IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 22194
19 augustus 2024
Uitspraak

Onduidelijkheid over geclaimde intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot schadevergoeding

 
IEF 11243

Over software, downloads, distributie en reproductie

F.C.M. (Frederick) Leentfaar, ‘Over software, downloads, distributie en reproductie', ITenRecht nr. 765.

Nu op ITenRecht, een bijdrage van Frederick Leentfaar, Deterink Advocaten en Notarissen. Noot bij AG HvJ EU, 24 april 2012, C128-11 (UsedSoft), IT 763.

Inleiding
Zeer interessante conclusie van Advocaat-Generaal Bot in een zaak tussen Axel W. Bierbach, curator van het failliete UsedSoft GmbH (“UsedSoft”), en Oracle International Corp. (“Oracle”), met betrekking tot distributie en reproductie van software, uitputting en het begrip “rechtmatige verkrijger”. Op het eerste gezicht een vrij duidelijke en correcte conclusie, doch een die bij herhaalde lezing de nodige vragen oproept.

Ik behandel kort enige feiten uit het geschil dat aanleiding heeft gegeven tot het stellen van prejudiciële vragen. Daarna kom ik toe aan de prejudiciële vragen zelf en de beantwoording hiervan door de AG. Tot slot concludeer ik met enige mogelijke implicaties wanneer deze antwoorden één op één zullen worden overgenomen door het Hof.

De gehele noot is gepubliceerd op IT 765.
Lees meer van ITenRecht-redacteur Frederick Leentfaar op ITenRecht: hier.

IEF 11242

Auteursrecht en lesmateriaal dyslexie/dyscalculie

Verslag wijziging besluit staatsexamens, Kamerstukken II 2011-2012, 32 463, nr. 13.

Auteursrecht. Uitgeverijen ontwikkelen lesmateriaal, maar kunnen dat nog niet in een zodanig vorm aanbieden dat het toegankelijk is voor alle doelgroepen of direct uitleesbaar is met dyslexiesoftware. Er zijn afspraken met Dedicon: Dedicon zorgt dat lesmateriaal ontsloten kan worden. De beveiliging die Dedicon op op de bestanden toepast, beschermen de auteursrechten.

Vragen: Verkennend onderzoek dyslexie en dyscalculie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de minister schrijft dat de daisyspeler steeds minder wordt gebruikt door de inzet van de laptop met speciale software. Kan zij aangeven in hoeverre scholen en uitgeverijen hierop anticiperen door het benodigde lesmateriaal digitaal beschikbaar te stellen voor deze software? Kunnen de uitgeverijen dit lesmateriaal ontwikkelen en de rechten van auteurs voldoende beschermen? Loopt men hier tegen uitvoeringsproblemen aan? Zo ja, welke? Is het waar dat moderne mogelijkheden veel goedkoper zijn en praktisch uitstekend toepasbaar, zo vragen de leden.

Reactie van de Minister: Verkennend onderzoek dyslexie en dyscalculie

Ook vragen de leden of de uitgeverijen dit lesmateriaal kunnen ontwikkelen en de rechten van auteurs voldoende kunnen beschermen. Tevens stellen ze de vraag of men hier tegen uitvoeringsproblemen aanloopt en zo ja welke.

 

Op dit moment is het voor de uitgeverijen nog niet mogelijk om lesmateriaal in een zodanige vorm te ontwikkelen dat het toegankelijk is voor alle doelgroepen, c.q. direct uitleesbaar is met dyslexiesoftware. Om veelgebruikte lesmethodes beschikbaar te maken voor leerlingen met dyslexie, zijn er afspraken gemaakt met Dedicon. Uitgevers leveren de digitale bestanden aan Dedicon aan, die er voor zorgt dat het lesmateriaal ontsloten kan worden met dyslexiesoftware. Door de beveiliging die Dedicon op de bestanden toepast, zijn de auteursrechten van de auteurs beschermd. Het is met deze bestanden niet mogelijk illegaal kopieën te maken of op illegale wijze deze leermiddelen te verspreiden. Voor nieuwe lesmaterialen zullen de educatieve uitgevers de gebruikelijke bescherming bieden ten aanzien van auteursrecht. Hierbij loopt men wel tegen uitvoeringsproblemen aan. In het project didactische en digitale toegankelijkheid van leermiddelen zal Dedicon in samenwerking met de uitgevers onderzoeken welke drempels er zijn bij het ontwikkelen van toegankelijk materiaal voor leerlingen met een visuele beperking. Dit onderzoek is ook relevant voor de doelgroep dyslectische leerlingen.

IEF 11241

Onder "overlegging” en “afgifte” tevens begrepen

Hof Amsterdam 24 april 2012, zaaknr. 200.099.291/01 SKG, LJN BW4100 (Rhodia Chimie tegen VAT logistics, Neo performance materials = VAT c.s.)

Uitspraak ingezonden door Ruud van der Velden, Hogan Lovells.

In navolging van IEF 10627. In't kort: Octrooirecht. Bewijsbeslag in Nederland ter zake van gestelde inbreuk op Europees octrooi in Duitsland. Monsterneming en bescheidend: Afgifte of inzage. Bevoegdheid. Geen rechtsverhouding (843a Rv). Territoriale begrenzing.

Rhodia meent dat de eerste rechter door te toetsen of “voldoende aannemelijk” is dat een inbreuk dreigt te worden gemaakt of al kan zijn gemaakt, en dat er tussen Rhodia en VAT c.s. een rechtsverhouding uit onrechtmatige daad bestaat, een onjuist criterium heeft gehanteerd. Het hof verwijst naar 1019b lid 1 Rv en stelt dat verzoeker het ten minste voldoende aannemelijk moet maken dat inbreuk op recht wordt gemaakt. Daar zijn in dit geval maatregelen genomen. De artikelen 1019 e.v. Rv staan ook ten dienste aan gerechtigde tot Europees octrooi dat niet mede voor nederland is verleend. Eis in de hoofdzaak in de zin van art. 700 lid 3 en 1019i Rv.

Het hof beveelt VAT c.s. tot overlegging van monsters en afgifte van bescheiden. Het hof verstaat dat onder de evengenoemde “overlegging” en “afgifte” tevens is begrepen het geven van de daartoe nodige instructies aan degene onder wie deze objecten zich bevinden.

3.19 Rhodia meent dat de eerste rechter door te toetsen of “voldoende aannemelijk” is dat een inbreuk dreigt te worden gemaakt of al kan zijn gemaakt, en dat er tussen Rhodia en VAT c.s. een rechtsverhouding uit onrechtmatige daad bestaat, een onjuist criterium heeft gehanteerd.

3.20 Het hof volgt Rhodia hierin niet. Blijkens artikel 1019b, eerste lid, Rv is voor het verkrijgen van rechterlijk verlof tot het treffen van voorlopige bewijsbeschermende maatregelen ten minste vereist dat de verzoeker “voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er inbreuk op zijn recht van intellectuele eigendom is gemaakt of dreigt te worden gemaakt”. In het onderhavige geval zijn in het kader van zulke maatregelen monsters genomen, bescheiden gekopieerd en de kopieën (welke kopieën zelf ook bescheiden zijn) in conservatoir bewijsbeslag genomen. Rhodia kan dan – zoals hij in het onderhavige geval ook heeft gedaan - op de voet van artikel 843a, eerste lid, Rv, mede gelet op artikel 1019a, tweede lid, Rv, “inzage, afschrift of uitttreksel” van die bescheiden en “overlegging” van die monsters vorderen respectievelijk van “degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft”, en van “de wederpartij” in wier “macht” de monsters zich bevinden, mits hij “daarbij rechtmatig belang heeft” (en mits aan de verdere vereisten van die wetsbepalingen is voldaan). Het ligt dan voor de hand dat dit rechtmatige belang slechts aanwezig kan worden geacht als in de procedure op de voet van artikel 843a Rv met betrekking tot monsters en bescheiden die met toepassing van artikel 1019b e.v. Rv respectievelijk zijn genomen en in conservatoir bewijsbeslag genomen, ten minste kan worden geoordeeld dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt, of anderszins voldoende aannemelijk is geworden, dat er inbreuk op een recht van intellectuele eigendom van de eiser is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. De eerste rechter heeft dus het juiste criterium gehanteerd.

3.21 Wel dienen hierbij de volgende kanttekeningen te worden gemaakt.

Aan de artikelen 1019 e.v. Rv ligt de zogenoemde IE-Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004) ten grondslag. Deze artikelen strekken er dan ook, in samenhang met artikel 843a Rv, mede toe bewijsmateriaal voor veronderstelde inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten veilig te stellen. Een inbreukmaking of de dreiging ervan mag dus in elk geval niet pas dan voldoende aannemelijk (in de hier relevante zin) worden geacht, als zij reeds met andere bewijsmiddelen bewezen is, immers dan zou het veiliggestelde bewijsmateriaal overbodig zijn. Evenmin mag worden gevergd dat de (dreiging van de) inbreuk reeds zó aannemelijk is geworden als nodig zou zijn voor het verkrijgen van bijv. een gebod tot staking of onthouding van inbreuk in een inbreukprocedure in kort geding. Maar ook mag niet de eis worden gesteld dat reeds in hoge mate waarschijnlijk is dat de (dreiging van de) inbreuk in een bodemprocedure bewezen zal kunnen worden. Dat alles zou niet stroken met de genoemde strekking van de artikelen.

Vanzelfsprekend moet de eiser wél concrete feiten en omstandigheden aanvoeren waaruit een redelijk vermoeden van de (dreiging van de) inbreuk kan volgen, en de stellingen van de wederpartij, voor zover deze een deugdelijke betwisting kunnen opleveren, naar behoren pareren. Daarbij moet dan worden verlangd – mede gelet op artikel 6, eerste lid, van de evengenoemde richtlijn – dat de eiser voldoende bewijsmateriaal dat redelijkerwijs al beschikbaar is, overlegt om de beweerde inbreuk (ter zake waarvan hij een vordering wil instellen) toe te lichten, alsmede dat hij stelt dat de monsters en kopieën die respectievelijk zijn genomen en in conservatoir bewijsbeslag zijn genomen, (aanvullend) bewijsmateriaal vormen om die beweerde inbreuk te staven.

Internationaal privaatrecht
3.42 Naar Nederlands internationaal privaatrecht worden octrooien die rechtsgeldig voor andere landen dan Nederland zijn verleend, in beginsel erkend, ook als zij niet mede voor Nederland zijn verleend. Dat wil niet zeggen dat zij voor Nederland van kracht zijn, maar het laat wel ruimte voor de mogelijkheid van een in Nederland te voeren gerechtelijke procedure ter ondersteuning van de handhaving van zulke octrooien, zoals een procedure op de voet van de artikelen 1019 e.v. Rv.

3.43 Indien dan ook de drie partijen VAT c.s. bijv. in Duitsland een inbreuk op een Europees octrooirecht van Rhodia dat voor Duitsland (maar niet voor Nederland) is verleend, (dreigen te) maken, kan er sprake zijn van (dreigende) onrechtmatige daden jegens Rhodia, waartegen Rhodia in beginsel ook in Nederland in zoverre mag optreden, dat hij bijv. (na het daarvoor nodige verlof te hebben gekregen) monsters neemt of conservatoir bewijsbeslag legt onder degene van de drie die in Nederland producten waarmee die inbreuk in Duitsland wordt (of dreigt te worden) gemaakt, in voorraad houdt, en vervolgens toegang vordert tot het aldus veiliggestelde bewijsmateriaal. Het recht op vrij verkeer van waren en diensten en het recht op vrije mededinging in Nederland en tussen Nederland en andere landen waarvoor de octrooien van Rhodia niet van kracht zijn, - waarop VAT c.s. zich beroepen - staan aan de mogelijkheid van zulk optreden niet in de weg. In zoverre komt derhalve aan de gerechtigde tot een Europees octrooirecht ook als dat octrooi niet voor Nederland is verleend, in Nederland toch een zekere bescherming toe tegen inbreuk die in een land waarvoor dat octrooi is verleend, wordt (of dreigt te worden) gemaakt. De slotsom is dat Rhodia zich niet ten onrechte beroept op de artikelen 1019 e.v. Rv.

Lees het arrest hier (LJN BW4100, zaaknr. 200.099.291/01 SKG).

IEF 11240

Presentaties IJzersterke octrooiverhalen

Peter Blok, IJzersterke octrooiverhalen Het belang van de beschrijving, UNION Lezing.
Bas Pinckaers, IJzersterke octrooiverhalen nawerkbaarheid en beschermingsomvang in Europa, UNION Lezing.

De Nederlandse groep van Union-IP organiseerde op donderdag 5 april 2012 voor octrooigemachtigden, advocaten en andere belangstellenden haar eerste dinerbijeenkomst, met als onderwerp ‘IJZERSTERKE OCTROOIVERHALEN’.

De presentatie van Peter Blok, Afdeling IE Rechtbank 's-Gravenhage.
- Doel van het octrooirecht
- Toepassingsbereik
- Nawerkbaarheid: De contact lenzen zaak
- Equivalentie: De Occluder zaak

De presentatie van Bas Pinckaers, Van Doorne advocaten.
1) Basisregel
2) Nawerkbaarheid: Novartis/Johnson & Johnson
3) Beschermingsomvang: Aga/Occlutech
4) Conclusie: Verschillen in de uitspraken tussen dezelfde partijen op basis van hetzelfde octrooi ontstaan door

- verschillende stellingen en verschillend bewijs van partijen
- nationale rechters die bij gebreke van een supranationale rechter de EOV regels op verschillende wijze toepassen
- verschillen in het nationaal procesrecht.

IEF 11239

Voorlopige recall wordt afgewezen

Rechtbank 's-Gravenhage 25 april 2012, HA ZA 12-35 (TKS S.A. tegen Groupon Netherlands B.V. en Qualitee)

Incidentele vordering artikel 223 Rv afgewezen, vrijwaring toegestaan, verkorte dagvaardingstermijn voor X zonder bekende woon- of verblijfplaats.

In de hoofdzaak: TKS vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair een merkinbreukverbod (sub a, c en d BVIE), dan wel onrechtmatig handelen door slaafse nabootsing doordat Groupon c.s. namaak ICE WATCH horloges heeft aangeboden in een sterk op Becubic gelijkende verpakking. Tot slot vordert ze nog een verbod op het gebruik van misleidende reclame.

Incident tot voorlopige voorziening: afgewezen. TKS vordert in het incident ex artikel 223 Rv – samengevat – dat de rechtbank Groupon c.s. een bevel zal geven om een recall brief te zenden aan haar afnemers. Dit wordt afgewezen: nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de betreffende afnemers inbreukmakende of anderszins onrechtmatige handelingen verrichten waardoor verdere schade voor TKS dreigt.

Vrijwaringsincident toegestaan. Groupon vordert dat zij wordt toegestaan X in vrijwaring op te roepen, omdat X de partij heeft aangeboden en verhandeld en haar heeft misleid door aan haar te verklaren dat het originele horloges betrof. Dit wordt toegestaan. Omdat X geen bekende woon- of verblijfplaats heeft in Nederland, wordt het verzoek een verkorte dagvaardingstermijn van 4 weken aan te houden gehonoreerd.

4.2. Ten aanzien van de incidentele vordering tot een provisionele voorziening overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft TKS onvoldoende spoedeisend belang bij het gevorderde bevel tot verzending van een brief door Groupon c.s. aan alle afnemers die de betreffende horloges hebben ontvangen met het verzoek het horloge te retourneren, nu er onvoldoende aanwijzingen zijn dat, zoals TKS stelt, hetgeen door Groupon gemotiveerd is betwist, de betreffende afnemers inbreukmakende of anderszins onrechtmatige handelingen verrichten waardoor verdere schade voor TKS dreigt. Dat één afnemer geprobeerd heeft het door Groupon geleverde horloge via de website www.marktplaats.nl te verkopen, zoals door TKS is gesteld, is hiertoe ten enenmale onvoldoende, daargelaten dat Groupon gemotiveerd heeft betwist dat deze afnemer merkinbreuk pleegt met de stelling dat als TKS zich al zou kunnen beroepen op de spoed(merk)inschrijvingen waartegen oppositie is ingesteld, hetgeen Groupon betwist, geen sprake is van gebruik van het teken ICE WATCH in het economisch verkeer maar van verkoop in de particuliere sfeer. Voor een bevel zoals gevorderd is, mede gelet op de belangenafweging in de huidige stand van de procedure, geen grond. De provisionele vordering zal jegens Groupon derhalve worden afgewezen. Gelet hierop behoeven de overige verweren van Groupon geen nadere bespreking.

Vrijwaringsincident
4.4. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, indien men krachtens een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op deze derde te verhalen. Groupon heeft voldoende gemotiveerd en concreet gesteld dat zij, indien de beslissing in de hoofdzaak voor haar nadelig zal uitvallen, geheel of gedeeltelijk verhaal heeft op X. De incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal bijgevolg worden toegewezen.

4.5. Als onweersproken gaat de rechtbank uit van de juistheid van de stelling van Groupon dat X geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, zodat de rechtbank het verzoek om een verkorte dagvaardingstermijn van 4 weken aan te houden, bij gebreke van enig verweer daartegen, zal honoreren.

IEF 11238

Prijs lager dan de thuiskopievergoeding is een aanwijzing

Rechtbank 's-Gravenhage 25 april 2012, LJN BW4169, HA ZA 11-2573 (Stichting De Thuiskopie tegen X)

Thuiskopievergoeding. Verbod om in de toekomst dragers te verhandelen.

De verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie ontstaat, zo bepaalt artikel 16c lid 3 Aw, ten aanzien van de fabrikant van blanco informatiedragers, op het moment dat de informatiedragers in het verkeer kunnen worden gebracht en ten aanzien van de importeur, op het moment dat de informatiedragers worden ingevoerd. X drijft een eenmanszaak onder de handelsnaam MCO. MCO verkoopt en repareert computerhardware en systemen en verkoopt – al dan niet zijdelings – blanco informatiedragers. Via brieven heeft de Thuiskopie verzocht inzage te geven in bescheiden om de afdracht van de thuiskopievergoeding vast te stellen.

Op basis van een bezoek van stichting De Thuiskopie aan de winkel van X is vastgesteld hoeveel blanco dragers er aanwezig waren, waarop een thuiskopievergoeding is gebaseerd welke in rekening is gebracht.

Het (niet weersproken) aantal van ruim 1.800 blanco informatiedragers is de basis voor de vergoeding die de rechter toekend. Omdat bij een tweede bezoek de prijs van informatiedragers lager was dan de af te dragen thuiskopievergoeding, is dat een aanwijzing dat er geen vergoeding is betaald. X wordt daarom verboden om in de toekomst blanco informatiedragers te verhandelen in Nederland zonder dat kan worden aangetoond dat daarover de thuiskopievergoeding door de fabrikant of importeur is afgedragen.

4.4. De Thuiskopie heeft [X] op 30 december 2010 een factuur gezonden voor € 654,50 ter zake van de thuiskopievergoeding over de door haar medewerker tijdens het bezoek op 23 april 2010 bij MCO aangetroffen informatiedragers. Aan de hand van de door haar medewerker tijdens dat bezoek gemaakte foto’s, stelt de Thuiskopie dat er die dag ruim 1.800 blanco informatiedragers in de winkel van MCO aanwezig waren. Dat correspondeert volgens de Thuiskopie met een bedrag aan thuiskopievergoedingen van € 654,50. Nu dit bedrag noch de aannames waarop dit is gebaseerd, door [X] zijn bestreden, zal de rechtbank deze vordering toewijzen zoals in het dictum verwoord, met inbegrip van de eveneens onbestreden wettelijke rente en uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.6. Nu is komen vast te staan dat [X] blanco informatiedragers heeft aangeboden waarover de verschuldigde thuiskopievergoeding niet is voldaan, is een verbod toewijsbaar, met dien verstande dat het gevorderde verbod om in de toekomst blanco informatiedragers in Nederland te verhandelen waarvan niet kan worden aangetoond dat daarover de thuiskopievergoeding door de fabrikant of importeur is afgedragen, noch wie de desbetreffende fabrikant of importeur is, alleen kan worden toegewezen voor zover [X] over de desbetreffende blanco informatiedragers ook niet zelf de verschuldigde thuiskopievergoeding heeft betaald. Dit verbod zal zich voorts niet kunnen uitstrekken tot het op enigerlei wijze direct of indirect betrokken zijn bij de genoemde handelingen, omdat daarvan ook sprake kan zijn buiten het geval dat [X] in strijd handelt met de thuiskopieregeling. Het verbod zal worden toegewezen met de overigens onbestreden uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De gevorderde dwangsom is ook toewijsbaar, met dien verstande dat de dwangsom per drager zal worden gesteld op € 50,- en de dwangsom zal worden gemaximeerd zoals hierna verwoord.

Lees het vonnis hier (LJN BW4169, HA ZA 11-2573).

IEF 11237

BMM Bulletin nu ook online

BMM Bulletin is nu ook online te lezen via de website www.bmmbulletin.nl De digitale versie van het tijdschrift wordt uitgegeven door uitgeverij deLex in samenwerking met BMM en Otto Cramwinckel. De website is gratis voor BMM leden en abonnees op het tijdschrift BMM Bulletin.

BMMBulletin.nl bevat een archief met de artikelen (PDF) die in de periode 2003-2011 zijn verschenen. Nieuw te verschijnen nummers worden tegelijk met het versturen van het folio tijdschrift online gezet. Voor online toegang heeft u uw BMM inloggegevens nodig. Klik hier als u uw gebruikersnaam en wachtwoord nogmaals wilt ontvangen o.v.v. inloggegevens BMM Bulletin.

BMM Bulletin is ook opgenomen in de databank Praktijkgebied IE met o.a. AMI (2003), Berichten IE (1969), IE-Forum.nl (2006) en IT en Recht (2010). Vraag hier een gratis proefabonnement aan.

IEF 11236

Mobiele telefoon voor senioren

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 26 april 2012, KG ZA 12-140 (Doro AB tegen  Hesdo c.s.)

Uitspraak ingestuurd door Ewoud Swart en Willem Hoorneman, C'M'S' Derks Star Busmann.

Gemeenschapsmodellenrecht op toetsen van een mobiele telefoon voor senioren. Doro ontwerpt en produceert mobiele telefoons die zich onderscheiden in eenvoud en simpel gebruik. Zij heeft een Gemeenschapsmodelrecht 001670167-003 geregistreerd. Hesdo is een groothandel en verkoopt de Fysic 9700.

Het toetsenbord van de 'Fysic 9700' wijkt af van de modelregistratie en er is geen sprake van een modelrechtinbreuk. ln het kader van dit kort geding heeft Doro naar voorlopig oordeel, gezien het vormgevingserfgoed dat ook bij de beoordeling van het bestaan van een auteursrechtelijk werk een rol speelt, niet aannemelijk gemaakt dat de rangschikking en de verhouding van de toetsen ten opzichte van elkaar, in samenhang met de vormen van de toetsen, zoals die in de omkadering is waar te nemen - uitdrukkelijk zonder dat daarbij wordt gelet op de kleuren en de (vormgeving van de) iconen - zodanige uitdrukking geven aan de creatieve geest van de ontwerper, dat een intellectuele schepping een auteursrechtelijk beschermd werk is ontstaan.

4.7. Het gedeelte van het toetsenbord van de Fysíc 9700 bestaat evenals het model uit een rechthoekige middelste toets met een pijl naar boven en een pijl naar beneden, geflankeerd door links een rechthoekige toets met een "opnemen-icoon" en rechts een rechthoekige toets met een verbinding verbreken-icoon". Blj de Fysic 9700 ontbreekt evenwel het in het oog springende element van de groene bies. Ook de gebruikte iconen vertonen duidelijke verschillen. Voorshands is de voorzieningenrechter met Doro van oordeel dat de iconen intemationale symbolen vertegenwoordigen die doorgaans in de kleuren groen en rood worden gebruikt. Dit neemt niet weg dat binnen deze grenzen de vrijheid bestaat om de iconen op allerlei wijzen vorm te geven, zonder dåt dit afbreuk doet aan de duidelijkheid van het symbool, waaraan Hesdo c.s. naar voorlopig oordeel invulling heeft gegeven door op een afwijkende wijze de iconen vorm tc geven. Bovendien is er
verschil tussen de kleuren van de toetsen van het model (zwart) ten opzichte van dat gedeelte van het toetsenbord van de Fysic 9700 (wit) en is de toets met pijlen in het model een geheel en bij de Fysic 9700 opgedeeld in twee afzonderlijke toetsen. Doro heeft betoogd dat ook in het model de toets met pijlen is opgedeeld, maar dat is uit de bij de inschrijving behorende afbeelding niet althans niet voldoende duidelijk af te leiden.

4.8. Een en ander leidt tot de voorlopige conclusie dat gelet op het vormgevingserfgoed, de Fysic 9700 op de punten die het eigen karakter van het model bepalen in betangrijke mate afwijkt van het model. Gezien deze verschillen moet vooralsnog worden geoordeeld dat het betreffende gedeelte van het toetsenbord van de Fysic 9700 een
andere algemene indruk maakt dan het model, zodat van inbreuk geen sprake is. De vorderingen die zien op modelrechtinbreuk zullen dientengevolge worden afgewezen.

4.1 l. Vooropgesteld wordt dat tussen partijen in confesso is dat de toetsen binnen de omkadering zoals weergegeven onder 3.3, afzonderl[ik beschouwd als zodanig geen intellectuele schepping vormen. Enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van deze toetsen op een oorspronkelijke wijze kan de ontwerper daarvan uitdrukking van zijn creatieve geest geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt. (vergelijk Infopaq r.o. 45). ln het kader van dit kon geding heeft Doro naar voorlopig oordeel" gezien het vormgevingserfgoed dat ook bij de beoordeling van het bestaan van een auteursrechtelijk werk een rol speelt niet aannemel[ik gemaakt dat de rangschikking en de verhouding van de toetsen ten opzichte van elkaar, in samenhang met de vormen van de toetsen, zoals die in de omkadering is waa¡ te nemen - uitdrukkelijk zonder daf daarbij wordt gelet op de kleuren en de (vormgeving van de) iconen - zodanige uitdrukking geven aan de creatieve geest van de ontwerper, dat een intellectuele schepping een auteursrechtelijk beschermd werk is ontstaan. Aan de vraag of Hesdo c.s. inbreuk maakt op het auteursrecht van Doro, komt de voorzieningenrechter dientengevolge niet toe. De vorderingen die zien op de auteursrechtinbreuk worden om die reden eveneens afgewezen.

Op andere blogs:
Dirkzwagerieit (Strijd over seniorentelefoon)

IEF 11235

Schreeuwerige en aandacht trekkende afbeeldingen

Rechtbank Groningen 25 april 2012, HA ZA 10-691 (VDW c.s. tegen KMG Asia)

Uitspraak ingezonden door Ernst-Jan Louwers, 
Louwers IP |Technology Advocaten.
Bodemprocedure in navolging van Rechtbank Groningen IEF 7020,
IEF 7744, en Hof Leeuwarden  IEF 8362.

Geen auteursrecht op kermismachine (hexagonale coin pusher), wel slaafs nagebootst.

VDW c.s. hebben gesteld dat aan het eigen karakter van de 'Fun city' talloze creatieve keuzes ten grondslag liggen, dat zit hem onder meer in de vormgeving van het koetswerk, de hoed en de verlichting.

Alle apparaten zijn met (schreeuwerige en aandacht trekkende) afbeeldingen en teksten versierd en hebben glasplaten openingen om penningen in te werpen en onder om uit te keren. Er is geen eigen en oorspronkelijk karakter van de 'Fun City'. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een auteursrechtelijke bescherming, en daarom kan KMG daarop geen inbreuk maken.

Slaafse nabootsing wordt wel aangenomen. De totale uiterlijke verschijningsvorm van de  'Treasur Island' verschilt slechts op zeer marginale wijze van die van de 'Fun City'. KMG wordt verboden de 'Treasure Island' coin pusher te verhandelen en wordt bevolen de reeds geleverde modellen terug te halen.

5.4. De apparaten zijn allen op de platte vlakken versierd met (schreeuwerige en aandacht trekkende) afbeeldingen en teksten, en hebben boven de glasplaten openingen om penningen in te werpen en onder de glasplaten openingen waarin itgekeerde penningen en coupons vallen. Bij alle apparaten wordt de hoed gedragen door een aantal pijlers die staan op het onderste gedeelte van het apparaat, waarbij in de open ruimte tussen het apparaat en de hoed verlichting is geplaatst. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een eigen oorspronkelijk karakter van de 'Fun City' dan wel dat deze de persoonlijke stempel van de maker draagt. Nu aan dit vereiste voor het doen ontstaan van een auteursrecht niet is voldaan, is de rechtbank van 09rdeel dat de 'Fun City' geen auteursrechtelijke bescherming geniet. Nu van een dergelijke bescherming geen sprake is, heeft KMG, zoals VdW c.s. aan haar vorderingen (primair) ten grondslag hebben gelegd, daarop geen inbreuk kunnen maken.

Slaafse nabootsing
5.6. De rechtbank is van oordeel dat de 'Treasure Island' wat betreft de totale uiterlijke verschijningsvorm op slechts zeer marginale wijze verschilt van die van de 'Fun City'. In die zin kan de rechtbank VdW c.s. volgen in hun stelling dat de 'Treasure Island' qua uiterlijke verschijningsvorm, dat wil zeggen op de gebruikte afbeeldingen en teksten op de platen na, vrijwel een een-op-een kopie is van de 'Fun City'. De rechtbank heeft hierbij betrokken de afbeeldingen die partijen van de beide coin pushers in het geding hebben gebracht, alsook de modellen die partijen in het kader van het pleidooi hebben getoond. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat KMG in bet kader van de door haar gestelde verschillen tussen de 'Fun City' en de 'Treasure Island' niet verder is gekomen dan het benoemen van een aantal binnen in het apparaat aanwezige technische verschillen, zoals onder andere gebruikmaking van LED-verlichting en een andere wijze van aandrijving, welke marginale verschillen naar het oordeel van de rechtbank in het niet vallen bij de vrijwel identieke uiterlijke verchijningsvorm van de 'Treasure Island' en de 'Fun City'.

5.7. Voorgaande brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat KMG niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig was om gelijkheid van de 'Treasure Island' met de 'Fun City' te voorkomen. Dat hierdoor de kans op verwarring tussen de 'Treasure Island' en de 'Fun City' is ontstaan, is naar het oordeel van de rechtbank gezien de zeer geringe onderlinge verschillen evident. Dat van verwarringgevaar geen sprake zou zijn, omdat, aldus KMG, de 'Fun City' geen eigen plaats op de markt zou hebben, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt, temeer daar, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, er ten aanzien van de 'Fun City' ten tijde van bet verschijnen op de kermisattractiepark in 1996 ten opzichte van de op dat moment op die markt aanwezige coin pushers sprake van een voldoende onderscheidend vermogen was, hetgeen maakt dat de 'Fun City' een eigen plaats op de markt bezat.

5.8. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat KMG jegens VdW c.s .. onrechtmatig heeft gehandeld door de op haar rustende verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is ter voorkoming van verwarringgevaar tussen de 'Treasure Island' met de 'Fun City' te schenden.

IEF 11234

En de vermelding 'eigen import'

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 26 april 2012, KG ZA 12-227 (Spanolux N.V. tegen Hofmans Web h.o.d.n. Wonen Web)

Uitspraak ingezonden door Maarten Haak en Christine Fontaine, Hoogenraad & Haak advocaten.

Spanolux is merkhouder van het Gemeenschapswoordmerk en -woord/beeldmerk met element BALTERIO. Zij biedt via een selectief distributiesysteem laminaat en parketvloeren aan. Hofmans biedt via haar webshop www.vloerenvoordelig.nl een groot aantal merken laminaat- en parketvloeren aan, waaronder die van het merk BALTERIO. Tot voor kort maakte zij gebruik van de gelijknamige AdWord en heeft zij productafbeeldingen uit de brochure van Spanolus op de site geplaatst. Hofmans neemt de producten af via een Duitse onderneming en daarmee zijn de producten met toestemming van Spanolux in de EER in het verkeer gebracht.

Omdat Hofmans niet deel uitmaakt van het selectieve distributienetwerk, het hoogwaardige karakter en de brand identity niet kan waarborgen wordt er afbreuk gedaan aan de goede naam en reputatie van het merk. De voorzieningenrechter volgt Spanolux niet. De gestelde (ernstige) reputatieschade acht de voorzieningenrechter voorshands evenmin overtuigend. Spanolux kan, omdat er sprake is van uitputting, zich niet verzetten tegen het gebruik van de merken, ongeacht of dit plaatsvindt op de site van Hofmans Web als AdWord of op andere wijze. De auteursrechtelijke vorderingen worden eveneens afgewezen.

In citaten:

 

4.8. De voorzieningenrechter kan Spanolux hierin vooralnog niet volgen. Ook gezien het grote aantal door Hofmans Web verkochte merken laminaat, is niet in te zien waarom het relevante publiek enige commerciële band tussen aangeboden merken (merkhouders) en Hofmans Web zal veronderstellen, nog daargelaten de uitdrukkelijke tekst op de website als onder 2.8 weergegeven en de vermelding 'eigen import'. Volgens Spanolux zou deze veronderstelling ontstaan door het veelvuldig gebruik van een op het beeldmerk gelijkend teken op de website, maar dat acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, mede omdat de onder 2.7 afbeeldingen aanzienlijk van het beeldmerk verschillen. Spanolux heeft in dit verband verder nog gewezen op het overgenomen fotomateriaal en het gebruik van AdWords. Het eerste is thans echter achterhaald. Het gebruik van het merk in AdWords draagt niet bij aan de door Spanolux gestelde veronderstelling bij het publiek.

4.10. Spanolux heeft ter zitting nog gesteld dat eveneens merkinbreuk zou plaatsvinden door het gebruik van het merk BALTERIO als metatag en in url's (internetadressen). Hofmans Web heeft tegen deze wijziging van grondslag van de eis bezwaar gemaakt. Door het late tijdstip waarop Spanolux met deze grondslag is gekomen, is zij niet in staat geweest zich deugdelijk voor te bereiden en is zij, zo stelt Hofmans Web, in haar verdediging geschaad. Spanolux heeft hiermee in strijd gehandeld met de goede procesorde en deze grondslag zou derhalve niet moeten worden toegelaten. Spanolux heeft niet toegelicht waarom deze grondslag niet in een eerder stadium aan Hofmans Web kenbaar had kunnen worden gemaakt.