IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 10069

Spectaculairdere eigenschappen

RCC 6 juli 2011, Dossiernr. 2011/00480 (BellyAttack)

Parallelle publicatie van RB 1078. Reclamerecht met octrooirechtelijk randje, aanprijzing van infrarood tailleband onder de vermelding dat er sprake is van een octrooirechtelijk beschermde technologie.

Op de site www.bellyattack.nl en folder wordt de infrarood tailleband BellyAttack aangeprezen. Klager: er is geen wetenschappelijk bewijs dat infraroodwarmte snel laat afvallen, er is sprake van misleiding en oneerlijke reclame. Verweer met onderbouwing door middel van artikelen en medisch rapport waarin is aangetoond dat infraroodstraling zorgt voor betere verbranding tijdens workouts. Product wordt niet aan particulieren verkocht en kan alleen onder professionele begeleiding gebruikt worden. Heeft "patent" aangevraagd.

Commissie: een zekere mate van overdrijving is inherent aan reclame, in beginsel moet men wel kunnen vertrouwen op de juistheid van feitelijke mededelingen ter zake van het product. Naarmate de eigenschappen spectaculairder zijn, mogen strengere eisen worden gesteld aan de onderbouwing hiervan. Door verweerder overlegde artikelen zijn niet medisch/wetenschappelijk van aard en zijn onvoldoende gezaghebbend. Resultaten rapport kunnen ook niet onverkort worden toegepast op BellyAttack.

Concludeert dat verweerder juistheid van bestreden beweringen niet aannemelijk heeft gemaakt en geen juiste informatie over het gebruik (art. 8.2 aanhef en onder b NRC) heeft verstrekt in uitingen. Geen patent verleend op dit moment dus bewering hierover is ook onjuist (art. 8.2 aanhef en onder f NRC). Strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Adverteerder heeft ter onderbouwing van de gestelde werking en effecten van het product BellyAttack in de eerste plaats verwezen naar overgelegde “artikelen over de therapeutische werking van infrarood”. Deze ‘artikelen’ betreffen informatie over infrarood(producten) die is vermeld op de websites van de (commerciële) bedrijven Electrical body.com, Ehomatic en Nature’s Spectrum en een pagina “Infrarood Quotes Wetenschappers” zonder bronvermelding. Deze informatie kan niet worden beschouwd als medisch/wetenschappelijk van aard en is ook overigens onvoldoende gezaghebbend. Voorts kunnen de resultaten van onderzoeken naar de effecten van infrarood niet onverkort van toepassing worden geacht op het product BellyAttack. Niet is gesteld of gebleken dat de werking van infrarood bij dit specifieke product eveneens is onderzocht.

De mededeling dat de BellyAttack gebruik maakt van de gepatenteerde W.F.I.R. techniek is onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f, nu - wat er zij van de juistheid van adverteerders opmerking dat patent is aangevraagd - vaststaat dat op dit moment geen patent is verleend.

Lees de gehele uitspraak hier (link/ pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef, onder b en onder f
Lees eerdere uitspraak over soortgelijk product hier: RB 1037

IEF 10068

Well known publiekrechtelijke rechtspersoon

WIPO Arbitration and Mediation Center 28 july 2011, Zaak-/rolnummer: DNL2011-0039 (Huurcommissie tegen Diamond Point Enterprise Ltd) - Arbiter: Richard C.K. van Oerle

Domeinnaamrecht. Typo-squatting. Een publiekrechtelijke rechtspersoon.

Eiseres is de Huurcommissie, een publiekrechtelijke rechtspersoon belast met publieke taken. Verweerder heeft voorgenoemde domeinnamen <huurcomissie.nl>, geregistreerd op 1 juli 2005 en <huurcommisie.nl> 19 augustus 2004. Eiser vordert overdracht van de domeinnaam. Geen verweer gevoerd.

2.1 (a) onder II Geschillenregeling voor .nl-domeinnamen: (...) een domeinnaam identiek is aan of zodanig overeenstemt dat er verwarring kan ontstaan met een: (...) naam van een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon (...) waaronder eiser duurzaam aan het maatschappelijke verkeer deelneemt;

Verwarringwekkende overeenstemming. Slechts één letter verschil. Geen recht of legitiem belang, hoewel advertentiesite runnen op zichzelf geen niet-legitieme daad is, echter in dit geval wel. De naam van de eiseres bestaat al lang en is erg bekend. Registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

A. (...) The Domain Names are nearly identical to Complainant’s name. They differ only by a single letter which in this case does not make any relevant difference. The Domain Names are misspellings of the name and domain name of Complainant. The Panel finds that Complainant’s name on the one hand and the Domain Names that are registered and used by Respondent on the other are confusingly similar.

B. (...) The Domain Names on the other hand lead to PPC websites with, amongst others, links to commercial websites. The Panel concludes that this use by Respondent is not a legitimate use.

C. (...) Based on these facts and taking into consideration that it was not contested that the name of Complainant is longstanding and well known, the Panel deems it likely that Respondent was aware of Complainant’s name when registering the Domain Names.

Under these circumstances, the Panel concludes that the Domain Names have been registered in bad faith.

[er is overigens wel een BNL-beeldmerkregistratie, maar deze is niet ingebracht]

IEF 10067

Slechts holding-activiteiten

Rechtbank 's-Gravenhage 10 augustus 2011, HA ZA 10-636 (AM Denmark A/S tegen Bandrigde Group en Bandridge Europe)

Procesrecht. Gedwongen tussenkomst: 118 Rv. Merkenrecht. Gemeenschapsmerk (houders van) schoonmaakproducten voor toetsenborden, beeldschermen en laptops [merkrecht, red. ook als modelrecht].

Oproeping van derden in het geding staat artikel 118 Rv alleen toe als dat wettelijk vereist is of anderzins nodig is voor de goede beoordeling van het geschil tussen oorspronkelijke partijen. Bandridge Europe is niet opgeroepen ten behoeve van beoordeling van geschil met Bandrigde Group, maar om inbreukmakende handelingen te bewijzen. De ontvankelijkheid jegens Bandridge Europe volgt niet uit proceseconomische belangen.

AM heeft niet betwist dat Bandbridge Europe de beweerdelijke inbreukmakende producten verhandelt en Bandbridge Group slechts holding-activiteiten verricht. Vorderingen worden daarom afgewezen. Voorwaarden van de voorwaardelijke reconventionele eisen zijn niet vervuld. Voorwaardelijke eis in reconventie als redelijke vorm van verdediging, dus proceskostenveroordeling van AM)

Ontvankelijkheid jegens Bandridge Europe
4.1. Bandridge Europe heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat AM jegens haar niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat AM ten onrechte haar op de voet van artikel 118 Rv in het geding heeft betrokken. De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 118 Rv is de zogenoemde gedwongen tussenkomst geregeld, zonder dat daarbij echter tevens is aangegeven in welke gevallen die gedwongen tussenkomst kan worden toegelaten. Uit de Parlementaire Geschiedenis kan worden afgeleid dat het om zaken zou moeten gaan waarbij drie partijen belangen hebben waarover tezamen zal moeten worden beslist. De Hoge Raad heeft in een tweetal zaken waarbij het ging over welk erf een noodweg diende te worden aangelegd voor enige verruiming gekozen.1 Geoordeeld werd dat het niet tot niet-ontvankelijk verklaring leidt als niet alle eigenaren van andereaanmerking komende erven in het geding waren betrokken, maar dat daarvoor de weg van gedwongen oproeping op de voet van 118 Rv (12a Rv oud) kan worden gebruikt.

4.2. Het voorgaande overziende staat artikel 118 Rv oproeping van derden in het geding alleen toe als dat wettelijk vereist is of anderszins nodig is voor de goede beoordeling van het geschil tussen de oorspronkelijke partijen in het geding. Daarvan is in dit geval geen sprake. Anders dan een geschil over op welk erf een eventuele noodweg moet komen, kan het geschil tussen AM en Bandridge Group probleemloos worden beoordeeld zonder dat Bandridge Europe partij is. Dit geldt eens te meer nu AM niet de stelling van Bandridge heeft betwist dat het Bandridge Europe is die de beweerdelijk inbreukmakende producten verhandelt en Bandridge Group slechts holding-activiteiten verricht conform de bedrijfsomschrijving opgenomen in het handelsregister, zodat de vordering jegens Bandridge Group voor afwijzing gereed ligt, zoals hierna zal worden overwogen.

4.4. Het betoog van AM dat een gezamenlijke behandeling in het belang is van de proceseconomie, kan niet leiden tot een andere conclusie. Dat belang acht de rechtbank als hiervoor overwogen op zichzelf onvoldoende voor gedwongen oproeping van een derde conform 118 Rv. Bovendien had AM net zo goed een afzonderlijke zaak aanhangig kunnen maken tegen Bandridge Europe en voeging met de zaak tegen Bandridge Group kunnen vorderen.

Inbreukmakend handelen Bandridge Group
4.5. AM heeft de stelling van Bandridge niet betwist dat het Bandridge Europe is die de beweerdelijk inbreukmakende producten verhandelt en Bandridge Group slechts holding-activiteiten verricht conform de bedrijfsomschrijving opgenomen in het handelsregister. Dit betekent dat, zelfs als de door Bandridge Europe verhandelde schermreinigers inbreuk zouden maken op enig intellectueel eigendomsrecht van AM, niet valt aan te nemen dat er Bandridge Group inbreukmakende handelingen heeft verricht danwel er een reële dreiging van inbreuk door Bandridge Group bestaat. Zodoende moeten de vorderingen jegens Bandridge Group worden afgewezen.

IEF 10066

Ten overvloede

Rechtbank 's-Gravenhage 10 augustus 2011, HA ZA 10-3583 (Welvaarts Weegsystemen B.V. tegen D-Tec B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Peter Claassen en Eliëtte Vaal, AKD en Hein van den Heuvel, Patentwerk.

In navolging van IEF 9674 waarin Welvaarts bewijsopdracht kreeg om ontvankelijkheid/proceso. Octrooirecht. EP 0 744 598 voor een weeginrichting. Grondslag is indirecte inbreuk op het octrooi door levering aan D-Tec van een rubberen blok dat D-Tec in haar weeginrichting gebruikt. Procesvolmacht is niet alsnog verleend, dus niet-ontvankelijke partij. 

Echter partijen hebben uitdrukkelijk verzocht om een obiter dictum (ten overvloede een inhoudelijke beoordeling geven over de gestelde inbreuk en nietigheid): D-Tec zou inbreuk maken op conclusie 1 van octrooi, waarin veerkrachtig verbindingsstuk is opgesloten tussen stijve elementen dat krachten worden overgedragen. Kersten zou een geslaagd beroep op rechtsverwerking hebben kunnen bewijzen, vanwege een verklaring van Welvaarts dat hij vervaardiging en verhandeling van het rubberen blok niet als inbreukmakend beschouwt.

Welvaarts wordt tweemaal veroordeelt in de proceskosten in conventie en in reconventie.

Grondslag vordering 3.2. Aan haar vorderingen legt Welvaarts ten grondslag dat D-Tec een weeginrichting verhandelt die valt onder de beschermingsomvang van het Octrooi. Kersten zou volgens Welvaarts indirect inbreuk maken op het Octrooi door levering aan D-Tec van een rubberen blok dat D-Tec in haar weeginrichting gebruikt als verbindingsstuk in de zin van conclusie 1 van het Octrooi.

Procesvolmacht 4.5. D-tec en Kersten hebben terecht opgemerkt dat Welvaarts niet heeft gesteld dat de heer Welvaarts haar na het pleidooi alsnog een “procesvolmacht” heeft verleend. Mede gele op het feit dat de akte na pleidooi nu juist was bedoeld om helderheid te scheppen over de “procesvolmacht”, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat Welvaarts dat wel heeft bedoeld te stellen. Daarom kan in het midden blijven of Welvaarts op die manier de niet-ontvankelijkheid had kunnen repareren.

Obiter dictum 4.11. Uit het verleningsdossier blijkt ook dat de examiner van oordeel was dat de uitvinding van Welvaarts zich wel onderscheidt van Lockery doordat bij de weeginrichting volgens het Octrooi het veerkrachtige verbindingsstuk is opgesloten tussen stijve elementen, en wel zodanig dat eventuele in een van de verticaal neerwaartse richting afwijkende richting aangebrachte krachten op de drukkrachtindicator zullen worden overgedragen via het opgesloten veerkrachtige verbindingsstuk. Bij Lockery zijn de veerkrachtige verbindingstukken (25) niet zodanig opgesloten tussen stijve elementen dat daardoor de bedoelde krachten kunnen worden overgedragen. Uit het verleningdossier blijkt dat dat de reden is geweest voor de aanvulling van de conclusie met het thans kenmerkende deel. Die verleningsgeschiedenis zegt echter niets over de uitleg van het kenmerk “een met de drukkracht-indicator verbonden stijf element”, laat staan dat daaruit de door D-tec en Kersten voorgestane beperkte uitleg van dat kenmerk zou volgen.

4.12. Uit het voorgaande zou zijn gevolgd dat D-Tec inbreuk zou maken op conclusie 1 van het Octrooi. Daarmee zou ook inbreuk op conclusie 2 zijn komen vast te staan nu D-Tec en Kersten daartegen geen afzonderlijk verweer hebben gevoerd.

Inbreuk Kersten 4.13. Wat betreft de positie van Kersten overweegt de rechtbank, eveneens ten overvloede, dat het beroep van Kersten op rechtsverwerking zou slagen indien Kersten de juistheid zou bewijzen van haar stelling dat de directeur van Welvaarts tijdens een bespreking op 23 juni 2008 uitdrukkelijk heeft verklaard dat Welvaarts de vervaardiging en verhandeling door Kersten van het rubberen blok niet als inbreukmakend beschouwt. Welvaarts heeft namelijk niet bestreden dat Kersten op grond van die gestelde verklaring er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Welvaarts het Octrooi niet meer tegen haar zou inroepen. Op dit moment staat niet vast dat de directeur de gestelde verklaring daadwerkelijk heeft geuit omdat Welvaarts dat uitdrukkelijk betwist en er geen stukken bestaan die de gestelde mondelinge verklaring kunnen onderbouwen. Indien Welvaarts ontvankelijk zou zijn in haar vorderingen, zou Kersten dus zijn opgedragen de gestelde verklaring te bewijzen.

Meer ten overvloede 4.18. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.6 overweegt de rechtbank ten overvloede dat de vordering niet zou zijn toegewezen indien die op inhoudelijke gronden zou zijn beoordeeld. Het betoog van Kersten dat het Octrooi moet worden vernietigd vanwege niet-nawerkbaarheid, zou om de navolgende redenen zijn verworpen.

4.19. Kersten heeft in dit verband slechts aangevoerd dat het Octrooi niet-nawerkbaar is omdat een beschrijving ontbreekt van de eigenschappen waaraan het in conclusie 1 bedoelde verbindingsstuk (connecting piece) moet voldoen. De belangrijkste eigenschap van het verbindingsstuk staat echter al in de conclusie, te weten dat het verbindingsstuk bestaat uit veerkrachtig materiaal. Daarnaast maakt de beschrijving duidelijk welke functies hetverbindingsstuk heeft, namelijk het doorleiden van niet zuiver vertikaal werkende krachten naar de drukkrachtindicator (kolom 1, regels 38-40) en het dempen van die krachten tijdens transport (kolom 1, regels 49-54). Bovendien wordt in de beschrijving uiteengezet waaruit het materiaal van het verbindingsstuk zou kunnen bestaan (kolom 3, regels 35-36) en waar het moet worden aangebracht (kolom 2 regels 50-54).

4.20. Aangenomen moet worden dat de gemiddelde vakman op basis van de hiervoor genoemde informatie uit het octrooischrift in staat zal zijn om de in het Octrooi geclaimde uitvinding zonder onevenredige inspanning toe te passen. Er is dus niet voldaan aan de voorwaarden voor nietigverklaring van het Octrooi op grond van artikel 138 lid 1 sub b EOV en artikel 75 lid 1 sub b Rijksoctrooiwet 1995. Welvaarts heeft gedetailleerd uiteengezet dat de gemiddelde vakman uitgaande van zijn algemene vakkennis in staat zal zijn om een verbindingsstuk te maken dat voldoende veerkrachtig is om de in het octrooischrift genoemde functies te vervullen. Die uiteenzetting heeft Kersten niet steekhoudend weersproken. Kersten heeft slechts aangevoerd dat Welvaarts zelf zou hebben gesteld dat een van de in het octrooischrift genoemde functies, te weten het doorgeleiden van niet zuiver vertikaal werkende krachten, in de praktijk geen rol speelt. De rechtbank begrijpt dat Kersten daarmee heeft bedoeld te betogen dat de gemiddelde vakman zou inzien dat de in het octrooischrift opgenomen informatie over de functies van het verbindingsstuk gedeeltelijk onjuist is en dat het octrooischrift afgezien van die onjuiste informatie de vakman onvoldoende richting geeft over de eisen waaraan het verbindingsstuk moet voldoen. Dat betoog moet worden verworpen omdat niet is komen vast te staan dat de informatie over de functies onjuist is, laat staan dat de vakman dat zou inzien. Integendeel, beide partijen gaan uit van de juistheid van die informatie. Anders dan Kersten heeft gesuggereerd, heeft Welvaarts zowel in haar dagvaarding als in haar pleitnota uitdrukkelijk gesteld dat een inrichting volgens het Octrooi de in het octrooischrift genoemde functies, waaronder de doorgeleiding van niet zuiver vertikaal werkende krachten, heeft (dagvaarding, paragraaf 14 en pleitnota, paragraaf 29). Ook Kersten zelf heeft, bij monde van haar octrooigemachtigde, bij pleidooi desgevraagd erkend dat het verbindingsstuk niet zuiver vertikaal werkende krachten zal doorgeleiden naar de drukkrachtindicator.

IEF 10065

Personalia: Tineke Westerhuis

Persbericht Nieuwe merkengemachtigde bij Zacco

Sinds 1 augustus j.l. is Tineke Westerhuis werkzaam bij Zacco als Benelux- en Europees Merken- en modellengemachtigde.

Hiervoor heeft Tineke ruim 20 jaar ervaring in Intellectuele Eigendom opgedaan bij andere merkenbureaus en als bedrijfsjurist bij diverse internationale bedrijven.

Tineke is gespecialiseerd in merken en modellen (o.a. onderzoek, registratie, conflictbehandeling en –bemiddeling, opposities en strategische advisering), maar heeft ook brede kennis op het gebied van handelsnamen, auteursrecht en domeinnamen. Daarnaast heeft zij ruime ervaring met het opstellen en beoordelen van licentie- en andere contracten op het gebied van de Intellectuele Eigendom en het beheren van grote internationale merkenportefeuilles.

Tineke studeerde Nederlands recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en is in 1988 afgestudeerd. Zij is lid van de Benelux Vereniging voor Merken- en Modellenrecht (BMM) en erkend BMM Merkengemachtigde. Tineke is werkzaam bij ons kantoor Amsterdam.

Klik hier voor de contactgegevens en CV van Tineke.

IEF 10064

Elektronische marktplaatsen niet meer neutraal

M. Driessen Elektronische marktplaatsen niet meer neutraal, FD 11 augustus 2011

Met dank aan Marjolein Driessen, Legaltree

Uitspraak van Europese Hof van Justitie is verrassend en heeft verstrekkende consequenties, misschien zelfs voor Google

Elektronische marktplaatsen zoals eBay kunnen vanaf nu aansprakelijk worden gesteld als op hun platforms inbreuk makende artikelen door derden worden aangeboden en verkocht. Ze zijn dus naast de commerciële aanbieders zelf ook aansprakelijk. Dat heeft de hoogste rechter, het Europese Hof van Justitie, onlangs geoordeeld in een procedure die door cosmeticaproducent L’Oréal werd aangespannen tegen veilingsite eBay. Een verrassende uitspraak [IEF 9932 en 9961].

De talloze elektronische marktplaatsen— zoals de bekende eBay, Marktplaats en Speurders.nl, maar ook minder bekende als Woonwinkelplaats.nl, Kindermarkt. nu en Marktkrantje.nl — werden tot voor kort slechts gezien als neutrale tussenpersonen. In deze functie slaan ze — op verzoek van afnemers—content zoals advertenties op en geven die weer op hun site en kunnen ze een beroep doen op uitsluiting van aansprakelijkheid op basis van de Europese ‘E-commerce Richtlijn’.

Alleen in sommige gevallen is aansprakelijkheid niet uitgesloten. Namelijk als (1) de tussenpersoon weet dat de opgeslagen content onwettig is en bijvoorbeeld merkinbreuk oplevert en hij die content niet prompt verwijdert of de toegang daartoe onmogelijk maakt, en/of (2) als die tussenpersoon een actievere rol vervult dan het slechts automatisch en ongewijzigd plaatsen van de opgeslagen content op de site.

Van elektronische marktplaatsen werd daarom altijd aangenomen dat ze neutraal waren en dus uitgesloten van aansprakelijkheid.

Op 12 juli oordeelde het Europese Hof van Justitie echter anders: elektronische marktplaatsen kúnnen aansprakelijk zijn voor de verkoop van inbreuk makende producten via hun website. Een elektronische marktplaats neemt volgens het hof géén neutrale positie in tussen de verkopers en (potentiële) kopers als hij de verkoopaanbiedingen die worden gedaan via de website optimaliseert of bevordert. EBay lijkt dat te doen.

Zo heeft eBay AdWords bij Google ingekocht, zoals ‘L’Oréal’, die zij koppelt aan advertenties voor L’Oréal-producten die via haar site worden aangeboden, om zodoende meer bezoekers op zijn websites te genereren. EBay helpt verkopers bovendien desgewenst hun aanbod te optimaliseren, de verkoop te bevorderen en online winkels op te zetten. Daardoor heeft zij kennis van of controle gekregen over de gegevens betreffende die aanbiedingen en lijkt zij een actieve rol in het verkoopproces te vervullen. Of dat inderdaad zo is, is nu aan de Engelse rechter, die de kwestie heeft voorgelegd aan het Europese Hof, om te beoordelen. Ook in het licht van de vorig jaar verschenen arresten van het Europese Hof inzake Google’s Ad- Words is deze uitspraak opmerkelijk.

Google biedt adverteerders tegen betaling AdWords aan, die bijvoorbeeld bestaan uit het merk van een concurrent. Google doet daarbij — op eigen initiatief — suggesties bij de selectie van die AdWords. Meerdere partijen, waaronder het Franse modehuis Louis Vuitton, startten een procedure tegen Google. Als een internetgebruiker op bijvoorbeeld Louis Vuitton zocht, kwam hij onder meer terecht bij gesponsorde links van aanbieders van namaakartikelen. Volgens het hof maakt Google zelf geen merkinbreuk en kan zij niet aansprakelijk worden gesteld. Google zou namelijk wel een neutrale rol spelen. Dat Google suggesties doet die kunnen bestaan uit het merk van de concurrent, en helpt bijde selectie van Ad- Words, verandert daar niets aan. Het is echter de vraag of de rol van Google zo veel neutraler is dan die van eBay.

Hoe kunnen elektronische marktplaatsen trachten te voorkomen dat ze aansprakelijk worden gesteld? Door in de eerste plaats de advertenties van inbreukmakende producten zo snel mogelijk te verwijderen wanneer bekend is geworden dat het om inbreuk gaat. Daarnaast is het raadzaam vooral geen al te actieve rol in te nemen bij het opstellen van de advertenties en het vestigen van de aandacht op deze advertenties, bijvoorbeeld door gebruik te maken van AdWords die bestaan uit —andermans — merknamen.

Bovendien is het opstellen van een protocol voor de handelwijze als er inbreuk wordt gemeld of vermoed, geen overbodige luxe. De grote, bekende marktplaatsen hebben een dergelijk protocol al, maar voor het merendeel van de kleinere spelers is hier nog wel een rol weggelegd.

De consequenties van deze uitspraak van het hof kunnen verstrekkend zijn. Als elektronische marktplaats is het verstandig hierop te anticiperen en maatregelen te nemen die de kans op aansprakelijkheid verminderen.

IEF 10062

Tussen de bedrijven door

Rechtbank Dordrecht 20 april 2011, HA ZA 08-2320 (Interlink Consultants V.O.F. tegen h.o.d.n. RDK Products) en Rechtbank Dordrecht 31 maart 2010, HA ZA 08-2320 (Interlink Consultants V.O.F. tegen h.o.d.n. RDK Products)

Als randvermelding. In navolging van IEF 5911. Stukgelopen samenwerking. Overeenkomst van (nadere) opdracht.

RDK en Interlink beogen samen te werken inzake de bouw van een (instap)website voor het aanbieden van kozijnen en LED verlichting. RDK Products is groothandel in o.a. kunststof/houten/aluminium ramen, deuren en serres en Interlink adviseert o.a. grafische ontwerpen. Later, zo stelt Interlink, wordt opdracht gegeven uitgebreid systeem te bouwen met voorraadadministratie, offerte en factuursysteem. Vonnis 31 maart 2010: Interlink doet aanbod tot bewijzen van de gestelde overeenstemming en redelijkheid van de in rekening gebrachte uren en kosten. Vonnis 20 april 2011: Interlink bewijst niet dat de werkzaamheden als vervolg op de opdracht voor een instapwebsite zijn verricht. Vorderingen worden over en weer afgewezen.

 

31 maart 2010 4.1. Anders dan Interlink heeft gesteld, kunnen de door Interlink verrichte werkzaamheden niet worden aangemerkt als op mondelinge overeenkomsten van opdracht  gebaseerde uitvoeringshandelingen waardoor - naar de Rechtbank begrijpt - overeenkomsten van opdracht zouden zijn geconstitueerd. Uit de desbetreffende e-mailberichten volgt niet dat [RDK] aan Interlink opdracht heeft gegeven om een uitgebreid systeem te bouwen rond RDK  Products met als doelen: nieuwe website, voorraadadministratie, het uitbrengen van offertes en facturen, etc., zoals Interlink stelt. (...)
Niet goed duidelijk is ook waarom Interlink de door haar voorgeschoten geldbedragen, althans verrichte betalingen kwalificeert als opdracht. In het licht van art. 7:400 lid 1 BW is daarvan geen sprake. Veeleer zou sprak kunnen zijn van een overeenkomt van geldlening, of een samenwerkingsovereenkomst. Daarop is de vordering evenwel - naar velen malen met nadruk word aangevoerd - niet gestoeld.

20 april 2011 2.15. Interlink, gelijk ook [RDK], maakt een onderscheid tussen het bouwen van een (nieuwe) website en het toevoegen van content aan een bestaande website. (...) [RDK] heeft onbetwist aangevoerd dat Interlink omstreeks april 2007 tekst en foto's op de website heeft geplaatst met de mededeling dat ze dat "Tussen de bedrijven door zou verzorgen".

2.16. Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de getuigenverklaringen en de door Interlink nader in het geding gebrachte stukken niet bewijzen dat werkzaamheden die Interlink volgenns de betreffende factuur heeft verricht, zijn geschied ter uitvoering van de door Interlink gestelde nadere overeenkomst van opdracht, als vervolg op de opdracht voor een instapwebsite.

Lees het vonnis van 31 maart 2010 hier en vonnis 20 april 2011 hier.

IEF 10063

Problem-solution approach

Rechtbank 's-Gravenhage 10 augustus 2011, HA ZA 10-3234 (Vermop Salmon GmbH tegen Newell Rubbermaid en HA ZA 10-3674 (Newell Rubbermaid tegen Vermop Salmon GmbH)

Met dank aan Rutger Kleemans, Freshfields.

In navolging van eerdere Rubbermaid-uitspraken (hier). Octrooirecht. EP 0 757 903 B1 Mophouder alsmede mopbekleding hiervoor. Voor de professionele markt biedt Rubbermaid een dweilsysteem voor het verwijderen van vocht en stof aan, het complete Hygen-systeem bestaat uit o.a. wagentje, emmers en diverse mophouders en hoezen.

In april 2010 werd in Amsterdam RAI dit systeem onder de aandacht gebracht bij potentiële klanten, er is door Vzr. Rechtbank Amsterdam op 27 april 2010 verlof verleend tot het leggen van een conservatoir beslag tot afgifte ex 70 lid 7 ROW jo. 730 Rv op mophoezen van het Hygen-systeem. Op 14 juli 2010 heeft Vrz. overwogen dat er uit moet worden gegaan dat er een serieuze niet te verwaarlozen kans bestaat dat de bodemrechter conclusies 13-15 nietig zal verklaren en beveeld opheffing.

Vorderingen in zaak 10-3234 inbreukverbod met nevenvorderingen schadevergoeding of winstafbracht en volledige proceskostenveroordeling 1019h Rv en in zaak 10-3674 vernietiging Nederlandse deel van het Octrooi en proceskostenveroordeling 1019h Rv.

In de zaak 10-3234: Vorderingen worden afgewezen in conventie, in reconventie worden conclusies 13, 14 en 15 van het octrooi vernietigd en in zaak 10-3674: In conventie worden conclusies 13, 14 en 15 van het octrooi vernietigd. In reconventie: afwijzing van de vorderingen,. Twee maal wordt Vermop Salmon in proceskosten ex 1019h Rv veroordeeld.

Geldigheid conclusie 13
4.5. Het voorgaande brengt met zich dat als figuur 15 een tweetal zakken openbaart de gemiddelde vakman dit niet los zal zien van de uitsparingen 15 en 15'. Zodoende is er sprake van een zogenaamde "intermediate generalisation"7 als Vermop Salmon in gewijzigde conclusie 12 bescherming verlangt van een mophoes zonder uitsparingen maar met niettemin een tweevoud aan zakken. Dit levert verboden toegevoegde materie op. Reeds op die grond moet deze conclusie voor nietig worden gehouden. De vragen of de materie neergelegd in deze conclusie nieuw en inventief is, zoals Newell Rubbermaid gemotiveerd hebben bestreden, kunnen bij die stand van zaken in het midden blijven.

Geldigheid conclusie 14
4.13. De mophoes van Strauss is - anders dan Vermop Salmon heeft betoogd - tevens geschikt om te worden ingestoken wanneer deze op de bodem is uitgespreid. Uitgaande van de hiervoor reeds aangenomen geschiktheid voor een over de langsas scharnierende mophouder, is de mophoes van Strauss tevens geschikt "voor het invoeren van de randdelen aan de langszijde van de klapvleugels" om op zo een mophouder te worden aangebracht. "wanneer deze vlak op een bodem is uitgespreid". Ook deze kenmerken kunnen derhalve geen verschil ten opzicht van de stand van de techniek brengen en dienen bij de formulering van het objectieve technische probleem buiten beschouwing te blijven.

4.14. Zodoende blijft als verschil tusen conclusie 14 en de mophoes van Strauss over dat er is voorzien in uitsparingen (15, 15') van de langsranden in de zone van de steelhouder aan het scharnierplaatdeel. Het technische effect van de uitsparingen (15, 15') is dat de mophoes toepasbaar is op een mophouder, die omkeerbaar is en waarbij de steel niet aan een rand maar in het midden van de mophouder zit. Als objectief probleem kan dan worden geformuleerd dat de mophoes van Strauss geschikt wordt gemaakt voor een omkeerbare mophouder waarbij de steel in het midden zit. Zo de gemiddelde vakman ter oplossing van dat prrobleem al niet op grond van zijn algemene vakkennis zou worden gebracht tot de nogal triviale maatregel om uitsparingen voor die steel te maken in de mophoes, dan zou zij stuitn op S Patent 4,114,223 van 19 september 1978 ("Buchanan"), waaruit die kennis rechtstreeks en zonder enige inventieve denkarbeid kan worden afgeleid. Dit document zieet op een mophoes voor een omkeerbare mophouder met aan twee zijden "cleaning surfaces" (...)

4.15 Daarmee is de mophoes van conclusie 14 niet inventief te achten en om die reden nietig.

Geldigheid conclusie 15
4.16.  Wederom zal de rechtbank dde PSA [Problem-Solution Approach] toepassen, al is de geschiktheid daarvan in dee zaak bestreden door Newell Rubbermaid, aangezien deze conclusie ook aldus beschouwd inventiviteit ontbeert.

4.18. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat conclusies 13, 14 en 15 van het Octrooi nietig zijn. Zodoende moeten de vorderingen van Vermop Salmon daarop gebaseerd worden afgewezen en kan in het midden blijven of de mophoes van Newell Rubbermaid voldoent aan die conclusies. Dit geldt ook voor de in zaak 10-3674 gevorderde verklaring voor recht.

Lees de uitspraak hier (pdf / schone pdf)

IEF 10061

Niet mooier en taalkundig beter

Kantonrechter Rechtbank Arnhem 29 juli 2011, LJN BR4539 (Proximedia Nederland B.V. tegen huurder)

Als randvermelding. Domeinnaam en ontwerp van website. Overeenkomst van verhuur van computerapparatuur en ICT-dienstverlening, zoals ook domeinnaamregistratie en ontwerp van een website. [Huurder]  heeft twee ontwerpen afgekeurd vanwege (taal)fouten en heeft foto- en tekstmateriaal teruggevraagd om het te kunnen aanpassen, waarna door Proximedia niets is meer vernomen.

Omdat [Huurder] ontevreden is over de geleverde websiteontwerpen en stopt deze de betalingen. Proximedia is niet toerekenbaar tekort gekomen en dus kan geen opschorting van betaling plaatsvinden. Vordering is toewijsbaar. De twee ICT-rechtsvragen (zie IT 461) worden ontkennend beantwoord: Is er sprake van een kernbeding inzake vervroegde contractbreuk en de daarbij behorende ontbindingsvergoeding? Is de forfaitaire vergoeding bij vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst onredelijk bezwarend?

4.4.  Proximedia erkent dat het eerste ontwerp door [huurder] is afgekeurd. Zij heeft echter stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij niet op 20 februari 2008, maar reeds op 20 februari 2007 een tweede ontwerp aan [huurder] heeft voorgelegd. Daarover hebben partijen ook contact gehad. [huurder] had bezwaar tegen dit ontwerp omdat er (taal)fouten in staan. Naar aanleiding van het overleg heeft [huurder] het foto- en tekstmateriaal teruggevraagd en -gekregen om het te kunnen aanpassen. Daarop is geen vervolg meer gekomen. Niet gesteld of gebleken is dat [huurder] nadien nog nieuw materiaal heeft aangeleverd. Nu niet is weersproken dat hij zelf de teksten zou aanpassen, komt het voor zijn rekening dat de website niet mooier en taalkundig beter is geworden. [huurder] kan Proximedia niet verwijten dat zij haar verplichtingen niet is nagekomen, omdat aan zijn zijde sprake is van schuldeisersverzuim. Daar komt nog bij dat hij Proximedia niet om aanpassing van de website heeft gevraagd of in gebreke gesteld, zodat Proximedia ook daardoor niet in verzuim is geraakt.

4.5.  Het voorgaande betekent dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Proximedia. De reconventionele vordering van [huurder] die daarop is gebaseerd wordt daarom afgewezen.

4.6.  Uit het voorgaande volgt dat [huurder] geen beroep kan doen op opschorting van zijn betalingsverplichting. Hij is daarom verplicht de maandelijkse termijnen te betalen, zodat gevorderde hoofdsom tot een bedrag van € 2.614,43 toewijsbaar is.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10060

Ik vind RAW leuk

Vrz. Rechtbank 9 augustus 2011, KG ZA 11/848 (G-Star Raw CV en Facton Ltd tegen C&A Nederland C.V. en Wehkamp B.V.) 

Met dank aan Laura Fresco en Joris van Manen, Hoyng Monegier LLP en Christien Wildeman en Alfred Meijboom, Kennedy Van der Laan.

Merkenrecht. Kleding RAW, DIGGIN'RAW en DigginRAW. Marktonderzoek.

In eerder vonnis van Haagse voorzieningenrechter werd geoordeeld dat C&A en Wehkamp kleding voorzien van het teken “D STR” niet meer te koop mochten aanbieden, omdat daarmee (artikel 9 lid 1 GMV jo. artikel 2.20 lid lid 1 BVIE) “sub c”-inbreuk wordt gemaakt op de bekende G-STAR merken van G-Star (IEF 9888).
 
In dit vonnis wordt door de voorzieningenrechter inbreuk op basis van “sub a” en “sub b” toegewezen. Het gebruik van het teken RAW, al dan niet in combinatie met andere elementen zoals RAW-DNM en D/925/RAW is volgens de rechter gelijk aan het RAW merk van G-Star en wordt gebruikt voor dezelfde waren, namelijk kleding. Dat levert “sub a” inbreuk op. Ten aanzien van de tekens  DIGGIN’RAW en DigginRaw is er volgens de voorzieningenrechter sprake van verwarringsgevaar met de RAW merken van G-Star en dus inbreuk in de zin van “sub b”. De rechter merkt daarbij nog op dat het merk RAW van G-Star onderscheidend vermogen van huis uit heeft voor kleding (r.o. 4.5).
 
Stakingsvorderingen worden toegewezen en wordt bevolen dat C&A Nederland schriftelijk opgave moet doen, gecertificeerd door een registeraccountant, van hetgeen haar bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de inbreukmakende kleding. Ook moet aan afnemers in de gehele Europese Unie een brief gestuurd worden om de aanwezige voorraad inbreukmakende kleding te retourneren aan C&A Nederland.
 
Dwangsommen van EUR 10.000 per dag of EUR 1.000 per kledingstuk betalen tot een maximum van EUR 1.000.000. En proceskostenveroordeling gedaagden €79.341,78.

4.5. Daarenboven is het ingeroepen merk voor de waren kleding (in het algemeen, dus niet enkel onbewerkte jeans) naar voorlopig oordeel niet beschrijvend en heeft het van huis uit onderscheidend vermogen. G-Star heeft overlegt een verslag van een onder leiding van een kantoorgenoot van haar raadsman uitgevoerd onderzoek onder 458 respondenten naar de bekendheid van het Gemeenschapsmerk. Volgens dit verslag zou bij de confrontatie met het teken RAW en gevraagd waaraan zij dachten circa 30% van de respondenten de naam G-Star of GapStar (de rechtsvoorganger van G-Star Raw) zijn genoemd. (...) Voorhands kan in ieder geval mede op grond van de marktonderzoeken naar de bekendheid van het RAW merk worden aangenomen dat het publiek in staat is aan de hand van de aanduiding RAW de kleding van G-Star te onderscheiden van die van andere ondernemingen en dat het merk RAW dus onderscheidend vermogen heeft.

4.12. Op grond van het hiervoor overwogene oordeelt de voorzieningenrechter voorhands dat ten aanzien van de Dissident kleding voorzien van het teken RAW sprake is van merkinbreuk 'sub a', zodat voor die kleding op die grond een inbreukverbod toewijsbaar is.

4.13. Met betrekking tot de DigginRaw kleding acht de voorzieningenrechter voorhands aannemelijk dat de gemiddelde consument niet enkel het teken RAW zal opvatten als aanduiding van de herkomst van de waren, maar dat hij daarin steeds mede het teken "DIGGIN" zal betrekken. De kleding toont immers geen gebruik van RAW zonder DIGGIN. De verschillen tussen deze (combinatie van) tekens en de ingeroepen merken zijn meer dan onbeduidend. Er is daarom geen sprake van een gelijk teken zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a GMVo c.q. artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE, zodat het gevorderde ten aanzien van de DigginRaw kleding niet op die grondslag voor toewijzing in aanmerking komt.

4.15. Daarenboven, zelfs al zouden de DigginRaw tekens als versiering moeten worden beschouwd, dan neemt dat nog niet weg dat deze tekens zodanig kunnne overeenstemmen met het RAW merk dat het relevante publiek de waren opvat als afkomstig van G-Star of van een met G-Star economisch verbonden onderneming, niettegenstaande het mogelijk ook decoratieve karakter van het gebruik van de tekens (vergelijk HvJEG 10 april 2008, LJN BL3906 inzake Adidas AG/Marca Mode c.s. overweging 34). Zoals hierna zal worden overwogen doet dat zich in het onderhavige geval voor.

Inbreuk 'sub b'
4.16. Maatstaf voor het bij 'sub b' vereiste verwarringsgevaar is of het merk zoals ingeschreven en de door C&A gebruikte tekens op haar kleding als weergegeven onder 2.8 globaal beoordeeld een zodanige gelijkenis vertonen dat daardoor verwarring kan ontstaan bij het publiek ten aanzien van de herkomst van de kleding, dan wel dat er indirect verwarringsgevaar kan ontstaan, doordat de indruk wordt gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen G-Star en C&A. De globale beoordeling van het verwarringsgevaar dient, wat de visuele, auditieve of begripsmatige gelijkenissen tussen de merken betreft, te berusten op de totaalindruk die door teken en merken worden opgeroepen, waarbij in het bijzonder tekening dient te worden gehouden met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. Daarbij geldt dat naarmate de soortgelijkheid van de waren waarvoor het merk is ingeschreven en de waren die onder het teken worden aangeboden groter is, er eerder sprake is van overeenstemming tussen merk en teken. Voorts neemt het gevaar voor verwarring toe naarmate de onderscheidende kracht van het merk groter is.

4.25. De voorzieningenrechter oordeelt op grond van dat alles voorhands dat C&A door het gebruik van de tekens DigginRaw, DIGGIN'RAW en Diggin Raw voor waren waarvoor het merk is ingeschreven inbreuk maakt op het merk RAW van G-Star als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b GMVo en artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE.

Lees het vonnis hier (pdf / schone pdf)