IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22665
24 april 2025
Uitspraak

Geluidsopname niet meegewogen in wrakingsverzoek wegens bescherming privacy en portretrecht, verzoek afgewezen

 
IEF 22663
24 april 2025
Uitspraak

Hof bevestigt dat verzameling van productgegevens door Tracpartz geen databank vormt

 
IEF 4373

Nucleinezuuramplificatie over meerdere temperatuurcycli

mx3.gifRechtbank ’s-Gravenhage 13 juli 2007, Applera Corporation tegen Stratagene Corporation cs

Octrooirecht. Het octrooi is geldig en inbreuk is niet betwist. Geen grensoverschrijdend verbod. Geen verbod op indirecte inbreuk. Kosten ten aanzien van de bewijsbeslagen worden ook toegewezen, ondanks dat inbreuk niet wordt betwist. Ten tijde van de beslagen was er immers voor eiseres reden om rekening te houden met een fundamenteel inbreukverweer. Nevenvorderingen toegewezen in kort geding.

Applera heeft – na een nog niet geheel voltooide oppositieprocedure – een Europees octrooi voor een inrichting voor het volgen van een polymerasekettingreactie (PCR) voor nucleinezuuramplificatie over meerdere temperatuurcycli.

Strategene cs biedt via haar website de Mx3000P, Mx3005P en Mx4000 quantitaive PCR systemen aan. Applera stelt zich op het standpunt dat deze systemen van Strategene inbreuk maken op haar octrooi. Allereerst  heeft Applera onder de Nederlandse gedaagden bewijsbeslag gelegd en een beschrijving opgemaakt van inbreukmakende producten. Vervolgens heeft zij Stratagene in kort geding gedagvaard teneinde een inbreukverbod (plus nevenvorderingen) te krijgen.

De Voorzieningenrechter beschrijft uitgebreid het technische gebied van de uitvinding alvorens aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil toe te komen.

Het verweer van Strategene concentreert zich op de stelling dat er een reële (serieuze), niet te verwaarlozen kans bestaat dat het octrooi van Applera zal worden herroepen. Stratagene betwist niet dat haar systemen de kenmerken bevatten van de ingeroepen conclusies van het octrooi. Strategene voert de volgende drie gronden aan waarom volgens haar de conclusies van het octrooi bij voortzetting van de oppositieprocedure alsnog zullen worden verworpen: strijd met artikel 76 (1) EOV, gebrek aan nieuwheid in het licht van een proefschrift van Otten en D30, en gebrek aan inventiviteit, ook in het licht van het voornoemde proefschrift.

Stratagene cs. hebben zich op het standpunt gesteld dat het octrooi welke berust op een afgesplitste aanvrage een uitbreiding van de materie ten opzichte van de eerdere aanvraag meebrengt, hetgeen in strijd is met artikel 76 lid 1 EOV. De Grote Kamer van Beroep heeft op dit punt geoordeeld (G 1/05) dat afgesplitste aanvragen mogen worden aangepast tijdens de procedure en weer tot de oorspronkelijke materie uit de moederaanvraag worden beperkt. De afgesplitste aanvragen zijn alsdan geldig ingediend ook als ze uitbreiding van materie ten opzichte van de eerdere aanvraag meebrengen. De Voorzieningenrechter oordeelt dat in het licht van deze beslissing van de Grote Kamer van Beroep niet zonder meer aannemelijk is dat de voortgezette oppositie wegens strijd met artikel 76 lid 1 EOV alsnog zal worden vernietigd.

Het proefschrift van Otten wordt voorshands door de Voorzieningenrechter niet als nieuwheids- dan wel inventiviteitsschadelijk beschouwd.

Het kort geding is als het gaat om bewijslevering niet de meest passende procedure. Onder deze omstandigheden kon de Voorzieningenrechter niet anders dan aanhaken bij de eerdere beslissing van de Technische kamer van Beroep op dit punt. D30 wordt dan ook niet als schadelijk voor de nieuwheid gezien, aangezien het niet beyond reasonable doubt vaststaat dat het document openbaar toegankelijk is gemaakt.

Het bovenstaande voert de Voorzieningenrechter tot de conclusie dat Stratagene cs. inbreuk maken op het octrooi van Applera.

Het grensoverschrijdend verbod wordt afgewezen daar Applera niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het octrooi in al de landen waarover het verbod zich moet uitstrekken is gevalideerd, en nog minder heeft zij duidelijkheid verschaft over in welke omvang het octrooi in die landen geldt. Voorshands gaat de Voorzieningenrechter ervan uit dat alleen in Nederland een akte van gedeeltelijke afstand is ingeschreven.

Ook het verbod op indirecte inbreuk wordt afgewezen omdat Applera onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door Stratagene geleverde hulpstoffen geschikt en bestemd zijn voor toepassing van het octrooi.

De kosten die zijn gemaakt door Applera ten aanzien van de bewijsbeslagen worden wel toegewezen, ondanks dat inbreuk niet door Stratagene is betwist. Ten tijde van de beslagen was er immers voor Applera reden om rekening te houden met een fundamenteel inbreukverweer.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht bewijsbelsagen: IEF 4219 (22 juni 2007).

IEF 7751

Applera Corporation vs. Stratagene Corporation cs: Cross border injunctions

District Court of The Hague 13th july 2007 Applera Corporation vs. Stratagene Corporation cs:

 Patent law. The patent is valid and infringement has not been challenged. No cross border injunction. No injunction on secondary/ indirect infringement. Costs relating to evidentiary attachments are granted even though infringement is not challenged. At the time the attachments were ordered the claimant could reasonably fear a substantial breech defence. Secondary claims are granted in interlocutory proceedings.  

Applera has, after not yet fully completing opposition proceedings, a European patent for an installation to follow a polymerase chain reaction (PCR) for nucleic acid amplification reaction at multiple temperature cycles.

 

Startegene cs offers the MX3000p, Mx3005p and the Mx4000 quantitative PCR systems via their website. Applera takes the view that Stratagene’s systems infringe their patent rights. First of all Applera has levied evidentiary attachment for the Dutch defendants and described the infringing products. Secondly they summoned Stratagene in an interlocutory proceeding so as to demand a ban on direct infringement (and secondary claims).

The primary relief court describes the technical field of the invention extensively before discussing the actual content of the issue.

Startagene’s defence is centred around the premise that there is a real and serious chance that Applera’s patent applications will be struck down once the opposition procedure is continued. Stratagene offer three reasons for this.Violation of article 76 (1) EOV (European Patent treaty); Lack of novelty as regards to Van Otten’s Thesis and D3; a lack of inventiveness also in view of the afore mentioned thesis.

Stratagene cs have taken the view that the patent, which is a derived application from an expansion of the subject matter, compared to the earlier application. This is in breach of article 76 sub section 1 EOV. The appeals chamber ruled on this issue (G1/05). The derived applications can be adjusted during the proceedings and are limited to the subject matter of the original application. The derived applications are validly made even when the expansion of the subject matter as regards to the earlier applications. The primary relief judge ruled that in the light of the decision of the Chamber of appeals that the continued patent opposition will not be automatically struck down in case of breach of article 76 subsection 1 EOV.

The primary relief court does not view Van Otten’s thesis as being novel or a danger to inventiveness.

The interlocutory proceedings are, as far as the provision of evidence is concerned, not the most suitable type of legal proceedings. In view of these facts the primary relief court could do no more than refer to the earlier judgement of the Technical appeals chamber of this point. D30 is not viewed as being a danger to the novelty, as it is not beyond reasonable doubt that the document was published.

All of the above led the primary relief court to conclude that Stratagene cs is in breach of Applera’s patent.

The cross border injunction is denied, as Applera has not made it apparent that the patent has been validated in all of the countries where the injunction is requested. Even less clear was the information concerning the extent of the patent in these countries. At this time the relief court takes the view that only in Holland the deed of partial surrender of a patent has been registered.

The injunction against the indirect breach is also denied because Appelera has insufficiently proven that products provided by Stratagene are suitable and destined for application with the patent.

The costs incurred by Applera with regards to the evidentiary attachments are allowed even though Startagena does not argue infringement. At the time of the attachments Applera had reason to consider a fundamental patent breach defence.

Read the entire judgement here.

IEF 4354

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 juli 2007., KG ZA 07-586. Applera Corporation tegen Stratagene Corporation c.s. 

De voorzieningenrechter verbiedt Strategen c.s. met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op EP 562 in Nederland, met name door de verkoop of andere verhandeling van real-time thermocyclers en met name door de verkoop of andere verhandeling van de thermocycler Mx3000P System en/of Mx3005P System en/of Mx4000P System. Plus toewijzing nevenvorderingen plus betaling aan Applera van de kosten van de procedure tot heden begroot op € 133.553,32.

Lees het vonnis hier.

- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 12 juli 2007, KG ZA 05/925. Stichting De Thuiskopie tegen Opus Supplies B.V.

Hof Den Haag bevestigt bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag. Opus GmbH, een onderneming die vanuit Duitsland op basis van bestellingen via internet  blanco CD’s en DVD’s levert aan afnemers in Nederland kan niet worden aangemerkt als importeur in de zin van artikel 16c lid 2 Aw en is derhalve geen thuiskopie-vergoeding verschuldigd.

Lees het vonnis hier. Vonnis Rechtbank Den Haag: IEF 920 (16 september 2005). 

IEF 4353

Geen patent intocht Sinterklaas

pb12.JPGVoorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 5 juli 2007, LJN: BA8844. Stichting Sint Nicolaas Centrale Nederland en Eiser sub 2 tegen Gedaagde.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Geschil over de Stichting Sint Nicolaas Centrale Nederland (SNC), die zich bezighoudt met “het vertegenwoordigen en ondersteunen van Sint Nicolaas in de drukke periode in november en december.”

Gedaagde is oprichter van SNC en heeft de stichting en de gehele inboedel daarvan eind 2006 overgedragen aan Eiser sub 2 en een tweede betrokkene. De NPS was jarenlang een van de belangrijkste klanten van SNC en huurde SNC in voor het verzorgen van figuratie bij de televisieregistratie van de landelijke intocht van Sinterklaas.

SNC vreest dat Gedaagde NPS afpakt als klant en vorderen onder meer dat Gedaagde wordt bevolen om NPS kenbaar te maken dat hij niet meer betrokken is bij SNC en dat NPS zich voortaan tot SNC dient te wenden. Deze vordering van SNC wordt afgewezen. De rechter overweegt: “Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen recht op het houden van de intocht [van Sinterklaas]. Enig patent kan hierop niet worden aangevraagd, want het Sinterklaasfeest is van ons allemaal. Reeds hierop strandt de door SNC gevorderde mededeling van Gedaagde aan de NPS.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4352

Voldoende bescherming

Calimero´s op de barricade. Opinie van Allon Kijl (Bousie) op BroadcastMagazine.nl. Een betoog over de lobby die makers en producenten zijn gestart voor een verbetering van het onderhandelingsklimaat over auteursrechten en naburige rechten met de NPO.

“De Dutch Directors Guild en het Netwerk Scenarioschrijvers hebben zich beklaagd bij minister Plasterk en minister Hirsch Ballin per brief over het schamele bedrag aan inkomsten dat regisseurs en scenarioschrijvers verdienen met de exploitatie van hun werken.

De Calimero´s van de Nederlandse film- en televisie-industrie beklagen zich over het beleid terzake van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Volgens de makers hebben vooral de voortdurende bezuinigingen in Hilversum en de komst van platformen als Uitzendinggemist en digitale themakanalen gezorgd voor een oneerlijk onderhandelingsklimaat. (…) Maar wat ik totaal niet begrijp, is het feit dat niemand eventjes terugschreeuwt dat de huidige wet voldoende bescherming biedt aan alle makers van filmwerken.”

Lees het volledige stuk hier.

IEF 4351

In een vergelijkbaar ontwerp

De Telegraaf bericht dat “Reisorganisatie D-Reizen de landelijke modeketen Henk ten Hoor heeft gesommeerd T-shirts met de tekst 'Costa del Snol' uit de handel te nemen. Dat zei de directeur van de reisorganisatie donderdag. Op de gele T-shirts is aan de voorzijde de tekst DD-reizen gedrukt, in een vergelijkbaar ontwerp als het logo van de reisorganisatie. De tekst op de achterkant is een parodie op de reclamecampagne van D-Reizen.”

Lees hier meer.

IEF 4350

Modelcontracten

mlv.gifKamerstuk 2060720480, 2e Kamer.  Vragen van het lid Vos (PvdA) aan de ministers van Economische Zaken en van Justitie over prijsafspraken in modelcontracten voor schrijvers en vertalers. (Ingezonden 10 juli 2007)

1 Uit uw brief van 3 juli 2007 (Niet-dossierstuk EZ000343, vergaderjaar 2006–2007) aan de Vaste Commissie voor Economische Zaken schrijft u dat er een oplossing tussen de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), de Groep Algemene Uitgevers en de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) is gevonden voor de problematiek rond de prijsafspraken in de tussen partijen overeengekomen modelcontracten voor literaire schrijvers en vertalers. Bent u er van op de hoogte dat deze regeling door de betrokken partijen niet als structurele oplossing wordt beschouwd?

2 Vindt u het wenselijk dat er een wettelijke regeling wordt getroffen in de Auteurswet zodat auteurs zonder inbreuk te maken op de Mededingingswet (minimum)tarieven en royalties mogen afspreken? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over het proces van totstandkoming van deze wettelijke regeling? Zo neen, waarom niet?

IEF 4349

De zogenaamde volvlak methodiek

bvt.gifRechtbank Assen, 11 juli 2007, KG ZA 07-101. Interieurverzorging Van Tellingen B.V. tegen Jan Luppes Interieurs (met dank aan Aron Das Gupta, Van Mens & Wisselink). 

Auteursrecht op huisstijl. Totaalindruk van meubelbrochures vertonen een zodanige gelijkenis dat er sprake is van een verveelvoudiging.

Geschil tussen twee interieurwinkels. Beide ondernemingen brengen een brochure uit met hun laatste meubelcollectie. Eiser Van Tellingen stelt i.c. dat Gedaagde Luppes met de vormgeving van haar brochure inbreuk maakt op het auteursrecht van Van Tellingen. De voorzieningenrechter deelt deze mening.

 “4.3. De voorzieningenrechter (…) is voorshands van oordeel dat de brochures van Van Tellingen auteursrechtelijk zijn beschermd. Het navolgende wordt overwogen. De brochures van Van Tellingen kenmerken zich door een aantal opvallende elementen. Op de rechterzijde van de omslag van de brochures is een gedeelte van een meubelstuk afgebeeld. Voorts wordt steeds op een pagina een produkt afgebeeld met daarnaast een pagina in een monoklour, de zogenaamde volvlak methodiek. De monokleurige pagina correspondeert vrijwel steeds met de kleur die is geplaatst in of rond het gefotografeerde meubelstuk. De monokleurige pagina’s en de fotografische  pagina’s waarop de diverse meubelstukken staan afgebeeld volgen elkaar steeds op een bepaalde wijze op, waarbij eerst een monokleurige pagina links met rechts een fotografische pagina is afgebeeld en vervolgens op de volgende pagina links een fotografische pagina en rechts een monokleurige pagina. In het midden van de monokleurige pagina is vrijwel steeds in het wit de naam van de producent aangebracht. Onderaan de monokleurige pagina wordt hoofdzakelijk in het zwart meer informatie verschaft over het afgebeelde meubelstuk. Tenslotte is de vorm van de brochure van Van Tellingen vierkant, Luppes hebben aangevoerd dat de diverse elementen uit de brochure van Van Tellingen op zichzelf reeds bekend waren. Luppes hebben ook een aantal brochures in het geding gebracht waarin de afzonderlijke elementen dan wel de door Van Tellingen toegepaste technieken zijn terug te vinden.

Het feit dat Van Tellingen gebruik heeft gemaakt van elementen die reeds bekend waren betekent echter nog niet dat er geen sprake kan zijn van een oorspronkelijk werk in de zin van de auteurswet. Het gaat immers om de combinatie van de door Van Tellingen toegepaste elementen en de diverse keuzes die zij daarbij heeft gemaakt. Uit de door Luppes in het geding gebrachte brochures kan niet worden afgeleid dat eenzelfde combinatie van elementen reeds eerder is toegepast. De voorzieningenrechter is voorshands dan ook van oordeel dat juist deze combinatie van elementen maakt dat de brochure een oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk karakter van de maker draagt.

4.4. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Luppes ook daadwerkelijk inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van Van Tellingen. Daarbij is van belang te beoordelen of de brochures van Luppes zijn te beschouwen als een verveelvoudiging in de zin van artikel 13 Auteurswet van de brochures van Van Tellingen. Daarvan is sprake indien er auteursrechtelijk relevante elementen in de brochure van Luppes zijn overgenomen oftewel ontleend. Daartoe dienen de twee brochures met elkaar te worden vergeleken. Daarbij valt op dat Luppes evenals Van Tellingen een monokleurige pagina combineren met een fotografische pagina, waarbij een kleur van de fotopagina correspondeert met de monokleurige pagina. Luppes passen bij deze zogenaamde volvlak methodiek dezelfde volgorde toe als Van Tellingen. Ook centreren Luppes de naam van de producent in het wit in de monokleurige pagina en gebruiken zij daarbij dezelfde lettergrootte als Van Tellingen. Voorts hebben Luppes evenals Van Tellingen op de omslag van de brochure aan de rechterkant een gedeelte van een meubelstuk afgebeeld. Tenslotte hebben Luppes evenals Van Tellingen gekozen voor dezelfde vorm, namelijk vierkant en heeft de brochure van Luppes nagenoeg dezelfde afmetingen.

Van de zijde van Luppes is ter zitting ook erkend dat bij het maken van de brochure ‘Design, designed for you” de brochure van Van Tellingen als voorbeeld is gebruikt. Luppes stellen zich echter op het standpunt dat de brochures desondanks toch voldoende van elkaar verschillen. De voorzieningenrechter kan Luppes hierin echter niet volgen. Weliswaar zijn er ook verschillen tussen de beide brochures waar te nemen, echter van belang zijn de totaal indrukken van beide brochures en deze vertonen een zodanige gelijkenis dat voorshands dient te worden aangenomen dat er sprake is van een verveelvoudiging.

Het verbod op schending van haar auteursrecht wordt toegewezen. Kosten worden gecompenseerd, omdat eiser weliswaar in haar hoofdvordering in het gelijk wordt gesteld, maar de eveneens substantiële nevenvorderingen (afgifte, rectificatie etc.) alle worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4348

Ex tunc

LIFEHAMMER-SOSHAMMER.bmpRechtbank Haarlem, 29 juni 2007, KG ZA 07-201. Life Safety Products B.V. tegen Autovision B.V. (met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier & Stam).

Wel gemeld, nog niet samengevat. Wellicht nootwaardig vonnis over auteursrechtelijk beschermde veiligheidshamer. Beroep op verwatering van auteursrecht afgewezen. Grensoverschrijdend verbod (EER) bij auteursrechtinbreuk.

Partijen brengen op elkaar gelijkende veiligheidshamers op de markt. De hamertjes zijn bedoeld voor gebruik in de auto om na een ongeluk een raam in te slaan en met een ingebouwd mes de autogordel door te snijden. Eiseres Life Safety Products (LSP) heeft de rechten, waaronder het auteursrecht, verkregen op de LIFEHAMMER. Dit hamertje is in 1983 is ontwikkeld door de heer H. Lechner. Gedaagde Autovision verkoopt onder meer de SOSHAMMER, die wordt geleverd door Faltool GmbH, welke onderneming is opgericht door de zoon van H. Lechner.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het ontwerp van de LIFEHAMMER auteursrechtelijk is beschermd. “4.4. (…) Aangenomen moet worden dat bij het ontwerp van de LIFEHAMMER een aantal persoonlijke en niet objectief bepaalde keuzes zijn gemaakt die uiteindelijk hebben geresulteerd in een veiligheidshamer met een eigen oorspronkelijk karakter die het stempel van de maker draagt. Uit de door beide partijen overgelegde afbeeldingen van andere in de markt verkrijgbare veiligheidshamers blijkt dat een veiligheidshamer niet (noodzakelijkerwijs) het uiterlijk hoeft te hebben van de LIFEHAMMER om aan de (gebruiks)functies van een dergelijk product (…) te kunnen voldoen.”

Autovision stelt dat de vormgeving van de LIFEHAMMER is verworden tot een onbeschermde stijl, met andere woorden: verwatering van auteursrechtelijk werk. De rechter gaat hier niet in mee en oordeelt: “4.5. (…) Nog daargelaten dat naar aanleiding van het arrest HR 8 september 2006, LJN AV3384 [Benetton/G-Star - IEF], allerminst communis opinio bestaat over de conclusie dat in genoemd arrest de verwatering van werken in het auteursrecht door de Hoge Raad is erkend, gaat de stelling van Autovision ten onrechte voorbij aan het uitgangspunt dat oorspronkelijkheid aan de hand van omstandigheden op het tijdstip van schepping van het werk, en niet ex nunc dient te worden beoordeeld. Het feit dat allerlei veiligheidshamers tegenwoordig elementen zouden vertonen die gelijken op de elementen van de LIFEHAMMER betekent immers niet dat het ontwerp ten tijde van de schepping niet origineel kon zijn.”

De voorzieningenrechter concludeert dat sprake is van auteursrechtinbreuk. “4.8. (…) De totaalindruk van de SOSHAMMER stemt overeen met de totaalindruk van de LIFEHAMMER, zodat dientengevolge ontlening wordt verondersteld. Autovision heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat van onlening geen sprake is, temeer nu de SOSHAMMER afkomstig is van een onderneming van de zoon van H.Lechner [de ontwerper van de LIFEHAMMER-IEF].”

De rechter wijst het door LSP gevraagde EER-grensoverschrijdende verbod, zonder overwegingen over het auteursrecht in andere lidstaten van de EER,  toe: “4.9.(…) Nu in het algemeen een grensoverschrijdend verbod tot de mogelijkheden behoort en Autovision de vordering (...) op dit punt niet heeft weersproken zal deze in die zin worden toegewezen.”
Autovision wordt eveneens veroordeeld tot betaling van de volledige proceskosten op grond van art. 1019h Rv.

Lees het vonnis hier.

IEF 4347

Prijsvraag

Nog even een reminder van de Bas Kist Prijsvraag: Uitgeverij Podium heeft voor de lezers van IEForum.nl vijf gratis exemplaren ter beschikking gesteld van het nieuwste boek van  Bas Kist, “Blijf van mijn naam af! BN’ers in conflict over merk, portretten en privacy.” Die vijf exemplaren worden verloot onder diegenen die het antwoord weet op een vraag die in dit boek niet ter sprake komt: Hoe lang overleeft in Nederland het portretrecht de geportretteerde? Inzendingen kunnen tot en met 1 augustus worden gemaild aan IEForum.nl.

Eerder bericht hier.