IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22688
9 mei 2025
Artikel

Fieldfisher Amsterdam breidt uit met Jos Klaus als partner

 
IEF 22689
9 mei 2025
Artikel

Toonkunst in loondienst. Over de houdbaarheid van het Nederlandse werkgeversauteursrecht na het ONB-arrest van het HvJ EU

 
IEF 13406

Doel had niet langs minder schadelijke weg kunnen spoedig kunnen worden bereikt

Hof Amsterdam 29 oktober 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3723 (appellant tegen 'Beter Wonen')
Mediarecht. Kort geding. Verbod op onjuiste internet- en perspublicaties. Afweging van meningsuiting en bescherming tegen verdachtmakingen. (art. 8 EVRM). De verdenkingen en aantijgingen vonden op het moment dat zij werden geuit, op zichzelf de nodige steun in de conclusies van diverse onderzoeksrapporten. Op het moment dat de uitlatingen werden gedaan was weinig waarschijnlijk dat het door appellant nagestreefde doel langs andere, voor geïntimeerden minder schadelijke weg met redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt. Het was ook niet te voorzien dat de desbetreffende uitlatingen op andere wijze in de openbaarheid zouden (kunnen) komen.

3.9. De uitlatingen hebben betrekking op een vermeende misstand ten aanzien van het eventuele bestaan waarvan gedurende de afgelopen jaren hier te lande, naar feit van algemene bekendheid is, veel maatschappelijke onrust is ontstaan: de integriteit van het bestuur van een semi-publieke organisatie. De verdenkingen en aantijgingen vonden op het moment dat zij werden geuit, op zichzelf de nodige steun in de conclusies van het op 7 december 2009 uitgebrachte onderzoeksrapport-Van Veen (...), in het daaraan voorafgaande verzoek van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (verder: CFV) van februari 2009 aan het eerdere bestuur om een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen in verband met signalen die het CFV eind 2008 hadden bereikt over een mogelijke bestuurs- en toezichtcrisis bij Beter Wonen en in de brief van het ministerie van VROM/WWI van 22 januari 2010, waarin onder meer "onontkoombaar" wordt geacht dat ten aanzien van een tweetal concreet aangeduide kwesties nader onderzoek wordt gedaan alsmede wordt opgemerkt dat "vanwege mogelijke andere onrechtmatigheden" ook nog een andere kwestie in dat nadere onderzoek zou moeten worden meegenomen en het desbetreffende onderzoek "een forensisch karakter" zal dienen te krijgen, "gericht op het handelen van een aantal personen". In verhouding tot alle voornoemde factoren is de inkleding van de verdenkingen door [appellant] redelijk beperkt van aard gebleven, nu [appellant] zijn uitlatingen (de publicatie van de artikelen) uitsluitend via zijn eigen, bij het publiek niet zonder meer bekende website heeft gedaan en daaraan geen nadere publiciteit heeft gegeven via bijvoorbeeld radio- of TV-interviews of publicatie(s) in dag- of weekbladen.

3.10. Op het moment dat de uitlatingen werden gedaan was weinig waarschijnlijk dat het door [appellant] nagestreefde doel langs andere, voor [geïntimeerden] minder schadelijke weg met redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt – wat [geïntimeerden] ook niet voldoende concreet heeft gesteld – en was ook niet te voorzien dat de desbetreffende uitlatingen op andere wijze in de openbaarheid zouden (kunnen) komen: bij gelegenheid van de pleidooien voor dit hof is immers vast komen te staan dat het zogenoemde Integis-rapport, de resultante van het vervolgonderzoek naar de integriteit van het bestuur van Beter Wonen, voor het eerst (ten dele) door het bestuur is vrijgegeven op 22 juni 2012, dus nadat [appellant] in de publiciteit was getreden.

3.11. Wat betreft het gezag dat derden zullen toekennen aan de uitlatingen van [appellant] moet worden opgemerkt dat aan diens uitlatingen in zoverre gezag toekwam dat hij een voormalig lid van de Raad van Toezicht was, maar dat hij tegelijkertijd op dat moment in zoverre gezag miste dat zijn uitlatingen – zoals ook [geïntimeerden] hebben gesteld – ook als een rancuneuze reactie konden worden opgevat. Daarbij geldt ten slotte, zoals reeds (onder 3.8) overwogen, dat [appellant] geen namen van personen heeft genoemd, zodat slechts voor 'insiders' duidelijk kan zijn geweest op wie door hem werd gedoeld.

3.12. Het voorgaande voert het hof tot de slotsom dat, alle bijzondere omstandigheden tegen elkaar afgewogen, het belang van [appellant] om zich vrij te uiten zwaarder behoort te wegen dan de belangen waarvoor [geïntimeerden] opkomen en dat in dit geval derhalve het grootste gewicht moet toekomen aan het belang dat een (vermeende) misstand die de samenleving raakt door bekendmaking aan het grote publiek bestreden moet kunnen worden. Van een ontoelaatbare inbreuk op het in art. 8, tweede lid, EVRM gewaarborgde recht is derhalve geen sprake en de door [geïntimeerden] genoemde uitlatingen van [appellant] zijn jegens hen niet onrechtmatig te noemen. Een en ander brengt mee dat grief 3 en grief 4 slagen.
IEF 13407

Octrooiinbreuk door compatibel huismerk cartridge

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 januari 2014, KG ZA 13-1342 (Samsung tegen PrintAbout)
Uitspraak ingezonden door Charlotte de Boer, Wim Maas en Carreen Shannon, Deterink.
Octrooirecht. Reclamerecht. Modellenrecht. Samsung heeft twee gemeenschapsmodellen geregistreerd voor haar cartridges en is houdster van EP 1 975 744 en EP 2 357 537(developing unit and image forming apparatus having the same). PrintAbout exploiteert een bereikbare webwinkel en verkoopt onder haar "huismerk" een met Samsungs printers compatibele cartridges. Samsung vordert een bevel staken van ongeoorloofde vergelijkende reclame, recall en legt aan haar vorderingen de onthoudingsverklaring ten grondslag.

Procesrecht. Er is geen spoedeisend belang uit de inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten en de gesteld onrechtmatige vergelijkende reclame nu vanaf begin 2012 Samsung al op de hoogte is. Gedurende lange periode is er geen voorlopige maatregel nodig geweest, niet valt in te zien waarom dat wel is ten gevolge van verlening van het jongste octrooi. Dit is anders voor de gestelde octrooi-inbreuken. Er is een serieuze kans dat de bodemrechter of oppositieafdeling conclusie 1, 2 en 12 van EP 744 niet nieuw acht.

Het betoog dat EP 537 niet nawerkbaar zou zijn, omdat er pas in onderconclusie 3 een afvaltonertransportorgaan wordt geopenbaard, wordt niet gevolgd. Het gaat er immers om dat de uitvinding nawerkbaar is beschreven. Dat EP 537 niet inventief is, omdat het lekkageprobleem zich in de praktijk niet voordoet, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het betoog dat een niet-bestaand probleem wordt geadresseerd, slaagt niet. PrintAbout heeft inbreuk gemaakt op het octrooi en dient opgave te doen van de leveranciers van de producten.

4.16 Het betoog van Samsung dat de gemiddelde vakman zou inzien dat conclusie 3 onjuist is geredigeerd, moet naar voorlopig oordeel worden verworpen. Weliswaar beschrijft en toont het octrooischrift van EP 744 cartridges waarin de steunuitsteeksels en uitsteekselopnemers zijn aangebracht aan de (...) behuizing, maar daaruit kan de vakman niet zonder meer afleiden dat die plaatsing de juiste is en de in de conclusie voorgeschreven plaatsing de vergissing. (...)

4.34. PrintAbout heef ten slotte gesteld dat Samsung misbruik van recht maakt door EP 537 in te roepen, nu dit octrooi ziet op een uitvinding die een niet-bestaand probleem adresseert. Het is Samsung volgens PrintAbout louter te doen om op oneigenlijke wijze concurrenten van de markt voor toner cartridges te kunnen weren. Dit doet Samsung door een technische werking toe te schrijven aan een uitsparing die slechts dient om te voorkomen dat anders gevormde cartridges in haar printers passen, aldus PrintAbout. In de opening van de printer waarin de cartridge moet worden geplaatst, bevindt zich namelijk een uitsteeksel.

4.35 Dit betoog van PrintAbout slaagt niet. In het voorgaande is de stelling dat het in EP 537 beschreven probleem zich niet voordoet, reeds verworpen. Daar komt bij dat Samsung heeft bestreden dat toepassing van de uitvinding noodzakelijk is om een cartridge in haar printer te laten passen. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat cartridges met een uitsparing in een andere dan de geclaimde vorm in haar ML- en SCX-printers passen. Gelet daarop kan niet worden aangenomen dat de geclaimde uitsparing uitsluitend noodzakelijk is voor compatibiliteit.

 

IEF 13404

Broncodes lijken compleet, maar er is geen werkend programma geleverd

Rechtbank Den Haag 8 januari 2014, HA ZA 11-2534 (VG Beheer en Benefits-Plaza tegen eBenefits)

Tussenvonnis. Auteursrecht. Software. Zie eerder op IE-Forum.nl waarin inzage wordt gegeven en één SGOA-deskundige wordt benoemd. VGB heeft haar eis vermeerderd met verbeurde dwangsommen van ruim €500.000, vanwege het niet volledig nakomen van de opgelegde bevelen uit [IEF 9930] en vraagt om eBenefits te veroordelen tot betaling van kosten voor eventueel nader deskundigenonderzoek, nu de deskundige constateert dat de onderzochte broncodes op het eerste gezicht compleet lijken maar er geen compleet werkend programma is geleverd door eBenefits.

De rechtbank volhardt bij hetgeen bij tussenvonnissen is overwogen en beslist en stelt eBenefits in de gelegenheid akte te nemen over deze eisvermeerdering.

3.2. Aan haar vordering sub X legt VGB ten grondslag dat de voorzieningenrechter in KG vonnis 10 april 2013 heeft geoordeeld (in r.o. 4.4) dat er aanwijzingen zijn dat eBenefits de bij het kort geding vonnis aan haar opgelegde bevelen niet volledig is nagekomen door nog tot eind 2011 of begin 2012 EblPro als onlosmakelijk onderdeel (namelijk als inrichtings- en inventarisatieomgeving) van eBenefits Portaal 5.1 te gebruiken. Ook in het tussenvonnis I (in r.o. 2.15 en 4.29) is door de rechtbank geconstateerd dat eBenefits de handleiding voor het gebruik van EblPro op 19 juli 2011 nog op haar website aanbood. Zodoende staat vast dat eBenefits EblPro na het kort geding vonnis nog openbaar heeft gemaakt en eBenefits dwangsommen verbeurd. Ook is niet voldaan aan het bevel om schriftelijke opgave te doen van de namen en adressen van alle afnemers van EblPro nu eBenefits geen informatie heeft verstrekt van de afnemers van eBenefits Portaal 5.1 terwijl EblPro daarvan een onlosmakelijk onderdeel vormt. Zodoende is er grond voor de tenuitvoerlegging van de dwangsomveroordeling aldus VGB.

3.3. Aan haar vordering sub XI legt VGB ten grondslag dat nader onderzoek van de door eBenefits aan VGB geleverde software aan de orde kan komen bij de beoordeling van de schade bij de schadestaat procedure nu de deskundige constateert dat de onderzochte broncodes op het eerste gezicht compleet lijken maar er geen compleet werkend programma is geleverd door eBenefits. Indien nader onderzoek door een deskundige dient plaats te vinden, zal dat op kosten van eBenefits dienen te gebeuren nu inbreuk op de rechten van VGB vaststaat.
4. De verdere beoordeling
in conventie en reconventie
4.1. De rechtbank volhardt bij hetgeen bij tussenvonnis I en tussenvonnis II is overwogen en beslist.
4.2. De rechtbank stelt vast dat eBenefits (nog) niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de eisvermeerdering hiervoor vermeld in 3.1. De rechtbank zal eBenefits in de gelegenheid stellen bij akte hierop te reageren. Na de akte zal vonnis worden gewezen. In afwachting van de akte houdt de rechtbank iedere verdere beslissing in conventie en reconventie aan.
IEF 13403

Claim tegen Van Gogh Museum over echtheid afgewezen

 Rechtbank Amsterdam 8 januari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:9 (Markus Roubrocks tegen Van Gogh Museum)
Bijdrage ingezonden door René Klomp, KunstenRecht.nl.
Onrechtmatig handelen. Verklaring echtheid. Voor de eigenaar is het cruciaal: Erkent het Van Gogh Museum zijn schilderij, Stilleven met Pinksterrozen, als een echte Van Gogh? Om het Van Gogh Museum zover te krijgen heeft de eigenaar, Markus Roubrocks, een zaak aangespannen bij de rechtbank Amsterdam. Gisteren heeft de rechtbank zijn vorderingen afgewezen. In het kort komt de uitspraak op het volgende neer: Het is niet aan de rechtbank om een kunsthistorisch oordeel te vellen. Het Van Gogh Museum heeft het recht een eigen opinie te geven. Niet gebleken is dat het Van Gogh Museum bij haar onderzoek onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht.

De rechtbank sluit echter niet uit dat een museum zoals het Van Gogh Museum onrechtmatig kan handelen:

 

Gelet op het feit dat de Stichting [= het Van Gogh Museum] een gezaghebbende en belangrijke autoriteit is op het gebied van 19e-eeuwse kunst en in het bijzonder van het werk van Van Gogh en mede in aanmerking nemend de belangen van degene die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh, kan het onder omstandigheden onrechtmatig zijn als de Stichting bij haar onderzoek en de daarop gebaseerde opinie onvoldoende zorgvuldigheid betracht. Maar daar is in dit geval dus geen sprake van.

Zie: rechtspraak.nl.
Markus Roubrock houdt een eigen site bij: vangogh-still-life-with-peonies.com/.
NRC Handelsblad schreef eerder over deze zaak: www.nrc.nl/handelsblad/van/2013/maart/25/mijn-schilderij-is-wel-een-van-gogh-12635011(RK)
MediaReport (Stilleven met Pinksterrozen – Van Gogh Museum hoeft oordeel niet te wijzigen)

IEF 13402

Conclusie A-G: downloaden uit illegale bron is illegaal downloaden

Conclusie A-G HvJ EU 9 januari 2014, zaak C-435/12 (ACI Adam e.a. tegen Stichting de Thuiskopie e.a.) - dossier
Mede ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Hoge Raad der Nederlanden [IEF 11775].
Uitlegging van artikel 5, leden 2 en 5, van InfoSoc-richtlijn 2001/29/EG en van artikel 14 van Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG – Reproductierecht – Beperkingen en restricties – Handhaving van intellectuele eigendomsrechten – Gerechtskosten – Werkingssfeer. De A-G concludeert:

1) Artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG (...), moet in die zin moet worden uitgelegd dat de daarin voorziene uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik enkel van toepassing is op reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.

2) Artikel 5 van richtlijn 2001/29 moet in die zin moet worden uitgelegd dat, binnen de context van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik die de lidstaten krachtens die bepaling mogen invoeren, een lidstaat de daarmee gepaard gaande vergoeding enkel mag innen over reproducties van door auteursrecht en naburige rechten beschermd werk of materiaal die zijn vervaardigd uit geoorloofde bronnen.
3) Artikel 14 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten [red. proceskostenveroordeling], moet in die zin worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op een geding, zoals hier aan de orde is, dat geen betrekking heeft op de bescherming, als zodanig, door de houders van auteursrechten of naburige rechten, van die rechten.

Op andere blogs:
SOLV (AG: downloaden uit illegale bron is inbreuk)

IEF 13401

Inspiratie door de vormgeving van een verregende motorrijbroek

Hof van Beroep Antwerpen 16 december 2013, Rolnr. 2011/AR/2013 (H&M tegen G-Star)
Uitspraak ingezonden door Eric De Gryse, Tineke Van Hoey, Fernand de Visscher, Simont Braun.
Vergelijkbare procedure IEF 12104. Geen auteursrecht. Geen oneerlijke marktpraktijken (93, 95 WMPC en 10bis 3 Verdrag van Parijs). Door de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen [hier] werd een stakingsbevel gegeven voor de verdere verhandeling van de onrechtmatige auteursrechtelijke reproducties van de ELWOOD-spijkerbroek. Anders oordeelt het hof over de combinatie van functionele en niet-functionele kenmerken. Ontwerper (Pierre Morisset) verklaarde zelf dat de jeans is geïnspireerd op de broek van een motorrijder na een twee uur durende rit doro de regen. De vormgeving van een motorrijbroek bestaat reeds geruime tijd. De voorgehouden combinatie van element, zijn kenmerken die eigen zijn aan de motorrijbroek. De ELWOOD-jeans komt dan geen auteursrechtelijke bescherming toe.

Het hof is van oordeel dat er geen begeleidende omstandigheden worden aangehaald die mogelijk indruisen met de eerlijke handelsgebruiken. Er is geen onrechtmatige verwarringstichting aangetoond: de gemiddelde consument zal zich neit vergissen tussen het product aangeboden in kwaliteitswinkels en het product aangeboden in de goedkopere winkelketens van de appellante. Het etiket verhindert ook de mogelijke verwarring.

Geïntimeerden worden veroordeeld in de kosten, vastgesteld op rechtsplegingsvergoeding in eerste aanleg van €11.000 en in hoger beroep nogmaals €11.000.

IEF 13400

Internet Scriptieprijs 2013 - nog een week om in te zenden

Stuur je scriptie in en win € 1.500,=!
Dit jaar organiseren advocatenkantoor Brinkhof en internet provider XS4ALL de zevende editie van de Internet Scriptieprijs voor de beste juridische masterscriptie op het gebied van internet en recht. De Internetscriptieprijs 2013 wordt mede mogelijk gemaakt en professioneel uitgegeven door juridische uitgeverij deLex, en online gepubliceerd op www.internetscriptieprijs.nl.

Meedoen? Stuur je scriptie uiterlijk 15 januari 2014 in, bij voorkeur als doorzoekbaar Pdf-bestand, via www.internetscriptieprijs.nl, vergezeld van een kopie van het tentamenbriefje. De uitreiking van de prijs vindt plaats op een juridisch symposium op donderdagmiddag 20 februari 2014 in Felix Meritis in Amsterdam. Tijdens het symposium komen interessante sprekers aan het woord en krijgen de inzenders van de drie beste scripties de gelegenheid om hun scriptie toe te lichten.

Met de Internet Scriptieprijs willen Brinkhof en XS4ALL rechtenstudenten uitdagen om zich te specialiseren in dit rechtsgebied van de toekomst en een podium creeren voor excellente studenten. De winnende scriptie wordt beloond met een geldbedrag van € 1.500,- en een mobiel internetabonnement van XS4ALL. De winnende scriptie wordt bovendien professioneel uitgegeven door juridische uitgeverij deLex en online gepubliceerd op www.internetscriptieprijs.nl. Om een idee te geven, afgelopen edities zijn gewonnen door scripties over de verwerking van persoonsgegevens door mobiele apps, geneesmiddelenverkoop op internet, de vermogensrechtelijke status van virtuele spelobjecten, de bewaarplicht voor verkeersgegevens, internettoegang als universele dienst en domeinnaamrecht.

IEF 13399

Algemeen inbreukverbod omdat Samsung voortdurende nieuwe smartphones op de markt brengt

Hof Den Haag 31 december 2013, zaaknr. 200.096.074/01 (Apple tegen Samsung)
Uitspraak ingezonden door Rutger Kleemans en Arvid van Oorschot, Freshfields Bruckhaus Deringer.
Tussenarrest inzake Apple-Samsung. Hoger beroep na kort geding [IEF 10106], waarin inbreukverboden uitsluitend op grond van octrooi EP 868 van Apple zijn toegewezen jegens enkele smartphone modellen van Samsung.

Het staat niet onbetwist vast dat de verkoop van de Samsung Galaxy Ace Plus is gestaakt. Het ontbreken van spoedeisend belang ten tijde van het arrest van het hof doet er niet aan af dat partijen nog wel belang kunnen hebben bij een oordeel of het vonnis van de voorzieningenrechter juist was gewezen.

Het hof dient in beginsel zijn arrest af te stemmen op het bodemvonnis. De door Samsung aangevoerde verweren kunnen niet slagen, nu niet aannemelijk is geworden dat in dit geval, tot executiegeschillen leidende, onduidelijkheid bestaat over de door het hof in het voetspoor van de bodemrechter aangenomen beschermingsomvang van EP 868 en Apple een zwaarder wegend belang heeft bij een algemeen verbod aangezien Samsung voortdurende nieuwe smartphones op de markt brengt. Een algemeen inbreukverbod voor komt voor toewijzing in aanmerking.

20. Het hof, dat als rechter in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, dient in beginsel zijn arrest af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn gesteld, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. (vergelijk HR 19 mei 2000, LJN AA5870, NJ 2001, 407 en 7 januari 2011, LJN BP0015, NJ 2011, 304). Apple noch Samsung heeft gesteld dat sprake is van een misslag of zodanige omstandigheden. Bij haar akte producties en eiswijziging heeft Apple zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
IEF 13398

Personalia: Daniel Haije partner bij Hoogenraad Haak

Uit het persbericht: Advocaat Daniël Haije is per 1 januari 2014 partner bij Hoogenraad & Haak, advertising + IP advocaten. Daniël was al sinds 2009 als medewerker aan het kantoor verbonden.

Ebba Hoogenraad: “Wij zijn blij dat Daniël als partner is toegetreden. Hij is een echte specialist die lastige problemen gemakkelijk kan uitleggen. Daniël versterkt onze praktijk op het raakvlak van reclame en intellectuele eigendom en voegt daar zijn focus op reputatiemanagement aan toe.”

Daniël Haije: “Er is een groeiende vraag naar juridisch advies over commerciële communicatie, intellectuele eigendom en reputatie. Ik merk dat ik ondernemingen concreet verder kan helpen. Hoogenraad & Haak past mij als een oude spijkerbroek – zo’n topexemplaar waar je ook nog eens apetrots op bent.”

IEF 13397

Extra winstafdracht Sjopspel na deskundigenonderzoek

Hof Amsterdam 23 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2243 (Super De Boer - Sjopspel winstafdracht)
Vervolg op HR 8 december 2006 [IEF 3052]. Vordering tot winstafdracht op grond van artikel 27a Aw 1912. Na deskundigenonderzoek begroot het hof de winst die is behaald met het "sjopspel". De winst is groter dan de geleden schade. Volgt veroordeling tot winstafdracht.

Het hof brengt in herinnering dat tussen partijen inmiddels is vastgesteld dat De Boer inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van appellant op het zogenoemde “Shoppingspel” door in haar winkels via een spaaractie het “Sjopspel” aan haar klanten ter beschikking te stellen en dat appellant als gevolg daarvan tot een bedrag groot € 28.508,92 schade heeft geleden. Appellant vordert op de voet van het bepaalde in artikel 27a Auteurswet dat De Boer wordt veroordeeld om aan hem winst af te dragen. Volgens appellant is die winst hoger dan de door hem geleden schade.

De gemiddelde grootte van de door de deskundigen gevonden extra winst kan bij een aantal afgezette (45.100) spellen als aannemelijk worden aangemerkt, zijnde een bedrag groot € 86.840,-. Het hof veroordeelt De Boer tot betaling van een bedrag groot € 86.840,- , te vermeerderen met compensatoire interessen ter hoogte van de geldende wettelijke rente vanaf 9 april 1997, alsmede met bepaling dat De Boer op het door haar aan appellant verschuldigde € 28.508,92 in mindering mag brengen.

2.9. [appellant] heeft succes met zijn hoger beroep. Bij gebreke van ter zake dienende stellingen kan bewijslevering verder achterwege blijven. Het vonnis van de rechtbank te Assen van 26 juli 1994 moet worden vernietigd.
De door de deskundigen berekende met het Sjopspel behaalde winst is, in zoverre deze door het hof is aanvaard, groter dan de schade die [appellant] heeft geleden. De Boer dient die winst, een bedrag groot
€ 86.840,-, aan [appellant] af te dragen, onder aftrek van het reeds uitgekeerde bedrag aan schadevergoeding. Voor matiging bestaat geen grond.
Er bestaat evenmin toereikende grond voor de veronderstelling dat [appellant] door toekenning van een dergelijk bedrag ten laste van De Boer ongerechtvaardigd zou worden verrijkt.

2.10. [appellant] heeft bij conclusie na enquête houdende verandering en vermeerdering van eis d.d. 9 april 1997 compensatoire interessen gevorderd over het bedrag aan winstafdracht groot
NLG 594.186,- exclusief btw vanaf 1 november 1989, zijnde het midden van de actieperiode. Bij akte rectificatie van 7 mei 1997 heeft [appellant] toegelicht bedoeld te hebben te vorderen compensatoire rente over een bedrag aan winstafdracht groot NLG 637.773,- vanaf 1 november 1989. In het exploit waarbij [appellant] De Boer na verwijzing door de Hoge Raad heeft opgeroepen voor het gerechtshof te Arnhem heeft [appellant] compensatoire rente gevorderd over een bedrag aan winstafdracht groot
NLG 637.773,-. Bij gelegenheid van de ten overstaan van het gerechtshof te Arnhem op 3 mei 2004 gehouden pleidooien heeft [appellant] zijn rentevorderingen (ook die met betrekking tot de door hem gevorderde schadevergoeding) aanvullend toegelicht door te verwijzen naar de specifieke betekenis van dit type rentevordering als schadevordering en ervoor gepleit de compensatoire rente samengesteld te berekenen naar de voet van de wettelijke rente. Het gerechtshof te Arnhem heeft in zijn eindarrest van 19 april 2005 geconstateerd dat De Boer geen verweer heeft gevoerd tegen de over de schadevergoeding gevorderde compensatoire rente en deze vervolgens toegewezen en de vordering tot winstafdracht met inbegrip van de rentevordering afgewezen. In het daarop volgende cassatieberoep is wat betreft de winstafdracht de rentevordering niet afzonderlijk aan de orde gesteld. Ten overstaan van dit hof heeft [appellant] een paar maal wijziging gebracht in de omvang van de winstafdracht waarop hij recht meent te hebben en heeft [appellant] telkens zijn rentevordering gehandhaafd vanaf 1 november 1989. De Boer heeft zich daartegen verweerd met de stelling dat compensatoire rente pas vanaf 7 mei 1997 toewijsbaar is.
Bij deze stand van zaken is de gevolgtrekking gerechtvaardigd dat de vordering van [appellant] die strekt tot vergoeding van compensatoire rente over het bedrag aan winstafdracht toewijsbaar is en wel vanaf 9 april 1997. Dat is immers de dag dat deze vordering voor het eerst door [appellant] in rechte aan de orde werd gesteld. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] eerder voldoende kenbaar voor De Boer aanspraak heeft gemaakt op compensatoire rente over het bedrag aan winstafdracht, hetgeen aan toewijzing met ingang van een eerdere datum in de weg staat.
Over het bedrag aan winstafdracht is De Boer aan [appellant] compensatoire interessen verschuldigd ter hoogte van de wettelijke rente. De hoogte van de rentevordering is ontoereikend bestreden met de enkele stelling van De Boer dat er geen enkele reden is om deze rentevoet ex aequo et bono vast te stellen op die van de wettelijke rente.

2.11. Het resterende deel van de vordering van [appellant] zal worden afgewezen.

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Assen van 26 juli 1994 en, opnieuw rechtdoende,
veroordeelt De Boer tot betaling aan [appellant] van een bedrag groot € 86.840,- ,
te vermeerderen met compensatoire interessen ter hoogte van de geldende wettelijke rente vanaf 9 april 1997, alsmede met bepaling dat De Boer op het door haar aan [appellant] verschuldigde
€ 28.508,92 in mindering mag brengen;