bestrijding van namaakgoederen zijn vaag, niet specifiek of meetbaar. Evaluaties ervan ontbreken, evenals duidelijke sturing en prioriteiten in beleid bij het Ministerie van Economische Zaken bij de handhaving van intellectuele eigendoms- rechten door de Douane. Het onderzoek laat zien dat de overzichten met cijfers over namaakgoederen die Nederland en Europa gebruiken grote gebreken vertonen: ze zijn onnauwkeurig en niet compleet. Hoewel deze gebreken bekend zijn, worden de cijfers toch gebruikt in openbare stukken en voor het formuleren van nieuw beleid. Bij de doorvoer van medicijnen blijken de economische belangen van de patenthouders te kunnen botsen met het belang van de volksgezondheid in ontwikkelingslanden waar de geneesmiddelen nodig zijn."

Lees het persbericht hier meer. Lees het rapport hier.

IEF 8586

In het kader van auteursrechten

Kamerstuk 32016, nr. 17. Wijziging van de Wet op de architectentitel. Amendement van het lid Vietsch ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 121. Ontvangen 4 februari 2010.

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: In artikel I, onderdeel BB, wordt in artikel 27aa «, diens rechten» vervangen door «en diens rechten» en vervalt de zinsnede «, alsmede over diens rechten en plichten jegens een derde, ingeval die derde het werk heeft ontworpen waarop de offerte betrekking heeft of werkzaamheden heeft gestaakt die blijkens de offerte dienen te worden hervat».

Toelichting: De melding aan derden kan leiden tot een besmetverklaring van een project. Het is dus beroepsbescherming in plaats van titelbescherming. Het is een gedragsregel die volgens de Raad van State niet in deze wet thuis hoort. Bovendien kan deze melding in strijd zijn met de belangen en de wensen van de opdrachtgever. In het kader van auteursrechten kan de opdrachtgever de plicht hebben om aan de architect van een gebouw aan te geven dat het gebouw verbouwd gaat worden.

(Wetsvoorstel: Artikel 27aa: ‘Degene die is ingeschreven in het register informeert de persoon die hem een offerte vraagt over zijn deskundigheid en vakbekwaamheid, met inbegrip van zijn bij- en nascholingsactiviteiten, de dekking van de door hem te verrichten werkzaamheden door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, diens rechten en plichten jegens hem als opdrachtgever en de borging daarvan, alsmede over diens rechten en plichten jegens een derde, ingeval die derde het werk heeft ontworpen waarop de offerte betrekking heeft of werkzaamheden heeft gestaakt die blijkens de offerte dienen te worden hervat.’)

Lees het kamerstuk hier.

IEF 8585

Zogenaamde 'sleepers'

Rechtbank Groningen, 16 december 2009, LJN: BL3206, Ad Hoc Data B.V. tegen [gedaagde], h.o.d.n. Digicom Media,

Auteursrecht. Databankenrecht. Bedrijfsgeheimen. ‘Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrecht door data te publiceren op de eigen website. Eiseres stelt bewijs hiervan te kunnen leveren door opzettelijk onjuiste data (zgn. sleepers) aan te wijzen op de site van gedaagde, maar zij wil dat slechts vertrouwelijk ten overstaan van de rechter doen, buiten aanwezigheid van de wederpartij (alleen diens advocaat mag erbij zijn). De rechtbank oordeelt dat art. 27 en art. 29 Rv. een dergelijke gang van zaken niet toestaan. Ook art. 6 Evrm verzet zich hier tegen.

De rechtbank acht het in een civiele procedure de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen - partijen en rechter - dat het geding voortvarend en efficiënt verloopt. Wanneer aan de rechter wordt gevraagd een beslissing te nemen, past het de eisende partij niet om de totstandkoming van die beslissing te bemoeilijken door hem de vereiste gegevens te onthouden, zoals AHD doet. Hoezeer de rechtbank in dit geval ook twijfel heeft bij de wijze waarop gedaagde gebruik heeft gemaakt van de databestanden van AHD, het door AHD beoogde doel van het opleggen van sancties aan gedaagde bereikt zij door haar wijze van procederen thans niet.

Lees het vonnis hier. Zie ook: Ex Parte Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, IEF 5432.

IEF 8584

Postzegelschandaal

Nederlands/ Italiaans postzegelschandaal in de meest recente uitgave van de legendarische Poezenkrant: “Naar pas nu bekend is geworden, heeft in 1993 Poste Italiane, het staatspostbedrijf dat zetelt in Rome, een postzegel uitgegeven met daarop een kopie van een foto die in 1988 in De Poezenkrant heeft gestaan, zonder bronvermelding of financiële tegemoetkoming. De postzegel is in maart 1993 in een oplage van 3.000.000 gedrukt. (Ter vergelijking: Poezenkrant #37 is eind 1987 in een oplage van 2.750 gedrukt.) 

Dit onfrisse zaakje kwam aan het licht toen in januari 2009 een brief op poten in de postbus van De Poezenkrant gleed. In deze brief, opgesteld door een zekere Prem in Tilburg, wordt de vraag opgeworpen ‘of we ons beeld van [P. Schreuders, Directeur van De Poezenkrant] moesten herzien toen we ontdekten dat je geheel buiten ons om de foto van onze Rex HABIBI aan de Italiaanse posterijen had verkocht. We vonden ’t hartstikke leuk om ’m op een postzegel terug te zien, maar wat ons stak was, dat we er van jou nooit iets over gehoord hebben. De enige reden die we hiervoor hebben kunnen bedenken was, dat je zo het ontvangen en ongetwijfeld aardige bedrag geheel in eigen zak kon steken. Natuurlijk zit er op zo’n fotootje geen copyright, maar ’t was wel zo netjes en vriendelijk geweest om dit niet helemaal langs ons heen te doen.’

De briefschrijver heeft hierin gelijk, maar ook De Poezenkrant wist al die jaren van niets. De vraag blijft dus: hoe kwamen de Italiaanse posterijen in bezit van de foto van Rex HABIBI uit Tilburg uit het (in Italië moeilijk verkrijgbare) 37ste nummer van De Poezenkrant? (...) Photoshopdeskundigen hebben inmiddels vastgesteld dat hetmet 99,99% zekerheid om een en dezelfde foto gaat."

Lees hier meer (Poezenkrant nr. 54, maart juni 2010, p. 19).

IEF 8583

Niet minder dan zeven rechtspersonen

Rechtbank Breda, 27 januari 2010, HA ZA 09-1107, Converse Inc. c.s. tegen Sporttrading Holland B.V. c.s.  (met dank aan DLA Piper)

Merkenrecht. Vonnis in vrijwaringsincident. Sporttrading c.s. wil 7 leveranciers van gesteld inbreukmakende sportschoenen in vrijwaring oproepen. Vordering afgewezen. “(…) het toestaan van de oproeping van de zeven genoemde rechtspersonen in vrijwaring [zal] tot een onevenredige vertraging van de hoofdzaak leiden.”

2.3. De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen. Vooropgesteld moet worden dat alleen de in de hoofdzaak gevorderde schadevergoeding, winstafdracht en proceskostenveroordeling zich lenen voor een vrijwaring. Aan de overige vorderingen, indien toegewezen, zullen Sporttrading c.s. als de feitelijke inbreukmakers zelf moeten voldoen. Daar komt bij dat Sporttrading c.s. niet minder dan zeven rechtspersonen in vrijwaring wensen op te roepen, waarvan er vier in het buitenland gevestigd zijn. Reeds de oproeping van deze vier buitenlandse rechtspersonen zal onvermijdelijk tot aanzienlijke vertraging van de hoofdzaak leiden, terwijl Converse Inc. en Kesbo uit de aard der zaak juist belang hebben bij een snelle beoordeling van de door hen gestelde merkinbreuk. Naarmate de procedure vordert zal de vertraging in de hoofdzaak verder toenemen. Na afweging van de wederzijdse belangen van partijen is de rechtbank dan ook van oordeel dat het toestaan van de oproeping van de zeven genoemde rechtspersonen in vrijwaring tot een onevenredige vertraging van de hoofdzaak zal leiden. De rechtbank gaat voorbij aan de mogelijkheid tot splitsing van de afdoening van de hoofdzaak en de vrijwaringszaken zoals bedoeld in artikel 215 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hetgeen alles niet in de weg staat aan de mogelijkheid van Sporttrading c.s , om op eigen initiatief een vordering in te stellen tegen één of meer van de zeven rechtspersonen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8582

Bij afstand van instantie

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, beschikking van 19 januari 2010, HA RK 09-572, TNT Holdings B.V. tegen Logispring Management Services Company LLC c.s. (met dank aan Niels Mulder & Alexander Tsoutsanis, DLA Piper) 

Proceskosten. Merkenrecht. Gedaagde i.c. LMSC doet afstand van instantie in bodemprocedure na kort geding over het gebruik van het merk Logispring (zie Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 29 september 2009, IEF 8236). Eiser TNT wenst op grond van art. 250 lid 4 Rv vergoeding van de volledige proceskosten. Vordering toegewezen: 'Uitgangspunt is dat bij afstand van instantie de eiser als in het ongelijk gesteld is te beschouwen in de zin van artikel 1019h Rv.'

3.1. De rechtbank stelt vast dat artikel 1019h Rv van toepassing is op de in 2.1. bedoelde bodemprocedure, waarin door LMSC een vordering tot vervallen verklaring van de merken van TNT is ingesteld. Deze vordering is immers ingesteld in reactie op de handhaving onder meer door het versturen van een sommatiebrief door TNT van haar merkrechten. De rechtbank verwijst voorts naar hetgeen in dit verband in de Leidraad indicatietarieven in IEzaken staat vermeld, te weten: "Toepassing [van de in de Leidraad vermelde indicatietarieven] vindt ook plaats in procedures [...] waarin uitsluitend de geldigheid van het ie recht aan de orde is of alleen een verklaring voor recht van (niet)inbreuk wordt gevorderd"

3.2. Artikel 249 lid 2 Rv biedt ruimte voor vergoeding van werkelijk gemaakt kosten, ook als de conclusie van antwoord formeel niet genomen is. Artikel 249 1id 2 Rv verplicht immers de eiser die afstand van instantie doet de door gedaagde in verband met de procedure reeds gemaakte proceskosten te vergoeden. Het feit dat gedaagden een proceshandeling  in dit geval het nemen van een conclusie van antwoord  formeel niet hebben verricht, staat niet aan vergoeding van de kosten in de weg, omdat, gelet op het late tijdstip waarop afstand van instantie is gedaan en waarop aan gedaagden is aangekondigd dat zulks zou geschieden, gedaagden de kosten voor de voorbereiding van die proceshandeling niet redelijkerwijs hebben kunnen voorkomen.

3.3. Uitgangspunt is voorts dat bij afstand van instantie de eiser als in het ongelijk gesteld is te beschouwen in de zin van artikel l019h Rv. Doel van dat artikel is immers te verzekeren dat bij een procedure als voormelde merkenrechtelijke zaak, de in het ongelijk gestelde partij in de redelijke en evenredige kosten wordt veroordeeld (tenzij de billijkheid zich daartegen zou verzetten). Dit doel zou worden gefrustreerd indien de eiservergoeding van dergelijke kosten die wel reeds door de gedaagde partij zijn gemaakt kan voorkomen door de zaak vroegtijdig in te trekken. Evenmin zou een andere uitleg in redelijkheid te rijmen zijn met het feit dat, indien de procedure was voortgezet en de eisende partij in het ongelijk zou zijn gesteld, hij wel in de kosten conform artikel 1019h Rv zou zijn veroordeeld.
(…)

3.5. Wel ziet de rechtbank aanleiding tot matiging, nu de conclusie van antwoord in hoge mate overeenstemt met en gebaseerd is op de dagvaarding en het pleidooi in kort geding, waarvoor reeds afzonderlijk proceskosten zijn vergoed.

3.6. In aanmerking genomen de indicatietarieven, die uitgaan van EUR 8.000,= voor de gehele procedure, en de even genoemde matiging, zullen de kosten in redelijkheid worden begroot op EUR 2.500,=, waarop het reeds door LMSC betaalde bedrag gebaseerd op het liquidatietarief, te weten EUR 488,=, in mindering moet worden gebracht. Per saldo bedraagt de kostenveroordeling EUR 2.012,=.

Lees het vonnis hier.

IEF 8581

Het Electrolux-opdrachtgeversauteursrecht

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 22 december 2009, LJN: BL2812, [Appellant] tegen KSI Gastronomiezubehor-Handels und Produktions Gesellschaft.

Auteursrecht. Modellenrecht.  Vormgeving lampen. Voormalig importeur/distributeur KSI op sfeerlampen, betrekt nu sfeerlampen en vullingen van [KS], een bedrijf dat in het verleden heeft samengewerkt met KSI. KSI stelt dat appellant hierdoor inbreuk maakt op het aan KSI toekomend auteursrecht op de lampen. Lampen zijn (binnen de stijl) wel aan te merken als werken. Hof houdt zaak aan om partijen de gelegheid te geven zich uit et laten over de mogelijkheid van het Electrolux-opdrachtgeversauteursrecht (art. 3.29 jo 3.8 lid 2 BVIE).

13. Indien de situatie echter is geweest, zoals door [appellant] bij verweer is geschetst (CvA onder 3 en bijlage proces-verbaal pleidooi d.d. 29 oktober 2009), dat [KS] degene is geweest die voor KSI een lampenlijn heeft ontwikkeld en vervaardigd, moet de vraag wie als maker en auteursrechthebbende kan worden aangemerkt naar het voorlopig oordeel van het hof niet worden beantwoord aan de hand van de auteurswet, maar aan de hand van de destijds geldende Benelux-Modellenwet (hierna: BTMW), sinds 1 september 2006 vervangen door het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (hierna: BVIE), omdat de sfeerlampen gekwalificeerd kunnen worden als modellen in de zin van art. 1 BTMW (art. 3.1 BVIE). Op grond van de artikelen 23 juncto 6 lid 2 BTMW (thans art. 3.29 juncto 3.8 lid 2 BVIE) geldt dat wanneer een (al dan niet gedeponeerd) model op bestelling is ontworpen en deze bestelling is gedaan met het oog op het gebruik daarvan in de handel, degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper wordt beschouwd en aldus auteursrechthebbende is, behoudens andersluidend beding (BenGH 22 juni 2007, Electrolux, NJ 2007/500). De stelplicht en bewijslast van zo'n andersluidend beding rust op [appellant]. Dit betekent dat ook indien de situatie zo zou zijn geweest als door [appellant] is gesteld, KSI in beginsel - alsdan behoudens bewijs van andersluidend beding - als maker/auteursrechthebbende moet worden beschouwd.

14. Partijen hebben zich in de discussie over en weer geen rekenschap gegeven van de mogelijke toepasselijkheid van de BTMW/BVIE noch van de toepasselijkheid van artikel 8 Aw. Het hof zal partijen daarom in de gelegenheid stellen zich daarover alsnog bij akte uit te laten, voor het eerst aan de zijde van [appellant].

Lees het arrest hier