Europees Parlement schuift herziening regels online auteursrecht door naar september

Uit het persbericht: Het voltallige Europees Parlement stemde met 318 stemmen voor, 278 tegen en 31 onthoudingen voor verwerping van het voorstel van de parlementaire commissie Juridische Zaken van 20 juni om de onderhandelingen te beginnen. De herziening van het online auteursrecht wordt nu doorgeschoven naar de volgende plenaire vergadering in september. Er kunnen dan nieuwe amendementen worden ingediend en er zal over de herziening gedebatteerd en gestemd worden.
Brandwacht Inhuren maakt inbreuk op handelsnaam Brandwacht Huren

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 4 juli 2018, IEF 17813 (Brandwacht huren tegen Brandwacht Inhuren) Handelsnaamrecht. Brandwacht Huren is een onderneming die zich bezig houdt met het leveren van pariculiere brandwachten, het verzorgen van emergency rescue teams, adviseringen op het gebied van arbeidsveiligheid en het in- en doorlenen van personeel. Ze stuurden naar aanleiding van een klantvraag altijd een SMS-bericht of WhatsApp-bericht uit aan de contacten. Begin 2018 hebben ze geconstateerd dat eenmanszaak Emergency Services is gaan drijven onder de handelsnaam Brandwacht Inhuren. Ze bieden dezelfde diensten aan en heeft een WhatsApp-bericht gestuurd naar de contacten uit het netwerk van Brandwacht Huren. Het versturen van het WhatsApp-bericht aan brandwachten in het netwerk van Brandwacht Huren, het doen van LinkedIn-verzoeken als eigenaar van Brandwacht Inhuren aan brandwachten in het netwerk van Brandwacht Huren alsmede het opnemen van de telefoon met ‘Brandwacht Huren’ dan wel ‘Brandwacht Inhuren’, bewust verwarring in de hand heeft gewerkt met het oogmerk om op misleidende wijze klanten weg te lokken bij de concurrent. De gedaagde is veroordeeld tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de handelsnaam.
Bronbescherming journalisten definitief wettelijk geregeld

Kamerstukken I 2017/2018, 34 032, nr. 36. Uit het persbericht: Het wetsvoorstel van minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) dat bronbescherming van journalisten wettelijk vastlegt, is vandaag door de Eerste Kamer aangenomen. De regeling, die op 1 oktober 2018 in werking treedt, is een erkenning van de bijzondere positie die journalisten en publicisten hebben in onze samenleving en de vrije nieuwsgaring.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, Platform Makers
Reactie Platform Makers op brief van minister Dekker

Brief namens het bestuur van het Platform Makers aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de brief van Minister Dekker betreffende de eerste bevindingen met betrekking tot de Wet Auteurscontractenrecht. De brief is grotendeels beleidsarm te noemen. Dat past binnen de benadering van de minister: hij geeft een tussenstand vooruitlopend op de evaluatie van de wet in 2020. De brief is dan ook vooral te karakteriseren als een inventarisatie van de in de bijlagen meegezonden rapportages van marktpartijen. Het geschetste beeld is evengoed eenduidig: de nieuwe wetgeving sorteert tot op heden nauwelijks effect, en zou daarom nu reeds aanleiding moeten geven tot beleidsmaatregelen van de overheid.
Geen zekerheidsstelling nodig: de 170 octrooi- en modelrechten vertegenwoordigen een significante waarde

Vzr. Rechtbank Den Haag 3 juli 2018, IEF 17809; ECLI:NL:RBDHA:2018:7861 (Digital Revolution tegen S-Printing) Internationale en relatieve bevoegdheid aangenomen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van DR c.s. afgewezen [IEF 17417]. DR c.s. heeft hoger beroep ingesteld. De incidentele vordering tot zekerheidstelling voor de schade en de proceskosten wordt afgewezen. Het geschil ziet op handhaving octrooirecht waarvoor Haagse rechter volgens art. 80 lid 2 jo. 70 ROW bevoegd is. De vorderingen strekken ertoe dat aan de handhaving van de octrooirechten van Samsung dan wel S-Printing via het eerste vonnis een voorwaarde wordt verbonden, te weten de voorwaarde van een zekerheidsstelling. Dat S-Printing geen verhaal biedt is onvoldoende aannemelijk geworden, zij is eigenaar van ruim 170 octrooi- en modelrechten, die zijn gevalideerd voor Nederland en een significante waarde vertegenwoordigen. Vorderingen worden afgewezen.
Geen auteursrechten op bouwtekeningen van opslagtanks

Vrz. Rechtbank Midden-Nederland 8 juni 2018, IEF 17808; ECLI:NL:RBMNE:2018:2870 (CTS tegen gedaagde) Auteursrecht. Bedrijfsgeheimen. Tekeningen. Gedaagde heeft een prijsaanvraag ingediend bij VDL; VDL heeft daarop CTS bericht dat de door haar bij deze prijsaanvraag ontvangen tekeningen gelijk waren aan tekeningen van CTS. Deze tekeningen zijn zonder haar toestemming door gedaagde één op één gebruikt en openbaar gemaakt, waarbij slechts de gegevens van CTS zijn verwijderd, zodat sprake is van auteursrechtinbreuk en schending van bedrijfsgeheimen. CTS beroept zich op artikel 28 lid 9 Aw en artikel 47 TRIPs-verdrag in samenhang met artikel 39 lid 2 TRIPs-verdrag. Het beroep faalt. Ook het feit dat de door CTS aangebrachte aanpassingen per tank verschillen, vloeit voort uit technische en functionele eisen van iedere afzonderlijke tank en is dus niet het resultaat van creatieve keuzes. CTS heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de tekeningen kwalificeren als bedrijfsgeheimen, die voor bescherming in aanmerking komen.
Schadevergoeding voor onterecht in beeld brengen als handelaar in gestolen bromfietssloten

Rechtbank Amsterdam 6 juni 2018, IEF 17807; ECLI:NL:RBAMS:2018:3957 (Handelaar gestolen bromfietssloten) Mediarecht. In een deelgeschil is geoordeeld dat SBS onrechtmatig heeft gehandeld door eiser in het programma “Undercover in Nederland” in beeld te brengen als handelaar in gestolen bromfietssloten, zonder wederhoor toe te passen en dat SBS aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade. Dit is een bindende eindbeslissing, de argumenten die in dit geding worden aangevoerd om op die beslissing terug te komen worden verworpen. Vervolgens is de vraag aan de orde welke schade toerekenbaar is in de zin van art. 6:98 BW. Daarbij gaat de rechtbank uit van een betrekkelijk geringe verwijtbaarheid en de schending van een gewone zorgvuldigheidsnorm. De gestelde schade is grotendeels niet het redelijkerwijs te verwachte gevolg van de onrechtmatige publicatie en wordt daarom afgewezen. De rechtbank acht de zaak onvoldoende vergelijkbaar met zaken waarin letselschade ook werd toegerekend als het een weinig voorzienbaar gevolg betrof, samenhangend met een bijzondere psychische gesteldheid (HR 8 februari 1985, NJ 1986/137 (renteneurose) en HR 1 juli 1993, NJ 1993/667). De rechtbank wijst wel een vergoeding toe voor de aantasting van eer en goede naam.
Bijdrage ingezonden door Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan.
Herziening AVMSD 1: drie nieuwe regels voor video sharing platforms

Recent berichtten we over het nieuws dat overeenstemming is bereikt over de definitieve tekst van de herziene Audiovisual Media Services Directive (AVMSD). Eén van de belangrijkste veranderingen is dat ‘video sharing platforms’ nu ook binnen de scope van de AVMSD zullen vallen. De EU heeft in een persbericht toegelicht dat het daarbij onder meer gaat om “services such as YouTube”, “audiovisual content shared on social media services” en ook “standalone parts of newspapers’ websites which feature audiovisual programme or user-generated videos”. Kortom: als je online video’s aanbiedt, of gebruikers de gelegenheid biedt video’s te posten op een online platform, zal dit al snel binnen de scope van de nieuwe regelgeving vallen. Video sharing platforms zullen dan moeten voldoen aan de volgende verplichtingen:
Geen onderscheidend vermogen voor variant van een rolmaat

Gerecht EU 29 juni 2018, IEF 17805; IEFbe 2634; T-691/17; ECLI:EU:T:2018:394 (hoechstmass Balzer - rolmaat) Merkenrecht. Hoechstmass Balzer heeft een aanvraag voor een driedimensionaal merk voor een rolmaat gedaan. Dat is afgewezen omdat het geen onderscheidend vermogen heeft. Dat de ingeschreven vorm is een variant van gebruikelijke vormen is onvoldoende om aan te tonen dat het merk geen onderscheidend vermogen mist. Het beroep is bij de kamer van beroep, én bij het gerecht EU, afwezen.
Prejudicieel gestelde vragen over pay-for-delay toetreding van generieken

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 27 maart 2018, IEF 17803; IEFbe 2631; LS&R 1624; C-307/18 (Generics (UK) e.a.) Mededinging. Octrooirecht. Via Minbuza: GlaxoSmithKline (GSK) is houder van een octrooi op een farmaceutisch geneesmiddel. Zij heeft een overeenkomst gesloten met verscheidene ondernemingen die een generieke versie van het geneesmiddel op de markt wilden brengen. Onder deze overeenkomst heeft GSK contanten of met contanten gelijk te stellen voordelen aan deze ondernemingen overgedragen als tegenprestatie voor het staken of uitstellen van hun inspanningen om met GSK te concurreren. De autoriteit voor mededinging en markten (hierna: CMA) heeft in een besluit bepaald dat GSK en de andere betrokken ondernemingen (hierna: appellanten) met hun overeenkomst verschillende wetten die zien op het mededingingsrecht hebben geschonden. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld. Appellanten voeren aan dat twee van de ondernemingen geen concurrenten waren van GSK en dat er daarom geen sprake is van overtreding van het verbod van artikel 101 VWEU. Daarnaast stellen zij dat iets alleen een pay-for-delay zaak is als verwacht wordt dat het octrooi de markttoetreding van een generiek geneesmiddel niet zou kunnen tegenhouden en dat als de initiërende onderneming in dit geval GSK, dan een groot bedrag aan de generieke concurrent overmaakt zodat hij van zijn betwisting afziet en buiten de markt blijft. Zij stellen ook dat de overeenkomsten mededingingsbevorderende effecten hebben zoals de levering van aanzienlijke hoeveelheden generiek geneesmiddel door GSK, voordelen voor groothandelaars en een kleine daling van de gemiddelde prijs die door de apotheken wordt betaald. Volgens de appellanten hangt de machtspositie van GSK samen met een incorrecte bepaling van de relevante productmarkt.