IEF 22289
9 oktober 2024
Artikel

Lustrum Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht

 
IEF 22288
9 oktober 2024
Uitspraak

Partijen krijgen allebei deels gelijk in zaak over al dan niet onrechtmatige uitingen

 
IEF 22287
9 oktober 2024
Uitspraak

Merkinbreuk door handel in vervalste zegels voor gasflessen

 
IEF 7320

Deel 2: Merkenrecht

V.l.n.r. Wubbo de Boer, Tobias Cohen JehoramPersbericht over het nieuwe merkenrechthandboek “Industriele Eigendom deel 2, Merkenrecht” van Tobias Cohen Jehoram, dat gisteravond is gepresenteerd en uitgereikt aan de Wubbo de Boer, president van het OHIM ('de Wim Duisenberg van het merkenrecht’). Vanzelfsprekend heeft vrijwel niemand het 700 pagina’s dikke standaardwerk nog gelezen, laat staan kunnen recenseren (afgezien van de gebruikelijke microrecensies op de borrel over typo’s en plaatjes), vandaar dat het onderstaande persbericht voor nu moet volstaan:

“Gisteren is in Felix Meritis het handboek Industriële Eigendom deel 2, Merkenrecht, van de hand van Tobias Cohen Jehoram, Constant van Nispen en Toon Huydecoper, feestelijk ten doop gehouden. Tijdens de bijeenkomst werd het boek besproken door Mr Numann, raadsheer in de Hoge Raad. Hij zei daarover onder andere: "Een prachtig boek. Alle onderwerpen die je kunt verzinnen komen aan de orde en worden grondig behandeld". Tobias Cohen Jehoram bracht in kaart hoe het Hof van Justitie omgaat met het merkenwettelijk systeem en deed voorspellingen over waar het heen zal gaan met de jurisprudentie uit Luxemburg. Vervolgens reikte hij het eerste exemplaar van het boek uit aan Wubbo de Boer, president van het Europese merkenbureau in Alicante.

Met het verschijnen van Industriële Eigendom, deel 2, Merkenrecht, wordt in een grote behoefte voorzien; die aan een recent handboek merkenrecht. Bovendien behandelt het boek niet alleen het Benelux-merkenrecht, maar -als eerste- ook het Gemeenschapsmerkenrecht. Het boek gaat diep in op een scala aan onderwerpen (in 21 hoofdstukken en op ruim 700 pagina´s). Het volgt de levensloop van het merk.

Na bespreking van de functies van merken en merkenrecht, behandelt het de wettelijke basis voor verschillende merkrechten, het wezen van en de eisen gesteld aan merken, de verkrijging van een merkrecht, de inhoud van het exclusieve recht, de beperkingen daarop en het verlies van merkrechten. Daarnaast behandelt het boek vele specifieke onderwerpen, zoals het collectieve merk, de procesrechtelijke complicaties, strafrechtelijke handhaving en het merk als vermogensrecht. Er wordt apart, en uitgebreid, aandacht besteed aan het Gemeenschapsmerk. In het boek wordt verder gekeken dan het merkenrecht sec; het merkenrecht is ook van belang op aanpalende gebieden. Zo komen ook aan bod: de verhouding tussen merk en handelsnaam, merk en geografische herkomstaanduidingen, merk en auteursrecht, merk en mededingingsrecht, en zelfs merk en productaansprakelijkheid.

Het boek gaat uitgebreid in op jurisprudentie van het HvJEG, maar verwijst ook ruim naar jurisprudentie uit feitelijke instanties. Daarnaast behandelt het specifieke problemen uit de praktijk. Aldus biedt het niet alleen een degelijk theoretisch overzicht van het merkenrecht, maar biedt het ook een uitstekend naslagwerk voor de praktijk. Doelgroepen van het boek zijn: academici, rechters, advocaten, bedrijfsjuristen en keuzevak-master studenten.

T. Cohen Jehoram, C.J.J.C. van Nispen & J.L.R.A Huydecoper, Industriële Eigendom, deel 2, Merkenrecht, ISBN 9789013053067, Kluwer, Deventer.  

 


 

IEF 7319

Een stijlverwantschap, maar geen verveelvoudiging

Vlinder (Jacobsen) - Lugano (Blokker). Klik voor vergrotingRechtbank Amsterdam, 13 november 2008, LJN: BG5119, Fritz Hansen A/S tegen Blokker B.V.

Kort geding tussen Fritz Hansen, de producent van de Vlinderstoel van Arne Jacobsen, en Blokker. Volgens Fritz Hansen wordt door Blokker een stoel aangeboden  (de Lugano, afbeelding rechts, klik voor vergoting) die een inbreuk vormt op het auteursrecht op de Vlinderstoel. Vordering wordt afgewezen. Er is wel een stijlverwantschap, maar de totaalindrukken verschillen. Onbetwiste redelijke proceskosten: €4.613,58.
 
“Door het ontbreken van de welvingen in het zitvlak en de rugleuning heeft de Luganostoel bovendien een geheel ander zitcomfort, zoals is gebleken uit de voor deze procedure tijdelijk door partijen ter beschikking gestelde stoelen, maar dit terzijde. Door de verschillen tussen de stoelen is er meer sprake van een stijlverwantschap met, maar niet van een verveelvoudiging van de Vlinderstoel. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat met de Luganostoel geen inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel.”

“2.6.  In haar folder de “Blokker Topper” van week 38 is door Blokker een stoel met de naam “Lugano” in de kleuren mat wit en mat transparant beuken voor een prijs van EUR 17.99 ter verkoop aangeboden. De producent van de Luganostoel is het in Taiwan gevestigde bedrijf Suiann Industrial Co. Ltd."

Auteursrecht

"(…) 4.2.  Niet in geschil is dat op de Vlinderstoel auteursrecht rust. (…) 

(…) 4.5.  Uit het voorgaande blijkt dat de Vlinderstoel en de Luganostoel zeker overeenkomsten hebben, zoals de smallere taille in de rugleuning en de vorm van de poten. Niet onaannemelijk is dan ook dat bij het ontwerpen van de Luganostoel de Vlinderstoel als inspiratiebron heeft gediend. Dit betekent echter nog niet dat daarmee met de Luganostoel ook een inbreuk is gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel. Daarvoor is de totaalindruk van de Luganostoel te verschillend van de Vlinderstoel, waarbij in zoverre onderscheid wordt gemaakt tussen de uitvoering van beide stoelen in wit dan wel beukenhout. De totaalindruk van de witte Luganostoel is sterk verschillend van de Vlinderstoel. De beukenhouten versie van de Luganostoel, met de daarop aangebrachte suggestie van een houtnerf, lijkt op dichtere afstand van de Vlinderstoel te staan dan de witte versie van de Luganostoel. Bij de Luganostoel ontbreekt echter in beide uitvoeringen het voor de Vlinderstoel kenmerkende welvende en glooiende lijnenspel, zowel aan de buitenzijde van de rugleuning en het zitvlak als in de rugleuning en het zitvlak zelf. Door het ontbreken van de welvingen in het zitvlak en de rugleuning heeft de Luganostoel bovendien een geheel ander zitcomfort, zoals is gebleken uit de voor deze procedure tijdelijk door partijen ter beschikking gestelde stoelen, maar dit terzijde. Door de verschillen tussen de stoelen is er meer sprake van een stijlverwantschap met, maar niet van een verveelvoudiging van de Vlinderstoel. Voorshands wordt daarom geoordeeld dat met de Luganostoel geen inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht op de Vlinderstoel."

Slaafse nabootsing

"4.6.  Ten aanzien van de stelling van [eiseres] dat de verkoop van de Luganostoel door Blokker onrechtmatig is omdat de Luganostoel een slaafse nabootsing is van de door haar geproduceerde en verkochte Vlinderstoel, wordt overwogen dat nabootsing van een product van een concurrent alleen dan ongeoorloofd is indien men, zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product af te doen, op bepaalde punten evengoed een andere weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht bij het relevante publiek over de herkomst van het product.

4.7.  Zoals hiervoor reeds overwogen zijn er weliswaar overeenkomsten tussen de Vlinderstoel en de Luganostoel, maar zijn de totaalindrukken van deze stoelen verschillend. Waar mogelijk heeft de fabrikant van de Luganostoel bij het ontwerp een andere weg gekozen. Niet aannemelijk is dan ook dat het relevante publiek de Luganostoel met de Vlinderstoel zal verwarren, te minder nu door eiseres daarvoor geen bewijzen zijn aangedragen. Van slaafse nabootsing is voorshands dan ook geen sprake."


Lees het vonnis hier.

 

IEF 7318

Verend opgelegde dekvloeren

Fonofloor - RedufloorRechtbank ’s-Hertogenbosch, 29 oktober 2008, LJN: BG4633, Fonofloor B.V. tegen O.C.A.M. Holding B.V.,

Auteursrecht. Merkenrecht. Concurrentie na samenwerking. Geen inbreuk op auteursrecht m.b.t brochure, folder algemene voorwaarden en  prestatiecertificaat. Onduidelijkheid over eventuele auteursrechthebbende is niet van belang, nu van inbreuk geen sprake is. “Zeer vergelijkbaar” is onvoldoende, nu de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Merk Redufloor maakt geen inbreuk op Fonofloor.

Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen. 

“De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s.” Proceskosten volgens liquidatietarief.

Auteursrecht op de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften:

"4.4. De brochure van Fonofloor en de folder met verwerkingsvoorschriften zijn door Mediacom in opdracht van Fonofloor gemaakt, dat staat tussen partijen vast. De maker wordt niet op dit materiaal vermeld. Op grond van artikel 8 Auteurwet wordt in een dergelijk geval de vennootschap die het werk als afkomstig van haar openbaarmaakt, als maker aangemerkt. Partijen kunnen bij overeenkomst hiervan afwijken. Volgens OCAM c.s. gelden de algemene voorwaarden van Mediacom, waarin onder meer is bepaald dat zij eigenaar van de intellectuele eigendomsrechten van door haar ontwikkelde producten blijft. Fonofloor beroept zich op vernietiging van die voorwaarden, omdat deze volgens haar niet door Mediacom aan Fonofloor zijn verstrekt. Volgens OCAM c.s. zijn de voorwaarden wél verstrekt. Het staat dus nog ter discussie wie auteursrechthebbende van de brochure en de folder met verwerkingsvoorschriften is.

4.5. Als blijkt dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht, kan hier echter in het midden blijven welk van partijen auteursrechthebbende is. Wanneer de reclame van OCAM c.s. (productie 2 Fonofloor) met de brochure van Fonofloor (productie 1 Fonofloor) wordt vergeleken, blijkt dat de omvang, de tekst en de afbeeldingen sterk van elkaar verschillen. Datzelfde geldt wanneer de folder met verwerkingsvoorschriften van OCAM c.s. (productie 4 Fonofloor) met die van Fonofloor (productie 3 Fonofloor) wordt vergeleken. Alleen de in beide folders afgebeelde schema’s vertonen gelijkenissen. Fonofloor noemt het materiaal van haarzelf en Redumax “zeer vergelijkbaar”, maar dat is niet voldoende om inbreuk op auteursrecht aan te nemen. Voor zover er door OCAM c.s. al auteursrechtelijk beschermde trekken van het materiaal van Fonofloor zijn overgenomen, is dat niet in een mate gebeurd waardoor sprake is van inbreuk op het auteursrecht."

Auteursrecht op de algemene voorwaarden en het prestatiecertificaat:

"4.6. OCAM c.s. heeft aangevoerd dat de algemene voorwaarden van Fonofloor zijn gekopieerd van die van haar zusterbedrijf Wedeflex en dat ook het prestatiecertificaat een aangepaste versie van het certificaat van Wedeflex is. Dit is door Fonofloor niet weersproken, zodat het tussen partijen vast staat. Fonofloor heeft niets aangevoerd op basis waarvan moet worden geconcludeerd dat haar voorwaarden en prestatiecertificaat niettemin als nieuwe, oorspronkelijke werken zouden moeten worden aangemerkt en dus auteursrechtelijk beschermd zijn. Voor zover de voorwaarden en het certificaat van Wedeflex wél auteursrechtelijk beschermde werken zijn, kan dat evenmin tot toewijzing van de vorderingen leiden. Wedeflex is immers geen partij in deze procedure."

Merkrecht

"4.7. Voor zover Fonofloor ook een inbreuk op haar merkrecht aan haar vorderingen ten grondslag legt, overweegt de rechtbank het volgende. Fonofloor heeft als merkhouder van het merk “Fonofloor” het uitsluitend recht op dit merk, onder andere voor isolatiemateriaal en vloerbedekking. Redumax gebruikt het teken “Redufloor” voor dergelijke producten. Er is echter geen sprake van merkinbreuk, omdat “Redufloor” onvoldoende met “Fonofloor” overeenstemt om op basis daarvan verwarringsgevaar tussen beide aan te nemen.

(…) 4.9. Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van Fonofloor, voor zover gegrond op inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, worden afgewezen."

Gesteld onrechtmatig handelen

"4.10. Partijen zijn het erover eens dat het product van Fonofloor niet door een intellectueel eigendomsrecht zoals octrooirecht wordt beschermd. Zij twisten onder meer over de vraag of het door Redumax verhandelde product is nagemaakt van het door Redumax verhandelde product, in hoeverre de producten gelijk zijn en of er verwarringsgevaar bestaat.

(…) 4.13. De rechtbank benadrukt dat bij de beoordeling van de handelwijze van OCAM c.s. de vrijheid van handel en nijverheid voorop staat. Bij het beëindigen van de zakelijke relatie tussen enerzijds Fonofloor en anderzijds OCAM, Mediacom en [S] is geen non-concurrentiebeding overeengekomen. Dat OCAM c.s. aan derden en mogelijk ook aan Fonofloor heeft laten weten zich op reclamewerk te willen gaan toeleggen, betekent niet dat zij dus geen concurrerende activiteiten mócht gaan ontplooien. Dat stond haar in beginsel vrij. Dat zou anders kunnen zijn als zij bij de concurrerende activiteiten stelselmatig of in substantiële mate het bedrijfsdebiet van Fonofloor zou afbreken, maar dit is gesteld noch gebleken.

Fonofloor stelt dat verwarring tussen beiden ontstaat door het gebruik van de brochures, verwerkingsvoorschriften, prestatiecertificaten en algemene voorwaarden van Redumax en van gelijkende namen. De brochures en verwerkingsvoorschriften van Redumax wijken naar het oordeel van de rechtbank echter zozeer af van die van Fonofloor dat deze niet tot verwarring zullen leiden (zie overweging 4.5). Datzelfde geldt voor de door Redufloor gebruikte namen “Redufloor”, “Hotfix-methode”, “Redustrip” en “Redumax-tape” ten opzichte van de door Fonofloor gebruikte namen “Fonofloor”, “Hotmeld-methode” “Fonostrip” en “Fonotape”. Het certificaat en de algemene voorwaarden van Redumax lijken weliswaar zeer sterk op die van Fonofloor, maar het gebruik van vergelijkbare certificaten en voorwaarden is in diverse branches zó algemeen dat het gebruik van het certificaat en de voorwaarden van Redumax evenmin tot verwarring tussen Redumax en Fonofloor zal leiden.

(..) 4.15. De rechtbank acht het begrijpelijk dat Fonofloor liever had gewild dat OCAM c.s. meer afstand ten opzichte van haar en haar product zou nemen. Dat betekent echter nog niet dat er sprake is van onrechtmatig handelen van OCAM c.s. Het betoog van Fonofloor dat OCAM c.s. onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld faalt, ook wanneer de diverse handelingen van OCAM c.s. in onderling verband worden beschouwd. De vorderingen van Fonofloor zullen dan ook worden afgewezen."

Gebruik materiaal na verbreken relatie opdrachtgever en ontwikkelaar

  “4.18. De rechtbank gaat ervan uit dat OCAM c.s. met het reclamemateriaal doelt op de brochures en folders die ook in conventie onderwerp van discussie zijn geweest. Zoals reeds in conventie is besproken, is tussen partijen in geschil wie het auteursrecht op dit materiaal heeft. Ook in reconventie kan het antwoord op die vraag in het midden blijven en is bewijslevering op dit punt dus niet aan de orde. Als OCAM c.s. het auteursrecht op dit materiaal heeft, geldt namelijk het volgende. Het materiaal is in opdracht van Fonofloor ontwikkeld, dat staat tussen partijen vast. Wanneer de relatie tussen de opdrachtgever en degene die het materiaal heeft ontwikkeld, wordt verbroken, kan de opdrachtgever het materiaal in beginsel blijven gebruiken zonder daarvoor een (eventueel aanvullende) vergoeding verschuldigd te zijn, tenzij anders is overeengekomen (zie ook Spoor c.s. in Auteursrecht, paragraaf 2.14). Dat daarover tussen partijen andersluidende afspraken zijn gemaakt, is niet gesteld of gebleken. Evenmin zijn feiten of omstandigheden naar voren gekomen die de rechtbank aanleiding geven van eerdergenoemd uitgangspunt af te wijken.”

Lees het vonnis hier

IEF 7317

Douanemaatregelen in Octrooigeschillen

CIER lezing 3 december 2008. Douanemaatregelen in Octrooigeschillen. Spreker is Mr. G.J. Kuipers, advocaat en partner bij De Brauw Blackstone Westbroek.

De lezing zal zich toespitsen op het onderwerp van douanemaatregelen in octrooigeschillen. De praktijk in Nederland is dat de douane zich flexibel opstelt en vrij snel bereid is tot actie over te gaan. Hoe komt de douane precies tot het vermoeden dat sprake is van inbreuk op een IE-recht in de zin van de Antipiraterijverordening (APV). Voor gevallen van nagemaakte Adidasschoenen of Gucci-zonnebrillen lijkt dit eenvoudig, maar hoe gaat dat in octrooigeschillen? Een tweede en veel besproken vraag die aan de orde komt is wat nu precies de mogelijkheden zijn in geval van transitohandel. Houdt zoals de voorzieningenrechter te 's-Gravenhage onlangs oordeelde de vervaardigingsfictie van de Hoge Raad uit Philips / Princo stand na Montex / Diesel? En tot slot: Wat zijn de mogelijkheden om door een douanebeslag getroffen goederen weer vrij te krijgen.

De lezing is voor belangstellenden vrij toegankelijk. Na afloop is er een borrel. Plaats: Molengraaff Instituut voor Privaatrecht, Drift 9, aanvang 16.00 uur. Aanmelding kan geschieden bij mw. E. Alferink, telefoon 030-253 7723 of via e-mail: e.alferink@law.uu.nl

Voor het bijwonen van de Cier-lezingen worden 2 NOVA punten toegekend.

IEF 7316

Achterblijven met een kater

E.J. Dommering, Annotatie bij HR 30 mei 2008 (de Endstra tapes), Nederlandse Jurisprudentie 2008-556.

“Enige macro overwegingen. Het slechten van de laatste drempeleis in het auteursrecht heeft naar mijn oordeel onaanvaardbare consequenties voor het openbare informatievoorzieningsproces. Het legt immers subjectiefrechtelijke claims (die tot 70 jaar na de dood van de ‘auteur’ zullen reiken) op alle waargenomen en vastgelegde informatie waaraan ex post een subjectief karakter valt te bespeuren. De gehele wereld van ‘de feiten’ die van oudsher buiten het auteursrecht onder de free flow of information valt, is daarmee in beginsel binnen het bereik van het auteursrecht gekomen.    (…) De privacy claim kan in veel gevallen vervangen worden door een auteursrechtelijke claim (waarbinnen, behoudens de wettelijke uitzonderingen op het auteursrecht voor belangenafweging geen plaats meer is). Geïnterviewden zouden zich van dit verbodsrecht kunnen gaan bedienen om te voorkomen dat dingen die zij tijdens een interview hebben gezegd, maar waarvan zij achteraf spijt krijgen, uit de gepubliceerde versie van een interview te weren. Schuijt noemt het interview in zijn geciteerde Vrijheid van nieuwsgaring het nieuwsgaringsmiddel bij uitstek.”

Lees de volledige noot hier (website IViR).

P.B. Hugenholtz, 'De Endstra-tapes', annotatie bij Hoge Raad 30 mei 2008, LJN: BC2153 (zonen Endstra/Nieuw Amsterdam), Ars Aequi, november 2008, p. 819-822.

“Meer in het algemeen geeft het arrest weinig blijk van begrip van het menselijke scheppingsproces. Creatie is uit de aard der zaak een bewuste menselijke handeling. Aan iedere schepping gaat een idee (plan, concept) vooraf. Zonder dat idee, dat richting geeft aan de schepping, is er geen werk, maar slechts onbeschermde menselijke communicatie. Daarom is de letterlijk opgetekende echtelijke ruzie geen werk, maar het toneelstuk waarin een echtelijke ruzie wordt verbeeld is dat wel. 

Evenmin lijkt de Hoge Raad zich veel rekenschap te geven van de consequenties van het arrest, het zoveelste in een reeks waarin het domein van het auteursrecht telkens is opgerekt. De Hoge Raad lijkt uit het oog te verliezen dat het object van het auteursrecht iets beschermenswaardigs vertegenwoordigt. Is er werkelijk een cultureel of ander algemeen belang gemoeid met de bescherming (door een langlopend exclusief recht) van normale menselijke conversatie? Vinden er in Nederland zonder de stimulans van een auteursrecht te weinig gesprekken plaats?

Helaas lijkt de rechtsgrond van het auteursrecht in het arrest geen enkele rol te hebben gespeeld. Hetzelfde geldt voor de keerzijde van het auteursrecht: de informatievrijheid. Menselijke conversatie is de grondstof van informatievrijheid; er moeten goede gronden zijn om die door een uitsluitend recht te beperken, zo blijkt uit artikel 10 lid 2 EVRM.

Het wachten is nu op het (eind)oordeel van het Haagse gerechtshof. (…)  Zoals het Amsterdamse hof al moest toegeven, heeft Endstra zijn woorden waarschijnlijk wel ‘creatief’ gekozen en daardoor zijn persoonlijk stempel op de conversatie gezet. Maar misschien werpt het hof de reddingsboei die de Hoge Raad in de slotzin van r.o. 4.5.1 voor Nieuw Amsterdam lijkt te hebben klaargelegd: Daarbuiten [de eis van persoonlijk stempel] valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. Mogelijk loopt de zaak bij het Haagse hof dus nog met een sisser af, maar de auteursrechtelijke doctrine blijft achter met een kater.”

Lees de volledige noot hier (website IViR).

IEF 7315

Personalia

Edward de LangeAdvocaat Edward de Lange (38) is op 1 november 2008 in dienst getreden bij de Rotterdamse vestiging van Loyens & Loeff. Hij is als senior advocaat werkzaam in de praktijkgroep Technologie, Media & Procesrecht.

De Lange was vijf jaar werkzaam in de praktijkgroep IE/IT bij het advocatenkantoor Simmons & Simmons in Rotterdam. Daarvoor werkte hij voor twee andere advocatenkantoren en een IT-advieskantoor. De Lange studeerde Nederlands recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en volgde de post-doctorale opleiding Informaticarecht aan de Grotius Academie en de postdoctorale opleiding ‘Het Nieuwe Telecommunicatierecht’ aan het Eggens Instituut.

Hij is medeauteur van het boek Juridische Aspecten van de Informatievoorziening (Academic Service 2002), schrijft regelmatig artikelen en geeft presentaties en lezingen over ICT-recht.
 

IEF 7314

Het enkele ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl

Batavus (boven) vs. Blomson Montego MoverVzr. Rechtbank Haarlem, 24 november 2008, KG ZA 08-564, Batavus B.V. tegen Blomson International B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Onrechtmatig handelen. Vorderingen afgewezen. De Blomson Motego Mover (afbeelding onder, klik voor vergroting) maakt geen inbreuk op Personal Bikes van eiser Batavus.

Batavus is de fabrikant van onder meer een fiets genaamd Personal Bike Delivery. Deze fiets wordt sinds 1995 op de markt gebracht door Batavus. Blomson heeft in 2007 een fiets op de markt gebracht onder de naam Montego Mover. Volgens Batavus maakt deze fiets inbreuk op haar auteursrecht met betrekking tot het ontwerp van de Personal Bike Delivery. Voorts ziet Batavus de Montego Mover als een ongeoorloofde slaafse nabootsing.  

De Voorzieningenrechter is van oordeel dat de volgens Batavus kenmerkende elementen, te weten het U frame en de dwarsverbinding, niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Deze elementen werden reeds voor 1995 in fietsen toegepast.

Ook het resterende samenstel van afzonderlijke onderdelen die volgens Batavus bijdragen aan de totaalindruk (dikke/brede uitvoering van de buizen, brede banden, de niet gangbare wielmaat 26 inch, de berde handgrepen, het brede achterspatbord, de hoge stuurbocht, de dubbele middenstandaard, de open kettingkast, de ring om de crank, het lampje op de linkerzijstang van het voorwiel en de robuust ogende voordrager) komen volgens de Voorzieningenrechter niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Ten aanzien van een aantal van deze onderdelen valt volgens de Voorzieningen naar voorlopig oordeel niet uit te sluiten dat ze functioneel bepaald zijn. Voor het overige staat vast dat de corresponderende onderdelen van Montego Mover niet overeenstemmen.

“4.13 Voor zover Batavus zich heeft willen beroepen op bescherming van de robuuste stijl waarin de Personal Bike Delivery is uitgevoerd, kan dat beroep niet slagen, nu de stijl waarin een werk is uitgevoerd niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Evenmin komt aan het enkele ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl bescherming krachtens auteursrecht toe. Bovendien heeft Blomson gewezen op andere fietsen, zoals mountainbikes of fietsen van het merk Kronan die ook dikke buizen en een robuust uiterlijk vertonen, welke fietsen reeds op de markt waren ten tijde van het verschijnen van de Personal Bike.

Van belang is voorts of - mede gelet op mode, trend of stijl op het gebied van fietsen - Blomson met haar fiets de Montego Mover voldoende afstand van het product van Batavus heeft genomen en met haar ontwerp op een voldoende eigen wijze uiting beeft gegeven aan de vigerende mode, trend, of stijl van ontwerpen. Gelet op het hiervoor overwogene is de voorzieningechter van oordeel dat Blomson bij de Montego Mover voldoende afstand heeft genomen van de Personal Bike Delivery.”

Van auteursrechtinbreuk is volgens de Voorzieningenrechter voorshands geen sprake.

Ook het beroep van Batavus op slaafse nabootsing faalt. Van een slaafse kopie is naar het oordeel van de Voorzieningenrechter geen sprake. Voorts is niet komen vast te staan dat Blomson verwarring sticht.
Batavus wordt veroordeeld in de volledige proceskosten ad EUR 11.211,67.

Lees het vonnis hier.

IEF 7313

Verzoenbaar met

Benelux Gererechtshof, 17 november 2008, conclusie A-G Leclerq in zaak A 2008/1, JTEKT Corporation tegen NV. Jacobs Trading & BBIE

Op de valreep voor het weekend. Merkenrecht.

"(…) IV Conclusie.  Ik ben van mening, op grond van die redenen, Uw Hof te kunnen adviseren als volgt te antwoorden op de door het Hof van beroep te Brussel gestelde prejudiciële vragen: 

Vraag 1: In de procedure van beroep tegen een beslissing van her BBIE kan de BOIE en/of het BBIE niet aanwezig zijn in deze rechtspleging.

Vraag 2: Regel 1.17. l .c van het Uitvoeringsreglement strookt met artikel 2.16. lid 3 en 4 BVIE.

Vraag 3: Regel 1.17.l.c van het Uitvoeringsreglement is verzoenbaar met de bepalingen van het BVIE.

Vraag 4: Het "buiten behandeling laten" van de oppositie niet kan worden beschouwd als een beslissing in de zin van artikel 2.16.4 BVIE waartegen beroep kan worden ingesteld volgens artikel 2.17.1. BVIE.

Vraag 5: Artikel 2.17 van het BVIE staat niet eraan in de weg dat de vordering tot vernietiging van de beslissing van het Bureau wordt ingeleid bij een andere akte dan een verzoekschrift. De regelmatigheid van de inleidende akte moet vervolgens worden beoordeeld volgens de voorschriften van het nationale gerechtelijk privaatrecht.

Vraag 6: Het hof van beroep dat de oppositie beoordeelt, na beroep tot vernietiging tegen beslissing van het BBIE, kan de oppositie in volle omvang beoordelen en kan, na eventuele vernietiging, zijn beslissing in de plaats stellen van deze van het BBIE.”

Lees de conclusie hier.

IEF 7312

De teksten van incasso-overeenkomsten

Hoge Raad, 21 november 2008, LJN: BF5284, Juresta Nederland B.V. tegen Advex Financiële Diensten B.V. c.s.  (met conclusie A-G Verkade)

81 RO-arrest. Oorspronkelijk auteursrechtelijk geschil. Onrechtmatige daad. Schadeplichtigheid na betekening van vonnis dat later werd vernietigd; eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW; schadeberekening; gebruik deskundigenrapport waarop partijen niet tussentijds hebben kunnen reageren; passeren bewijsaanbod. Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling en verwerpt het beroep (81 RO). 
 
In deze zaak gaat het om de vraag of Juresta jegens Advex c.s. aansprakelijk is voor de schade die Advex c.s. vanaf 9 januari 1998 stellen te hebben geleden als gevolg van de betekening van het later vernietigde vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 en zo ja, tot welk bedrag.

Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 is Advex c.s., op straffe van het verbeuren van een dwangsom, op auteursrechtelijke gronden verboden de (teksten van) incasso-overeenkomst(en) van Juresta geheel of gedeeltelijk in gewijzigde vorm bewerkt en/of nagebootst te verveelvoudigen of openbaar te maken. Na betekening van het vonnis door Juresta op 9 januari 1998 hebben Advex c.s. zich onthouden van het gebruik van de door hen gehanteerde incasso-overeenkomst en algemene voorwaarden. Nadien is het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 in hoger beroep vernietigd bij arrest van het hof Amsterdam van 20 mei 1999.

De rechtbank heeft - in hoger beroep en in cassatie niet bestreden - geoordeeld dat met de executie van het in hoger beroep vernietigde vonnis de onrechtmatigheid en schadeplichtigheid van Juresta jegens Advex c.s. vaststaat. De omvang van de schade is vervolgens onderwerp van geschil geworden. Na een door de rechtbank bevolen deskundigenbericht is Juresta veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Advex c.s. Het hof heeft de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.

Lees het arrest hier.

IEF 7311

Personalia

Cees Crul"Na veertig jaar werkzaam te zijn geweest als advocaat gaat Cees Crul  aan het einde van dit jaar Van Doorne verlaten. Hij zal zijn praktijk overdragen aan Ricardo Dijkstra en gaan genieten van zijn pensioen. Uiteraard laat Van Doorne dit moment niet ongemerkt voorbij gaan.

Op 27 november a.s. luidt Van Doorne Cees' pensioen op feestelijke wijze in. Tijdens de afscheidsreceptie zal professor Willem Grosheide een onderwerp op het gebied van de Intellectuele Eigendom bespreken. Tevens zal gesproken worden door de Managing Partner van Van Doorne Onno Boerstra."