IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 9356

Het woord Glashelder (sec)

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 24 januari 2011, KG ZA 10-1131, Achmea Holding N.V. & Interpolis Schade c.s. tegen Glashelder B.V. & Mobile Communications (Moco) B.V. (met dank aan Neeltje Beens en Nathalie van de Berg, Lawton advocaten).

Merkenrecht. Interpolis maakt op grond van haar woord- en beeldmerken ‘Interpolis. Glashelder’ bezwaar tegen het gebruik door gedaagden van het woord ‘Glashelder’ (voor glasvezeldiensten). Vorderingen afgewezen. Geen soortgelijke waren of diensten  Inburgering woordelement Glashelder als zelfstandig en onderscheidend merk is voorshands onvoldoende  aannemelijk gemaakt door marktonderzoek. Dat het relevante publiek een verband zal leggen tussen het gehele merk "Interpolis, Glashelder" en het teken Glashelder van gedaagde is eveneens onvoldoende aannemelijk gemaakt.

4.10. Indien en voor zover Interpolis derhalve de door haar gestelde inbreuk op een merkrecht ex artikel 2.20 lid l sub c BVIE heeft gebaseerd op de omstandigheid dat 'Glashelder" als zelfstandig merk is ingeburgerd, zal deze vordering worden afgewezen, nu in weerwil van de daar Interpolis voorgestane conclusies die door haar aan de resultaten van het marktonderzoek verbonden worden en mede in aanmerking genomen de door Moco geuite kritiek op de onderzoeken, onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het element "Glashelder" als onderdeel van het woordmerk "Interpolis. Glashelder" zodanig bekend is bij het Nederlandse publiek dat "Glashelder" als zelfstandig en onderscheidend merk is ingeburgerd.

4.11. De omstandigheid dat Interpolis jarenlang kostbare en succesvolle rnarketingcampagnes heeft gevoerd ten einde het woordmerk en de slogan "Interpolis. Glashelder" te promoten, doet daar niet aan af. Immers zelfs als moet worden aangenomen dat “Interpolis. Glashelder”een hoge mate van bekendheid geniet (al dan niet als gevolg van de intensieve en kostbare marketingcampagnes van Interpolis), is daarmee nog niet aangetoond at deze mate van bekendheid zich eveneens uitstrekt tot het woord Glashelder (sec).

4.12. indien en voor zover Interpolis beoogd heeft aan te voeren dat haar bescherming op grond van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE toekomt als gevolg van het gedeponeerde samengestelde woordmerk "Interpolis. Glashelder", heeft te gelden dat evenmin voldoende aannemelijk is gemaakt, dat er door het gebruik van het teken "Glashelder" door Moco een verband wordt gelegd door het relevante publiek tussen het merk "Interpolis. Glashelder" en liet teken van Moco. (…)

4.14. Het teken "Glashelder" zoals dat door Moco wordt gebruikt en het merk "Interpolis. Glashelder", stemmen slechts voor wat betreft het -naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dominante- bestanddeel 'Glashelder" in enige mate overeen en dan hoofdzakelijk op het auditieve en in zekere mate op het conceptuele vlak. Visueel zijn er echter tevens in het oog springende verschillen, waarbij met name gewezen wordt op de door elkaar gevlochten glasvezelkabels, die voorafgaan aan het woord "Glashelder" in het teken van Moco. Voorts is in weerwil van hetgeen door Interpolis is aangevoerd, geen sprake van soortgelijke waren en diensten, waartoe wordt verwezen naar hetgeen in mv. 4.5 reeds is overwogen. Tot slot wordt overwogen dat door Interpolis onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het relevante publiek een verband legt tussen het teken van Moco en het merk "Interpolis, Glashelder". Het door Interpolis verrichte marktonderzoek naar de associatie van het teken "Glashelder" van Moco met het merk 'Interpolis. Glashelder" overtuigt op dit punt onvoldoende van de juistheid van haar standpunt in deze.

Lees het vonnis hier.

IEF 9355

Geen vertoningsvergunning

Vzr. Rechtbank Alkmaar,  20 januari 2011, KG ZA 10-421 & KG ZA 10-438, Stichting Videma tegen Hotel Café Restaurant De Boei B.V. en Hotel Zuiderduin B.V. c.s. (met dank aan Daan van Eek, Höcker Advocaten).

Auteursrecht. Groepstelevisierechten. Belangenorganisatie Vidama stelt dat de televisieprogramma’s van de bij haar aangesloten rechthebbenden (o.a. Nederlandse publieke en comemrciele omroepen) in de hotels van gedaagden onrechtmatig openbaar worden gemaakt, nu gedaagden niet beschikken over een Videma-licentie.

Inbreuk aangenomen, onder verwijzing naar HvJ EU Divani. Geen twijfel in kort geding over bevoegdheid Videma. Geen vergoeding via kabelexploitant (Ziggo): de kabelexploitant heeft onder kabelmodelovereenkomst namelijk geen bevoegdheid om sublicenties te verstrekken. Excessiviteit tarieven onvoldoende onderbouwd.

3.6 (…) Naar oordeel van de voorzieningenrechter maakt een hotelhouder, die televisietoestellen installeert op de kamers van zijn hotel en deze toestellen verbindt (door middel van het doortrekken van de kabel) met de (centrale) kabelaansluiting van zijn hotel zich schuldig aan een zogeheten secundaire openbaarmaking, waarvan de toestemming is voorbehouden aan de auteursrechthebbende(n). De voorzieningenrechter vindt voor dit oordeel steun in het hiervoor onder 3.5 genoemde “Divani” arrest.

 3.7 (…) Tegenover de gemotiveerde stellingen van Videma dat Multikabel (thans Ziggo) vanaf 1 januari 2007 de kabelmodelovereenkomst hanteert, waarin staat vermeld dat de kabelexploitant geen bevoegdheid heeft om sublicenties te verstrekken, de diensten geleverd worden tot de aansluiting en de klant geen signalen aan derden mag doorgeven, heeft De Boei haar stelling dat zij reeds via het tarief van Multikabel (Ziggo) voor de auteursrechten (de secundaire openbaarmaking) betaalt, onvoldoende onderbouwd. De brief van Multikabel geeft er geen blijk van dat er reeds aan Multikabel is betaald, nog daargelaten dat de vordering van Videma ziet op de jaren 2008 - 2010 en de brief van Multikabel geen betrekking heeft op die periode.

3.10 (…) De voorzieningenrechter heeft in dit geding geen aanwijzingen om eraan te twijfelen dat in een eventuele bodemprocedure Videma bij aanhoudende betwisting door De Boei en Zuiderduin zal slagen in dat bewijs. (…) Daarbij acht de voorzieningenrechter het uit praktisch oogpunt ook niet doenlijk om in liet kader van dit kort geding de hele map met contracten te overleggen. Zoals overwogen, gaat liet in kort geding om de vraag of het aannemelijk is of Videina gemandateerd is om tegen De Boei en Zuiderduin op te treden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat zulks liet geval is.

3.12. Vaststaat dat De Boei en Zuiderduin geen vertoningsvergunning hebben voor liet openbaar maken in hun hotelkamers en lobby's in de hotels van de televisieprogramina's die worden uitgezonden op de zenders waarvoor Videina bevoegd is de licenties te verstrekken. Zoals hiervoor overwogen is niet in geschil dat op de uitgezonden tv-programma's auteursrechten rusten. Nu De Boei en Zuiderduin zonder toestemming van de rechthebbende(n) de tv-programma's openbaar maken (doorgeven in hun hotels), maken zij dan ook inbreuk op die rechten. In zoverre ligt het door Videma gevraagde verbod tot openbaarmaking voor toewijzing gereed.

3.12. Vaststaat dat De Boei en Zuiderduin geen vertoningsvergunning hebben voor liet openbaar maken in hun hotelkamers en lobby's in de hotels van de televisieprogramma's die worden uitgezonden op de zenders waarvoor Videma bevoegd is de licenties te verstrekken. Zoals hiervoor overwogen is niet in geschil dat op de uitgezonden tv-programma's auteursrechten rusten. Nu De Boei en Zuiderduin zonder toestemming van de rechthebbende(n) de tv-programma's openbaar maken (doorgeven in hun hotels), maken zij dan ook inbreuk op die rechten. In zoverre ligt het door Videma gevraagde verbod tot openbaarmaking voor toewijzing gereed. 

3.19. (…) Van een door tv- en filmproducenten onderling afgesproken tarief is geen sprake zodat er ook geen aanleiding is om de door De Boei en Zuiderduin gestelde beperking op mededingingsrechtelijk gebied aan te nemen. Dat geldt ook voor de stelling dat het door Videma gehanteerde tarief excessief zou zijn. Nog daargelaten dat Videma de door De Boei en Zuiderduin gestelde berekening van het tarief in Duitsland en Spanje gemotiveerd heeft betwist, kunnen de door De Boei en Zuiderduin aangehaalde voorbeelden van enkel Duitsland en Spanje geenszins de conclusie rechtvaardigen dat het in Nederland gehanteerde tarief afwijkt van de tarieven die in de EU-lidstaten worden gehanteerd. De stelling van De Boei en Zuiderduin over de gestelde excessieve prijs is dan ook onvoldoende onderbouwd. Ook is niet gebleken dat er over het door Videma sinds 2008 gehanteerde tarief een klacht is ingediend bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Lees het vonnis hier.

IEF 9354

Munten en schijven

Vzr. Rechtbank Roermond, 20 januari 2011, KG ZA 10-252, Allround Company Support V.O.F. (Mi Moneda) c.s. tegen Dutch Jewelz B.V. & Dutch Designz B.V.  (met dank aan Muriel van den Hazenkamp, Aries Advocaten).

Auteursrecht. Oneerlijke handels praktijken. Slaafse nabootsing. Sierraden. Verwijzing naar eerder vonnis treft geen doel nu de gedaagde partij in die zaak nauwelijks inhoudelijk verweer heeft gevoerd. Geen auteursrecht (geen creatieve keuzes). Oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen of kleine zelfstandigen vallen buiten het bereik van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Alleen slaafse nabootsing t.a.v. de verwisselbare munten en schijven van de hangers.

Eerder vonnis: 4.9. De voorzieningenrechter overweegt dat zij het met Dutch Jewelz c.s. eens is dat het oordeel van de rechtbank Amsterdam omtrent de inbreuk op het auteursecht van Mi Moneda in deze zaak niet leidend kan zijn, omdat de gedaagde partij, Kannai Amsterdam B.V., in die zaak nauwelijks inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zo blijkt onder meer uit rechtsoverweging 2.4. van het vonnis, waarin staat dat Kannai niet ontkent dat zij (mogelijk) een inbreuk heeft gepleegd op een auteursrecht, alsmede het feit dat de voorzieningenrechter Amsterdam meerdere malen aangeeft dat haar oordeel is gebaseerd op de stellingen van Mi Moneda, waartegen Kannai geen verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft in die zaak derhalve met name de stellingen van Mi Moneda als vaststaand aangenomen, waaruit vervolgens een oordeel is gevloeid In deze zaak heeft Dutch Jewelz c.s. echter uitgebreid verweer gevoerd.

Auteursrecht: 4.10. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Mi Moneda - gelet op het uitgebreide verweer van Dutch Jewelz c.s. - niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van creatieve keuzes op gebied van materiaalgebruik, maatvoering, ornamentering en het kliksysteem, die in het geheel niet technisch noodzakelijk zijn Weliswaar heeft Mi Moneda aangevoerd dat zij door middel van haar proefmodellen kan aantonen dat er meerdere creatieve keuzemogelijkheden zijn, doch zij heeft deze stelling niet (nader) onderbouwd en in deze procedure is geen plaats voor nadere bewijsvoering. De voorzieningenrechter is dan ook voorlopig van oordeel dat zowel ten aanzien van de hangers, als ten aanzien van de munten en schijven, geen sprake is van auteursrechtelijke bescherming waar Dutch Jewelz C.S. een inbreuk op heeft gemaakt.

Slaafse nabootsing: 4.13. Ten aanzien van de hangers is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de versiering van de cirkelvormige rand en de vormgeving van de verbinding aan een van de twee delen van de hanger zodanig verschillend zijn met die van Mi Moneda dat geen sprake is van slaafse nabootsing. Ten aanzien van de verwisselbare munten en schijven is de voorzieningenrechter van oordeel dat ten aanzien van een deel van de sieradenlijn Quoins wel sprake is van slaafse nabootsing. De verwisselbare munten en schijven die Mi Moneda van Dutch Jewelz c.s. heeft meegenomen en ter zitting heeft getoond, zijn exact hetzelfde als die vanMi Moneda. zowel qua kleur als qua afbeelding. Daardoor is de kans op verwarring bij de consument naar het oordeel van de voorzieningenrechter erg groot. Nu niet is gesteld of gebleken dat de munten en schijven van Dutch Jewelz c.s. eerder op de mark waren dan die van Mi Moneda is een deel van de vorderingen van eiseres sub 2 met inachtneming van het onderstaande naar het oordeel van de voorzieningenrechter in beginsel toewijsbaar. Echter, de ter zitting getoonde munten en schijven zijn door Mi Moneda niet nader vastgelegd, omschreven of aangeduid, terwijl tijdens de zitting is gebleken dat de sieradenlijn Quoins ook tal van munten en schijven betreft die niet identiek danwel gelijkend zijn aan die van Mi Moneda. Derhalve kan de voorzieningenrechter ten aanzien van het toewijsbare deel van de vordering alleen afgaan op de ter zitting getoonde munten - die eveneens zijn afgebeeld op de ingebrachte producties. De vordering wordt mitsdien toegewezen voor zover het de munten en schijven betreft die zijn afgebeeld in respectievelijk productie 7 en 18 hij de dagvaarding, en voor zover het gaat om de munten met de door Mi Moneda omschreven afbeelding:  
- Buddha
- Diamond Disk
- Gaudi (eenkleurig)
- Da Vinci 
Ten aanzien van de overige munten zoals afgebeeld in productie 7, zijnde derhalve de munten met afbeelding van respectievelijk een ster, een Romeins hoofd, een scarabee en een olifant zal de vordering derhalve worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9353

Kaping van vrijgekomen domeinnamen

Kamervragen met antwoord, nr. 2010Z19971. Antwoord op vragen Gesthuizen over handel in .nl-domeinnamen.

1- Klopt het dat Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) tegen betaling lijsten met domeinnamen die in de quarantaineperiode zitten, aanbiedt? Wat is het doel hiervan? Acht u dit een wenselijke ontwikkeling?

Antwoord: Nee. SIDN biedt betaalde noch onbetaalde lijsten aan van .nl-domeinnamen die in quarantaine zijn geplaatst. Wel is via de Whois-functie op de website van SIDN door iedereen (gratis) op te vragen of een bepaalde .nl-domeinnaam in quarantaine is geplaatst en, zo ja, op welke datum de .nl-domeinnaam uit quarantaine komt.

(…) 3- Klopt het dat SIDN beveiligingen ingebouwd heeft, bijvoorbeeld op basis van Internet Protocol gegevens, om kaping van vrijgekomen domeinnamen te voorkomen?

Antwoord: Van kaping van een .nl-domeinnaam is sprake indien er één enkele partij aan te wijzen is die het alleenrecht op het gebruik van een bepaalde .nldomeinnaam heeft, terwijl een andere partij de .nl-domeinnaam registreert. In het geval van nog niet geregistreerde .nl-domeinnamen en ‘vrijgekomen’ .nldomeinnamen zoals bedoeld in uw vraag, is er niemand die een dergelijk alleenrecht kan doen gelden. Wel is het mogelijk dat het registreren van nieuwe of vrijgekomen .nldomeinnamen inbreuk maakt op rechten van derden of onrechtmatig is jegens derden. Tegen dergelijke registraties zijn technische beveiligingen niet bruikbaar. SIDN heeft daarvoor een laagdrempelige geschillenregeling gecreëerd met een kostenloze mediation service. Ook heeft SIDN, samen met de Universiteit van Tilburg, de website DomJur.nl opgezet, waarop voor iedereen vrij toegankelijk alle gerechtelijke uitspraken met betrekking tot .nldomeinnaamgeschillen worden gepubliceerd.

Indien u met ‘kaping’ op de werkwijze doelt van sommige registrars om vrijgekomen domeinnamen zo snel mogelijk te verkrijgen en vervolgens door te verkopen, kan ik u als volgt antwoorden. SIDN ontmoedigt buitensporig gedrag van registrars die systemen inzetten waarmee de Whois-functie op grote schaal bevraagd wordt, en waarmee binnen korte tijd veel aanvragen tegelijkertijd ingediend worden voor eenzelfde .nl-domeinnaam. Hiermee vergroten registrars hun kansen op het verkrijgen van domeinnamen die uit quarantaine (gaan) komen. SIDN heeft haar ‘acceptable use policy’ aangepast door een limiet in te stellen aan het aantal connecties dat een registrar op kan bouwen met het registratiesysteem om grote aantallen parallelle aanvragen tegen te gaan. Ook bewaakt SIDN het aantal ingediende aanvragen per registrar actief en grijpt, indien nodig, in.

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 9352

Verdrag inzake Octrooirecht

Tractatenblad, 2010, 326. Verdrag inzake Octrooirecht (met Reglement en Gemeenschappelijke Verklaringen), Genève, 1 juni 2000

"Het Verdrag, met Reglement en Gemeenschappelijke Verklaringen, zal ingevolge artikel 21, tweede lid, onder ii, voor het Koninkrijk der Nederlanden op 27 december 2010 in werking treden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, zal het Verdrag, met Reglement en Gemeenschappelijke Verklaringen, gelden voor Nederland (het Europese en het Caribische deel), Curaçao en Sint Maarten."

Lees hier meer.

IEF 9351

Bericht voor de reizigers

Staatscourant, nr. 21380, 2010. Bijlage bij de Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz. per 1 januari 2011. 

In- door- of uitvoer door reizgers
 
 337 lid 1 WvSr
 
a
– 1 t/m 3 horloges   cat. 8: uitsluitend maatregel
b
– 4 t/m 10 horloges
250 ma
c
– 11 t/m 20 horloges
370 ma
d
– 21 t/m 50 horloges
600 ma
e
– 51 t/m 100 horloges
1100ma
f
– 101 t/m 150 horloges
1400ma
g
– 151 t/m 200 horloges
1500ma
h
– meer dan 200 horloges  cat 8: ma + dagvaarden
 
 
 
a
– 1 t/m 500 ml parfum   cat. 8: uitsluitend maatregel
b
– 501 t/m 1000 ml parfum
250 ma
c
– 1001 t/m 1500 ml parfum
500 ma
d
– 1501 t/m 5000 ml parfum
1000ma
e
– 5001 t/m 15000 ml parfum
1400ma
f
– meer dan 15000 ml parfum   cat 8: ma + dagvaarden
 
 
 
 
Inbreukmakende producten (geen auteursrecht)
 
a
– 1 t/m 50 stuks  cat. 8: uitsluitend maatregel
b
– 51 t/m 100 stuks
450 ma
c
– 101 t/m 200 stuks
800 ma
d
– 201 t/m 300 stuks
1100ma
e
– 301 t/m 500 stuks
1300ma
f
– 501 t/m 800 stuks
2100ma

Lees de richtlijn hier en de gehele bijlage hier (ook snelheidsoverschrijdingen en bumperkleven).

IEF 9350

Deep packet inspection

Kamerstukken 32 500 VI, nr. 75,  Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011  Verslag van een algemeen overleg vaste commissie voor Veiligheid en Justitie.

Auteursrecht. Mevrouw Gesthuizen (SP): (…) We zijn terughoudend met blokkeren, mede om de reden die de heer Dibi heeft aangegeven. We vinden ook dat we moeten kijken naar wat er achter de te blokkeren websites zit. We willen mensen in de kraag vatten en denken niet dat het probleem voorbij is zodra de website weg is en we het niet meer kunnen zien. Ik heb begrepen dat er, mede door het werk van de Internet Watch Foundation, nog maar weinig te blokkeren is. Tevens wordt gesproken over nieuwe methodes. Ik heb daarbij ook gevraagd naar «deep packet inspection». Hoe denkt de staatssecretaris daarover? (…)

Staatssecretaris Teeven: Dit onderwerp speelt natuurlijk ook op tal van andere terreinen, zoals bij het auteursrecht en bij kansspelen. Ik denk dat over de aanpak van kinderporno de meeste consensus bestaat. Als mevrouw Gesthuizen dat verstaat onder genuanceerd, ben ik het ermee eens. Kamerbreed bestaat hierover overeenstemming met de regering. Dit laat onverlet dat er nog veel technische uitwerkingsproblemen zijn, zeker ook met de «deep packet inspection». Ik zeg toe dat ik op dit onderwerp in de volgende voortgangsrapportage zal ingaan. Dit onderwerp speelt ook op andere terreinen, zoals bij het auteursrecht en bij kansspelen. We moeten soms zeggen dat een bepaald optreden bij bijvoorbeeld kinderporno en auteursrecht wel proportioneel is, maar dat het bij kansspelen niet meer proportioneel is. Dit willen wij in het kabinet wel even wegen.

Lees het gehele kamerstuk hier.

IEF 9349

Kabinet: discussie starten over een uitzondering voor fair use

Kamerstuk 21501-34 nr. 155  Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie, Verslag van een schriftelijk overleg.

Auteursrecht. D66:  (…) In de kabinetsreactie op het Groenboek Creatieve Industrie staat dat «Nederland in EU-verband een discussie wil starten over de mogelijkheden om een open en flexibele norm als «fair use» voor user generated content te introduceren» Zij vragen of de minister uiteen kan zetten waar en wanneer het kabinet deze discussie gaat entameren en zij ontvangen graag een toelichting op dit punt. De leden van de CDA-fractie zien gaarne de uitwerking van de plannen op het terrein van auteursrecht tegemoet en digitalisering tegemoet.

(…) De minister antwoordt hierop, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat het voor het kabinet van belang is dat het auteursrecht goed aansluit bij nieuwe technologische ontwikkelingen en dat het geen onnodige belemmeringen opwerpt voor de opkomst van nieuwe bedrijfsmodellen op internet. Het kabinet steunt daarom het voornemen van de Europese Commissie in de digitale agenda om te komen met een richtlijn die het functioneren van het collectief beheer verbetert en pan-Europese licenties bevordert. Bij dit laatste is het behoud van culturele diversiteit een belangrijk aandachtspunt. Ook steunt het kabinet het voornemen voor een richtlijn die de problematiek van de verweesde werken aanpakt, als die de uitvoering van grote digitaliseringsprojecten bevordert. Tenslotte wil het kabinet een discussie starten over een uitzondering voor fair use. Daar waar nieuwe initiatieven op het terrein van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten worden gestart, is het voor het kabinet van belang dat goed wordt onderzocht waar precies de problemen liggen en waar oplossingen op Europees niveau een meerwaarde kunnen hebben.

(…) dat Nederland graag in het door de Commissie aangekondigde Groenboek over de kansen en uitdaging rond de online distributie een discussie gestart zou zien over het opnemen van een «fair use»-uitzondering in de Richtlijn Auteursrecht. Zij geeft aan dat dit groenboek in de Digitale Agenda aangekondigd is voor eind 2010, maar naar verwachting pas in de eerste helft van 2011 verschijnt. De snelle technologische ontwikkelingen hebben consumenten in staat gesteld om op eenvoudige wijze creatieve ideeën te produceren, te publiceren en uit te wisselen: zogenaamde niet-commerciële user-created content. Dit zet de bestaande, limitatieve lijst van uitzonderingen in de richtlijn auteursrecht steeds meer onder druk. Een «fair use»-uitzondering zou meer flexibiliteit brengen in de manier waarop het auteursrecht kan omgaan met de snelle technologische veranderingen op het internet.

Lees het gehele kamerstuk hier.

IEF 9348

Bij gezamenlijk genomen akte

Gerechtshof Amsterdam. 18 januari 2011, 200.061.517/01 KG, Elcee-Haly B.V. tegen Deco World (met dank aan Lars Bakers, Bingh Advocaten)

Auteursrecht. Merktekens. Souvenirartikelen. Op verzoek van beide partijen vernietigt het hof  het vonnis waarvan beroep (vzr. Rechtbank Haarlem, 25 februari 2010, IEF 8622).

Ter verduidelijking bericht de advocaat van Elcee-Haly, op verzoek: “Partijen hebben ter zitting (pleidooi) een mogelijke minnelijke regeling besproken waarvan onderdeel diende te zijn de vernietiging van het eerder door de Voorzieningenrechter gewezen vonnis, nu op grond van dat vonnis (volgens eiseres) mogelijk een onjuiste indruk in de markt zou kunnen blijven bestaan, in het bijzonder m.b.t. de auteursrechten positie van eiseres. Ín dat verband kon de regeling niet enkel bij proces verbaal worden vastgelegd. Het Hof heeft zich bereid getoond arrest te wijzen conform een nader door partijen gezamenlijk in het geding gebrachte akte, waarin onder meer de vernietiging van het kort geding vonnis is gevorderd. Indien het Hof deze medewerking niet verleend zou hebben dan had de betreffende minnelijke regeling niet tot stand kunnen komen,  waardoor partijen alsnog gedwongen zouden zijn voort te procederen.”

 “ (…) Elcee-Haly heeft vervolgens bij gezamenlijk met Deco World c.s, genomen akte haar eis gewijzigd. Deco World c.s. hebben bij genoemde akte te kennen gegeven tegen de gewijzigde eis van Elcee-Baly geen verweer te voeren en hun eerder gevoerd verweer tegen, kort gezegd, de rechten van Elcee-Haly met betrekking tot de tekening afgebeeld op producties 4 en 28 van Elcae-HaLy (hierna: de Afbeelding) in te trekken (zij het onder handhaving van hun stelling dat zij geen voorwerpen voorzien van de Afbeelding in het verkeer gebracht, verkocht of anderszins verhandeld hebben) .

(…) Deco World c.s. hebben in de reeds genoemde akte te kennen gegeven de rechten, waaronder begrepen de auteursrechten, van Elcee-Haly op de Afbeelding te erkennen en geen verweer meer te voeren tegen de gewijzigde eis zoals in die akte geformuleerd. Het hof ziet hierin aanleiding om de vordering van Elcee-Haly zoals bij akte gewijzigd alsnog toe te wijzen op de hierna te vermelden wijze. De dwangsom zal daarbij worden gemaximeerd.

Dit brengt mee dat het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden vernietigd. De kosten van het geding in beide instanties zullen - overeenkomstig het gezamenlijk verzoek van partijn en - worden gecompenseerd.

Lees het arrest hier.

IEF 9347

Geen concrete feiten en omstandigheden

Rechtbank Arnhem, 19 januari 2011, HA ZA 09-1812, Hei Bike Holding B.V. c.s. tegen Accell Duitsland (met dank aan Sven Klos, Klos Morel Vos & Schaap & Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Fietsen. Gedaagde i.c. Accell (Batavus, Sparta, Koga Miyata) stelt oppositie in tegen de Benelux-woordmerken HEI BIKE van de Utrechtse fietsenfabrikant Hei-Bike, die op haar beurt oppositie instelt tegen de Gemeenschapsmerkdepots HAI BIKE van Accell. In casu vordert Hei-Bike nietigverklaring van het Benelux-woordmerk HAI BIKE van Accell en een gebruiksverbod van het teken HAI BIKE voor Nederland. De vorderingen worden afgewezen: Kwade trouw aan de zijde van Accell is niet vast komen te staan en er is daarnaast geen sprake van onrechtmatig handelen, nu er geen verwarringwekkende overeenstemming is tussen het jongere merk en de oudere handelsnaam.

Kwade trouw: 4.10. Hei-Bike c.s. hebben geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die aantonen dat Accell of Winona in 2004 daadwerkelijk op de hoogte waren van hun bestaan. Wel hebben zij aangetoond dat zij de handelsnaam Hei-Bike sinds 1992 gebruiken in de kring van detailhandelaren en vakhandelaren in de Nederlandse fietsenbranche en voor hun te Utrecht gevestigde fietsenwinkel en dat zij met die handelsnaam in de enige twee landelijke fietsvakbladen hebben geadverteerd. Dat dat gebruik op zodanig grote schaal plaatsvond en dat zij zodanig bekend waren dat Accall, opgericht op 1 oktober 1998, wel op de hoogte had moeten zijn van hun voorgebruik van deze naam, is op grond van de overgelegde stukken onvoldoende vast komen te staan. Die stukken zien immers vooral op de periode vóór 1998, het jaar van de oprichting van Accell, ofwel op de periode na 2004, het jaar van de merkdepot van Accell. Het lijkt erop dat Hei-Bike c.s. enerzijds en Accell / Winora anderzijds in de jaren negentig in Nederland respectievelijk in Duitsland een overeenstemmende handelsnaam respectievelijk overeenstemmend merk zijn gaan gebruiken in dezelfde branche, zonder op de hoogte te zijn van het bestaan van de door de andere partij gevoerde naam. Zij zijn kennelijk pas later (wanneer is niet duidelijk) van elkaars bestaan op de hoogte geraakt. Nu daarnaast niet is gesteld of gebleken van een oogmerk van Accell om Hei-Bike c.s. het gebruik van de naam Hei-Bike, zoals dat op dit moment in Nederland plaatsvindt, te beletten, of van een oogmerk om Hei-Bike c,s. oneerlijk te gaan beconcurreren, moet - rekening houdend met de hiervoor onder 4.9 weergegeven uitleg van het Hof van Justitie - worden geconcludeerd dat kwade trouw aan de zijde van Accell niet vast is komen te staan. Dat de handelsnaam Hei-Bike in Nederland kan worden geacht een zekere mate van rechtsbescherming te hebben verworven, doet aan het voorgaande niet af. De vordering van Hei-Bike c.s. tot nietigverklaring van het Benelux merk WA1 BIKE van Accell zal dan ook worden afgewezen.

Onrechtmatig handelen: 4.14. Voorop wordt gesteld dat de mate van overeenstemming tussen het teken Hei-Bike en het merk HAI BIKE visueel en auditief groot wordt geacht en dat de beide namen worden gebruikt in de fietsenbranche. Bij de vraag of er sprake is van verwarring, speelt echter, naast de mate van overeenstemming tussen merk en teken, een belangrijke rol wie mogelijk in verwarring raakt of is geraakt, met andere woorden wat het relevante publiek is. In het algemeen wordt aangenomen dat personen met specialistische kennis van de relevante branche, zoals in dit geval een fietsenvak. of detailhandelaar, minder snel in verwarring zullen raken dan een gemiddelde consument. Voor zover Hei-Bike c.s. betogen, zoals zij bij repliek hebben gedaan, dat de vakhandelaren en -detaillisten tot wie zij zich richten in verwarring raken, wordt het volgende overwogen. Uit door Hei-Bike c.s. genoemde twee gevallen van verwarring sinds 2007 -het jaar waarin de HAI BIKE fietsen op de Nederlandse markt kwamen -te weten eenmaal in een publicatie in een vakblad en eenmaal bij (een financiële afdeling van) een organisator van een vakbeurs, blijkt niet dat het hier ging om een vak- of detailhandelaar of om verwarring bij het relevante publiek. Dat zich overigens concreet verwarring heeft voorgedaan onder vak- of detailhandelaren of dat er in die groep een reëel gevaar is voor verwarring is, is onvoldoende onderbouwd en niet vast komen te staan. Voor zover Hei-Bike c.s met de aanduiding 'het publiek' in de dagvaarding hebben willen betogen dat verwarring zich ook onder consumenten heeft voorgedaan of zich zou kunnen voordoen hebbenzij dit niet onderbouwd, zodat mede gelet op het gemotiveerde verweer van Accell, niet kan worden geoordeeld dat het jongere merk HAI BIKE bij de gemiddelde consument verwarring wekt ten opzichte van de oudere handelsnaam Hei-Bike.

4.1 5. De conclusie is daarom dat niet is gebleken van onrechtmatig handelen van Accell, zodat het gevorderde gebod tot staking van het gebruik van het merk HAI BIKE door Accell voor rijwielen in Nederland zal worden afgewezen. Daarmee komt ook de grondslag voor een eventuele rectificatie te vervallen, evenals de grondslag voor toewijzing van (een voorschot op) schadevergoeding.

Lees het vonnis hier.