IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 9607

VOI©E, 'CBO-Keurmerk', 29 maart 2011, www.voice.nl

CBO-Keurmerk sneller dan wetsvoorstel

Onder nr. 1223409 (kleur) en 1223410 zijn de CBO-keurmerken geregistreerd van VOI©E.

VOI©E gaat ervan uit dat in 2011 alle collectieve beheersorganisaties voor auteursrecht en naburige rechten (CBO’s) die lid zijn van VOI©E aan de CBO-Keurmerkcriteria zullen voldoen.

Het Keurmerkinstituut is de onafhankelijke certificerende instelling voor het CBO-Keurmerk. De eerste audits zullen in het najaar van 2011 worden verricht op basis van de jaarrekeningen van 2010. Na verlening van het keurmerk wordt jaarlijks door een onafhankelijke auditor getoetst of de CBO aan de criteria blijft voldoen.

Lees meer hier (link o.a. Keurmerkcriteria) en hier

IEF 9606

Gerecht EU 12/13/14 april T-466/08, T-98/09, T-28/10, T-209/09

Gerecht EU 14 april 2011, zaak T-466/08 (Lancôme parfums en beauté & Cie tegen OHIM/BHIM) - link

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ACNO FOCUS. Ouder nationaal woordmerk FOCUS. Relatieve weigeringsgrond, verwarringsgevaar, gelijkenis van merken Acno licht dicht bij Acne, gezinspeeld op kenmerken van de goederen, behandeling van Acne. Artikel 8 lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 [thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009] – Normaal gebruik van ouder merk – Artikel 43, leden 2 en 3, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 42, leden 2 en 3, van verordening nr. 207/2009). Verwarringsgevaar bevestigd.

 

Gerecht EU 13 april 2011, zaak T-209/09 (Alder Capital Ltd. tegen OHIM/BHIM) - link en IPKat
met dank aan Marlou van de Braak, Hoyng Monegier LLP

Gemeenschapsrecht. Onregelmatigheid in procedures. ALDER Capital en ouder Benelux woordmerk HALDER en HALDER Investments en ouder internationaal woordmerk HALDER. Relatieve weigeringsgronden, verwarringsgevaar )art. 8 lid 1 onder b en 53 lid 1 onder a Vo. 207/2009) / normaal merkgebruik art. 15 Vo. 207/2009))

Interessant: krantenartikelen kunnen als bewijs dienen, dat deze zijn geschreven door een journalist maakt ze niet minderwaardig voor het bewijs, HALDER is niet alleen handelsnaamgebruik, maar ook teken voor subcategoriën, OHIM/BHIM kan niet oordelen over de vraag of er overeenstemming met fiscale regelgeving is. Afwezigheid van juiste licenties is geen voorwaarde voor "normaal gebruik" of "te goeder trouw"

 

Gerecht EU 13 april 2011, zaak T-98/09 (Tubesca tegen OHIM/BHIM) - link

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure. Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk T TUMESA TUBOS DEL MEDITERRANE S.A. Nationale en internationale verbale oudere merken TUBESCA. Relatieve weigeringsgrond, afwezigheid van verwarringsgevaar. Art. 8 lid 1 onder b Vo. 40/94 (nu Vo. 207/2009). Lage overeenkomst, visueel noch fonetisch, tussen goederen en diensten. Hoge attentiegraad door relevante publiek, het prinipe van interafhankelijkheid en lage overeenkomst tussen teken en goederen in kwestie geen verwarringsgevaar.

 

Gerecht EU 12 april 2011, zaak T-28/10 (Euro-Information – Européenne de traitement de l’information tegen OHIM/BHIM) - link

Gemeenschapsmerk. Aanvraag EURO AUTOMATIC. Absolute weigeringsgrond. Beschrijvend karakter voor waren en diensten in klassen 9 en 36. art. 7 lid 1 onder c Vo 207/2009. In arrest T-28/10, bevestigd het gerecht dat EURO AUTOMATIC PAYMENT beschrijvend is voor de waren en diensten in de klassen 9 en 36. Voor het relevante Engels-sprekende publiek, het heeft een directe significante betekenis verband met telecommunicatie en bankwezen en de financiële sector, zoals 'euro' voor de valuta en de 'automaat' wordt een directe verwijzing naar de uitdrukking 'geldautomaat' - ook bekend als ATM - voor gelddistributie-apparaat.

 

De aankondigingen van deze week, zie hier:

T-129/09 Bongrain v OHMI - apetito (APETITO)
T-203/09 Olymp Bezner v OHMI - Bellido (Olymp)
T-204/09 Olymp Bezner v OHMI - Bellido (OLYMP)
T-41/10 SIMS - Ecole de ski internationale v OHMI - SNMSF (esf école du ski français)

Hoorzittingen:
C-125/10 Merck Sharp & Dohme Corporation
T-488/08 Galileo International Technology v OHMI - Galileo Sistemas y Servicios (GSS GALILEO SISTEMAS Y SERVICIOS)
T-499/09 Evonik Industries v OHMI (Rectangle de couleur pourpre avec le côté droit arrondi)
Joined cases T-427/09 and T-434/09 centrotherm Clean Solutions v OHMI - Centrotherm Systemtechnik (CENTROTHERM) and Centrotherm Systemtechnik v OHMI - centrotherm Clean Solutions (CENTROTHERM
C-277/10 Luksan

IEF 9605

Rechtbank Almelo 6 april 2011, LJN BQ2955, (Cozzmoss B.V tegen Gedaagde)

Dezelfde nieuwsberichten

Dezelfde nieuwsberichten op twee verschillende sites. Auteursrecht? Geschriftenbescherming? Collectief beheersorganisatie Cozzmoss maakt namens auteursrechthebbende SDU / het tijdschrift Cobouw  bezwaar tegen de publicatie van ‘nieuwsflitsen’ uit Cobouw op de bedrijfswebsite van gedaagde. De rechtbank stelt dat de nieuwsflitsen “als zodanig best oorspronkelijke geschriften kunnen zijn (geweest)”, maar houdt de zaak aan nu de vorderingen slechts zien op auteursrechtinbreuk, ten aanzien waarvan moet worden geconcludeerd dat Cozzmoss er vooralsnog niet in is geslaagd  duidelijk te maken waarom Cozzmoss op de nieuwsflitsen auteursrecht kan doen gelden.

Cozzmoss zient te bewijzen dat de die nieuwsflitsen door een medewerker van SDU/Cobouw zijn gemaakt en dat deze hebben te gelden als “een werk” in de zin van de Auteurswet. Hierbij speelt naar het oordeel van de rechtbank mee dat artikel 4 AW in belangrijke mate is achterhaald door de technische ontwikkelingen waarbij “het maken” van “een werk” met de mogelijkheden die internet en tekstverwerking bieden, deels is verworden tot een eenvoudige bezigheid van “knippen en plakken”. Of anders gezegd: men is nu veel sneller “een maker” dan men was in de tijd dat artikel 4 van de Auteurswet in het leven is geroepen. Cozzmoss dient derhalve te bewijzen op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat de steeds boven het artikel vermelde persoon (en daarmee SDU/Cobouw) ook de maker is geweest van het desbetreffende artikel en wat precies de bewerking is die steeds met de nieuwsfeiten is uitgevoerd door de persoon die boven het betreffende nieuwsartikel is aangeduid.

25.  Voor al de in bijlage 4 gevoegde artikelen geldt dat het bondige artikelen betreft met een zogenaamde zakelijke nieuwswaarde. Elk artikel verhaalt over vers voorgevallen nieuws, en wel ten behoeve van in hoofdzaak de bouwsector. Voor zo goed als alle artikelen geldt dat het zogenaamde “nieuwsflitsen” zijn. (…)

26.  De nieuwsflitsen beperken zich in hoofdzaak tot een “blote” weergave van het nieuws en de nieuwsfeiten, zonder dat daar van de zijde van SDU/Cobouw nog zichtbaar en kenbaar een relativering of een eigen kleuring aan wordt gegeven. (…)

27.  Uit de teksten als zodanig heeft de rechtbank niet af kunnen leiden of, en zo ja welke, bewerking door de met naam genoemde persoon is verricht. Door Cozzmoss is in dit geding ook nagelaten om adequaat feitelijk uiteen te zetten wat precies de bewerking is die steeds met de nieuwsfeiten is uitgevoerd door de persoon die boven het betreffende nieuwsartikel is aangeduid. Door Cozzmoss wordt zonder nadere feitelijke inkleuring gesteld dat al de in bijlage 4 bij de dagvaarding aangeduide artikelen zijn geschreven door medewerkers van SDU/Cobouw, maar zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, moet die werkzaamheid naar het oordeel van de rechtbank in rechte mogelijk toch anders worden “gekleurd”.

28.  In dit geding is Cozzmoss door [gedaagde] verzocht duidelijk te maken waarom Cozzmoss op de nieuwsflitsen (toch) auteursrecht kan doen gelden. Cozzmoss heeft naar aanleiding van het desbetreffende bij antwoord gevoerde verweer echter nagelaten om (per nieuwsflits) uiteen te zetten welke specifieke scheppende handelingen door SDU/Cobouw zijn verricht. Cozzmoss blijft zich beperken tot het stellen dat de artikelen “gewoon” zijn geschreven en als nieuws zijn opgetekend door de medewerkers van SDU/Cobouw zonder daarbij nadere inhoudelijke informatie te geven hoe SDU/Cobouw aan haar nieuws komt en in hoeverre dat nieuws al dan niet een aanvullende tekstuele bewerking pleegt te ondergaan. Aldus lijkt moeilijk in te zien waarom de bewuste artikelen juist door toedoen van SDU/Cobouw een oorspronkelijk karakter hebben verkregen en zij juist daardoor het persoonlijke stempel van de maker zijn gaan dragen.

29.  In het licht van het hiervoor overwogene is voorhands – en dus behoudens heroverweging – niet in te zien dat [gedaagde] door het integraal overnemen van de meergenoemde artikelen op haar website, juist aan SDU/Cobouw toekomende auteursrechten moet hebben geschonden, dan wel anderszins onrechtmatig jegens SDU/Cobouw moet hebben gehandeld.

30.  Terzijde verdient hier overweging dat de nieuwsflitsen als zodanig best oorspronkelijke geschriften kunnen zijn (geweest). Het zijn immers naar de vorm geen niet-oorspronkelijke geschriften (zoals dienstregelingen, catalogi e.d.), waarvoor nu juist de geschriftenbescherming van artikel 10 lid 1 sub 1 Auteursrecht is geschreven.

31.  De conclusie uit het hiervoor overwogene moet naar het oordeel van de rechtbank zijn dat Cozzmoss hier niet de steun mag genieten van artikel 4 Auteursrecht. Dat artikel komt immers de maker tegemoet “die op of in het werk als zoodanig is aangeduid”. Nergens is in de in bijlage 4 bij de dagvaarding gebundelde nieuwsflitsen namelijk te lezen dat de per nieuwsflits daarboven bij naam vermelde persoon (en daarmee dan SDU/Cobouw) ook de maker is van het desbetreffende artikel. Ook uit de tekst van de artikelen zelf is niet af te leiden dat de maker de daarboven vermelde persoon (en dus SDU/Cobouw) is geweest.

32.  Ook de omstandigheid dat Cozzmoss geen enkele inhoudelijke informatie heeft gesteld op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat de steeds boven het artikel vermelde persoon (en daarmee SDU/Cobouw) ook de maker is geweest van het desbetreffende artikel, maakt dat Cozzmoss geen bewijsbescherming kan ontlenen aan het eerder genoemde bewijsvermoeden. Hierbij speelt naar het oordeel van de rechtbank mee dat dit artikel 4 in belangrijke mate is achterhaald door de technische ontwikkelingen waarbij “het maken” van “een werk” met de mogelijkheden die internet en tekstverwerking bieden, deels is verworden tot een eenvoudige bezigheid van “knippen en plakken”. Of anders gezegd: men is nu veel sneller “een maker” dan men was in de tijd dat artikel 4 van de Auteurswet in het leven is geroepen.

33.  Indachtig voormelde magere stellingname van Cozzmoss wordt de tegenspraak van [gedaagde] door de rechtbank dan ook als gemotiveerd aangemerkt. Reden voor de rechtbank om Cozzmoss eerst te belasten met het leveren van bewijs dat de artikelen die op de website van [gedaagde] zijn aangetroffen (zie bijlage 5 bij de dagvaarding), door medewerkers van SDU/Cobouw zijn gemaakt in de betekenis die daaraan in de Auteurswet wordt gegeven, dat wil zeggen dat die nieuwsflitsen door een medewerker van SDU/Cobouw zijn gemaakt en deze hebben te gelden als “een werk” in de zin van de Auteurswet, te weten een geestelijke schepping van de maker, waarbij dus moet zijn voldaan aan het zogenaamde “oorspronkelijkheidvereiste”.

Lees het vonnis hier (link en pdf)

IEF 9604

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogensbosch 21 april 2011, KG ZA 11-145 (VDS Automotive Group B.V. tegen Autohandel Van der Steen B.V.)

Bij het publiek kan verwarring ontstaan

met dank aan Menno Jansen,  JWJ advocaten

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Autobranche.  Eiser, houdster van het woordmerk VDS, maakt bezwaar tegen het gebruik  door gedaagde van het teken VDS. Vorderingen toegewezen. Inbreuk merkrecht en (mede)handelsnaamrecht. Verweer dat VDS afkorting is van de achternaam van gedaagde slaagt niet. Overdracht domeinnaam in kort geding. In citaten:

Merkenrecht: 4.3. Vast staat dat VDS houder is van het (woord)merk "VDS", Van der Steen heeft niet ontkend gebruik te maken van het teken "VDS" in het econonmisch verkeer. Van der Steen doet dit in dezelfde bedrijfstak als die waarin VDS haar merk gebruikt, namelijk in de autobranche. Voorts blijkt uit hetgeen beide partijen naar voren hebben gebracht dat de bedrijfsactiviteiten van beide partijen (mede) gericht zijn op de in- en verkoop van auto’s. (…) Het moge ongetwijfeld zo zijn dat de activiteiten van VDS breder zijn dan die van Van der Steen, maar om de bescherming van het teken VDS te kunnen inroepen behoeven de activiteiten van merkhouder VDS geen kopie te zijn van die van inbreukmaker Van der Steen. Voorts opereren beide partijen (mede via het internet) landelijk, richten zij zich (mede) op de consumentenmarkt en maken zij mede van soortelijke media gebruik om hun goederen en diensten onder de aandacht van het publiek te brengen. Gelet op deze omstandigheden is het zeer aannemelijk dat het publiek samenhang tussen het door Van der Steen gevoerde teken “VDS" en het merk "VDS" ziet.

4.4. (…) In het teken "VDS Auto’s B.V.” zit het merk “VDS” als bestanddeel verwerkt. Naast het woord "auto" dat beschrijvend is, is "VDS” duidelijk het onderscheidende en dominerende bestanddeel van het teken. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter in dit geval aannemelijk dat het publiek een samenhang zal zien tussen het teken en het merk, temeer aangezien beide bedrijven in dezelfde branche opereren en zij zich beide bezig houden met de in- en verkoop van auto’s.  Bij het publiek kan verwarring ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk. Ditzelfde geldt voor de domeinnaam www.vdsauto.nl in relatie tot het merk.

4.5. Conclusie is dat Van der Steen met het gebruik van het teken "VDS" dan wel “VDS Auto’s B.V." en de domeinnaam www.vdsauto.nl, reeds op grond van het bepaalde in artikel 2.20, lid 1 aanhef en sub b, BVIE inbreuk maakt op de merkrechten van VDS(…).

Handelsnaamrecht. 4.9. Gelet op het feit dat Van der Steen de domeinnaam www.vdsauto.nl gebruikt, en adverteert onder de naam "VDS Auto’s B.V.", moet het gebruik door Van der Steen van de aanduiding "VDS Auto’s B.V." worden beschouwd als het voeren van een (mede)handelsnaam. Immers, met de domeinnaam www.vdsauto.nl richt Van der Steen zich tot het publiek en tracht zij potentiële klanten voor de producten van haar onderneming te genereren. Ditzelfde geldt voor het adverteren onder de naam "VDS Auto’s B.V.".

4.10. Niet in geschil is dat VDS sedert langere tijd dan Van der Steen gebruik maakt van de handelsnaam "VDS" dan wel van een handelsnaam waarin de afkorting "VDS" voorkomt. Degene die zich op bescherming van zijn handelsnaam beroept, hoeft niet te bewijzen dat zich daadwerkelijk verwarring heeft voorgedaan. De omstandigheden in aanmerking genomen dat in onderhavige zaak het bestanddeel "VDS" in beide handelsnamen identiek is en partijen deels dezelfde waren leveren en dat zij door middel van autobladen en internet een landelijke markt bedienen - het publiek is voor de aankoop van een auto waarvoor men door landelijke werving geïnteresseerd is veelal bereid aanmerkelijke afstanden te overbruggen - is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een reëel gevaar voor verwarring bestaat, in die zin dat door het publiek ten onrechte een economische of juridische band tussen VDS en Van der Steen kan worden verondersteld, zodat VDS terecht de bescherming van haar handelsnaam en medehandelsnamen inroept.

Overdracht domeinnaam: 4.12. VDS kan voorts uit hoofde van zijn exclusieve recht op de handelsnaam aanspraak maken op een kostenloze overdracht van de (als handelsnaam gebruikte) domeinnaam "www.vdsauto.nl" door Van der Steen, die deze domeinnaam heeft laten registreren. Ook dat onderdeel van dc vordering wordt dan ook als na te melden toegewezen.

Lees het vonnis hier (pdf)

IEF 9603

Aankondiging hoorzitting 2011 College van Toezicht Auteursrecht, Stcrt. 2011 6323

Aankondiging hoorzitting 2011 College van Toezicht Auteursrecht

Het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten maakt bekend dat op vrijdag 24 juni 2011 vanaf 12.45 uur de jaarlijkse hoorzitting zal plaatsvinden als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Op deze hoorzitting is van toepassing het Reglement hoorzittingen College van Toezicht Auteursrecht 2005 (Staatscourant. 2005, 62).

Vertegenwoordigers van betalingsplichtigen en andere belanghebbenden die wensen gehoord te worden dienen dit uiterlijk 13 mei 2011 schriftelijk kenbaar te maken aan het College, onder opgave van in ieder geval:

a. hun naam en adres;
b. de collectieve beheersorganisatie(s) waaromtrent zij gehoord wensen te worden, alsmede of zij in of buiten aanwezigheid van deze collectieve beheersorganisatie(s) gehoord wensen te worden; en
c. een korte omschrijving van het onderwerp of de onderwerpen waarover zij gehoord wensen te worden.
Deze kenbaar making dient te worden toegezonden aan het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, ter attentie van de secretaris, postbus 15072, 1001 MB te Amsterdam.
Het College beslist over de uitnodiging voor de hoorzitting. De hoorzitting is niet openbaar.

Lees het volledige bericht hier.

IEF 9602

Gerechtshof 's-Gravenhage 19 april 2011, LJN BQ3040 (Rooijakkers c.s. tegen X)

Onachtzaamheid / verdeling onderzoekskosten over partijen

Kwekersecht.  Art. 94 lid 2 Vo. Communautair Kwekersrecht 2100/94: onachtzaamheid bij inbreuk op kwekersrecht. In navolging van IEF 9276 en IEF 5688 . Verklaring voor recht; inbreuk door vermeerdering en verhandeling lelies. Grieven: niet eens met 'onachtzaam handelen' en  Bezwaar kosten van onderzoek. "Afspraak" rondom doortelen van variëteit "Double Price" vervalt. Bezwaar tegen registratie "Miss Lucy". Betaling tweede deskundigenonderzoek, niet noodzakelijk want geen informatie achtergehouden in eerste onderzoek. Rooijakkers heeft kosten voorgeschoten.

Hof acht het redelijk dat kosten van tweede onderzoek door Deloitte over partijen worden verdeeld naar de mate waarin de gevorderde schadevergoeding zal toegewezen, waarover in de schadestaatprocedure zal dienen te worden beslist.

Hof vernietigt veroordeling tot betaling van de kosten accountantsonderzoek en, opnieuw recht doende: "bepaalt dat de kosten van bedoeld onderzoek in de schadestaatprocedure over partijen verdeeld dienen te worden in evenredigheid met de mate waarin de vorderingtot schadevergoeding van [geïntimeerde] wordt toe-, respectievelijk afgewezen;"

medewerking geweigerd 6. (...) Waar het Rooijakkers kennelijk om gaat is dat, voor zover in de bestreden vaststelling de suggestie wordt gewekt dat Rooijakkers heeft geweigerd mee te werken aan verder onderzoek, deze suggestie onjuist is, omdat zij wel degelijk haar medewerking heeft toegezegd. Nu dat laatste door [geïntimeerde] niet is weersproken en bovendien blijkt uit de door Rooijakkers als productie 6 bij memorie van grieven overgelegde brief van 16 februari 2007, zal het hof daarmee, voor zover relevant, rekening houden.

onachtzaamheid 8. (...) Uit lid 2 van de bepaling (red. Art. 94 lid 2 Vo. Communautair Kwekersrecht 2100/94) blijkt dat voor de vestiging van een plicht tot schadevergoeding vereist is dat de inbreukmaker tenminste (in enige mate) onachtzaam heeft gehandeld. De rechtbank heeft derhalve terecht in dit geding onderzocht of aan deze voorwaarde is voldaan. Zoals eveneens uit genoemd lid 2 blijkt, is de mate van onachtzaamheid van belang voor de omvang van de schadevergoedingsplicht. Dat laatste geldt ook voor het bestaan en de mate van eigen schuld van de benadeelde, zoals blijkt uit artikel 6:101 BW.(...)

9. Ten aanzien van de vraag of bij Rooijakkers wat betreft de inbreuk op het kwekersrecht op Miss Lucy sprake is geweest van (enige mate van) onachtzaamheid overweegt het hof als volgt.

10. Vaststaat dat Rooijakkers, naar aanleiding van publiciteit over Miss Lucy, in april 2001 contact heeft opgenomen met [geïntimeerde] en deze erop heeft gewezen dat zij een dubbelbloemige lelie vermeerderde die mogelijk op Miss Lucy leek.

11. Wat hier ook van zij, vaststaatook dat Rooijakkers op 15 augustus 2002 bezwaar heeft gemaakt bij het Community Plant Variety Office (CPVO) tegen de aanvraag van het kwekersrecht op Miss Lucy (productie 5 bij inleidende dagvaarding).

Reeds in 2001 hebben wij contact gezocht met [geïntimeerde] en hem medegedeeld dat we “Double Price”teelden, zijn reactie was dat dit geen probleem was omdat het niet dezelfde variëteiten betrof. We maakten een afspraak dat Rooyakkers “Double Price”gewoon kon blijven telen.
Helaas kan [geïntimeerde] geen overeenstemming in deze met zijn Nieuw-Zeelandse partners bereiken, en komt deze afspraak te vervallen.

13. Aan de omstandigheid dat [geïntimeerde] tussen de verlening van het kwekersrecht op Miss Lucy, althans de verwerving daarvan door hem op 16 juli2003, en december 2005 ook jegens Rooijakkers geen actie heeft ondernomen om een einde te maken aan diens inbreuk op zijn kwekersrecht, mocht Rooijakkers evenmin het vertrouwen ontlenen dat zij geen inbreuk maakte, althans dat [geïntimeerde] daartegen geen bezwaar had. Voor zover daarover bij Rooijakkers al twijfel kon bestaan, had zij na de verlening van het kwekersrecht op Miss Lucy, alvorens door te gaan met vermeerdering en verhandeling van Double Price (en vanaf 2005 van Double Pleasure), bij [geïntimeerde] dienen te informeren of deze daarmee (nog steeds) akkoord ging. Los van de vraag of [geïntimeerde], door ruim twee jaar te laten passeren alvorens actie te ondernemen, mede aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen, welke vraag in de schadestaatprocedure zal moeten worden beantwoord, heeft Rooijakkers aldus (tenminste) onachtzaam gehandeld.

Deskundigenonderzoek 17. Rooijakkers wijst voorts op de omstandigheid dat het nadere deskundigenonderzoek niet door de aanvankelijk ingeschakelde accountant Sneek zal worden uitgevoerd, maar door Deloitte Bijzonder Onderzoek&Integriteitsadvies B.V. Dat kan, aldus Rooijakkers, tot verdere problemen leiden in verband met de daardoor aan het onderzoek verbonden kosten.

Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze omstandigheid noodzaakt tot maximering van de dwangsom. Voor zover Rooijakkers bedoelt te betogen dat zij mogelijk geen medewerking zal kunnen verlenen aan dit onderzoek omdat zij de daaraan verbonden kosten niet zal kunnen betalen (en dat zij daardoor dwangsommen zal verbeuren), is dat betoog achterhaald door de feiten, nu het onderzoek immers reeds heeft plaatsgevonden. Ook grief VII faalt derhalve.

18. In grief VIII beklaagt Rooijakkers zich over de beslissing dat zij op voorhand, los van de uitkomst van het onderzoek, de kosten verbonden aan het nieuwe accountantsonderzoek moet betalen. Zij bestrijdt de noodzaak daarvan en weerspreekt dat zij informatie heeft achtergehouden.

De desbetreffende vordering is door de rechtbank toegewezen op de grond dat deze niet is betwist. Rooijakkers doet dat thans wel. De grief faalt voor zover het gaat om betaling van het voorschot op de kosten. Anders dan Rooijakkers meent, was er ook volgens het hof wel degelijk aanleiding voor een nader onderzoek, nu de administratie van Rooijakkers wat betreft de vermeerdering en verhandeling van Double Price en Double Pleasure niet sluitend is gebleken (vergelijk bv. het rapport van Audit Services Holland van 20 januari 2006, blz. 3, tweede alinea, het verslag van Deloitte van 5 september 2006, blz. 4 onder f), alsmede het rapport van Deloitte van 15 januari 2010, par. 7.2.3, 7.3.5 laatste alinea en blz. 23, derde alinea). Ook heeft Rooijakkers pas bij pleidooi in hoger beroep een verklaring gegeven voor een tweetal door haar afgesloten contracten die niet zonder meer verenigbaar leken met haar stelling dat zij geen andere Double Pleasure heeft verhandeld dan zij van Koper had gekocht, terwijl [geïntimeerde] bij herhaling op die inconsistentie heeft gewezen. De in r.o. 5 onder c. genoemde omstandigheid baat Rooijakkers derhalve in zoverre niet. De grief slaagt echter in zoverre dat het hof het niet redelijk acht dat Rooijakkers de uiteindelijke kosten ook definitiefdient te dragen ongeacht de uitkomst en het resultaat van het onderzoek. In dat verband neemt het hof mede in aanmerking dat Rooijakkers zich bereid heeft getoond mee te werken aan een aanvulling van het eerste onderzoek door Deloitte naar aanleiding van het tussen partijen gevoerde kort geding (van welk onderzoek [geïntimeerde] volgens afspraak tussen partijen de kosten diende voor te schieten, terwijl de uiteindelijke kosten tussen partijen verdeeld zouden worden op basis van het ongelijk) en bedoelde aanvulling achterwege is gebleven omdat [geïntimeerde] dit niet kon financieren. Om die reden acht het hof het redelijk dat ook de kosten van het tweede onderzoek door Deloitte over partijen worden verdeeld naar de mate waarin de gevorderde schadevergoeding zal toegewezen, waarover in de schadestaatprocedure zal dienen te worden beslist.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)
Communautair kwekersrecht Miss Lucy hier (1999/1757 pdf)

IEF 9601

WIPO Arbitration and Mediation Center, 14 februari 2011, DNL2010-0068, domjur 2011-663 (Sportlink Services B.V. tegen Grafia Internet/ICT; URL: sportlinkclub.nl)

Heeft de domeinnaam dus niet nodig

Eiseres, Sportlink Services B.V., is houdster van het Benelux beeldmerk Sport.Link Services en verzorgt applicatieservices t.b.v. sportorganisaties, levert toepassingsprogrammatuur voor sportorganisaties en verstrekt adviezen op het gebied van informatica. Verweerder, Grafia Internet / ICT, heeft de domeinnaam sportlinkclub.nl geregistreerd en houdt zich voornamelijk bezig met het verlenen van internet- en webhostingdiensten, het verzorgen van domeinregistraties alsmede het ontwikkelen van internetapplicaties en websites.

Verwarringwekkende overeenkomst. Deel handelsnaam in dominante bestanddeel van domeinnaam. Geen recht of legitiem belang. Verweerder heeft te kennen gegeven de domeinnaam over te willen dragen; heeft domeinnaam dus niet nodig. Registratie te kwader trouw. Overdracht bevolen.

Lees de uitspraak hier (pdf).

 

IEF 9600

personalia - benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau

benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau

Prof. mr. Willem Grosheide - Officier in de Orde van Oranje-Nassau
Professor Grosheide is een van de meest vooraanstaande wetenschappers op het terrein van het intellectuele eigendomsrecht. Hij heeft dit rechtsgebied in Utrecht op de kaart gezet. In 1986 stond hij aan de basis van het Centrum voor Intellectuele Eigendomsrecht (CIER), een onderdeel van het Molengraaff Instituut van de Universiteit Utrecht. Het CIER omvat de belangrijkste terreinen van het intellectuele eigendomsrecht: auteursrecht, mediarecht en octrooirecht. In de juridische praktijk was Grosheide werkzaam, onder meer als bestuurslid van de Vereniging voor Auteursrecht en als adviseur van het Ministerie van Justitie voor auteursrecht-aangelegenheden. BRON: uu.nl

Prof. mr. C.E.F.M Gielen - Officier in de Orde van Oranje-Nassau
Charles ontving deze onderscheiding vanwege zijn grote verdiensten voor Nederland op het gebied van de intellectuele eigendom in de afgelopen veertig jaar. Daarnaast heeft hij eraan bijgedragen dat Nederland op dit gebied als een van de meest vooraanstaande landen in de wereld wordt beschouwd. Tevens is hij actief in een groot aantal maatschappelijke functies, zoals in verband met Het Scheepvaartmuseum te Amsterdam.

Charles is onder meer lid van het Executive Committee van de AIPPI (International Association for the Protection of Intellectual Property) en voormalig voorzitter van de Nederlandse afdeling van de AIPPI, waarvan hij recentelijk als erelid werd benoemd. Voorts is hij lid van de permanente adviescommissie van de Nederlandse regering aangaande merken- en modellenrecht. Bovendien ontving Charles in 2006 de INTA President's Award, een eerbetoon voor mensen die zich zeer actief voor de Intenational Trade Mark Associaction hebben ingezet.
BRON: NautaDutilh.nl, foto: rechten.vu.nl

IEF 9599

Vzr. Rechtbank Amsterdam 28 april 2011, rolnr. KG ZA 11-391 HJ/JWR (Schoolkrantdrukkerij B.V. tegen Apprentice Praktische Communicatie B.V.)

Rectificatie (ook) in vakblad Adformatie

Met dank aan Ebba Hoogenraad en Eva den Ouden, Hoogenraad & Haak advocaten

Schoolkrantdrukkerij. Uiting: "wordt verspreid op 95% van de scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland" en "80% van alle schoolkranten in het voortgezet onderwijs wordt gemaakt via Schoolmagazine" en dat het bereik van 730.000 leerlingen groot is. Onrechtmatige misleiding ex 6:194 BW. conform 6:195 omkering bewijslast. Aangehaald rapport geeft onjuiste weergave van de werkelijkheid (niet meetellen praktijkonderwijs en in niet alle gevallen worden exemplaren verspreid, laat staan aangenomen). Meeleesgehalte van 1,9 lezers per uitgave is ook aan de hoge kant. Marktaandeel betreft slechts extern gedrukte schoolkranten, niet alle schoolkranten zoals in de mededeling.

Rectificatie op eigen site, in vakblad Adformatie en op Adformatie online.

Rectificatie
Wij hebben de afgelopen periode via verschillende uitingen meegedeeld dat Schoolmagazine wordt verspreid op 95% van de scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland en dat deze uitgave een bereik heeft van 730.000 lezers. Daarnaast hebben wij meegedeeld dat 80% van alle schoolkranten in het voortgezet onderwijs wordt gemaakt via Schoolmagazine. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de juistheid van de hiervoor genoemde getallen niet kan worden aangetoond en dat deze mededelingen daarom misleidend zijn. Genoemde getallen zijn lager.

Apprentice Uitgevers

Lees de uitspraak hier (pdf - let op 1,7 Mb)

IEF 9598

Tim Kuik, 'Downloadverbod: Justice For All', IEF 9598

Downloadverbod: Justice For All

Met dank aan Tim Kuik, Stichting BREIN.

Downloadverbod: Back To The Future, zegt advocaat Christiaan Alberdingk Thijm in zijn opinie op IE-forum.nl, zie IEF 9596. Hij spreekt zich uit tegen het in de Speerpuntenbrief van staatssecretaris Teeven voorgestelde 'downloadverbod' maar er zit iets scheef in zijn redenering.

Alberdingk Thijm gaat er aan voorbij dat, zoals Teeven aangeeft, Nederland (m.u.v. Zwitserland) internationaal alleen staat in het toestaan van downloaden van (evident) illegaal aangeboden muziek-, film- en boekbestanden. Overigens is in het downloaden van illegaal aangeboden software- en gamesbestanden in Nederland wel gewoon verboden.

Thijm wil liever een heffing dan handhaving en grijpt voor het staven van zijn streven terug op de geschiedenis voor de invoering van een thuiskopieheffing op cassettebandjes in Duitsland omdat men terecht niet bij mensen thuis wilde handhaven. Het Duitse voorbeeld van Thijm is zeker illustratief maar om andere redenen dan hij noemt. In Duitsland bestaat namelijk een heffing en tevens een verbod op downloaden van evident illegaal aanbod. Die sluiten elkaar daar dus niet uit en dat zou in Nederland ook niet hoeven. Daarnaast wordt in Duitsland niet gehandhaafd tegen illegale downloaders dus ook dat is niet de conditio sine qua non van een downloadverbod. Er wordt in Duitsland overigens wel tegen illegale uploaders gehandhaafd. Dat in tegenstelling tot Nederland waar dat ook mogelijk zou zijn, maar BREIN richt haar pijlen op inbreukfaciliterende websites en -diensten.

In Nederland wil BREIN het 'downloadverbod' enkel handhaven tegen sites die stelselmatig en structureel het illegaal up- en downloaden faciliteren, zoals BREIN dat trouwens al jaren doet. Het verbod op downloaden van ongeautoriseerd aanbod is nodig omdat de rechter heeft bepaald dat downloaden van illegaal aanbod door de Nederlandse wetgever is toegestaan en dus ook het faciliteren van downloaden van illegaal aanbod is toegestaan. Met het verbod kunnen dus ook sites die pretenderen alleen het illegaal downloaden te faciliteren efficiënt en effectief worden aangepakt.

Handhaving tegen inbreukmakende downloaders is dus evenmin als in Duitsland de bedoeling. Voor het onwenselijke aanspreken van mensen die \'beperkt\' inbreuk maken, vormt overigens de belangenafweging die de Hoge Raad in Lycos-Pessers als voorwaarde voor afgifte van persoonsgegevens stelt, een drempel tegen lichtvaardige claims.

Wel is het een absolute noodzaak dat als laatste redmiddel tegen sites die zich anoniem aan de wet onttrekken en onderdak vinden bij malafide hosting providers in het buitenland, access providers de toegang tot zulke sites blokkeren. Dat grijpt niet in de privacy in en maakt slechts ontoegankelijk wat al ontoegankelijk had moeten zijn. Thijm is van mening dat \"het verleggen van de aansprakelijkheid van consumenten naar faciliterende websites, een verstikkende werking zal hebben\". Het zal inderdaad een verstikkende werking op inbreukfaciliterende websites hebben. Dat is nu precies de bedoeling. Daarnaast zal het een stimulerende werking hebben op de investering in innoverende distributiemodellen op het internet (en daarnaast ook in de productie van nieuwe content voor die distributiemodellen). Het is niet voor niets dat Nederland met haar gebrek aan een \'downloadverbod\' ook daarin uit de pas loopt.

Zie ook hier