Prejudicieel gestelde vraag HvJ EU over een persoon die voor een derde waren opslaat zonder van merkinbreuk op de hoogte te zijn
Heeft een persoon die voor een derde waren opslaat die het merkenrecht schenden, zonder van deze inbreuk op de hoogte te zijn, deze waren in voorraad met het oogmerk deze aan te bieden of in de handel te brengen, wanneer hij niet zelf maar alleen de derde voornemens is de waren aan te bieden of in de handel te brengen?
Via Minbuza: Verzoekster verkoopt parfums. Verweersters behoren tot het Amazonconcern. De eerste verweerster is gevestigd in Luxemburg, de derde verweerster is in Graben in Duitsland gevestigd en drijft aldaar een pakhuis. Verzoekster stelt houder te zijn van een licentie van het Uniemerk nr. 876874 DAVIDOFF (‘het litigieuze merk’) dat de waren ‘perfumery, essential oils, cosmetics’ beschermt en gemachtigd te zijn in eigen naam aanspraak te kunnen maken op de aan het merk verbonden rechten. Op de internetsite amazon.de biedt de eerste verweerster derde aanbieders de mogelijkheid om aanbiedingen te plaatsen op de „Amazon-Marketplace”. De koopovereenkomsten met betrekking tot de aldus verkochte waren komen tot stand tussen de derde aanbieders en de kopers. De derde aanbieders hebben de mogelijkheid deel te nemen aan het programma „Verzending door Amazon”, waarbij de waren door vennootschappen van het Amazonconcern wordt opgeslagen en de verzending wordt uitgevoerd door middel van externe dienstverrichters.
Prejudicieel gestelde vraag: Is er onderscheidend vermogen #DARFERDAS? als er in de praktijk significante en evidente mogelijkheden bestaan om als herkomstaanduiding te dienen?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 21 juni 2018, IEF 18053; IEFbe 2773; C-541/18 (#Darferdas?) De merkenafdeling van het Deutsche Patent- und Markenamt (Duits octrooi- en merkenbureau) heeft de aanvraag voor het woordmerk “ #darferdas? ” voor de waren van klasse 25 (kledingstukken, in het bijzonder T-shirts, schoeisel en hoofddeksels) afgewezen op grond dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen mist. De merkaanvrager heeft hierop beroep ingesteld, welke werd verworpen door het Bundespatentgericht. Met het cassatieberoep wil de merkaanvrager alsnog zijn inschrijvingsaanvraag geldend maken.
1. Heeft een teken onderscheidend vermogen wanneer in de praktijk significante en evidente mogelijkheden bestaan om het als herkomstaanduiding van de waren of diensten te gebruiken, ook wanneer het daarbij niet om de meest waarschijnlijke gebruiksvorm van het teken gaat?
De EU herziet haar regels voor de governance van het .eu-TLD
Ontwerpverordening voor .eu-TLD naam, 2018/0110 (COD) De EU herziet haar regels voor de governance van het topniveaudomein .eu, de internetdomeinnaam voor de Europese Unie en haar burgers. De ambassadeurs van de lidstaten zijn het vandaag in het Comité van permanente vertegenwoordigers eens geworden over het standpunt van de Raad over de voorgestelde herziening, die rekening houdt met de aanzienlijke veranderingen in de internetomgeving sinds de aanneming van de eerste .eu-verordening 16 jaar geleden, zoals de hardere concurrentie voor domeinnamen en de grotere rol voor de multistakeholdergemeenschap bij internetgovernance. De overeengekomen tekst maakt de governance van het .eu-domein transparanter door een multistakeholdergroep in te stellen die de Commissie moet adviseren over de toepassing van de regels. Ook wordt het recht om een .eu-domein te registreren uitgebreid naar EU-burgers met een verblijfplaats buiten de EU. Daarnaast heeft de Raad de tekst afgestemd op de bepalingen van de algemene verordening gegevensbescherming.
Uitspraak ingezonden door René Raggers, Claudia Zeri en Marleen van den Horst, BarentsKrans.
ABC op voorhand in strijd met artikel 3 sub c ABC-Vo verleend
Hof Den Haag 23 oktober 2018, IEF 18051; LS&R 1655 (MSD tegen Teva, pharmachemie en centrafarm) Octrooirecht. Het Hof bevestigt het vonnis van de Voorzieningenrechter [IEF 17763] en overweegt dat naar zijn voorlopig oordeel het combinatie ABC voor ezetimibe + simvastatine in strijd met artikel 3 (c) ABC-Verordening is verleend, nu de combinatie niet het voorwerp is van de uitvinding die door het basisoctrooi wordt beschermd. Deze uitspraak sluit aan bij de beslissing van het Landgericht Düsseldorf [IEF 18014].
Wbb vandaag inwerking – symposium 100 jaar Lindenbaum/Cohen op 31 januari a.s.
Vandaag, 23 oktober 2018, treedt in werking de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (‘Wbb’) (Stb. 2018, 369, i.w.tr. Stb. 2018, 370). De Wbb vormt een implementatie van Europese Richtlijn 2016/943/EU die op zijn beurt de implementatie vormt van artikel 39 van het WTO- TRIPs-verdrag dat bescherming van bedrijfsgeheimen voorschrijft. De bescherming van bedrijfsgeheimen verliep in Nederland tot dan toe 99 jaar lang (sinds het arrest in het arrest Lindenbaum/Cohen, HR 31 januari 1919, NJ 1919/161) via de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW), via het contractenrecht en via het strafrecht. Op de bescherming van bedrijfsgeheimen zal uitgebreid worden ingegaan op donderdag 31 januari 2019 tijdens het symposium 100 jaar Lindenbaum/Cohen. Het symposium is een samenwerking tussen de Universiteit Leiden, de UvA en de Hoge Raad, met ondersteuning van het JPAO Leiden. Het symposium zal plaatsvinden op de Haagse campus van de Universiteit Leiden en afsluitend bij de Hoge Raad. Het symposium zal ook gaan over rechtsontwikkeling door de rechter.
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Daan Frowijn, KLOS c.s.
Hof bekrachtigt in turbo spoed appel dat Undercover in Nederland uitgezonden mag worden (uitgewerkt)
Hof Amsterdam 27 september 2018, IEF 17999 (X tegen Noordkaap) Eiser biedt diensten aan via sexjobs.nl, onder de schuilnaam Taliesha. De J heeft op verzoek van Taliesha twee telefoonabonnementen afgesloten en diverse keren geld uitgeleend. In totaal gaat het om ongeveer 13.000 euro. De J heeft Alberto Stegeman van Undercover in Nederland benaderd. (...) Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt X in de kosten van het geding in hoger beroep (€726 aan verschotten en €3.222 voor salaris).
Uitspraak ingezonden door Laura Fresco, HOYNG ROKH MONEGIER.
Cassatieberoep verworpen tegen verbod format TV-spel 'Eindspel'
HR 19 oktober 2018, IEF 18048; ECLI:NL:HR:2018:1974 (ITV tegen MC&F) Auteursrecht. Procesrecht. Devolutieve werking. Conclusie AG IEF 17930 gevolgd: Falende klachten tegen vernietigd verbod format TV-spel The Alphabet Game (tv-format van quiz ‘Eindspel’). De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Proceskostenveroordeling op de voet van art. 1019h Rv; indicatietarieven 2017.
Charles Gielen onder HvJ EU ESS/Group Nivelles
Noot Charles Gielen onder HvJ EU 21 september 2017, IEF 18047; IEFbe 2769; eerder als NJ 2018/360 (ESS en EUIPO/Group Nivelles) 1. Deze zaak [IEF 17130] gaat over de bescherming van de verschijningsvorm van voortbrengselen, ofwel over modelrechten, en in het bijzonder modelrechten, gevestigd onder de zgn. Gemeenschapsmodellen Verordening (EG) nr. 6/2002, hierna “GMVo.” Voor bescherming is vereist dat een GM nieuw is en een eigen karakter heeft. Group Nivelles vordert nietigverklaring van een GM van Easy Sanitary Solutions (hierna: “ESS”), bestaande uit een douchegoot en zij beriep zich op afbeeldingen van een ouder model van een derde, stellende dat door de openbaarmaking daarvan, het model van ESS niet nieuw is, hetzij geen eigen karakter heeft. Het begrip “nieuwheid” vormt de kern van dit arrest. In hoeverre het oudere model afbreuk doet aan het eigen karakter van het ESS-model zal onderwerp vormen van een nadere beslissing van, als ik het goed zie, de nietigheidsafdeling van EUIPO.
2. Het Hof heeft naar aanleiding van een door EUIPO tegen de beslissing van het Gerecht ingebracht middel, allereerst een beslissing gegeven over de vraag hoe het zit met de bewijslast en bewijsvoering in het kader van een vordering tot nietigverklaring van een model. Ik bespreek de volgens mij juiste beslissing van het Hof op dit punt (rov. 54 t/m 77) niet.
Prejudicieel gestelde vraag over uitzonderingsregeling die exploitatie tussen kunstenaars(collectieven) en instituut regelt
Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU 11 juli 2018, IEF 18044; IEFbe 2768; C-484/18 (INA) Naburige rechten. Via Minbuza. Het INA is verantwoordelijk voor het bewaren en tot zijn recht laten komen van het nationale audiovisuele erfgoed. Het bewaart de audiovisuele archieven van de nationale radio- en televisiezenders en draagt bij aan de exploitatie ervan. PG en GF verwijten het INA dat het, zonder hun toestemming, op zijn website videogrammen en een fonogram te koop heeft aangeboden met uitvoeringen door de jazzdrummer waarvan zij de rechthebbenden zijn. Het INA beroept zich op een bijzondere wettelijke regeling op basis waarvan het de archieven kan exploiteren door de uitvoerend kunstenaars een forfaitaire vergoeding te betalen zoals vastgesteld in collectieve overeenkomsten met hun representatieve vakbonden. De rechthebbenden stellen dat die wettelijke regeling strijdig is met de richtlijn.
Tuchtrechter: Dreiging met aangifte van laster door advocaat niet onbegrijpelijk na "onnozele onzin"
Vz. Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 3 oktober 2018, IEF 18042; IT 2658; zaak 18-577 (Beloning juridisch medewerker) Tuchtrecht. Mediarecht. Na enkele weken werken als juridisch medewerker bij verweerder, heeft klager van hem te horen gekregen dat hij niet meer op het kantoor van verweerder hoefde te komen. Klager heeft voor de door hem verrichte werkzaamheden geen beloning ontvangen. Verweerder heeft in kort geding over een negatieve uitlating op social media door klager aangegeven bereid te zijn alsnog een vergoeding te geven aan klager. Dit staat niet in het dictum en dit is hij niet nagekomen. Klager heeft meerdere malen per e-mail verzocht dit alsnog te doen, maar verweerder heeft gedreigd aangifte te doen van laster indien klager hem alsnog met "deze onnozele onzin" benadert. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet door het niet nakomen van de rechterlijke uitspraak en het op onnodig grievende wijze dreigen met het doen van aangifte tot laster. Of er sprake is van een onvoorwaardelijke toezegging van de verweerder, is een vraag waarover de civiele rechter oordeelt. Het is niet onbegrijpelijk dat verweerder na het zoveelste verzoek op voornoemde wijze reageert. Het verwijt dat verweerder in zijn e-mail heeft gedreigd met het doen van aangifte is evenmin (onnodig) grievend. Klager heeft zich in de tussentijd kennelijk niet willen wenden tot de civiele rechter voor nakoming. De klachten zijn ongegrond.