Voegingsvordering Zeiss afgewezen in Nikon/ASML zaak wegens eisen van goede procesorde
Rechtbank Den Haag 5 september 2018, IEF 17956; ECLI:NL:RBDHA:2018:10700 (Nikon tegen ASML en Zeiss) Bodemzaak. Voeging. De voegingsvordering van Zeiss tijdig is ingediend volgens het Versneld Regime in Octrooizaken (VRO-zaak). Maar Zeiss is al vanaf het begin van het geschil nauw betrokken. De indiening op de laatst mogelijke dag leidt ertoe dat Zeiss in de gelegenheid wordt gesteld een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen, waarna Nikon en ASML vervolgens zouden kunnen antwoorden. Dat zou de VRO-zaak op onevenredige wijze doorkruisen. Zeiss had dit kunnen voorkomen door haar incidentele vordering tijdig in te stellen en zij had dit gelet op haar betrokkenheid bij de VRO-zaak ook kunnen doen. Het belang van Nikon bij een voortvarende afwikkeling van de VRO-zaal prevaleert. De vordering wordt afgewezen.
Uitspraak ingezonden door L. Bakers en A.M.C. Sitsen, BINGH Advocaten
Ex parte verbod van Leidseplein toegewezen: Magic Leaf moet verkoop grinders met buldog staken
Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 september 2018, IEF 17955 (Leidseplein tegen Magic Leaf) Merkenrecht. Magic leaf maakt, door het zonder toestemming van X en Leidseplein verkopen van grinders (vermalers van wiettoppen) die zijn voorzien van een teken (Bulldog) dat nagenoeg identiek is aan het Beeldmerk van Leidseplein. De grinders zijn verkrijgbaar in eigen winkels en Magic Leaf verhandelt deze aan wederverkopers. Leidseplein heeft namaakbestrijdingsbureau REACT ingeschakeld. REACT heeft Magic Leaf en enkele wederverkopers aangesproken op de verkoop van de grinders. Met de betreffende wederverkopers heeft Leidseplein een afstands- en onthoudingsverklaring getekend. Magic Leaf heeft geweigerd om medewerking te verlenen. Leidseplein vordert een ex parte verbod en dat Magic Leaf de verkoop staakt en gestaakt houdt. Zowel het Beeldmerk al het teken bestaan uit de kop van een buldog die op nagenoeg gelijke wijze is weergegeven, met een agressieve blik, uitstekende ondertanden, grote wangzakken en openstaande oren. Op zowel het Beeldmerk als het teken is de kop weergegeven met een halsband met stekelige studs. De consument zal daardoor visueel geen verschil opmerken tussen het Beeldmerk enerzijds en het door Magic Leaf gebruikte teken anderzijds en daardoor direct in verwarring raken. Naast hoge mate van visuele overeenstemming, stemmen het Beeldmerk en het teken ook op begripsmatig vlak overeen. Het publiek dat wordt geconfronteerd met het nagenoeg identieke teken van Magic Leaf zal ook direct een verband leggen met het oudere bekende Beeldmerk van Leidseplein. Magic Leaf tracht middels het gebruik van het betreffende teken in het kielzog te varen van het bekende Beeldmerk, en op die manier te profiteren van de inspanningen van Leidseplein. Voorts wordt het economische gedrag van de consument door het gebruik van het teken beïnvloed. Gezien de grote mate van overeenstemming tussen het teken en het Beeldmerk zal de consument direct een verband leggen tussen beide en als gevolg daarvan zal haar interesse verschuiven van de producten aangeboden onder het Beeldmerk naar de (goedkopere) producten die worden aangeboden onder het inbreuk makende teken. Leidseplein heeft recht op en belang bij een ex parte verbod, omdat alleen die maatregel kan en zal leiden tot een effectieve handhaving van haar merkrechten. De uitkomst van een regulier kort geding kan niet worden afgewacht, nu het voldoende aannemelijk is dat Magic Leaf de periode tot aan een vonnis in kort geding zal gebruiken, zonodig misbruiken, om haar resterende voorraad uit te leveren aan derden. De vorderingen worden toegewezen.
DSM is veroordeeld tot rectificatie en betaling van proceskosten van 300.000 euro na herroeping octrooi door de TKB
Hof Den Haag 4 september 2018, IEF 17954; ECLI:NL:GHDHA:2018:2155 (Novozymes en Univar tegen DSM) Octrooirecht. DSM houdster EP1954808B1 met als titel 'Enzyme preparation yielding a clean taste', te vertalen als ‘Enzympreparaat dat geen bijsmaak oplevert’. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de UHT-melk van Novozymes niet verkocht mag worden in de landen waar het octrooi geldt (zie IEF 16488)DSM heeft recall brieven gestuurd naar de klanten van Novozymes. Op 20 september 2017 heeft TKB EP 808 volledig herroepen. Niet in geschil is dat met de beslissing van de TKB tot herroeping van EP 808 de grondslag voor de vorderingen van DSM is verdwenen, dat het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 6 januari 2017 moet worden vernietigd en dat, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van DSM alsnog moeten worden afgewezen. Novozymes vordert rectificatie en vergoeding van alle proceskosten. De gevorderde rectificatie moet worden toegewezen. Gelet op het feit dat DSM ervoor heeft gekozen het bij het vernietigde vonnis opgelegde bevel tot het versturen van recall brieven te executeren, heeft Novozymes een rechtmatig belang dat DSM de klanten van Novozymes bevestigt dat het vonnis is vernietigd en dat Novozymes geen inbreuk maakt. DSM heeft erkend dat zij de proceskostenvergoeding die Novozymes aan haar heeft voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis moet terugbetalen. Als onbestreden staat vast dat DSM die vergoeding nog niet heeft terugbetaald. De terugbetalingsvordering moet dus worden toegewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank.
SRFA en MVP moeten onjuiste en misleidende mededelingen over registers van belastingsadviseurs van websites verwijderen
Vzr. Rechtbank Den Haag 28 augustus 2018, IEF 17952; ECLI:NL:RBDHA:2018:10200 (Register Belastingadviseurs tegen LOI) Merkenrecht. Misleidende Mededeling. Onrechtmatige daad. RB is een beroepsorganisatie en branchevereniging van belastingadviseurs en consulenten in het MKB. RB is houdster van woordmerk RB en een beeldmerk. Op 16 juni 2017 zijn wijzigingen vastgesteld in het Huishoudelijk Reglement RB. Onder meer is de opleiding die vereist is voor de inschrijving in het Register Belastingadviseur veranderd. De duur van de opleiding is maximaal vijf jaar (afhankelijk van de genoten vooropleiding) en wordt uitsluitend aangeboden door RB. SRFA houdt een register in stand, waarin kandidaten kunnen worden ingeschreven als MKB Belastingconsulent (MKB BC) of MKB Belastingadviseur (MKB BA). De opleiding die is vereist voor inschrijving als MKB BC duurt één jaar en de opleiding die is vereist voor de inschrijving tot MKB BA duurt twee jaar. Deze opleidingen worden aangeboden door LOI, MVP en NCOI. Ook kan registratie plaatsvinden indien de betreffende kandidaat een opleiding heeft genoten met gelijke eindtermen als de door LOI, MVP en NCOI aangeboden opleidingen, of reeds is ingeschreven in het Register Belastingadviseur of het Register Belastingconsulent van RB. Op de website van SRFA staat dat hun register de enige actieve is. En op de website van MVP staat dat je na afronding van de opleidingen ingeschreven kan worden in het register voor Belastingadviseurs en de titel van MKB BA mag gebruiken. RB vordert iedere inbreuk te staken en gestaakt te houden en rectificatie. De totaalindruk van de beeldmerken zorgt niet voor verwarringsgevaar want er is sprake van visuele en auditieve verschillen. Er is ook geen inbreuk op de woordmerken RB, RBc en Rbc. De gebruikte tekens van SRFA; MKB Belastingadviseur, MKB Belastingconsulent, MKB BA en MKB BC zorgen niet voor verwarringsgevaar. De stakingsvordering wordt afgewezen. De mededeling op de website van SRFA dat ze de enige actieve register is moet worden aangemerkt als een misleidende, dan wel onjuiste mededeling. De onjuiste suggestie wordt gewekt dat RB niet bestaat. De mededeling van MVP dat een inschrijving volgt in het register voor Belastingadviseurs is onvolledig, dan wel misleidend. Inschrijving in het Register Belastingadviseur van RB is immers niet aan de orde bij deze opleiding (zie nieuwe Reglement RB). Rectificatie wordt afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang maar SRFA en MVP moeten de mededelingen wel van de websites verwijderen.
Te laat ingevoerde voegingsvordering Zeiss afgewezen in Nikon/ASML
Rechtbank Den Haag 5 september 2018, IEF 17951; ECLI:NL:RBDHA:2018:10699 (Nikon tegen ASML en Zeiss) Bodemprocedure. Voegingsincident. Zeiss vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak (IEF 17861, 17892 en 17932) aan de zijde van ASML te voegen. Ingevolge artikel 218 Rv wordt de incidentele vordering tot voeging ingesteld bij incidentele conclusie vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen, zo overweegt de rechtbank. In deze zaak volgens het Versneld Regime in Octrooizaken (hierna: VRO), zijn vaste termijnen bepaald voor het indienen van processtukken. Er diende op de rol van 13 juni 2018 te worden geconcludeerd voor antwoord in conventie; de laatste conclusie in de zaak in conventie. Nu uit de incidentele conclusie van Zeiss blijkt dat het door haar gestelde belang bij voeging slechts verband houdt met de procedure in conventie (geen inbreuk want ASML beschikt over een door Zeiss verstrekte sub-licentie), diende de incidentele vordering tot voeging uiterlijk op die datum te zijn ingesteld. De vordering wordt afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan
Kortstondig zichtbaar zijn van WeTransfer-link is geen sprake van openbaarmaking met toestemming
Rechtbank Amsterdam 27 augustus 2018, IEF 17950 (Rutten tegen Stichting RF Mediaproducties) Auteursrecht. Rutten is een bekende Nederlandse fotograaf. RF heeft een hyperlink gevolgd die zichtbaar werd tijdens een livestream van Giel Beelen op YouTube. Deze link leidde naar een WeTransfermap van Rutten, die kon worden geopend door de eveneens zichtbare inlogcode in te toetsen. RF heeft daar een aantal foto's gedownload waarop Giel Beelen zichtbaar is met een Veronica-logo. Deze foto's waren gemaakt door Rutten in opdracht van Talpa, in het kader van de overstap van Giel Beelen naar Veronica. RF heeft de foto's gepubliceerd op haar website www.radiofreak.nl. Rutten vordert een schadevergoeding van 9000 euro. Het plaatsen van de foto's op de website van RF is openbaarmakingshandeling. Een beroep op het citaatrecht kan niet slagen. RF betoogt dat het overtypen van een wetransferlink zou zijn toegestaan omdat WeTransferlink openbaar zou zijn gemaakt. Met het kortstondig zichtbaar zijn van de link is geen sprake van openbaarmaking met toestemming van de auteursrechthebbende. Daarbij geldt dat Giel Beelen geen rechthebbende is. Dat de beoogde reclamecampagne om zeep geholpen is, vormt geen onderdeel van dit geschil. Rutten heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij reputatieschade heeft geleden door de publicatie van onbewerkte foto's. De rechter legt een schadevergoeding van 1500 euro op.
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger
Verbod op drukken en verspreiden van titellijsten huis-aan-huisbladen afgewezen wegens ontbreken spoedeisend belang
Ktr. Rechtbank Den Haag 5 september 2018, IEF 17949 (eiser tegen Holland Media Combinatie e.a.) Databankenrecht. Eiser heeft in de periode van januari 2000 tot eind 2008 een databank samengesteld met lijsten met titels van huis-aan-huisbladen die gezamenlijk landelijke dekking bieden. Eiser had een brochure achtergelaten bij Mediabureau OMD met daarin zijn formule. Provincie Zuid-Holland is deze formule zelf gaan voortzetten en heeft het meermalen laten publiceren in aanbestedingsinstructies. De mediabureaus zijn deze formule gaan exploiteren. De uitgevers hebben jarenlang advertenties (bekendmakingen) gedrukt en verspreid. Eiser vordert een verbod tot het drukken en verspreiden van bekendmakingen, advertenties en andere publicaties en overleg van de gehele administratie. Eiser is al jaren op de hoogte van het drukken en verspreiden van de bekendmakingen door gedaagden. In eerdere rechtszaken is ook al beslist dat hij geen auteursrecht heeft op de titellijsten en de formule. Eiser heeft geen spoedeisend belang. De vorderingen worden afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht en Huib Berendschot, AKD advocaten
Bip is veroordeeld voor betaling van 50.000 wegens tekort schieten in de nakoming
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 augustus 2018 IEF 17946 (Perfetti van Melle tegen Bip) Auteursrecht. PVM is actief in de ontwikkeling, productie en commercialisatie van snoepgoed, waaronder merk Chupa Chups (lolly's). Eén van de Chupa Chups producten is een mega lollyhouder in de vorm van een lolly met daarin lolly's. De vormgeving is een geregistreerd Gemeenschapsmodelrecht. PVM is houder en heeft ook de auteursrechten. Bip is producent en distributeur van snacks, snoep en chocoladeproducten. PVM constateert dat Bip lollyhouders met dessins van Angry Birds, Hello Kitty en Halloween op de markt heeft gebracht. In ruil voor het afzien van een door PVM aanhangig te maken procedure, tekent Bip een onthoudingsverklaring (Undertaking). PVM komt erachter dat What's Next Candy (WNC) lollyhouders aanbiedt met eenzelfde algemene indruk als het PVM model. WNC is een onderneming waarvan Bip alle aandelen houdt. PVM vordert dat Bip te kort geschoten is in de nakoming door het aangaan van tien transacties en het op voorraad houden van lollyhouders. PVM vordert een boete van primair 1.640.000, subsidiair 1.270.00 en meer subsidiair 365.000. Bip mocht redelijkerwijs niet begrijpen dat het de bedoeling van partijen was dat Bip na ondertekening van de Undertaking nog nieuwe verkooporders mocht afsluiten. Tussen partijen staat vast dat tien transacties zien op lollyhouders die identiek zijn aan het PVM model. Er wordt expliciet opgemerkt dat de restvoorraad niet vernietigd hoeft te worden. Bip heeft 10 maal door het sluiten van een verkoopovereenkomst de garantie geschonden en inbreuk gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van PVM. Artikel 5 van de Undertaking biedt grond voor 10 maal een boete van 5000 euro, in totaal 50.000. De vordering wordt deels toegewezen en Bip wordt veroordeelt voor betaling van 50.000 euro.
Charles Gielen -Het rode zool-merk en terugwerkende kracht nieuwe nietigheidsgrond-
Op IE-forum is naar aanleiding van het recente arrest van het Europese Hof inzake het rode zool-merk van Louboutin (12 juni 2018, C-163/16) gedebatteerd over de vraag of de nieuwe weigerings- (en nietigheidsgrond) van art. 4(1)(e) Merkenrichtlijn c.q. art. 7(1)(e) jo. art. 59(1)(a) Unie Merkenverordening (zie bijdrage Dirk Visser (IEF17759), mijn bijdrage (IEF17770) en de reactie van Dirk Visser daarop (IEF17774)) terug kan werken op merken die voordat de betreffende bepalingen hun werking krijgen (Merkenrichtlijn) c.q. kregen (Unie Merken Verordening), zijn ingeschreven. Het betreft met name de vraag of dergelijke oudere merken alsnog nietig verklaard kunnen worden omdat zij uitsluitend bestaan uit een ander kenmerk van de waar dat een wezenlijke waarde aan de waar geeft (c.q. noodzakelijk is voor een technische uitkomst of door de aard van de waar wordt bepaald).
Inmiddels weten we dat hierover aan het Europese Hof vragen van uitleg zijn gesteld in de Textilis/Svenskt Tenn Aktiebolag-zaak (IEF 17527, C-21/18). Dat is fijn, want dan weten we tenminste over enige tijd hoe het echt zit met die retroactiviteit alsmede met de werkelijke betekenis van het begrip "ander kenmerk," dat zonder verdere toelichting als een duif uit de hoge hoed in de nieuwe wetgeving is terecht gekomen.
Werknemers hebben recht op inzage van eigen personeelsdossier
Rechtbank Midden-Nederland 25 augustus 2018, IEF 17941; IT 2624; ECLI:NL:RBMNE:2018:3624 (Werknemer tegen werkgever) Inzage personeelsdossier. Persoonsgegevens. AVG. De werknemer, die op 11 februari 2002 in dienst is getreden, heeft zich op 5 maart 2018 ziekgemeld. Nog geen twee maanden later informeerde de werkgever hem dat hij de auto en telefoon die hij heeft gekregen, op grond van zijn arbeidsovereenkomst dient terug te geven. De werkgever heeft de auto dringend nodig en de werknemer heeft deze, vanwege zijn arbeidsongeschiktheid, niet meer nodig voor zijn werkzaamheden, aldus de werkgever. Dit heeft de werknemer niet gedaan, waarop de werkgever de kosten voor het huren van een vervangende auto heeft ingehouden op het salaris. Werknemer vordert onder andere afgifte van zijn volledige personeelsdossier. Ook als het personeelsdossier door de werkgever niet geautomatiseerd wordt verwerkt, is de rechter van oordeel dat een personeelsdossier meerdere kenmerken bevat die zodanig met elkaar samenhangen dat al die gegevens naar de werknemer zijn te herleiden. Het personeelsdossier is in dat geval aan te merken als bestand in de zin van de AVG. De vordering wordt toegewezen.