Weigering overdracht bedrijfsprofiel is niet onrechtmatig
Vzr. Rb. Rotterdam 21 juni 2022, IEF 20833; ECLI:NL:RBROT:2022:5363 (Eiseres tegen gedaagde) Eiseres heeft in 2018 een restaurant gekocht van een bedrijf. Het restaurant is onderdeel van een keten die werd opgebouwd door vennootschappen van de heren X en Y. In de koopovereenkomst is vastgelegd dat de goodwill en de complete inventaris worden overgedragen. Het recht op gebruik van het merk- en handelsnaamrecht zijn specifiek uitgezonderd in de koopovereenkomst. Op 21 maart 2019 hebben de vennootschappen van de heren X en Y de exploitatie van de keten, inclusief de rechten op het merkrecht overgedragen. Gedaagde heeft vervolgens een licentie verkregen waardoor hij gerechtigd is om het merk en de daarvan afgeleide handelsnaam te exploiteren.
Rechtstreekse vergoedingsplicht voor online platformen in België
Op 16 juni jl. heeft het Belgische parlement een nieuwe wet omtrent auteurs- en naburige rechten goedgekeurd. Een vrij uniek gegeven is dat de Belgische wet bepaalde online platformen een rechtstreekse vergoedingsverplichting oplegt. Het gaat hierbij om de volgende platformen:
- De online content-sharing platformen
- Streamingplatformen met abonnementformules, zoals Spotify, Netflix en Apple Music
Er zijn een reeks uitzonderingen voorzien. Belangrijk is bijvoorbeeld dat de platformen winst moeten nastreven. Niet-commerciële platformen zijn dus niet gevat. Ook platformen die werken met transacties vallen hier niet onder. Dat zijn bijvoorbeeld platformen waar je een som betaalt voor de aankoop of de huur van een audiovisueel werk.
Het rechtstreekse vergoedingsrecht is niet overdraagbaar en is van toepassing wanneer een auteur of uitvoerend kunstenaar het recht op mededeling aan het publiek door die online platformen heeft overgedragen. De vergoeding wordt enkel uitbetaald aan collectieve beheersvennootschappen die auteurs of uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen. Je moet dus lid worden om hierop recht te hebben. Ook hier zijn de modaliteiten nog niet duidelijk. Concreet zullen de beheersvennootschappen onderhandelen met de platformen om die modaliteiten af te spreken.
Publieke consultatie herzien kader voor dwanglicenties voor octrooien
De Europese Commissie werkt aan een 'herzien kader voor dwanglicenties voor octrooien'. Na de Call for Evidence in april is nu de publieke consultatie gestart. Belanghebbenden kunnen tot 29 september 2022 meedoen aan deze openbare raadpleging door de online vragenlijst in te vullen. Met de reacties wordt rekening gehouden bij de verdere ontwikkeling en afstemming van het initiatief.
Conclusie tot vernietiging en verwijzing in principale cassatieberoep
HR conclusie A-G 3 juni 2022, IEF 20832; ECLI:NL:PHR:2022:534 (Brein tegen NSE) Deze conclusie betreft een zaak die opnieuw bij de Hoge Raad ligt. Het gaat om een tweede nadere conclusie van P-G van Peursem. De Hoge Raad heeft bij tussenarrest van 5 april 2019 [IEF 18372] prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. Per brief van 29 juni 2021 werd door de griffier van het Hof gevraagd of beantwoording van de vragen van de Hoge Raad nog nodig was met het oog op het Youtube en Cyando-arrest [IEF 20039]. Van Peursem concludeert in zijn conclusie tot vernietiging en verwijzing in het principale cassatieberoep wegens het slagen van een motiveringsklacht en tot verwerping van het incidentele cassatieberoep.
Dirk Visser: merkhouder aansprakelijk voor productgebrek
“De houder van een merk dat met zijn toestemming op een product is aangebracht is jegens de consument aansprakelijk voor een gebrek in dat product. Ook als hij niet bij de productie van dat product betrokken is.”
Lees hier de column op Mr-online van Dirk Visser over de zaak C-264/21, ECLI:EU:C:2022:536 (Fennia/Philips), [IEF 20828].
Gezamenlijk auteursrecht op televisieformat
Rb. Amsterdam 25 mei 2022, IEF 20830; ECLI:NL:RBAMS:2022:2927 (Eiseres tegen Gedaagden) Eiseres heeft gewerkt voor gedaagden. Eiseres en gedaagde 1 hebben een exploitatieovereenkomst gesloten voor een bepaald televisieformat. Eiseres heeft even later ontslag genomen. De advocaat van eiseres heeft gedaagden per brief bericht dat eiseres de exploitatieovereenkomst ontbindt, dan wel vernietigt. Tussen partijen is in geschil wie het auteursrecht op het format heeft. De rechtbank oordeelt dat in de exploitatieovereenkomst weliswaar staat dat het format door eiseres is ontwikkeld, maar dat onvoldoende duidelijk is geworden dat eiseres enig maker van het format is. De rechtbank meent dat er sprake is van een gezamenlijke inspanning. De rechtbank komt tot de conclusie dat partijen medemakers zijn en dus een gezamenlijk auteursrecht op het format hebben.
Mallen niet beschermd door intellectuele-eigendomsrechten
Rb. Noord-Holland 25 mei 2022, IEF 20829; ECLI:NL:RBNHO:2022:4654 (eiser tegen gedaagde) Eiser is een fabrikant van watersportartikelen, waaronder sloepen. Gedaagde is een producent van verschillende soorten schepen, waaronder sloepen. Eiser verkoopt op grond van een duurovereenkomst tussen partijen mallen voor sloepen aan gedaagde. Gedaagde is, na opzegging van de overeenkomst, mallen aan een concurrent van eiser gaan verkopen. Eiser stelt dat er model- en merkrechten verbonden zijn aan de mallen. Op de zitting is echter door hem erkend dat dit niet het geval is. De rechtbank oordeelt dat de mallen niet beschermd zijn door een intellectuele-eigendomsrecht. Ook een beroep op slaafse nabootsing slaagt niet.
Producent hoeft zich niet als producent te presenteren
HvJ EU 7 juli 2022, IEF 20828, IEFbe 3504; C‑264/21, ECLI:EU:C:2022:536 (Fennia tegen Philips) In het kader van de tussen Fennia en Philips aanhangige zaak werd een verzoek ingediend om een prejudiciële beslissing. Fennia had een consument vergoed voor schade die was veroorzaakt door een brand. Deze brand bleek te zijn veroorzaakt door een koffiemachine. Fennia vorderde vervolgens een schadevergoeding van Philips op basis van productaansprakelijkheid. Philips stelde dat zij niet de producent van de koffiemachine was en meende dan ook dat het beroep verworpen moest worden. De verwijzende rechter vraagt zich af hoe ‘eenieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen’ uitgelegd moet worden. Wanneer wordt de merkhouder als producent beschouwd? Het Hof legt het begrip ‘producent’ in de zin van artikel 3 lid 1 van richtlijn 85/374 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken uit. Volgens het Hof vereist dit begrip niet dat de persoon die zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product heeft aangebracht of heeft toegestaan dat dit wordt aangebracht, zich ook op enige andere wijze als de producent van het product presenteert.
Gratis student-lidmaatschap VMC
De VMC nodigt studenten die belangstelling hebben voor media- en communicatierecht van harte uit om student-lid te worden. Daar zijn geen kosten aan verbonden!
Als student-lid kun je volop meedoen aan de activiteiten van de VMC, te weten twee keer per jaar een Studiemiddag gevolgd door een borrel waarin je mensen uit het veld kunt leren kennen, regelmatig compacte inhoudelijke sessies ('nieuwsgroepen') voor een specialistisch publiek, de mogelijkheid om deel te nemen aan een Studiecommissie, en - last but not least - gratis toegang tot de online versie van het blad Mediaforum.
Tenuitvoerleggingsautoriteit zal betrokken waren moeten vaststellen
HvJ EU conclusie A-G 16 juni 2022, IEF 20826, IEFbe 3502; ECLI:EU:C:2022:481 (Harman tegen AB SA) Harman is houdster van de uitsluitende rechten op een aantal Uniemerken. AB SA verricht een economische activiteit op het gebied van de distributie van elektronica. Harman beschuldigt AB SA ervan dat zij met haar activiteiten de aan de Uniemerken verbonden rechten van Harman zou schenden. Harman vordert dan ook dat het AB SA verboden wordt deze rechten te schenden. AB SA meent dat het aan het Uniemerk verbonden recht zou zijn uitgeput. In het kader van deze zaak werden een aantal prejudiciële vragen gesteld. Het gaat kortgezegd om de vraag of nationale rechters in hun uitspraak kunnen verwijzen naar waren die niet door de merkhouder of met diens toestemming in de EER in de handel zijn gebracht. Dit zou tot betekenen dat de vaststelling de vraag op welke van het Uniemerk voorziene waren de uitgesproken verboden en bevelen betrekking hebben wegens de algemene formulering van de uitspraak overgelaten wordt aan de tenuitvoerleggingsautoriteit.