IEF 22236
13 september 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Levola/Smilde

 
IEF 22234
12 september 2024
Artikel

Hoe kan een merkenaudit uw wereldwijde marktstrategie ondersteunen?

 
IEF 22233
12 september 2024
Artikel

Aankondiging jaarlijkse BIE-scriptieprijs

 
IEF 15093

Veel voetbalreisaanbieders met op elkaar lijkende, beschrijvende handelsnamen

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 8 juli 2015, IEF 15093 (Voetbalreizen.com tegen EuroTravelSports)
Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx advocaten. Handelsnaamrecht. Voetbalreizen.com biedt groepsreizen op maat aan voor reis, accommodatie en tickets voor voetbalwedstrijden. ETS biedt onder de handelsnaam voetbalreizenonline.com complete reizen aan naar sport- en voetbalwedstrijden. Vanwege de online dienstverlening is de vestigingsplaats van ondergeschikt belang, de websites zijn voldoende verschillend en in het logo van ETS staat naast Voetbalreizenonline.com "powered by Eurotravel Sports". Op deze markt van aanbieders met op elkaar lijkende beschrijvende domein/handelsnamen, valt te verwachten dat de consument het verschil, ondanks de overeenstemming eenvoudig zal opmerken. Er is geen sprake van handelsnaaminbreuk noch van onrechtmatig handelen.

Leestips: 4.9 - 4.14
Op andere blogs:
www.domjur.nl

IEF 15092

Door wanhoop gedreven bankenmerkgebruik, levert lijfsdwang op

Vzr. Rechtbank Gelderland 15 april 2015, IEF 15091; ECLI:NL:RBGEL:2015:4404 (Santander tegen Top-Incasso)
Santander wordt door L.A. benaderd die in de veronderstelling verkeerde dat hij een kredietverzekering bij hen had afgesloten, met als bewijs een valselijk met het logo/beeldmerk van Santander opgemaakte brief ter beschikking gesteld door Top-Incasso. Gedaagde licht toe dat hij geld nodig had en door wanhoop vanwege slechte persoonlijk en financiële situatie so heeft gehandeld, dat is onrechtmatig handelen en merkgebruik. Gedaagde wordt verboden van het merk gebruik te maken op straffe van lijfsdwang van 60 dagen per overtreding tot een maximumtermijn van 1 jaar.

4.2. [gedaagde sub 1] betwist niet dat hij via zijn bedrijf Top-Incasso C.V. jegens Santander onrechtmatig heeft gehandeld door gebruik te maken van de door Santander genoemde drie valse Santander-brieven van Top-Incasso C.V. Desgevraagd heeft hij toegelicht dat hij geld nodig had en dat hij door wanhoop vanwege zijn slechte persoonlijke en financiële situatie zo heeft gehandeld. Gelet hierop staat het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] en Top-Incasso C.V. jegens Santander vast. Onweersproken is dat dit onrechtmatig handelen, neerkomende op het onrechtmatig gebruik van de naam en het beeldmerk van Santander in de valse Santander-brieven en de daarin ten onrechte gewekte indruk dat er sprake is van een via Top-Incasso C.V. bij Santander afgesloten kredietverzekering en aldus een (contractuele) relatie tussen Santander en Top-Incasso C.V., schade berokkent aan Santander. Nu [gedaagde sub 1] en Top-Incasso C.V. niet hebben gereageerd op de aanzegging c.q. sommatie van Santander en zij puur uit financieel gewin hebben gehandeld, is de vrees van Santander gerechtvaardigd dat dit onrechtmatig handelen in de toekomst kan worden voortgezet. Mede ter bescherming van de (exclusieve) rechten van Santander op haar (handels)naam en beeldmerk zullen de verboden onder a. en b. jegens [gedaagde sub 1] en Top-Incasso C.V. dan ook worden toegewezen.

4.5. De toegewezen verboden onder a. en b. zullen jegens [gedaagde sub 1] worden versterkt met de gevorderde lijfsdwang. Dit is het enige effectieve middel om [gedaagde sub 1] te weerhouden het hiervoor omschreven onrechtmatig handelen voort te zetten. Aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden. [gedaagde sub 1] is failliet zodat het opleggen van een dwangsom voor hem geen prikkel tot nakoming van de verboden oplevert. Het grote (financiële) belang van Santander bij naleving van de verboden rechtvaardigt de toepassing van lijfsdwang. [gedaagde sub 1] zal van toepassing van dit ingrijpende middel geen last hebben indien hij zich onthoudt van de in de verboden omschreven onrechtmatige handelingen. De gevorderde lijfsdwang zal worden beperkt als hierna aan te geven.

5.4. verklaart ten aanzien van [gedaagde sub 1] de hiervoor onder 5.2 en 5.3 uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij lijfsdwang voor de duur van 60 dagen voor elke (afzonderlijke) overtreding van deze veroordelingen, tot de maximumtermijn van één jaar is bereikt,
IEF 15091

Bij intrekking kortgeding 249, 250 en 1019h van toepassing

Rechtbank Midden-Nederland 8 juli 2015, IEF 15091; ECLI:NL:RBMNE:2015:5043 (America Star Books)
Proceskosten. Intrekking kort gedingprocedure. Bevelschrift ex artikel 250 lid 4 Rv. Verzoek om een proceskostenveroordeling in een IE-geschil (1019h Rv). Artikel 9 lid 1 Procesreglement. Artikel 249 en 250 Rv zijn analoog van toepassing in geval van bij intrekking van een kort gedingprocedure. Aangezien de vordering in de kort gedingprocedure die aan het onderhavige verzoek ten grondslag ligt, betrekking had op de (mogelijke) schending van auteursrechten als bedoeld in de Auteurswet. Derhalve in beginsel aanspraak op een proceskostenvergoeding.

4.2. [gedaagden c.s.] heeft gesteld dat de ingetrokken kort gedingprocedure geen, althans geen zuiver ‘IE-geschil’ betrof. Zij heeft er hierbij op gewezen dat er in die procedure een ‘gewone’ proceskostenveroordeling is gevorderd en niet een veroordeling op grond van ar-tikel 1019h Rv. Het ging niet om het ongedaan willen maken van een inbreuk op een intel-lectuele eigendomsrecht, maar om een zuivere onrechtmatige daadsactie, aldus [gedaagden c.s.] Verder heeft [gedaagden c.s.] gesteld dat ASB in het kader van het kort geding geen kos-ten heeft gemaakt, aangezien de zitting twee keer op haar verzoek is uitgesteld en ASB zich uiteindelijk niet heeft hoeven te verweren, gelet op de intrekking van het kort geding. Voor zover ASB wel kosten heeft gemaakt, betroffen dat kosten van het adviseren inzake de schikkingsonderhandelingen en niet inzake het kort geding.

4.3. Onder verwijzing naar artikel 1019 Rv is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in casu sprake is van een ‘IE-geschil’, aangezien de vordering in de kort gedingprocedure die aan het onderhavige verzoek ten grondslag ligt, betrekking had op de (mogelijke) schen-ding van auteursrechten als bedoeld in de Auteurswet. Gelet hierop zijn (ook) de bepalingen van artikel 1019 e.v. Rv van toepassing.
IEF 15090

Octrooizaak verwijderd uit versnelde regime

Rechtbank Den Haag 8 juli 2015, IEF 15090; ECLI:NL:RBDHA:2015:7631 (Boskalis tegen Dredging)
Octrooirecht. Incident. Zaak verwijderd uit het versnelde regime voor de octrooiprocedure omdat de aanhouding van de behandeling van de inbreukvraag op EP1888849 zich niet verdraagt met het versnelde regime.

4.2. Een latere behandeling van de inbreukvordering verdraagt zich echter niet met regeling van de versnelde bodemprocedure in octrooizaken die uitgaat van concentratie van al het verweer in de conclusie van antwoord (vergelijk de regeling onder 7) en daarop volgende mondelinge toelichting bij het op voorhand bepaalde pleidooi. De procedure wordt daarom uit de regeling verwijderd.

De rechtbank:
5.1. verwijdert de hoofdzaak uit de regeling van de versnelde bodemprocedure in octrooizaken;
IEF 15089

Volledige naam melden na interview geen inbreuk

Vzr. Rechtbank Rotterdam 7 juli 2015, IEF 15089; ECLI:NL:RBROT:2015:4812 (Rotterdamse Penoze)
Geen onrechtmatige publicatie. Gedaagde is auteur van het boek met de titel “Rotterdamse Penoze” met als subtitel “over kruimeldieven en keiharde killers”. Just Publishers is de uitgever van dit boek. Eiseres heeft over de schietpartij een interview gegeven aan een journalist van de Nieuwe Revu. In de nieuwspublicatie wordt zij met haar voor- en achternaam vermeld. Gestelde inbreuk op persoonlijke levenssfeer (uitsluitend) door vermelding van volledige naam is niet aannemelijk en de gestelde onrechtmatigheid van de publicatie is daardoor evenmin aannemelijk.

4.3. Niet in geschil is dat [gedaagden] voorafgaand aan de publicatie van het boek [eiseres] geen toestemming hebben gevraagd voor de vermelding van haar (voor- en achter)naam in dat boek. Zoals [gedaagden] terecht hebben aangevoerd is een dergelijke toestemming niet vereist. Het ontbreken van die toestemming brengt echter wel mee dat [eiseres] zich tegen het gebruik van haar naam in het boek kan verzetten indien daardoor inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt. Aangezien de juistheid van het feitelijk relaas over de schietpartij in het boek niet ter discussie staat, kan de door [eiseres] gestelde schending van de onderzoeksplicht van [gedaagden] verder onbesproken blijven.

4.5. Van onjuistheid van de feiten die in het boek van [gedaagde1] over [eiseres] zijn vermeld is geen sprake. Voorts is niet gesteld dat hetgeen daarin is vermeld iets toevoegt aan de informatie over [eiseres] die het boek met de titel “Levenslang” en de nieuwspublicatie van de Nieuwe Revu bevatten. Dat de vermelding van de volledige naam van [eiseres] in het boek van [gedaagde1], zoals zij stelt, schadelijk is voor haar maatschappelijk leven, waaronder haar terugkeer op de arbeidsmarkt, is derhalve evenmin aannemelijk. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, zoals ter zitting met partijen besproken, een eenvoudige zoektocht op internet naar [eiseres]’s naam een reeks van hits, die nagenoeg allen zien op de schietpartij en veelal haar voor- en achternaam vermelden, oplevert. Een causaal verband tussen de publicatie van het boek en schade voor haar maatschappelijke positie is, ervan uitgaande dat een potentiële werkgever een dergelijke zoekopdracht ook eenvoudig kan en zal uitvoeren, daarom voorshands niet aannemelijk.

Op andere blogs:
MediaReport

IEF 15088

Eivormige lippenbalsem, de stompe kant tegenover de spitsere variant

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 juli 2015, IEF 15088 (Kind Group tegen JPMC)
Uitspraak ingezonden door Margot van Gerwen en Wim Maas, Deterink. Gemeenschapsmodelrecht. Kind Group brengt onder de naam EOS Evolution of Smooth onder meer een lippenbalsem op de markt en heeft daarvoor een meervoudig Gemeenschapsmodel voor een lipbalsemapplicator. JPMC brengt onder de naam BELWEDER ook een lipbalsem uit. De lippenbalsem is van de zijkant bezien eivormig en de voorzieningenrechter stelt vast dat de houder (gezien de stippellijnen) niet relevant is. De vorm van de BELWEDER is spitser en het verschil in bolling is naar voorlopig oordeel in het licht van het vormgevingserfgoed groot genoeg om bij de in hoge mate aandachte geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk te wekken. De vordering wordt afgewezen.

4.7. JPMC benadrukt dat de beschermingsomvang van het model beperkt is omdat aanzienlijke delen van de bij het Gemeenschapsmodel behorende afbeeldingen bestaan uit stippellijnen dus niet bijdragen aan de beschermingsomvang (vgl. hetgeen hierboven onder 4.4. is opgemerkt). JPMC wijst voorts onder meer op de hieronder weergegeven lipbalsemapplicator van Lancôme die, zoals stelt JPMC, al in 2007 en dus vóór de datum van indiening van de aanvrage van het ingeroepen model op de markt was.

4.8. Voorts wijst JPMC op de verschillen tussen de BELWEDER-lipbalsem en het ingeroepen model. Het belangrijkste is volgens JPMC dat de vorm van de lipbalsem van haar product spitser is dan het model, dat een bolvorm lijkt te hebben.
IEF 15087

Italië treedt toe tot eenheidsoctrooi

Uit het persbericht (vrije vertaling): "Vanochtend schreef ik aan de commissaris voor de interne markt, industrie, ondernemerschap en het MKB, Elżbieta Bieńkowska, en het voorzitterschap van Luxemburg de aankondiging van de Italiaanse beslissing om het eenheidsoctrooi Europese Unie toe te treden. De beslissing die we hebben genomen is een noodzakelijk en nuttig keuze voor Italiaanse bedrijven, die geen invloed heeft onze positie vastbesloten om de rol van de Italiaanse taal te verdedigen in de Europese instellingen. Italië en de Europese Unie moet innovatie te delen en ik denk dat dit een stap in de goede richting."

IEF 15086

Auteursrechtdebat: Een effectief heffingssysteem

Door: Frank Melis1. Thema: De Auteursrechtrichtlijn reloaded. De onderzoekers van het project ‘De Auteursrechtrichtlijn reloaded’ stellen dat de Nederlandse overheid een ‘gecontroleerd en met toezicht beheersbaar probleem’ heeft als het gaat om de illegale verspreiding en gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken2. Bovendien stellen zij dat de overheid niet door nieuwe Europese regels gedwongen wil worden ‘de regels op te schuiven’3. Daargelaten dat het mij niet duidelijk is wat wordt bedoeld met ‘het opschuiven van regels,’ ben ik het niet eens met de onderzoekers om de hierna volgende redenen.

In de eerste plaats bestaat er geen sluitend wetenschappelijk bewijs dat sprake zou zijn van ‘een beheersbaar probleem.’ Weliswaar is het correct dat het door de onderzoekers aangehaalde SEO onderzoek niet enkel wijst op de negatieve impact van het toenemende illegale aanbod van beschermde werken, maar het onderzoek4 toont evenzeer aan dat het legale aanbod van bijvoorbeeld e-books ver achterblijft bij de vraag van de consument. Dit is ‘het eufemisme van het jaar’ voor het feit dat e-books op grote schaal illegaal worden gedownload5. Dit is zo kinderlijk eenvoudig dat het nauwelijks verwonderlijk is dat het grootste gedeelte van het aanbod illegaal is6. Het effectief strafrechtelijk handhaven van dergelijke praktijken is praktisch onmogelijk – en het probleem wordt steeds groter nu de markt voor e-books nog steeds groeit7. De overheid heeft niet de vereiste IT-kennis en middelen om te handhaven. Het is ook niet zo eenvoudig om op basis van IP-adressen aan de NAW-gegevens van een grote groep inbreukmakers te komen. Dit komt mede doordat internetproviders er vaak niet happig op zijn om hieraan mee te werken8. Gesteld dat de providers hieraan wél zouden (moeten) meewerken, dan leidt dat waarschijnlijk tot grootschalige privacy inbreuken9. Daarbij komt nog dat de overheid wel zégt dat zij zich enkel wil focussen op illegale uploaders en verspreiders – en niet op eindgebruikers – maar dit onderscheid is door de intrede van BitTorrent systemen niet meer zo gemakkelijk te maken10.

In de tweede plaats zijn er ook andere factoren die meespelen bij de vraag of het illegale aanbod al dan niet een ‘beheersbaar probleem’ vormt. Zo speelt er een politieke factor mee: al meent de overheid dat er thans geen noodzaak bestaat om individuele downloaders aan te pakken, dit kan na nieuwe verkiezingen anders liggen. Daarvoor zijn geen ‘nieuwe regels’ nodig, want downloaden uit illegale bron is hier in den lande gewoon verboden11. Wat dat betreft is de vraag of iets ‘beheersbaar’ is of niet, gedeeltelijk een politieke – en dus veranderlijke – keuze. Daarbij komt dat het niet alleen aan de overheid is om te bepalen hoe deze problematiek moet worden aangevlogen12. De rechthebbenden kunnen immers ook zelf besluiten om inbreuken aan te pakken13. Zij hebben daarbij niet de verplichting om rekenschap af te leggen aan de overheid14. Mocht de overheid dit geen prettig vooruitzicht vinden15, dan dient zij toch echt met de rechthebbenden om de tafel te gaan zitten.

Gelet op voorgaande heeft de overheid per saldo dus een onbeheersbaar probleem. Dit kan relatief goed worden opgelost door de invoering van een effectief heffingssysteem op bijvoorbeeld BitTorrent netwerken 16. Daarmee worden deze netwerken feitelijk gelegaliseerd 17. Behalve de vraag of dit juridisch mogelijk is – ik vrees van niet – geef ik toe dat het geen sinecure zal zijn om de inning en repartitie ten behoeve van de rechthebbenden goed te regelen. De overheid is echter als geen ander in staat om van miljoenen Nederlanders belastingen te innen, dus dan zou dit ook best een haalbare kaart moeten zijn. Een bijkomend voordeel van een heffingssysteem is dat de overheid de gelden die zij daarmee verdient voor een deel kan aanwenden om de kwaliteit van cultuur te bevorderen. Daarbij zou het goed zijn om rechthebbenden die niet tot een redelijke exploitatie kunnen komen, extra te subsidiëren. Op die manier kunnen individuele makers misschien gemakkelijker overleven in een wereld van de machtige ‘entrepreneurial copyright holders.’ Het is aan de overheid om iedereen te overtuigen van de voordelen van een dergelijk heffingssysteem. Het auteursrecht als cultuurpolitiek instrument: het lijkt me een goede zaak 18. Ik stel voor dat de onderzoekers deze notie meenemen naar Europa.

1. https://nl.linkedin.com/in/frankmelis.
2. Desirée Geerts e.a., De Auteursrechtrichtlijn reloaded. Wat moeten we de Europese wetgever meegeven om tot betere regelgeving te komen? (Den Haag: Nederlandse School van Openbaar bestuur, 2015), p. 2.
3. Ibid., p. 2.
4. J. Weda e.a. Digitale Drempels (Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek, 2012), p. 3, 4, 66 e.v.
5. Dit blijkt bijvoorbeeld ook uit de zaak Hof Amsterdam 20 januari 2015, IER 2015/13 (NUV / Tom Kabinet).
6. M. van Beeten, ‘E-readers staan vol met illegale boeken,’ geraadpleegd 8 juli 2015, https://www.ad.nl/ad/nl/1100/Consument/article/detail/3589840/2014/02/04/E-readers-staan-vol-met-illegale-boeken.dhtml.
7. J. Weda e.a. Digitale Drempels (Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek, 2012), p. 66 e.v.
8. De provider hoeft hieraan ook niet altijd mee te werken. Zo verzocht Belirex zonder succes aan UPC tot afgifte van klantgegevens behorende bij door haar opgestelde lijst IP-adressen die deel uitmaken van BitTorrent-netwerken en gebruikt worden om films van Inflagranti te downloaden en aan te bieden, Vzr. Rb. Amsterdam 28 januari 2015, IEPT20150128 (Belirex / UPC).
9. Bijvoorbeeld als gevolg van onrechtmatige tracking van inbreukmakers.
10. Uploaden en downloaden gaan immers hand in hand bij BitTorrent systemen. Misschien is het nog wel te doen om de “grote bazen” van BitTorrent sites te pakken, althans degenen die verantwoordelijk zijn voor het faciliteren van de sites, maar dit laat onverlet dat er waarschijnlijk direct nieuwe sites opdoemen en nog vele anderen overblijven die zich hiervan niets zullen aantrekken. Het blijft dan dweilen met de kraan open.
11. Dit volgt impliciet uit HvJEU 10 april 2014 (ACI / Thuiskopie). Zie ook het “Persbericht,” geraadpleegd 12 mei 2015, https://curia.eu-ropa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2014-04/cp140058nl.pdf. Zie voor meer informatie ook: “Iusmentis”, geraadpleegd 12 mei 2015, https://www.iusmentis.com/auteursrecht/nl/thuiskopie; “Tweakers”, geraadpleegd 12 mei 2015, https://tweakers.net/reviews/3499/wat-betekent-het-downloadverbod.html, “Brein,” geraadpleegd 12 mei 2015, https://www.anti-piracy.nl/wat-mag-niet.php.
12. “Aanvliegen” is weliswaar een lelijke, maar zeer gevleugelde term in onder meer de advocatuur: “Hoe vlieg jij dit aan?” Antwoord: “Oh, met een sommatiebrief.”
13. Dit komt in Nederland nog niet veel voor, maar de rechthebbenden kunnen dit wel gaan doen in de toekomst.
14. Dit gebeurt in Duitsland al op grote schaal. Het is daar zelfs een business model geworden van rechthebbenden, zie: Judith van de Hulsbeek, 'Downloadverbod in Duitsland big business,' NOS.nl, geraadpleegd 8 juli 2015, https://nos.nl/artikel/2029491-downloadverbod-in-duitsland-big-business.html.
15. Zij zegt zich immers alleen te willen richten op uploaders en verspreiders, en niet op individuele downloaders.
16. Dit heb ik al betoogd in 2007: F. Melis, DRM versus het heffingensysteem. De juridische haalbaarheid van digital rights management en het algemene heffingensysteem in Nederland betrekking hebbende op muzikale werken (Utrecht: Universiteit Utrecht, 2007), p. 121-124.
17. Hierbij kan worden gedacht aan abonnementsvormen zoals bij Spotify en Netflix.
18. Zo was dhr. L.C. Brinkman in de jaren ’80 van vorige eeuw al van mening dat het auteursrecht als cultuurpolitiek instrument moest worden ingezet. Brinkman was Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) tijdens het Kabinet-Lubbers I (van 4 november 1982 tot 14 juli 1986). Destijds was de Staatssecretaris van WVC dhr. Van der Reijden (vanaf 5 november 1982). Brinkman was ook Minister WVC tijdens het Kabinet-Lubbers II (van 14 juli 1986 tot 7 november 1989). De toenmalige Staatssecretaris WVC was dhr. Dees.

IEF 15085

Professor Paul Geerts treedt toe als of counsel bij bureau Brandeis

Uit het persbericht: Met Paul halen wij een kanon in huis. Hij brengt een schat aan kennis en ervaring met zich mee op het gebied van het ondernemingsrecht en het recht van intellectuele eigendom. Hij bekleedt de leerstoel intellectuele eigendom aan de Rijksuniversiteit Groningen en is onder meer auteur van het handboek Enkele formele aspecten van het enquêterecht.

Paul Geerts: “bureau Brandeis verricht baanbrekend werk in de rechtszaal. Het is voor mij als wetenschapper geweldig om zo nauw betrokken te kunnen zijn bij de ontwikkeling van het recht in de praktijk.”

Dankzij Paul en zijn encyclopedische kennis kunnen wij onze cliënten nog beter bijstaan in complexere procedures. Paul zal voor onze cliënten ook in-house seminars gaan verzorgen.

Een indrukwekkend overzicht van de publicaties van Paul is te raadplegen op de website van de RUG.

Ja, bureau Brandeis gaat op volle kracht vooruit.

Namens het hele team van bureau Brandeis,

Christiaan, Frank, Hans, Jozua, Louis en Machteld

IEF 15084

Met standaardsoftware gemaakt fruitverhandelplatform

Vzr. Rechtbank Gelderland 28 april 2015, IEF 15084; ECLI:NL:RBGEL:2015:4405 (eiser tegen Service2fruit)
Auteursrecht. Computerprogramma. Eiser heeft het idee om een online handelsplatform voor fruithandel op te richten en is directeur van Service2Fruit geweest. Service2Fruit exloiteert een online handelsplatform, waar per kilogram product een vaststaande commissie wordt afgedragen. Eiser zegt maker te zijn; het platform is echter met standaardsoftware gemaakt en heeft geen eigen broncode; ook is eiser niet als maker van het platform vermeld bij de openbaarmaking ex artikel 8 Aw. Verondersteld dat het auteursrecht bij eiser ligt, heeft hij aan Service2fruit kennelijk een niet aan enige voorwaarde verbonden stilzwijgende licentie verleend voor het gebruik van het platform. Nu het hele business model van Service2fruit c.s. op het platform steunt en zonder dit platform haar inkomstenbron verdwijnt, zal [eiser] een redelijke opzegtermijn in acht moeten nemen om Service2fruit in staat te stellen de continuïteit van haar activiteiten te waarborgen. De voorzieningen worden afgewezen.

4.4. Partijen twisten onder andere over de vraag wie de maker van het platform is. [eiser] stelt dat hij de programmeerwerkzaamheden heeft uitgevoerd, terwijl de heer Olthof die per 1 juni 2011 in dienst was getreden van Service2Fruit Nederland B.V. als directeur ICT de infrastructuur, zoals de bekabeling in de kantoorruimte, verzorgde. Volgens Service2fruit c.s. was dit precies andersom. Het was de heer Olthof die aangesteld was om te programmeren en [eiser] die voor de infrastructuur zorgde. Ook zou volgens Service2fruit c.s. de ICT-afdeling van Service2Trade Holding B.V. een grote bijdrage hebben geleverd. De standpunten van partijen staan op dit punt dus diametraal tegenover elkaar. Omdat een kort geding procedure zich niet leent voor een uitgebreid onderzoek naar de feiten, zou in een bodemprocedure, eventueel aan de hand van een deskundigenonderzoek en/of getuigenbewijs, onderzocht moeten worden wie de programmeerwerkzaamheden ten behoeve van het platform heeft uitgevoerd. Zonder nader onderzoek kan thans aan de hand van het beschikbare bewijsmateriaal niet worden vastgesteld wie de maker van het online handelsplatform is. Uit de overgelegde stukken kan wel worden afgeleid dat [eiser] bij het bedenken en het voorbereiden van het platform betrokken is geweest en demo’s ervan heeft gepresenteerd. Maar op grond daarvan is niet zonder meer aannemelijk dat [eiser] de (uiteindelijke) maker in de zin van de Auteurswet is van de software die per 1 oktober 2011 operationeel was.

4.6. Daarnaast speelt nog de kwestie dat [eiser] bij de openbaarmaking van Service2fruit c.s. niet als maker van het platform is vermeld. De vraag is dan wie het werk als eerste in de openbaarheid heeft gebracht en of Service2fruit c.s. in dat verband op grond van artikel 8 Aw als maker van het werk moet worden aangemerkt. Deze vraag lijkt bevestigend te moeten worden beantwoord, tenzij de door [eiser] gepresenteerde demo’s reeds eerder als een werk met een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker door [eiser] was openbaar gemaakt. Ook dat kan zonder nader onderzoek niet worden vastgesteld. Bij deze stand van zaken zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Op voorhand kan immers niet worden aangenomen dat [eiser] het auteursrecht op het platform heeft.

4.7. Ook een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Als er veronderstellende wijs van wordt uitgegaan dat [eiser] het auteursrecht op het platform heeft, dan heeft [eiser] aan Service2fruit c.s. kennelijk een niet aan enige voorwaarde verbonden stilzwijgende licentie verleend voor het gebruik van het platform. Een licentie voor onbepaalde duur is in beginsel opzegbaar, maar nu het hele business model van Service2fruit c.s. op het platform steunt en zonder dit platform haar inkomstenbron verdwijnt, zal [eiser] een redelijke opzegtermijn in acht moeten nemen om Service2fruit c.s. in staat te stellen de continuïteit van haar activiteiten te waarborgen. In deze omstandigheden moet aan het belang van Service2fruit c.s. bij het kunnen uitoefenen van hun bedrijf voorrang worden gegeven boven het belang van [eiser].