IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 10234

Te weinig steekhoudends

Hof 's-Hertogenbosch 13 september 2011, LJN BT2496 (curatoren [B] B.V.B.A. tegen [Y] en Telstart B.V.)

Voortzetting van de tussenuitspraken van LJN BT2489 en LJN BT2492. Naburige rechten. Muziekrechten. Lastgeving. Onrechtmatige daad. Royalty vergoedingen en SENA-vergoedingen binnen een concern.

Telstar BV was eigenaar van een bestand muziekwerken en tot 1 april 1990 gerealiseerde geluidsopnamen daarvan, vastgelegd op banden met daarop ongeveer 25.000 titels van diverse artiesten, waaronder de Zangeres zonder naam (verder aangeduid als: de Oude Catalogus). Deze Oude Catalogus is enkele malen doorverkocht en [X] B.V. heeft de juridische eigendom heeft verkregen.

Gezien het bepaalde in artikel 3:83 lid 3 BW is [B.] BVBA eigenaar van de Oude Catalogus. [Y.] c.s. stelt rechthebbende te zijn op de economische eigendom van de catalogus, en vordert levering van de catalogus. Ter onderbouwing van haar aanspraak heeft [Y.] c.s. twee gronden aangevoerd: primair lastgeving en subsidiair onrechtmatige daad. Een constructie is beoogd die de eigendom van de Oude Catalogus moest splitsen in formeel juridische eigendom en economische eigendom, voor contractuele aanspraken is uiteindelijk te weinig steekhoudends gesteld.

Inzake de lastgeving dient te worden bewezen dat [Y.] BV opdracht heeft gegeven aan [X.] B.V. en dat [X.] B.V. de opdracht heeft aanvaard, om op eigen naam, maar ten behoeve van [Y.] BV de Oude Catalogus van CNR te kopen, althans dat het de bedoeling van beide genoemde partijen was een situatie te doen ontstaan die meebracht dat [X.] B.V. de catalogus desgevraagd in eigendom aan [Y.] BV moest overdragen.

Onrechtmatige daad Er is - afgezien van brieven, het feit dat de koop door een daartoe opgerichte vennootschap was gesloten en aan geen boekhoudkundige verwerking waaraan het Hof geen conclusies verbindt - geen sprake van een lastgevingsconstructie. Betreft de onrechtmatige daad is er geen schending aan te wijzen van hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Eerder toegewezen royaltyvergoeding is juist, niet valt in te zien dat op grond van de overeenkomst royalty’s die vervallen na 2001 niet meer zouden toekomen. Tot slot betreft de betaalde SENA-vergoedingen kan, "gezien echter de onduidelijkheden binnen de [K.]-groep – zo zijn de SENA-rechten jarenlang aan [Y.] BV betaald – kan [X.] BVBA, naar het oordeel van het hof, er thans geen beroep op doen dat mogelijk Telstar BV de rechthebbende is." [B] zal het bedrag aan [Y] moeten voldoen en Telstar kan haar niet meer voor dat bedrag aanspreken.

Lastgeving 11.6.5.6. Ook het feit dat [G.] de koop liet sluiten door de daartoe opgerichte vennootschap [X.] B.V. geeft geen aanwijzing voor de stelling dat sprake is van lastgeving. De door [G.] opgegeven reden voor het oprichten van een aparte vennootschap is begrijpelijk. [Y.] c.s. hebben gesteld dat in 1990 de Oude Catalogus is verkocht omdat de [K.]-groep in financiële problemen verkeerde en dat, om de Oude Catalogus veilig te stellen, de koop in 1994 door een aparte vennootschap moest geschieden. Niet is echter gebleken, noch uit de hiervoor vermelde brieven, noch overigens, dat deze constructie vanuit [Y.] BV is opgedragen en nog minder dat de door [Y.] c.s. aangevoerde reden daarvoor de aanleiding is geweest. Het hof ziet het niet anders dan dat [G.], om haar moverende redenen, de koop door een aparte vennootschap heeft laten geschieden. Het hof tekent hierbij aan dat de klacht in grief 1 dat door de rechtbank ten onrechte bij de feiten is opgenomen dat de Oude Catalogus wegens financiële problemen binnen de [K.]-groep in 1990 is verkocht, derhalve geen belang meer heeft.

11.6.5.9. Ook als juist zou zijn dat kosten met betrekking tot de koop en exploitatie van de Oude Catalogus voor rekening van [Y.] c.s. zijn gekomen is dat geen reden tot een lastgeving te concluderen. Uit hetgeen partijen hebben gesteld, maakt het hof op dat [G.] tijdens haar leven grotendeels vrij kon opereren binnen de [K.]-groep. Indien zij kosten ten laste van [Y.] c.s. heeft gebracht die daar niet horen, zullen die kosten desgevraagd vergoed moeten worden.

11.6.5.10. Gesteld en niet weersproken is dat de Oude Catalogus niet op de balans van [X.] BVBA voorkomt. Hetzelfde geldt voor de stelling dat de Oude Catalogus niet op de balans van [Y.] BV voorkomt. Aan de boekhoudkundige verwerking verbindt het hof geen conclusies.

11.6.5.11. Hetgeen hiervoor in 11.6.5.5. tot en met 11.6.5.10 is overwogen, kan ook in samenhang bezien, niet tot de conclusie leiden dat bij aankoop van de Oude Catalogus in 1994 door [X.] B.V. en [Y.] BV een constructie is beoogd die de eigendom van de Oude Catalogus moest splitsen in formeel juridische eigendom en economische eigendom en waarbij de economische eigendom bij [Y.] BV moest liggen. Voor contractuele aanspraken van [Y.] BV in die zin is uiteindelijk te weinig steekhoudends gesteld.

Onrechtmatige daad11.6.6. [Y.] c.s. heeft haar aanspraak op de Oude Catalogus voorts gestoeld op onrechtmatige daad van [X.] BVBA. [Y.] c.s. stelt ter toelichting dat [X.] BVBA de catalogus op onrechtmatige wijze heeft verkregen. [G.] zou onrechtmatig gehandeld hebben jegens [Y.] BV door de catalogus onder te brengen in haar eigen vennootschap [X.] B.V. [G.], zo begrijpt het hof, had het belang van de [K.]-groep moeten laten prevaleren en had ervoor moeten zorgen dat de Nieuwe en de Oude Catalogus weer in een hand kwamen. Het nalaten van deze zorgplicht acht het hof niet een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6: 162 BW. Met name is op dit punt geen schending aan te wijzen van hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

11.6.10.3. Het hof oordeelt als volgt. Partijen zijn overeengekomen de beslissingen van de voorzieningenrechter in het kort geding zaaknr. 60411 te aanvaarden en geen hoger beroep daartegen in te stellen. Uit de dagvaarding tot het kort geding was duidelijk op te maken wat gevorderd werd en op welke grond. Dit brengt mee dat partijen gebonden zijn aan de beslissing dat de royalty’s van de Zangeres Zonder Naam door haar zijn overgedragen aan Telstar BV, en aan de beslissing dat Telstar BV over de periode 1998 tot en met 2001 € 81.310,75 verschuldigd is. Derhalve is de vordering tot betaling van € 6.310,75 terecht toegewezen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld acht het hof echter de over het bedrag gevorderde rente niet toewijsbaar. Het hof acht het bedrag van € 6.310,75 verschuldigd op grond van de overeenkomst van 22 maart 2004 en de daarop gegeven beslissingen van de voorzieningenrechter in de zaak 60411. In dat kort geding is geen rente gevorderd. Grief 4 slaagt in zoverre.

De royalty’s van de Zangeres Zonder Naam 11.6.10.4. Het hof volgt niet het standpunt van [X.] BVBA dat voor de royalty’s die zijn opgekomen ná 2001 niet meer geldt dat moet worden aangenomen dat Telstar BV gerechtigd is tot de royalty’s. Het doel van de overeenkomst van 22 maart 2004 was in ieder geval de vorderingen over en weer en het debat daarover af te bakenen. Partijen hebben in de overeenkomst op belangrijke punten de beslissing aan de voorzieningenrechter overgelaten. De vraag of Telstar BV al dan niet gerechtigd was tot de royalty’s is zo een punt. Het debat daarover nu weer openen, zou, naar het oordeel van het hof, aan de overeenkomst haar zin ontnemen. Het hof neemt dan ook aan dat de bedoeling van partijen is geweest over de al dan niet gerechtigdheid van Telstar BV tot de artiestenroyalty’s van de Zangeres Zonder Naam een bindende beslissing te krijgen.

door [X.] BVBA van SENA ontvangen vergoeding van € 9.144,35 voor naburige rechten 11.6.11.2 (...) Wel merkt het hof op dat in het vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 8 april 2004 is bepaald dat de SENA-rechten toekomen aan Telstar BV. Op grond van dat vonnis moet er tussen partijen van worden uitgegaan dat alle naburige rechten in verband met de Oude Catalogus toekomen aan Telstar BV. In de akte vermeerdering van eis van 13 december 2006 is gevorderd dat [B.] BVBA wordt veroordeeld tot betaling aan [Y.] BV. [Y.] c.s. heeft zich beroepen op een rekeningafschrift van SENA van 1 oktober 2001. Dit rekening afschrift ontbreekt bij de stukken die bij het pleidooi aan het hof zijn overgelegd. Nu [X.] BVBA niet heeft ontkend het bedrag te hebben ontvangen, en uit de stellingen van partijen en de stukken van het geding moet worden afgeleid dat [B.] BVBA geen andere activiteiten heeft bedreven of bedrijft dan exploitatie van de Oude Catalogus, moet worden aangenomen dat het bedrag van € 9.144,35 ten onrechte door SENA aan [B.] BVBA is betaald. [X.] BVBA stelt - op zichzelf genomen terecht - dat geen reden is opgegeven waarom [Y.] BV gerechtigd zou zijn en dat het bedrag hoogstens aan Telstar zou moeten toekomen. Gezien echter de onduidelijkheden binnen de [K.]-groep – zo zijn de SENA-rechten jarenlang aan [Y.] BV betaald – kan [X.] BVBA, naar het oordeel van het hof, er thans geen beroep op doen dat mogelijk Telstar BV de rechthebbende is. [B.] BVBA zal het bedrag aan [Y.] BV dienen te voldoen. Uiteraard kan Telstar BV haar dan niet meer voor het bedrag aanspreken.

Lees het arrest hier (LJN / pdf)

IEF 10232

Die goede oude tijd

RCC 1 september 2011, Dossiernr. 2011/00585 (Old Amsterdam)

Parallelle publicatie RB 1128. Reclamerecht. Misleiding. 'herkomstaanduiding'. Vertrouwen. Televisiecommercial en website van Old Amsterdam met Amsterdamse beelden uit 1910-1930 waarin naam van het kaasmerk is gemonteerd. Klager acht uitingen misleidend want product wordt neergezet als 'heritage brand' maar bestaat pas sinds 1985 en komt niet uit Amsterdam. Commissie wijst de klacht af: consument zal beelden opvatten als sfeertekening. Verwijzing naar Amsterdam, zonder dat de kaas daar wordt gemaakt, maakt de uiting niet ontoelaatbaar. 

Het standpunt van adverteerder is nader toegelicht. Daarbij is een ‘moodboard’ getoond dat voorafgaand aan de commercial, die al tien jaar (met wisselende muziek) wordt uitgezonden, is gemaakt, waaruit blijkt dat de bedoeling van de commercial is geweest een nostalgisch beeld op te roepen van verlangen en ‘die goede oude tijd’.

Commissie: Vast staat dat de bestreden commercial filmbeelden bevat van Amsterdam uit (ongeveer) de jaren ’20 of ’30 van de vorige eeuw, waarin de naam van het kaasmerk Old Amsterdam is gemonteerd. Naar het oordeel van de Commissie wordt hierdoor niet de onjuiste indruk gewekt dat Old Amsterdam kaas in die periode reeds bestond. De gemiddelde consument zal de nostalgische beelden, die vergezeld gaan van het lied “In de armen van de stad” (Amsterdam), opvatten als romantische sfeertekening die de naam, de smaak en het karakter van de oude kaas Old Amsterdam verbeeldt en onderstreept.

Dat in de bestreden uitingen wordt verwezen naar de stad Amsterdam, zonder dat de kaas in Amsterdam wordt gemaakt, betekent niet dat de uitingen daardoor ontoelaatbaar zijn. Deze verwijzing geschiedt kennelijk in verband met de naam “Old Amsterdam”, en in geen van de uitingen ligt de suggestie besloten dat de kaas ook in Amsterdam gemaakt wordt.

Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de commercial en de bestreden uitingen op de website niet in strijd met de waarheid en/of misleidend in de zin van de (door klager aangehaalde) artikelen 8.2 en 10 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Evenmin is sprake van het schaden van vertrouwen in reclame in de zin van artikel 5 NRC.

De Commissie wijst de klacht af.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

IEF 10231

Zelfs met de Turkse uitspraak

Vzr. rechtbank Rotterdam 23 september 2011, LJN BV8876, KG ZA 11-639 (Halfords Nederland B.V. tegen Ado Bike B.V.)

Met dank aan Jerry Considine, Considine advocaten.

Halfords exploiteert een winkelketen met 160 winkels en is houder van Beneluxwoordmerk LIMIT (rijwielen en onderdelen daarvoor). Ado Bike heeft 2 winkels en is franchisegever aan 40 winkels, zij voert de naam UMIT voor de Ado Bike-fietsen, de directeur heeft een onthoudingsverklaring gedaan.

Ado Bike heeft haar franchisenemers geïnformeerd, meer is niet verantwoordelijk te houden voor het verkoopgedrag van haar franchisenemers. Door aangeleverd materiaal staat onthoudingsverklaring op losse schroeven en gezien de visuele en auditieve (waarover wordt gesteld dat het Turkse uitspraak behoeft) overeenstemming wordt een voorziening obv 2.20 lid 1 sub b BVIE getroffen. Terugroepen van inbreukmakende producten zal, als disproportioneel, worden afgewezen. Eveneens vanwege onvoldoende spoedeisend afgewezen is de gevorderde afgifte van inbreukmakende producten. Ado Bike wordt in de proceskosten ex 1019h Rv veroordeeld. 

 

4.3 Ado Bike betwist dat Halfords een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en voert daartoe aan dat Halfords een jaar heeft laten passeren tussen de beweerdelijk geconstateerde (maar betwiste) merkinbreuk en het instellen van de vorderingen. Voorts voert Ado Bike aan dat zij onder meer in de onder 2.6 geciteerde mail, maar ook later heeft aangegeven haar handel in UMIT fietsen te staken en gestaakt te houden, van welke toezegging zij zich slechts bevrijd zou achtten als Halfords desondanks een procedure zou voeren en daarbij definitief in het ongelijk zou worden gesteld. it is aan te merken als een deugdelijke onthoudingsverklaring. Ado Bike heeft al eerder aangegeven dat zij geen UMIT fietsen meer in voorraad had en niet opnieuw fietsen van het merk zou/zal inkopen, maar dat zij niet kon instaan voor het gedrag van een aantal franchisenemer die misschien nog beschikken over enige voorraad. Ado Bike is niet verantwoordellijk te houden voor het verkoopgedrag van haar franchisenemers, zij heeft hen wel ingelicht.

4.4. (...) Ado Bike is echter niet bereid geweest om in der minne eveneens aan de nevenvorderingen van Halfords te voldoen zodat reeds om die reden geen algehele minnnelijke regling tot stand is gekomen.

Daarnaast heeft Halfords (...) naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat een reële dreiging bestaat dat Ado Bike UMIT-fietsen verkoopt en blijft verkopen. Hoewel, naar tussen partijen vaststaat, Ado Bike niet (zeker niet zonder meer) is aan te spreken op inbreukmakende gedragingen van haar franchisenemers, acht de voorzieningenrechter het verweer dat de UMIT fietsen louter bij franchisenemers zijn aangetroffen, weerlegd door voormeld materiaal. Dat betekent dat Halford terecht kan vrezen dat Ado Bike inbreuk zal maken op de merkenrechten van Halfords, ondanks toezegging van Ado Bike dit niet meer te zullen doen. Voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang ten aanzien van in elke geval een deel van de vorderingen van Halfords dan ook aanwezig.

4.6 Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van visuele overeenstemming tussen het woordmerk LIMIT en het teken UMIT. (...)

4.7 Ook auditief stemmen LIMT en UMIT overeen aangezien beide woorden de lettergreep MIT op het einde van het woord hebben en op deze lettergreep bij beide woorden de klemtoon ligt. Ado Bike stelt dat UMIT fietsen afkomstig zijn uit Turkije, UMIT een Turks woord is dat door de door Ado Bike gestelde Turkse doelgroep als zodanig herkend zal worden, waardoor deze groep dit woord direct als "OEmit" zal uitspreken. Anders dan Ado Bike aanvoert, is de voorzieningenrechter van oordeel dat zelfs met de Turkse uitspraak de fonetische klant van het woorde UMIT niet zodanig verandert dat van een auditieve gelijkenis geen sprake meer is. Daarbij komt dat het gaat om fietsen, een in Nederland algemeen gangbaar gebruiksartikel dat in Nederlandse winkels aan het Nederlandse publiek wordt aangeboden, zodat de mogelijke klankassociatie van een Turkstalig onderdeel van de bevolking niet van belang is.

4.9 De vordering van Halfords ten aanzien van het staken van het gebruik zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de reikwijdte van het te staken gebruik zal worden beperkt tot de Benelux en tot de aanduiding UMIT. De voorzieningenrechter acht voort aannemelijk dat Halfords de verkoop van UMIT fietsen slechts kan bestrijden indien zij over informatie over de bronnen beschikt en daarbij behorende handdelskanalen. De door Halfords gevorderde opgave van deze bronnen door Ado Bike is derhalve toewijsbaar. Ado Bike heeft zich overigens bereid verklaard haar fabrikant te noemen.
Uitgaande van de inbreuk op het merkenrecht van Halfords is het onrechtmatige karakter van het verhandelen van Ado Bike voldoende aannemelijk geworden en is er in beginsel voldoende grond om ten laste van Addo Bike  de voor dergelijke gevallen gebruikelijke voorzieningen op te leggen, teneinde Halfords in de gelegenheid te stellen de door haar geleden schade vast te stellen. Spoedeisend belang daarbij ontbreekt echter, terwijl de betrokken gegevens commercieel vertrouwelijk zijn. Dit deel van de vordering wordt dus afgewezen.
De door Halfords gevorderde terugroep van de inbreukmakende producten bij alle kopers van de doro Ado Bike veerkochte producten onder het merk UMIT zal, als disproportioneel, worden afgewezen. De uiteindelijke kopers zijn, zeker voor het merendeel, consumenten. Voor zover het gaat om de franchisenemers is Halfords met de gegevens bekend. De hiermee samenhangende vordering tot overhandiging van de afschriften van de aangete-kende brieven met een gedateerd bewijs van postbezorging zal eveneens worden afgewezen. De gevorderde afgifte van de inbreukmakende producten  die nog in bezit van Ado Bike zijn, zal als naast het verbod op verhandeling onvoldoende spoedeisend worden afgewezen, mede om executieproblemen te voorkomen.

Lees het vonnis hier (LJN BV8876, schone pdf, grosse KG ZA 11-639)

IEF 10230

'Ready made product'

Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 september 2011, LJN BT6931 (CCCP B.V. tegen Talpa)

In navolging van IEF 9082. Auteursrecht. Contracten. Format draadstaal-typetjes. Auteursrechten op typetje.

CCCP heeft tbv de VPRO samen met Dennis van de Ven en Jeroen van Koningsbrugge het programma 'Draadstaal' geproduceerd. Het programma bestond uit sketches met herkenbare personages (typetjes - r.o. 2.2). Per seizoen werden afzonderlijke overeenkomsten gesloten waarin IE-rechten geheel en onvoorwaardelijk zijn overgedragen aan CCCP.

Talpa produceert nu het televisieprogramma 'Neonletters' met dezelfde acteurs, echter omtrent de verkoop van de rechten is geen overeenstemming bereikt en de voorzieningenrechter bepaalde een afkoopsom van €50.000, waarna de beëindigingsovereenkomst met vergoeding á €100.000 werd gesloten, waarin staat dat: 'het CCCP vrijstaat om tegen eventuele inbreuk daarop [IE-rechten] op te blijven treden'.

Voor zover CCCP heeft gesteld dat Talpa eveneens inbreuk maakt door het gebruik van het format, de scripts en het 'ready made product' van het programma 'Draadstaal' heeft zij die stelling onvoldoende onderbouwd. Vorderingen toegewezen, vanwege niet (voldoende) betwisting, eveneens proceskostenveroordeling ex 1019h Rv en veroordeling in nakosten.

4.2. Waar het in dit geding om gaat zijn de auteursrechten op de typetjes 'Fred en Ria Onderbuik' en 'Joop en Leon in de snackbar'. Talpa heeft niet betwist dat op die typetjes auteursrechten rusten en heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij in het huidige seizoen van het programma 'Neonletters' gebruik maakt van die typetjes. De stelling dat Van de Ven de typetjes heeft bedacht en samen met Van Koningsbrugge verder heeft uitgewerkt is onvoldoende om aan te nemen dat Talpa geen inbreuk maakt op de auteursrechten van CCCP. In de samenwerkingsovereenkomsten tussen CCCP en Van de Ven respectievelijk Van Koningsbrugge zijn die auteursrechten immers overgedragen aan CCCP. De vordering van CCCP betreffen het staken van inbreuk is dan ook toewijsbaar, voor zover het het gebruik van typetjes 'Fred en Ria Onderbuik' en 'Joop en Leon in de snackbar' betreft. Voor zover CCCP heeft gesteld dat Talpa eveneens inbreuk maakt door het gebruik van het format, de scripts en het 'ready made product' van het programma 'Draadstaal' heeft zij die stelling onvoldoende onderbouwd. Het daarop gerichte deel van de vordering wordt daarom afgewezen.

 

4.3. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, tot een maximum van € 2.000.000,-. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Talpa ten onrechte haar commerciële belang bij de uitzending van 19 september jl. laten prevaleren boven het gerechtvaardigde belang van CCCP om eerst de schending van haar rechten te bespreken en daarvoor een oplossing te zoeken. Daarom wordt een zware financiële prikkel tot nakoming aan het verbod verbonden.

4.5 Talpa zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij i nde proceskosten worden veroordeeld. CCCP heeft op basis van artikel 1019h Rv een bedrag van € 7.969,08 exclusief BTW aan advocaatkosten gevorderd. Nu Talpa geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van deze kosten zal dit bedrag worden toegewezen. Voorts zal Talpa worden veroordeeld tot betaling van € 560,- aan griffierecht en € 76,31 aan dagvaardingskosten. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijzbaar vanaf veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis tot aan de voldoening. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5.4. veroordeeld Talpa in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van CCCP begroot op: € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Talpa niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68 aan salaris advocaat en explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.

Lees het vonnis hier (LJN / grosse / opgeschoonde pdf)

IEF 10229

Oma prijs

Vrijdagmiddag. Merkenrecht. Oppositieprocedure. Al beroepende op Benelux- en gemeenschapswoordmerken GRAMMY, EUROPEAN GRAMMY AWARDS en INTERNATIONAL GRAMMY AWARDS voor prijzen die sinds 1958 elk jaar in de Verenigde Staten worden uitgereikt ter ere van de beste artiesten en technici in de muzieksector en ieder jaar de prijsuitreiking over de gehele wereld wordt uitgezonden, zijn de lokale entertainment shows en de sportieve en culturele activiteiten voor senioren in de kiem gesmoord. Met succes is de merkregistratie van de zogenaamde GRANNY AWARDS tegengehouden.

In deze context komt een aantal citaten een heel eigen betekenis toe in deze context:  "de reputatie van de oudere merken", "De term “granny” daarentegen is een informele Engelse afkorting voor “oma/grootje”. Tevens is dit laatste woord in de Nederlandse en de Franse taal nog een gangbare afkorting voor een type appel, de Granny Smith"

Helaas kan het Bureau de oppositie louter beoordelen op basis van de ingeroepen merken en het bestreden teken zoals deze voorkomen in het register, en dient de oppositie te worden toegewezen.

Enkele memorabele citaten:

23 ... Granny Awards (letterlijk vertaald “Oma prijs”) is volgens hem dan weer een enthousiast initiatief om de senioren in verzorging- en verpleeghuizen in Almere en omstreken te entertainen.

28. Met betrekking tot de waren en diensten herhaalt verweerder dat Granny Awards een kleinschalig project, een talentenjacht voor senioren, is in Almere en omstreken, terwijl Grammy Awards van een heel ander kaliber is en een wereldwijde bekendheid geniet. Tevens is de doelgroep van beide zeer verschillend, aldus nog verweerder. De een richt zich op ouden van dagen in verzorgings- en verpleeghuizen in Almere en omstreken, terwijl de ander zich richt op muziekmakers, muziekliefhebbers en overige in de muziekwereld geïnteresseerden, met als doel het promoten van de commerciële muziekindustrie. Ook de promotie is anders, aangezien deze bij de Grammy Awards gepaard gaat met een jaarlijkse wereldwijde televisie-exposure.

62. Voor wat betreft het argument van verweerder dat het om andere projecten gaat, van verschillende grootte en met een andere insteek (zie supra, punten 24 en 30), dient opgemerkt te worden dat het Bureau zich bij de beoordeling van de onderhavige oppositie louter kan baseren op de gegevens van het register.

IEF 10227

Gebruik van merk als Google trefwoord (adword)

Commentaar in't kort van Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten. In navolging van IEF 10209, aangevuld met een paragraaf gewijd aan vergelijkende reclame wat buiten de scope van het arrest valt.

Een merkhouder kan gebruik van het merk verbieden indien dat gebruik afbreuk doet of kan doen aan een van de "functies" van het merk. Naast herkomstfunctie is een merk ook een commercieel strategisch instrument, dat met name kan worden gebruikt voor reclamedoeleinden of voor het opbouwen van een reputatie, teneinde de consument aan het merk te binden.

Het Europese Hof gaf op 22 september 2011 iets meer duidelijkheid over de functies van een merk en de vraag wanneer gebruik van trefwoorden ('keywords' of 'adwords') is toegestaan.

Samenvatting van Interflora-zaak
Interflora exploiteert een wereldwijd bloemenbezorgingsnetwerk. Het netwerk bestaat uit bloemisten bij wie klanten in persoon, telefonisch of via internet bestellingen kunnen plaatsen. De bestellingen worden afgehandeld door het lid van het netwerk dat het dichtst bij het bezorgadres van de bloemen is gevestigd.
INTERFLORA is een Engels en Europees merk. Het merk geniet in het Verenigd Koninkrijk en in andere lidstaten van de Europese Unie een grote reputatie.

De Engelse onderneming Marks & Spencer is een grote detailhandelaar in het Verenigd Koninkrijk. Een van haar diensten is de verkoop en bezorging van bloemen. Marks & Spencer is dus een concurrent van Interflora. Marks & Spencer heeft voor Google verschillende trefwoorden ('keywords') met het merk INTERFLORA geselecteerd voor haar Google advertenties.

Via de Engelse rechter is de zaak terecht gekomen bij het Hof van Justitie om uitleg te geven over het merkrecht.

 

Gevolgen van de uitspraak
De nationale rechter moet per geval nagaan of degene die in Google advertenties gebruik maakt van trefwoorden die met het merk van een ander overeenstemmen, daarmee afbreuk doet aan een van de functies van het merk of op die manier onrechtmatig op de reputatie van het merk meelift.

In de Interflora-zaak moet de nationale rechter met name ook nagaan of het gebruik door Marks & Spencer van de trefwoorden met het INTERFLORA, het behoud door Interflora van een reputatie die consumenten kan aantrekken en aan haar kan binden, in gevaar brengt.

Afbreuk aan de functies van het merk?
Afbreuk aan herkomstfunctie: verwarring opwekken omtrent de herkomst
Er is afbreuk aan de functie voor herkomstaanduiding van het merk wanneer de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker door de advertentie die met het merk overeenstemmende trefwoord verschijnt, de herkomst niet goed kan vaststellen. Met andere woorden: als hij niet of niet eenvoudig te weten komt of de waren of diensten uit de advertentie afkomstig zijn van de merkhouder (of een economisch met hem verbonden onderneming) of van een derde.

Afbreuk aan investeringsfunctie: merkhouder ernstig hinderen bij verwerving of behoud van reputatie
Onderzoek van deze functie van het merk door het Hof is een nieuw element. Als het gebruik van het merk de merkhouder 'ernstig' hindert bij de verwerving of het behoud van een reputatie die consumenten kan aantrekken en aan hem kan binden.
In een situatie waarin het merk reeds een reputatie geniet, wordt afbreuk gedaan aan de investeringsfunctie, wanneer het gebruik deze reputatie aantast en derhalve het behoud ervan in gevaar brengt.
Maar er is geen sprake van afbreuk aan de investeringsfunctie als het gebruik door een concurrent er enkel toe leidt dat de houder van dat merk zijn inspanningen ter verwerving of het behoud van een reputatie die consumenten kan aantrekken en aan hem kan binden, dient op te voeren. Evenmin kan de merkhouder zich met succes beroepen op de omstandigheid dat dit gebruik een aantal consumenten er mogelijkerwijs toe brengt de waren of diensten waarop dit merk is aangebracht, links te laten liggen.

Afbreuk aan reclamefunctie?
Het gebruik van een teken dat gelijk is aan een merk van een ander als trefwoord in het kader van een advertentiedienst van zoekmachines als Google, doet daarentegen op zichzelf volgens het Hof geen afbreuk aan de reclamefunctie van het merk.

Bekende merken: onrechtmatig aanhaken/meeliften
Volgens het Hof kan de selectie van bekende merken van een ander als trefwoorden - zonder geldige reden, in het kader van een advertentiedienst als onrechtmatig aanhaken/meeliften worden beschouwd. Dat is vooral ook het geval wanneer internetadverteerders door middel van het gebruik van trefwoorden die met bekende merken overeenkomen, waren te koop aanbieden die imitaties van de waren van de merkhouder zijn.

Gebruik bij bieden van alternatief toegestaan: gezonde en eerlijke mededinging
Het is volgens het Hof in beginsel wel toegestaan om een bekend merk te gebruiken als trefwoord, als de adverteerder daarmee slechts een alternatief voor het bekende merk aanbiedt (en geen imitatie). In dat geval valt een dergelijk gebruik volgens het Hof in principe onder een gezonde en eerlijke mededinging in de sector van de betrokken waren en diensten.

Dat kan anders zijn als dit leidt tot verwatering van dat merk of afbreuk aan de reputatie ervan doet of andere afbreuk aan de functies van het merk wordt gedaan. Dat is bijvoorbeeld het geval als het merk door het gebruik zou kunnen verworden tot soortnaam.

Vergelijkende reclame (buiten de scope van arrest van het Hof)
Het Hof heeft alleen  antwoord gegeven op de vragen van de verwijzende rechter over de lijnen die moeten worden gevolgd door de nationale rechter in hun beslissingen en interpretatie van de wet.

Daarom zijn andere aspecten van de gevallen als dit niet door het Hof beoordeeld, zoals de regels inzake misleidende of vergelijkende reclame als een handelsmerk van een concurrent wordt gebruikt in een Google adword om concurrerende alternatieven aan te bieden. Reclame kan worden beschouwd als vergelijkende reclame wanneer daarbij een concurrent of zijn producten of diensten expliciet of impliciet worden genoemd. Onder omstandigheden kan het  merk van de concurrent gebruikt als Google adword daartoe leiden.

IEF 10226

Flatscreenarmen

Hof 's-Gravenhage 20 september 2011, LJN BT2458 (Markant International B.V. tegen Technische handelsonderneming Europlex B.V.)

Modelrecht. Gemeenschapsmodelrecht. Vordering tot erkenning als rechtmatig houder na drie jaar. Vraag naar wie ontwerper van de flatscreenarmen is; bewijs.

Europlex heeft sinds 2002 een flatscreenarm, de E-motion, geleverd aan 3D Tradelink B.V. te Breda (hierna: Tradelink). Tradelink heeft de arm op de markt gebracht onder de naam E motion en modelrechten geregistreerd onder de nummers 000047972-0001 tot en met -0005, na faillissement overgedragen en deze liggen nu bij Markant.

Erg uitgebreide zaak, het hof staat gewijzigde eis toe, omdat de modelbescherming op de registraties is vervallen en de zaak mondt uit in toestaan van tegenbewijs en en eventueel doen horen van getuigen.

In citaten:

5.9  Nu Markant uitdrukkelijk (ook reeds in eerste aanleg) tegenbewijs door het horen van getuigen heeft aangeboden, zal zij in de gelegenheid worden gesteld dit tegenbewijs te leveren.

6.1  Voor het geval dat het hof daarna het tegenbewijs niet geleverd acht, en uitsluitend voor alsdan, overweegt het hof reeds thans het volgende in de overwegingen 6.1 t/m 9.4. In dat geval staat in dit geding vast dat de in geding zijnde modellen door Europlex zijn ontwikkeld en dat Tradelink niet uit hoofde van artikel 14 GmodV recht had op de in geding zijnde modelrechten.

6.2  Tussen partijen staat vast dat Tradelink de modellen op 3 juli 2003 op haar naam heeft doen inschrijven en dat Europlex ze niet eerder dan in 2007 heeft opgeëist. Artikel 15 GmodV bepaalt dat een vordering tot erkenning als rechtmatig houder van het Gemeenschapsmodel moet worden ingesteld binnen drie jaar nadat het ingeschreven Gemeenschapsmodel werd gepubliceerd. Dit artikel is niet van toepassing indien de persoon die geen recht heeft op het Gemeenschapsmodel te kwader trouw was op het ogenblik waarop het model werd aangevraagd of openbaar gemaakt of aan hem werd overgedragen. De rechtbank heeft deze kwade trouw vastgesteld.

7.1  De zevende grief van Markant bouwt voort op de overige grieven en richt zich tegen toewijzing van de vordering van Europlex in het algemeen. Markant zou door toewijzing onredelijk worden benadeeld, nu zij een grote investering in de overname uit de failliete boedel van Tradelink heeft gedaan en als houder van de modelrechten nog meer investeringen heeft gedaan.

8.1  Europlex heeft aangevoerd dat Markant onrechtmatig heeft gehandeld door de modelinschrijvingen te laten vervallen. Markant heeft hiertegen in gebracht dat zij dit niet bewust heeft gedaan en dat Europlex zelf heeft nagelaten actie te ondernemen teneinde de registraties in stand te houden. Dienaangaande overweegt het hof het volgende.

8.2  Het hof laat thans in het midden of Markant opzettelijk dan wel per ongeluk de rechten heeft laten verlopen. Vast staat dat Markant laatstelijk de houder van de in geding zijnde modelrechten was. Artikel 12 GmodV bepaalt dat de houder van het recht de beschermingsduur telkens met een of meer tijdvakken van vijf jaar kan laten verlengen. In de GmodV is geen ander dan de houder aangewezen om de beschermingsduur te verlengen. Het lag daarom, zoals Markant moest weten, op de weg van Markant, niet van Europlex, om voor verlenging zorg te dragen. Aangezien Europlex een procedure tegen Markant voerde aangaande deze modelrechten, was Markant jegens Europlex verplicht om voor de verlenging zorg te dragen. Nu zij dit niet heeft gedaan, terwijl de procedure betreffende deze modelrechten nog gaande was, heeft Markant jegens Europlex onrechtmatig gehandeld. Indien zij de rechten niet opzettelijk heeft laten verlopen, heeft zij door nalatigheid gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Dat Europlex niet direct bij het verlopen van de registraties een actie uit onrechtmatige daad tegen Markant is gestart, staat niet aan de vordering in de weg, nu Europlex de vordering wel binnen de verjaringstermijn heeft ingesteld.

Beslissing

-  laat Markant toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat de eerste schetsen/ontwerptekeningen van de in geding zijnde modellen flatscreenarmen door [directeur Europlex] zijn ontwikkeld;
-  laat Markant toe te bewijzen dat [directeur Tradelink] [directeur Europlex] op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen om de modellen op naam van Tradelink te laten registreren en dat [directeur Europlex] hiervoor toestemming heeft verleend;
-  bepaalt dat, indien Markant getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. S.J. Schaafsma, op vrijdag 14 oktober 2011 om 11.00 uur;

Lees het arrest hier (LJN / pdf)

IEF 10225

Tricks of the trade

Rechtbank Utrecht 21 september HA ZA 10-1860 (1-2-3 Huis B.V. tegen Ballast Nedam)

Met dank aan Paul Reeskamp, Klos Morel vos Schaap.

Stukgelopen samenwerking. Know how. Geheimhouding. 1-2-3 Huis houdt zich bezig met zogenaamde 'prefab huizen'. Ballast Nedam heeft interesse geuit en heeft geheimhoudingsverklaring ondertekend, tijdens een bezoek aan 1-2-3 Huis fabriek heeft een medewerker foto's genomen. Het aanbod van 1-2-3 Huis is afgewezen, en de gemaakte foto's gevorderd en teruggekregen. Iets later is een artikel verschenen met titel "Ballast Nedam bouwt IQ-woning" waaruit blijkt dat Ballast Nedam prefab woningen produceert onder de naam iQwoning.

Beroep op geheimhoudingsverklaring dat ziet op zowel bouwtechnische als financiële informatie wordt afgewezen, omdat

"diverse onderdelen van het prefab-systeem van 1-2-3 Huis voor derden kenbaar zijn uit openbaar toegankelijke informatie:
- de aan 1-2-3 Huis verleende octrooien,
- de door 1-2-3 Huis zelf op haar website en in kranten openbaar gemaakte informatie,
- het vanaf de openbare weg volgen van het bouwproces van 1-2-3 Huis.

Uit de octrooien en de door 1-2-3 Huis zelf openbaar gemaakte informatie zijn zowel de algemene aspecten als diverse details van het bouwconcept van 1-2-3 Huis af te leiden. De rechtbank wijst in dit verban onder meer op de door Ballast Nedam en Ballast Nedam Ontwikkeling overlegde tekst, foto's en video's van de website 1-2-3 Huis en de publicaties in de media." (r.o. 4.12)

en de vordering betreft de financiële informatie over haar bouwconcept is onvoldoende onderbouwt. Overige wanprestatie en onrechtmatige daadsvorderingen worden afgewezen. 1-2-3 Huis wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.

4.17 voor zover de verklaring van 1-2-3 Huis ter comparitie dat het Ballast Nedam Ontwikkeling met name te doen was om de 'tricks of the trade', ziet op meer dan de (vertrouwelijke) bouwtechnische en financiële informatie over het bouwconcept van 1-2-3 Huis, heeft zij onvoldoende onderbouwd welke andere informatie dit dan betreft en op basis waarvan Ballast Nedam Ontwikkeling heeft moeten begrijpen dat die 'andere informatie' ook onder de geheimhoudingsverklaring was begrepen.

Meer informatie: www.iq-woning.nl

IEF 10224

In dit 'grijze gebied'

Rechtbank Amsterdam 21 september 2011, LJN BV3653  (Talpa tegen Endemol), grosse HA ZA 10-3366

Met dank aan Paul Reeskamp & Laura van Gijn, Klos Morel Vos Schaap

Contractrecht inzake tv-formats. Samenwerking inzake beoogde productie en exploitatie van televisieformats in een aantal landen, vastgelegd in een Creative Cooperation Agreement (CCA). De samenwerking kwam niet tot stand en ter beëindiging en ontvlechting van de relatie zijn een Settlement Agreement (SA) en een IP Agreement (IPA) overeengekomen.

Er hebben pitches plaatsgevonden bij Franse omroep TF-1 omtrent het door Endemol gecreërde format "Love is Blind", gelijkend op "Dating in the Dark", waarmee het inmiddels zesvoudig uitgezonden Franse programma "L'Amour est Aveugle" overeenstemming vertoont.

Verklaring van recht wordt gegeven (r.o. 4.1-4.10). Er wordt geen auteursrechtelijk betwistingsverbod opgelegd, er bestaat geen rechtsregel die dergelijk verbod kan dragen. (r.o. 4.11). Geen exploitatieverbod, omdat vordering ruim is geformuleerd en het zo kan zijn dat een bewerking van DITD in dit 'grijze gebied' komt (4.12). Geen ongedaanmakingsbevel, noch instructie bevel aan dochters, noch rekening en verantwoording noch schadevergoeding of dwangsommen.

Proceskosten ex liquidatietarief, nu in de SA geen bepalingen staan die wijzen op voorkomen van inbreuk op auteursrechten, maar slechts vermeld dat Endemol geen recht heeft op content (formats) en dat de exploitatie zonder licentie verboden is (geen 1019h Rv)

In reconventie worden vorderingen afgewezen, aangezien de vorderingen voor 50% een auteursrechtelijke grondslag hebben en voor de rest wordt aansluiting gezocht bij IE-indicatietarieven.

5.1. Verklaart voor recht dat Endemol B.V. en/of Endemol International B.V. jegens Talpa toerekenbaar te kort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen onder de SA door te bevorderen, althans door niet te beletten, dat Endemol Frankrijk en Secret Prod ten behoeve van de Franse omroep TF-1 het programma hebben geproduceerd.

Lees het vonnis hier (LJN BV3653, schone pdf, grosse HA ZA 10-3366)