IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22633
28 april 2025
Uitspraak

Voorzieningenrechter wijst inbreukvorderingen in octrooizaak over trappanelen toe

 
IEF 22668
28 april 2025
Uitspraak

Betonblock c.s. trekt ongerechtvaardigd voordeel uit onderscheidend vermogen en reputatie LEGO-merk

 
IEF 2584

Laarsgympen

lgmp2.JPGVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 7 september 2006, KG ZA 06-813, Converse Inc. en Kesbo Sport B.V. tegen Tom Tailor GmbH en Footwear International B.V.

 Over niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, auteursrechtelijke landen van oorsprong en proceskostenveroordelingen.

Converse brengt in de Benelux een laarsgymp op de markt onder de naam All Star Chuck Taylor en met typenaam Detachable X-Hi. De gymp ziet eruit als een hoge basketballgymp met daarop een gebreide bovenkant. Tom Tailor en Footwear brengen ook een laarsgymp op de markt in Europa, resp. de Benelux, met een gebreide bovenkant. Converse vordert een verbod tot inbreuk op haar (niet-ingeschreven) Gemeenschapsmodelrechten in de EG en op haar auteursrechten in Nederland op de X-Hi, en daarnaast een verbod tot onrechtmatig handelen.

Tom Tailor voert gemotiveerd verweer en wijst op verschillen tussen de beide laarsgympen.

De voorzieningenrechter oordeelt met betrekking tot het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel dat "de laars van TomTailor naar voorlopig oordeel geen andere algemene indruk wekt bij de geïnformeerde gebruiker dan de X-Hi". "Weliswaar zijn er zeker ook verschillen aan te wijzen tussen beide modellen, maar die maken niet dat de algemene indruk van beide laarzen werkelijk een andere wordt."

Met betrekking tot het auteursrecht:

Tom Tailor stelt dat de Converse laarsgymp voor het eerst in de V.S. openbaar is gemaakt. Dit zou dan op basis van artikel 2 lid 7 Berner Conventie betekenen dat Converse geen bescherming krachtens auteursrecht toekomt, omdat in de V.S. geen auteursrecht zou toekomen aan voorwerpen met een gebruiksfunctie. Dit verweer wordt verworpen omdat Converse volgens de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat niet de V.S., maar Nederland dan wel België als land van oorsprong aan te merken is.

De X-Hi komt voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking, aldus de voorzieningenrechter. De totaalindrukken van de X-Hi en het model van Tom Tailor verschillen, gelet op de auteursrechtelijk beschermde trekken, in zo geringe mate, dat de Tom Tailor laars niet als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt en van ontlening sprake is.

De vorderingen van Converse worden toegewezen en Tom Tailor en Footwear worden veroordeeld in de proceskosten ad EUR 8.633,15. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking, dat "Tom Tailor en Footwear hun eigen procureurssalaris in totaal hadden geraamd op ongeveer EUR 35.000, derhalve (aanzienlijk) hoger dan het bedrag dat Converse terzake heeft gevorderd".

Lees het vonnis hier.

IEF 2583

Provisionele vistripjes

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24 augustus 2006,  LJN: AY7534. Wilhelm Layher Vermögungsverwaltungs-GmbH tegen Scafom International B.V.

Oorspronkelijk een octrooizaak. Samenvatting rechtspraak.nl:  “Art. 223 en art. 843a Rv. Hof: vordering tot afgifte van stukken is niet als een provisionele vordering aan te merken, daar bij de gevorderde maatregel niet gesproken kan worden van een voorziening die werking heeft voor de duur van het bodemgeschil. De vordering tot afgifte van de (originele) tekening(en) is zonder nadere gronden niet voor toewijzing op grond van artikel 843a Rv vatbaar.”

Lees het arrest hier. Vonnis rechtbank hier.

IEF 2582

Rockband

kanekani.JPGRechtbank ’s Gravenhage, 7 september 2006, KG ZA 06-833 Urban Trends Trading BV, Karl Kani International Inc. tegen Kane B.V. (eerder bericht hier).

Kane B.V. (‘houdt  zich onder meer bezig met het verzorgen en doen uitvoeren van muzikale optredens door een rockband onder de naam Kane’) mag het merk Kane niet gebruiken voor kleding.

De Voorzieningenrechter oordeelt in kort geding dat het jongere merk Kane inbreuk maakt op het oudere merk Kani. De auditieve en visuele overeenstemming tussen het merk Kani en het teken Kane zijn ‘evident'.

Het verweer van Kane dat het merk alleen zou zijn geregistreerd 'voor merchandising' ('watKane B.V. met dat laatste ook mag bedoelen'), doet in elk geval niet af aan de vastgestelde merkinbreuk. Het komt aan op een vergelijking van het teken met het merk zoals gedeponeerd. (Tentamenvraag: Mag Kane nu nog wel bandshirts met de naam KANE verkopen tijdens concerten?)

De Voorzieningenrechter wijst de werkelijk gemaakte proceskosten toe, begroot op € 9.578,73.

Lees het vonnis hier.

IEF 2581

Geen geurmerk

odnb.JPGGvEA, 6 september 2006, zaak T-168/04. L & D SA tegen  OHIM/Julius Sämann Ltd.

Oppositie op grond van diverse boompjes-beeldmerken. tegen  het beeldteken met het woordmerk "aire limpio" (bovenste boompje).

Het GvEA oordeelt dat het oudere gemeenschapsmerk een bijzonder onderscheidend een bijzonder onderscheidend vermogen heeft verkregen op grond van het langdurig gebruik van een ander ingeschreven merk, te weten het merk Arbre Magique, alsmede wegens langdurig gebruik in Italië, waar dat merk als bekend kon worden aangemerkt. De verkrijging van onderscheidend vermogen kan immers ook voortkomen uit het gebruik van een merk als onderdeel van een ander ingeschreven merk.

Bij het onderzoek naar de bekendheid van Abre Magique heeft de kamer van beroep kunnen oordelen, dat uit latere omstandigheden conclusies konden worden getrokken over de situatie die zich voordeed op de datum van indiening van de aanvraag tot inschrijving.

Een marktaandeel van 50 % in 1997 en 1998 kan slechts geleidelijk zijn verworven. De kamer van beroep heeft dus niet gedwaald door in wezen te overwegen dat de situatie in 1996 niet aanmerkelijk anders was. De omstandigheid dat het zou gaan om gegevens die dateerden van na de indiening door verzoekster van de aanvraag, op 30 april 1996, tot inschrijving van het merk, volstaat dus niet om deze gegevens hun bewijskracht voor de bekendheid van het oudere te ontnemen.

Met betrekking tot de overeenstemming van de merken oordeelt het GvEA  dat de totaalindruk die door het grafisch beeld wordt gewekt niet die van een komisch figuurtje, maar duidelijk die van een afbeelding die op een dennenboom lijkt.De komische, levendige toets die tot uiting komt in de gedaante van dit figuurtje geeft de grafische afbeelding van de dennenboom een fantasievolle indruk, zodat het merk waarvoor inschrijving is aangevraagd door het publiek kan worden beschouwd als een grappige, levendige variant van het oudere merk.

Het merk waarvoor inschrijving is aangevraagd is dus samengesteld uit een teken waarvan het dominerende element een silhouet is dat lijkt op een dennenboom, die het oudere merk vormt. Dit is het element dat door de consument hoofdzakelijk zal worden gepercipieerd en zijn keuze zal bepalen, temeer daar het in casu gaat om gangbare consumptiegoederen die worden verkocht in zelfbedieningszaken."

Lees het arrest hier.

IEF 2580

Bureaucratie.eu

Zoals eerder bericht visten Ahold en KPN achter het formele net bij de aanvraag van diverse .eu domeinnamen (lees hier en hier meer ). De Rotterdamse organisatie ESPO trof een min of meer soortgelijk lot en stapte naar het Arbitartion Center voor .EU Disputes. De uitspraak ivan het ADR wijst er op dat EURid de aanvragen wellicht te strikt beoordeeld.

Op 13 december 2005 wordt de domeinnaam espo.eu aangevraagd, door “Buyuksarac” van de organisatie “ESPO” uit Rotterdam.  Op de print van het BMB, thans BBIE, van het woordmerk “ESPO”, staat als merkhouder “Güler Buyuksarac-Esgikan h.o.d.n. European Social Projects Office”. De adresgegevens in merkregistratie en domeinnaamaanvrage zijn identiek.

EURid wijst de aanvraag af omdat aanvrager en merkhouder niet gelijk zouden zijn. Er mag volgens het EURid geen ruimte zijn voor speculatie.

In de ADR-procedure beslist het panellid dat EURid of de validator should, have been aware that “h.o.d.n” was the abbreviation of “doing business under the name” in Dutch and that therefore the legal entity which owned the trade mark was a natural person “Güler Buyuksarac-Esgikan” trading under the name “European Social Projects Office”.

(...) The Panel concludes that the respondent’s overly restrictive approach failed to safeguard the Complainant’s prior rights in accordance with the Regulation.

Lees de uitspraak hier (met dank aan Boekx advocaten).

IEF 2579

Bovemij

HvJ, 7 september 2006,  zaak C-108/05. Bovemij Verzekeringen NV tegen Benelux-Merkenbureau (EUROPOLIS).

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart:

1)      Artikel 3, lid 3 Merkenrichtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de inschrijving van een merk enkel toelaatbaar is op grond van deze bepaling indien wordt aangetoond dat dit merk door het gebruik ervan onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gehele grondgebied van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, in het gehele gedeelte van het Beneluxgebied waar een weigeringsgrond bestaat.

2)      Wanneer bij een uit een of meer woorden van een officiële taal van een lidstaat of van de Benelux bestaand merk de weigeringsgrond slechts bestaat in een van de taalgebieden van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, slechts in één taalgebied van de Benelux, moet komen vast te staan dat het merk door het gebruik onderscheidend vermogen heeft verworven in dit gehele taalgebied. Voor het aldus gedefinieerde taalgebied moet worden beoordeeld of de betrokken kringen, althans een aanzienlijk deel ervan, de betrokken waar of dienst op basis van het merk als van een bepaalde onderneming afkomstig identificeren.

Lees het arrest hier.

IEF 2578

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA , 7 september 2006, zaak T-133/05.Meric / OHMI - Arbora & Ausonia (Pam-Pim's Baby-Prop) 

Oppositieprocedure o.g.v. oudere nationale woord  en beeldmerken PAM PAM tegen Gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk PAM PIM’S BABY PROP.

Lees het arrest hier.

GvEA , 7 september 2006, zaak T-168/04. L & D / OHMI - Sämann (Aire Limpio)

Oppositieprocedure o.g.v. oudere beeldmerken die dennenboom voorstellen en die in sommige gevallen woordelementen bevatten tegen de inschrijving van beeldmerk dat woordelement  ‚Aire Limpio’.

Lees het arrest hier.


 

IEF 2577

Babyvoeding, werpexplosieven

fdpr.JPGGvEA, 6 september 2006, zaak T-6/05. Def-Tec Defense Technology / OHMI - Defense Technology.

Oppositie op basis van een Amerikaans merk voor o.a. een niet-explosief verdedigingswapen in de vorm van een irriterend organisch gas in een spuitbus (klasse 13).

De oppositie wordt aanvankelijk toegewezen op grond van artikel 8, lid 3 Merkenverordening, dat bepaalt dat, na oppositie door de houder, de inschrijving van een merk wordt geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

De oppositie richt zich tegen de inschrijving van het beeldmerk First Defense Aerosol Pepper Projector, voor o.a. voedingsmiddelen voor baby’s, blanke wapenen, munitie, projectielen, werpexplosieven, sproeiapparaten voor irriterende stoffen, en overige aanvals- of verdedigingsvoorwerpen. De oppositie is gebaseerd op o.a. het Amerikaans merk First Defense, ingeschreven voor soortgelijke waren.

De Amerikaanse merkhouder stelt, naast wat procedurele zaken, dat verzoekster haar gemachtigde in de zin van deze bepaling was en zonder haar toestemming een aanvraag had ingediend.

 

Uit een verklaring uit 1996 van Amerikaanse vennootschap blijkt echter volgens het Gerecht wel dat deze daarin uitdrukkelijk afstand doet van alle rechten op het in de inschrijvingsaanvraag bedoelde merk voor Europa. In de bijlage bij de verklaring wordt duidelijk aangegeven op welke merken deze verklaring betrekking heeft.

Bovendien bestond er tussen verzoekster en de vennootschap uit Wyoming een reële en daadwerkelijke handelsrelatie toen de verklaring werd afgelegd, wat kan verklaren dat de vroegere houder deze toestemming heeft gegeven zonder betaling. Dat een dergelijk akkoord eventueel als atypisch wordt aangemerkt, kan, anders dan de kamer van beroep heeft laten uitschijnen, op zich in geen geval afbreuk doen aan de geldigheid van de daadwerkelijk gegeven toestemming.

De in 1996 verkregen toestemming moet dan ook worden beschouwd als duidelijk, nauwkeurig omschreven en onvoorwaardelijk op die datum en het Gerecht vernietigt de  beslissing van het OHIM om de oppositie toe te wijzen.

Lees het arrest hier.

IEF 2576

Over hoe het was en hoe het zou kunnen zijn

isdw.bmpSeverin de Wit (Simmons & Simmons): Over hoe het was en hoe het zou kunnen zijn. Noot bij GAT/Luk en Roche/Primus.( IER 5/2006, parallel gepubliceerd op IPEG (IP blog Severin de Wit).

“Old habits die hard, dus niet iedereen is ervan overtuigd dat de cross border verleden tijd is, zie Willem Hoyng (op IEForum.nl). Hij ziet nog wel ruimte, net als Wouter Pors (eveneens op IEForum.nl).

Hoyng’s kritiek op beide uitspraken is niet zonder grond. Ik volg hem waar hij zegt dat het Hof een “politieke” beslissing genomen heeft, zonder al te veel kennis op het gebied van het octrooirecht en zonder blijk te geven zich veel gelegen te laten liggen aan de wens van velen in Europa te komen tot een mogelijkheid een Europees octrooi ook door één Europese rechter te laten beoordelen.

Alle commentaren hebben met elkaar gemeen dat de discussie lijkt te gaan over de vraag of de cross border praktijk in Nederland en Duitsland nu hersendood, gewoon dood, dan wel morsdood is. Ik houd het op het laatste.”

Lees hier direct verder. IPEG blog hier.

Meer Gatlukrocheprimus-annotaties: doorklikken via dit eerdere bericht.

IEF 2575

Een warenhuis (kas).

Rechtbank ’s Gravenhage, 6 september 2006, HA ZA 92-8273 P.L.J. Bom Beheer BV, Boal Systemen BV, Bordeso BV tegen Alcoa Nederland BV.

Octrooizaak over inbreukmakende goten voor warenhuizen (kassen). Eedere tussenvonnissen dateren al uit begin1996. Alcoa wordt veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 118.104,42.
 
Alcoa wordt eveneens veroordeeld tot betaling van een bedrag van bijna drie miljoen euro voor het leveren van 964.102 kg inbreukmakende aluminium goten. De goten maken (maakten) inbreuk op het Nederlandse octrooi van Blom c.s, verleend voor een goot  voor een kas.

De rechtbank schat op grond van artikel 6:97 BW zelf de schade. Het rapport van de door haar benoemde deskundigen legt de rechtbank naast zich neer, nu de door Blom c.s. geleden schade als gevolg van gemiste omzet die aan de verkoop van de inbreukmakende goten zou zijn gekoppeld onvoldoende uit het rapport is af te leiden.

Voor de berekening ervan gaat de rechtbank van de fictieve situatie uit dat Blom c.s. naast Alcomij en Gakon (licentienemers) ook aan Alcoa een licentie zou zijn verleend en wijst daarbij een viertal schadeposten aan.

 

1- De schade als gevolg van de (onder druk van de aanzienlijk oneigenlijke concurrentie door Alcoa) te lage licentievergoeding, overeengekomen met Alcomij en Gakon.

2- De schade als gevolg van de te lage, door Bom c.s. gerealiseerde opslag op de door hen zelf verkochte aluminium goten (ten opzichte van stalen goten)-

3- De veronderstelde licentievergoeding die Alcoa aan Bom c.s. zou hebben moeten betalen.

4- De kosten die Bom c.s. hebben moeten maken voor deskundigen ter vaststelling van de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding.

Wat  betreft de proceskosten zal Alcoa als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de kosten van de incidenten.

Een verdeling van de hierna vermelde proceskosten aan de zijde van Bom c.s. is niet nodig omdat Bom kennelijk geen aanspraak maakt op toewijzing van een deel van die kosten aan haar. In de procedure van Bom tegen Alcoa zullen de proceskosten uit praktische overwegingen daarom begroot worden op nihil.

Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Bom c.s. op basis van het toegewezen bedrag op:

- dagvaarding 32,94
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 2.268,90
- getuigenkosten 496,89
- deskundigen 78.379,19
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 36.926,50 (11,5 punten × tarief  € 3.211,00)

Totaal € 118.104,42

Omdat het octrooi inmiddels is vervallen, moet het gevraagde verbod op
inbreuk worden afgewezen.

Lees  het vonnis hier.