IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 9556

Gerechtshof Amsterdam 12 april 2011, zaaknr. 200.065.990/01 KG (A. tegen D.)

In de waagschaal

 met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx

Geïntimeerde, de voormalige vriendin van appelant A. (gedetineerd/tbs), die in 2004 door appelant werd overgoten met terpentine en in brand gestoken, vorderde in eerste aanleg een verbod om het bij de muziektherapie in tbs-kliniek opgenomen nummer ‘Ben een crimineel' uit te brengen. De Staat der Nederlanden en de tbs-klinieken waar appelant onder behandeling was voegden zich in deze procedure aan de zijde van geïntimeerde. De Voorzieningenrechter wees de vorderingen van geïntimeerde en de Staat der Nederlanden c.s. in eerste aanleg in het voorjaar van 2010 toe (zie IEF 8706).

Appelant stelt hoger beroep in tegen dit vonnis, doch slechts jegens geïntimeerde, zijn voormalige vriendin; niet tegen de Staat der Nederlanden en de tbs-klinieken. Appelant geeft hiertoe als reden dat “zijn behandelrelatie met de tbs-klinieken nu goed is en hij die niet door een appelprocedure in de waagschaal wil stellen.” Wel wilde appelant met een voor hem gunstige uitspraak in deze appelprocedure aan de tbs-kliniek en het Ministerie kunnen laten zien dat hij met recht de publiciteit heeft gezocht. Appelant uitte in zijn verboden rap waarmee hij publiciteit zocht zijn ongenoegen over zijn behandeling in de tbs-klinieken.

Het Hof oordeelt dat appelant in zijn rechtsverhouding tot geïntimeerde: “3.4 (..) geen belang heeft bij de onderhavige procedure maar dat hij met behulp van die procedure zijn rechtsverhouding ten opzichte van derden, de Staat c.s., hoopt te kunnen verbeteren. Dat belang is evenwel niet aan te merken als een voldoende belang (in de zin van artikel 3:303 BW) bij de onderhavige appelprocedure.”

Lees het arrest  hier.

IEF 9514

L. Flatas, H. Bousie, Ebooks mogen integraal worden gekopieerd, IEF

 Lydia Faltas, VMW Taxand & Hans Bousie, Bousie Advocaten

Voor wie nog twijfelt tussen de iPad en de e-reader

 

\

 

 

Er is wat aan de hand in boekenland. Het altijd zo rustige House of Books is in beroering. Na de kaalslag in muziekland heeft de  digitalisering dan nu ook eindelijk toegeslagen in het boekenvak. (...) De gangbare opvatting is dat e-books integraal mogen worden gekopieerd. Uitgevers en auteurs uiten steeds vaker hun bezorgdheid over de bescherming van e-books in de huidige wetgeving. De angst daarbij is dat e-books hetzelfde lot staat te wachten als dat van muziekalbums: (toegestaan) veelvuldig kopiëren uit illegale bron.  Maar is dat nou zo?

(…) Waar het gaat om muziek mag worden gekopieerd, ongeacht de vraag of het uit illegale of uit legale bron is en ongeacht waarop wordt gekopieerd. De harde schijf, de e-reader , de iPad of de MP3-speler. Immers zowel onder 16b als onder 16c Aw is geen uitzondering opgenomen voor muziek. Met boeken ligt het veel ingewikkelder. De vraag of het wel of niet mag, met andere woorden of het onder 16b of 16c valt, wordt niet beantwoord door het onderscheid digitale kopie of analoge kopie.

Vanwege de bevriezing van de thuiskopieheffingen vallen harde schijven niet onder artikel 16c Aw. Op alle apparaten met een harde schijf is artikel 16b Aw van toepassing en gaat dus de boekexceptie van lid 2 van dat artikel op. Op grond van de bestemmingsleer zou artikel 16c Aw echter zodanig kunnen worden geïnterpreteerd dat de e-reader een voorwerp is als bedoeld in dat artikel. Dat zou betekenen dat e-books slechts integraal mogen worden gekopieerd uit legale of illegale bron als ze rechtstreeks naar een e-reader worden gekopieerd, de handeling valt dan immers onder artikel 16c Aw.

Kortom, voor wie nog twijfelt tussen de iPad en de e-reader is dit wellicht een doorslaggevend argument. Alle andere verveelvoudigingshandelingen  vallen onder 16b. Het kopiëren van het fysieke boek, maar ook het kopiëren van het e-book op een drager niet bestemd om weer te geven en/of ten gehore te brengen, valt onder artikel 16b.

Lees het volledige artikel hier.

IEF 9555

Toegestaan als verzocht

Vzr. Rechtbank Almelo 26 november 2010, 7302010 (U. tegen BP)

met dank aan Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Advocaten

Ex Parte. Merkenrecht. Auteursrecht. Ex parte bevel (zonder uitgebreide motivering) tegen handelaar die zich onrechtmatig middels advertenties en krantenartikelen heeft geprofileerd als officiële dealer van Quick-Step vloerproducten. Het verzoek wordt toegestaan als verzocht.

 

Lees de beschikking hier (geanonimiseerd op aanvraag).

IEF 9554

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 18 maart 2011, KG RK 11-701 (Informa Europe B.V.B.A c.s. tegen Multi Tasking Beheer B.V.)

Voor advocatenkantoren

met dank aan Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Advocaten

Auteursrecht. Merkenrecht. Software. Ex parte bevel (met uitgebreide beoordeling) m.b.t. tot door een distributeur buiten een distributieoveeenkomst om verhandelde software voor advocatenkantoren. Geen voorlopig inbreukverbod i.v.m. de distributieovereenkomst, wel bewijsbeslag.

2.2. Het verzoek strekkende tot het geven van een voorlopig inbreukverbod zal worden afgewezen omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een dergelijk ingrijpende maatregel te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk op het gestelde recht en ten aanzien van de spoedeisendheid van de zaak. In dat verband is mede van belang dat tussen verzoekers en gerekwestreerden ter zake de verhandeling van de Cicero software sinds zeer lange tijd een distributieovereenkomst bestaat en zonder het horen van gerekwestreerden in dit geval niet eenvoudig kan worden beoordeeld of de hen verweten handelingen niet bij overeenkomst aan een of meer van hen zijn toegestaan.

2.3. Naar voorlopig oordeel is de stelling van verzoekers dat gerekwestreerden inbreuk op het gestelde recht hebben gemaakt wel voldoende voor toewijzing van maatregelen tot bescherming van bewijs, zij het dat het verlof slechts betrekking zal hebben op beslag op afschriften van relevante documentatie waaruit de (omvang van de) inbreuk kan blijken, zoals facturen en correspondentie,, alsmede op kopieën van elektronische data die één of meer van de in paragraaf 28 van het verzoekschrift onder de eerste drie gedachtestreepjes bedoelde gegevens (kunnen bevatten).

Lees de beschikking hier.

IEF 9553

HvJ EU, 14 april 2011, conclusie van A-G Kokott in zaak C-119/10,Frisdranken Industrie Winters BV tegen Red Bull GmbH (prejudiciële vragen Hoge Raad der Nederlanden)

Het loutere afvullen

Merkenrecht. Afvullen van blikjes op verzoek van derde. Exportmerken. ‘Wie zonder toestemming het merk van een derde of een soortgelijk teken in het economisch verkeer gebruikt, maakt inbreuk op de rechten van de houder van dit merk. Geldt dat echter ook voor een onderneming die in opdracht van een derde blikjes waarop het teken in kwestie is aangebracht, afvult met frisdrank? En welke consequenties moeten daaraan worden verbonden wanneer de waren bestemd zijn voor rechtstreekse uitvoer buiten het grondgebied waar het merk bescherming geniet? Deze vragen zijn aan de orde in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing.’

62. Derhalve geef ik het Hof in overweging, de gestelde prejudiciële vragen te beantwoorden als volgt:

„1)  Het loutere ‚afvullen’ van verpakkingen die van een teken zijn voorzien, moet niet worden aangemerkt als gebruik van dat teken in het economisch verkeer in de zin van artikel 5, lid 1, sub b, van de Eerste richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, wanneer dit afvullen louter wordt verricht als dienstverlening voor en in opdracht van een derde.

2) Op grond van artikel 5, lid 1, sub b, van richtlijn 89/104 mag het gebruik van een teken dat met een merk kan worden verward, worden verboden in het gebied waarvoor het merk is ingeschreven, indien de van het teken voorziene waren uitsluitend bestemd zijn voor uitvoer naar landen buiten dit gebied en zij in dit gebied – behalve in de onderneming waar het afvullen heeft plaatsgevonden – niet door het publiek kunnen worden waargenomen.

3) Het gevaar voor verwarring moet worden beoordeeld op basis van de perceptie van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument in het gebied waarvoor het merk is ingeschreven.”

Lees de vragen hier. Conclusie hier, hier (allen links) en hier (pdf)

IEF 9552

HvJ EU, 14 april 2011, conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-70/10, Scarlet Extended / Sabam

Schending van grondrechten

Auteursrecht. Internetfilters. Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers (Sabam). Volgens advocaat-generaal Cruz Villalón schendt een maatregel, waarbij een internetprovider wordt bevolen een systeem toe te passen voor het filteren en blokkeren van elektronische communicaties ter bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, in beginsel de grondrechten.

Een dergelijke maatregel moet, wil hij geoorloofd zijn, voldoen aan de in het Handvest van de grondrechten gestelde voorwaarden voor de beperking van de uitoefening van rechten en dus met name berusten op een rechtsgrondslag die voldoet aan de vereisten van een „formele wet”.

Lees het persbericht hier, de  conclusie hier (Nederlandse versie nog niet beschikbaar), 
Voorlopig geautomatiseerd-vertaalde versie hier.

IEF 9551

Gerechtshof Arnhem 15 maart 2011, LJN BQ0959 (Montis Design B.V. tegen B.V. Meubelindustrie Het Anker Druten)

Magere eetkamerfauteuils

Auteursrecht. Modellenrecht. Tussenarrest in stoelenzaak. Rechtsverwerking. Vaststellingsovereenkomst. Gestelde inbreuk door Het Anker op de stoelmodellen Charly en Chaplin van Montis Design.

De Rechtbank Arnhem heeft in eerste instantie het op rechtsverwerking gebaseerde verweer van Het Anker – ten aanzien van haar modellen Armada, Twist, Bingo, Cleopatra en Rio – gegrond geoordeeld. De rechtbank heeft tevens voorshands bewezen geacht dat partijen in 2005 op de meubelbeurs in Keulen hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen het model Kira zou laten varen indien Het Anker de rits op de achterzijde van dit model 10 cm naar boven zou verleggen en heeft geoordeeld dat vast staat dat Het Anker dit vervolgens heeft gedaan. De vorderingen ter zake van het model Twiggy achtte de rechtbank niet toewijsbaar nu voor dat model auteursrechtinbreuk noch slaafse nabootsing kon worden aangenomen. (Rechtbank Arnhem, 10 juni 2009, IEF 7961).

Het hof concludeert in het onderhavige arrest dat van rechtsverwerking geen sprake is en van auteursrechtinbreuk derhalve wel sprake zou kunnen zijn en geeft een bewijsopdracht m.b.t. de gestelde vastellingsovereenkomst en (i.v.m. met de modelrechtelijke instandhoudingsverklaring) het land van oorsprong van de Charly. In citaten:

Rechtsverwerking: 4.12  Voor het overige kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven of [B] destijds bezwaar heeft gemaakt tegen de modellen van Het Anker. Ook indien dat niet het geval is geweest, zijn de door Het Anker gestelde omstandigheden nog niet voldoende om te kunnen oordelen dat Het Anker erop mocht vertrouwen dat Montis zich jegens haar niet meer op haar auteursrecht zou beroepen met als gevolg dat Montis zich in 2005 jegens haar naar maatstaven van redelijkheid niet meer op haar auteursrecht kon beroepen.
Het hof acht hiervoor van belang dat het bezoek van [B] in 2003 niet plaatsvond in het kader van een tussen partijen bestaande discussie of de stoelen van Het Anker al dan niet inbreuk maakten op de Charly en de Chaplin, maar verband hield met een verzoek van Het Anker in verband met een procedure tegen een derde partij. Tegen die achtergrond mocht Het Anker een eventueel uitblijven van bezwaar van [B] nog niet het vertrouwen ontlenen waarop zij zich in deze procedure beroept. Ook het tweede bezoek van [B] vond plaats in verband met een andere aangelegenheid, namelijk de teruggave van een door Montis geleend procesdossier. Feiten of omstandigheden op grond waarvan Het Anker niettemin gerechtvaardigd ervan mocht uitgaan dat de inzage in het dossier was verleend onder de (impliciete) voorwaarde dat Montis in de toekomst geen aanspraken jegens Het Anker geldend zou maken, zijn gesteld noch gebleken. De omstandigheid dat Montis na het laatste bezoek nog tot januari 2005 heeft gewacht om Het Anker aan te spreken, maakt dit nog niet anders. Nu Het Anker niet gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat Montis haar nimmer zou aanspreken wegens auteursrechtinbreuk (of slaafse nabootsing), heeft zij de verdere ontwikkeling van (vergelijkbare modellen) dan ook niet in zulk door Montis opgewekt vertrouwen kunnen voornemen. Het daardoor volgens Het Anker geleden nadeel, maakt derhalve nog niet – zoals zij aanvoert – dat Montis zich jegens Het Anker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet alsnog op haar (auteurs)rechten kan beroepen.
Voor zover Het Anker mede heeft willen betogen dat zij door de hier bedoelde handelwijze van Montis overigens onredelijk is benadeeld en Montis zich daarom jegens haar niet op haar auteursrecht of slaafse nabootsing zou kunnen beroepen, heeft zij onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een zodanig oordeel kunnen dragen.

4.14  Nu de door Het Anker gestelde feiten niet het oordeel kunnen dragen dat Montis haar op het auteursrecht en slaafse nabootsing gebaseerde aanspraken jegens haar heeft verwerkt, dan wel dat Montis misbruik van bevoegdheid maakt, moeten de desbetreffende verweren van Het Anker worden verworpen. De grieven VI tot en met XI slagen.

Vaststellingsovereenkomst: 4.19  Dit betekent dat op grond van het geleverde (tegen)bewijs niet kan worden geoordeeld dat het op de vaststellingsovereenkomst gebaseerde verweer van Het Anker gegrond is.
Nu het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel is dat het op rechtsverwerking gebaseerde verweer van Het Anker faalt (zie hiervoor, rechtsoverweging 4.14), moeten de door Het Anker gestelde afspraken alsnog (ook) ten aanzien van deze modellen worden beoordeeld.

4.20  Het Anker heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bewijs van haar desbetreffende stellingen aangeboden door het horen van de heren [C] en [E] die beiden nog niet als getuigen zijn gehoord. Het hof zal Het Anker alsnog toelaten tot het bewijs van haar stelling dat partijen op de beurs in Keulen op 19 januari 2005 hebben afgesproken dat Montis haar bezwaren tegen de modellen Kira, Armada, Twist, Bingo en Twiggy zou laten varen als Het Anker de rits van het model Kira 10 centimeter zou verplaatsen en zij de modellen Armada en Twist uit de collectie zou halen.

Auteursrecht: 4.28  Over de vraag op welke partij in dit verband de bewijslast rust, overweegt het hof als volgt. In overeenstemming met het formaliteitenverbod uit de Berner Conventie, ontstaat het auteursrecht vormvrij, met de schepping van het werk. De onder 4.25 geschetste regeling van artikel 21 lid 3 BTMW (oud), op grond waarvan het auteursrecht verviel bij gebreke van een instandhoudingsverklaring, moet als een uitzondering worden aangemerkt op het beginsel dat het auteursrecht vormvrij ontstaat. Die regeling is alleen van toepassing op werken die Nederland als land van oorsprong kennen. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat op Het Anker, volgens wie het (vormvrij ontstane) auteursrecht van Montis bij gebreke van een instandhoudingsverklaring is komen te vervallen, de bewijslast rust voor de feiten en omstandigheden die dit rechtsgevolg meebrengen. Het Anker zal daarom moeten bewijzen dat Nederland voor de Charly als land van oorsprong in de zin van de Berner Conventie moet worden aangemerkt.
Gelet op het hierover tussen partijen gevoerde debat zou Het Anker dit bewijs kunnen leveren, indien zij bewijst (voldoende aannemelijk maakt) dat de Charly niet in januari 1983 op de beurs in Keulen aanwezig was.

Inbreuk: 4.31 Het enige duidelijk waarneembare verschil tussen de betrokken modellen van Het Anker en de Charly (Chaplin) is het ontbreken van het kruis in het onderstel. Dit maakt echter niet dat de, op de genoemde auteursrechtelijke trekken gebaseerde, totaalindrukken van genoemde modellen niet nagenoeg hetzelfde zijn.

Door Het Anker is binnen de grenzen die getrokken worden door trend of stijl enerzijds en door de eisen van functionaliteit anderzijds, onvoldoende afstand genomen van de Charly (Chaplin) en heeft zij met haar modellen in auteursrechtelijk opzicht op een onvoldoende eigen wijze uiting gegeven aan de door haar genoemde stijl van magere eetkamerstoelen. De overeenstemming is voorts van zodanige omvang dat geoordeeld moet worden dat hier sprake is van een vermoeden van ontlening. Dit vermoeden wordt door Het Anker onvoldoende weersproken.

De Cleopatra vormt op het voorgaande een uitzondering. Door de dikte van de rug- en armleuning en de dikte van de poten ontbreekt het beeld van een nonchalant gedrapeerde hoes en maakt de Cleopatra een andere totaalindruk dan de Charly (Chaplin). De Cleopatra wordt dan ook niet beschouwd als ongeoorloofde auteursrechtelijke verveelvoudiging van de Charly (Chaplin).

Slaafse nabootsing: 4.35  Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat - indien op de Charly en de Chaplin geen auteursrecht (meer) rust - de vorderingen van Montis evenmin op grond van slaafse nabootsing kunnen worden toegewezen. Weliswaar zijn in de stoelen van het Anker telkens ook in de Charly (Chaplin) gebruikte elementen terug te vinden, maar de modellen van Het Anker verschillen ieder daarnaast op een aantal punten van de Charly en de Chaplin. Zo missen de stoelen van het Anker een middenkruis en hebben de – ter zitting getoonde – stoelen van Het Anker ten aanzien van hun uitvoering en de gebruikte materialen in kwalitatief opzicht een andere uitstraling. Met deze verschillen houden de stoelen van Het Anker – (ook) indien ervan wordt uitgegaan dat de Charly en de Chaplin onderscheidend vermogen hebben en een bescherming op grond van slaafse nabootsing in beginsel mogelijk is – in dit, van de auteursrechtelijke beoordeling te onderscheiden, juridische kader voldoende afstand tot de Charly en de Chaplin. Mede gelet op het uitgangspunt dat bij gebreke van auteursrecht (of modellenrecht) nabootsing in beginsel vrij staat en terughoudendheid dient te worden betracht bij het aannemen van onrechtmatig marktgedrag, is aldus onvoldoende aangetoond dat het Anker niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om nodeloze verwarring te voorkomen.

Lees het arrest (link en pdf)

IEF 9550

Brancheberichten reacties Speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20

Brancheberichten reacties Speerpuntenbrief Auteursrecht 20©20

Bits of Freedom: “Downloadverbod slecht voor muzikanten, fans en internetvrijheid”

Buma/Stemra: Zeer positief over verbod downloaden uit illegale bron

BREIN: Het is voor de groei en ontwikkeling van legaal aanbod noodzakelijk dat de illegale concurrentie afgesloten kan worden.

Consumentenbond: Belofte van Staatssecretaris Teeven dat consumenten worden ontzien is een wassen neus.

ISPConnect:  Downloadverbod uit de plannen van staatssecretaris Teeven is overbodig.

NTB: Gemengde gevoelens over plannen van kabinet met het Auteursrecht

NUV: Het door de staatssecretaris onderschreven economisch belang rechtvaardigt in onze ogen ook een strafrechtelijke sanctie, al is het maar vanwege de preventieve werking die daarvan uitgaat en vanwege de extra juridische waarborgen die het strafrecht biedt.

NVPI:  Instemming met plan van het kabinet om het downloaden uit illegale bron niet langer zondermeer toe te staan.

STOBI: De gezamenlijke ICT, telecommunicatie en consumenten elektronica industrie als ook blanco informatiedragers zijn positief over het voorstel van Staatssecretaris Teeven een einde te maken aan de thuiskopieheffing 

Thuiskopie / Norma: "Afschaffing thuiskopiestelsel juridisch onhoudbaar, Teeven schiet met downloadverbod doel voorbij"

D66: "We vinden een downloadverbod onbespreekbaar. Het impliceert controle van al het internetverkeer en dat is in strijd met ons idee over privacy"

Groenlinks: "Het voorstel is twee keer niks. Je stimuleert de vernieuwing van het digitale aanbod niet en drijft miljoenen internetgebruikers de illegaliteit in"

SP: "Legaal aanbod is er nu echt onvoldoende en er zijn onvoldoende garanties in deze brief dat dit er gaat komen."

VVD: "We vragen ons af waar en hoe het kabinet de grens trekt tussen kleinschalige en grootschalige inbreuken op auteursrechten"

IEF 9549

V. Rörsch, Downloading to become illegal in the Netherlands, but no enforcement against downloaders, IT 315, 12 april 2011

Downloading to become illegal in the Netherlands, but no enforcement against downloaders

Parellel from IT 315 With special thanks to Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek. Read the entire article here (pdf)

The mission statement of State Secretary for Public Safety and Justice, Fred Teeven, of 11 April 2010, introduces a proposal to modernise the Dutch copyright regime. Teeven plans, among other things, to ban downloading from evidently illegal sources and wants to abolish the private copy levy system. According to the State Secretary this change is necessary due to recent technological developments and is appropriate in light of initiatives of the European Commission. At the moment, downloading from illegal sources for private use is permitted under Dutch law (see De Brauw's Legal Alert - Two Remarkable Copyright Rulings of the Court of Appeal of The Hague on 15 November 2011). Consumers pay a levy on rewriteable CDs or DVDs that make it possible to make copies for private use.

Downloading and uploading

Teeven emphasises that it is important to focus on the role of intermediaries, like website owners, hosting providers and other facilitators. Copyrights would not be enforced against individuals who download, regardless of whether a legal or illegal source is concerned. In addition, it would also not be possible to act against individuals who upload on a limited scale. It is highly questionable whether this is appropriate in light of the exhaustive enumeration of exceptions and limitations of the Copyright Directive and the tree-step-test, also codified in the TRIPS agreement. Teeven fails to see that the Directive does not allow a limitation to the right of communication to the public for private use. Contrary to the US fair use doctrine, the European Directive contains an exhaustive list of exceptions.

In addition, the proposal introduces a new safe haven for Internet Service Providers. They would not be obligated to provide copyright holders with contact details of consumers who infringe copyrights on a limited scale. However, it is again questionable whether this proposal meets the obligations under the Directive on the Enforcement of Intellectual Property Rights ("IP Enforcement Directive"). 

Furthermore, it is debatable whether Teeven's mission statement enhances the enforcement of copyrights, as the proposed codification does not go beyond the existing case law regarding the liability of intermediaries for (facilitating) copyright infringement.

Teeven also sees an important role for search engines, which should give priority to search results referring to websites offering legal content. Does this mean that search results referring to illegal content will not be allowed? Or that search engines should manipulate or filter the 'natural' search results? Under theE-commerce Directive no general monitoring obligation can be imposed. Moreover, the involvement of a search engine in prioritising search results may constitute an indication of knowledge or control and consequently the engine may not rely on the safe harbour provisions of theE-commerce Directive. One thing is for sure, Teeven’s proposal will not make it easier for intermediaries to find their way through the jungle of rules.

The mission statement includes plans to strengthen copyright enforcement when the infringing activity takes place outside the Netherlands. Copyright owners must then be able to request from the Internet Access Provider to block access to specific websites. This plan seems unnecessary, as (art. 26d of) the Dutch Copyright Act implementing the Copyright Directive and the IP Enforcement Directive already establishes such a regime.

The State Secretary wants to stipulate that it is illegal to download copyright protected material from an evidently illegal source. However, it remains unclear what is to be considered an evidently illegal source. As mentioned above, what is given with the one hand is immediately taken back with the other: even though this will constitute a copyright infringement, there will be no measures available to enforce the copyrights against individuals. This seems an ill-conceived compromise. Also, the State Secretary states that if copyright holders want to protect their work, they need to start applying technological measures. This contradicts Teeven's starting point that infringers are inventive when it comes to avoiding technical protection measures, and of course it denies the fact that the industry has tried this already, with consumers ending up complaining. Consequently, the copyright holders might very well end up empty handed, especially as the State Secretary at the same time wants to abolish the Dutch private copy levy system.

Abolition of Dutch private copy levy
Teeven argues that if downloading from an illegal source is no longer allowed, there is no longer a need for a private copy levy on blank CDs. The State Secretary suggests that copyright owners should instead increase the price of their products. Paradoxically, consumers who buy a legal copy would then need to pay more in order to compensate for others who download illegally (and against whom the copyright cannot be enforced). Other questions come to mind as well. For example, what about copies made in the offline world? People still buy CDs, which are copied for private use as well. And what about the compensation for downloads from not evidently illegal sources?

Even more problematic is Teeven's reasoning based on the unrealistic assumption that enforcement measures against intermediaries who facilitate evidently illegal downloading, will reduce all private copies to a minimum level. It is remarkable that in this respect he refers to the ruling of the EU Court of Justice (ECJ) in Case C 467/08, Padawan v SGAE in which the ECJ – to the contrary –
stipulates that right holders should be “adequately” compensated for the use made of their protected works.

Conclusion
Overall, Teevens’s copyright mission statement falls short of the goals set by the European Parliament in September last year to combat infringements in the digital environment. It leaves individuals free to download regardless of whether illegal sources are concerned. Insofar as the European directives would even allow for the proposed changes, the proposal is an empty shell, at best.

Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek

Read the entire article here (pdf)

IEF 9548

P.G.F.A. Geerts, Is een andere (mildere) lezing van HvJ EU 22 december 2010, IEF 9306 en BIE 2011, 21, p. 59 e.v. m.nt. Quaedvlieg (Sofwarová associace) wellicht mogelijk?

Geen werk tonen

met dank aan Paul Geerts, Rijksuniveriteit Groningen 

HvJ EU 22 december 2010 (Bezpečnostní Sofwarová Asociace) heeft het HvJ EU twee prejudiciële vragen beantwoord. Het arrest is op fraaie wijze geanalyseerd en becommentarieerd door Quaedvlieg in BIE 2011, p. 64-67. In deze bijdrage zal ik enkel aandacht besteden aan (het antwoord) op de tweede prejudicële vraag: is het tonen van een grafische gebruikersinterface tijdens een televisie-uitzending een mededeling van een auteursrechtelijk beschermd werk aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn?

Quaedvlieg merkt op dat het antwoord van het HvJ EU op deze (tweede) vraag met afkeuring en verbijstering is ontvangen (BIE 2011, p. 66). Ik moet eerlijk zeggen dat ook ondergetekende (bij eerste, tweede en zelfs derde lezing) van zijn stoel gevallen is. (…)

(…) Het prangende punt is natuurlijk dat het HvJ EU in zijn arrest belangrijke  woorden/passages uit de conclusie van de A-G niet heeft overgenomen. Waarom - zo kan men zich afvragen - heeft het HvJ EU niet uitdrukkelijk overwogen dat de televisieomroep geen werk toont? Waarom heeft het HvJ EU in zijn dictum bij de beantwoording van vraag 2 letterlijk het eerste deel van conclusie 3 van de A-G overgenomen, maar niet het tweede deel na de komma? Allemaal vragen waarop ik helaas geen antwoord kan geven en waarvan ik alleen kan zeggen dat het opmerkelijk is.

Lees de volledige artikel hier.