IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 8920

De verantwoordelijkheid voorbij

Bart van der Sloot (IViR): De verantwoordelijkheid voorbij: de ISP als verlengstuk van de overheid. Gepubliceerd in Mediaforum, 2010-5, p. 157-161

De positie van de internet service provider (ISP) komt steeds verder onder druk te staan. Door toenemende zorgen over auteursrechtschendingen op het internet worden er steeds grotere en bredere verplichtingen opgelegd aan providers om inbreuken te voorkomen of tegen te gaan. Waar deze plichten aanvankelijk voorvloeiden uit hun verantwoordelijkheid of zorgplicht, worden er in nieuwe wetgeving plichten aan providers opgelegd die niet zijn gekoppeld aan een goede bedrijfsvoering, maar voortvloeien uit het feit dat zij zich in de meest geschikte positie bevinden om overheidsbeleiduit te voeren. ISP’s lopen daarmee het gevaar om te worden gebruikt als verlengstuk van de overheid. Dit artikel vormt een eerste verkenning van dit gevaar.

Lees het artikel hier.

IEF 8919

Uitvoering in (strikt) besloten kring

Gerard Mom (IViR): Uitvoering in (strikt) besloten kring. Gepubliceerd in AMI, 2010-3, p. 81-91.

Uitvoering van beschermde werken in een besloten kring is in beginsel aan toestemming van de betrokken rechthebbenden onderworpen, daar dit door wetsduiding geacht wordt ‘in het openbaar’ te geschieden. Een uitvoering in een familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen besloten kring mag echter zonder toestemming plaats vinden. In deze bijdrage staan de uit de greep van rechthebbenden blijvende voordrachten, op- en uitvoeringen en voorstellingen binnen deze drie ‘strikt’ besloten kringen centraal. De wettelijke regeling terzake is gecompliceerd en roept in de rechtspraktijk, meestal in zaken waar het gaat om het ten gehore brengen van beschermde muziek, steevast vragen op als: is wel van een ‘uitvoering’ sprake en zo ja, speelt die zich af in een strikt besloten kring? Is de situatie in landen om ons heen vergelijkbaar met de onze?

Lees het artikel hier.

IEF 8918

Attempting to restrict the use of Community trade marks

EU: Parliamentary questions. Subject: Use of Community trade marks in the internal market 

1. In view of the necessity to fight effectively against massive importation of counterfeited and pirated goods into the single market, there is a strong need to be able to seize and withdraw these goods under the EU Customs Regulation at all of the EU's external borders, irrespective of the place of importation.

As far as trade mark piracy is concerned, the use of a Community trade mark currently confers such seamless protection everywhere in the EU and accordingly makes effective seizures possible at all external borders of the EU. Therefore, it is essential that the benefits of Community trade marks are not hampered by the introduction of a new requirement, according to which the use of a Community trade mark within one Member State is not sufficient for a company to enforce its own property rights in the single market.

2. Is the Commission aware that some Member States are currently attempting to restrict the use of Community trade marks through the introduction of a new requirement, according to which the use of a Community trade mark within one Member State is not sufficient?

3. Is the Commission aware that this not only impedes the effective combating of trade mark piracy, but also hampers access to the Community trade mark for SMEs?

4. Can the Commission confirm that it will counter these attempts by Member States in an effective way?

Lees de vragen hier.

IEF 8917

Deelt u de mening dat het de omgekeerde wereld is?

Kamervragen (Aanhangsel) 2009-2010, 2509, Tweede Kamer. Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie) op vragen Thieme over Google street view (ontvangen 20 mei 2010).

Vraag 4:  Deelt u de mening dat het de omgekeerde wereld is dat personen moeten aangeven dat ze van Google street view af gehaald willen worden in plaats van dat foto's van personen niet door Google mogen worden gebruikt?

Antwoord: De werkwijze lijkt – gezien de zorgvuldigheid die wordt betracht – in beginsel toegestaan (zie het antwoord op vraag 2). Wanneer personen evenwel een redelijk belang hebben, kunnen zij zich bijvoorbeeld op grond van art. 21 van de Auteurswet tegen openbaarmaking van de foto verzetten. Ik deel de in de vraag besloten mening derhalve niet.

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 8916

I have nothing against intellectual property

Neelie Kroes: Address at Open Forum Europe 2010 Summit: 'Openness at the heart of the EU Digital Agenda' Brussels, 10th June 2010

Interoperability and (ICT) standards.  “(…) everybody who cares about interoperability should care about the financial conditions for the use of standards as well as the indirect constraints imposed on third parties: the fewer constraints the better.  (…)  we must use all opportunities to promote appropriate rules for ex-ante disclosures of essential IPR and licensing conditions in standard-setting contexts.

I have nothing against intellectual property being brought to the standard-setting table, but it must be disclosed. Any economist will tell you that you can only make a rational decision between different options if you can compare their benefits and their costs. And, let's face it, establishing FRAND (Fair, Reasonable and Non-Discriminatory) prices is a hard task over which reasonable people often disagree. Transparency is therefore in everyone's interest - the alternatives are not. Why risk the litigation? Why set a standard in ignorance of the costs of implementation?

In some cases, the choice of a technology in a standard might be obvious in the absence of technical alternatives. Costs and licensing conditions are less relevant in such cases. But in most cases there are competing options and it makes clear sense to also consider this information.

The Commission has already taken an important step by drafting new guidelines (…) The draft, which is currently available for public comment, relies on the well-established concepts of non-discrimination, transparency and availability and specifies minimum requirements that distinguish standard-setting from a cartel.

But I want to do more. Some standard-setting bodies already have ex-ante disclosure rules, so why not all of them? This is a matter of efficiency in my opinion.

Lees de gehele toespraak hier.

IEF 8915

Van onmogelijkheid is voorshands geen sprake

Rechtbank Rotterdam, KG ZA 10-466, Hans Textiel B.V. tegen Bonnie Doon Europe B.V. (met dank aan Marion Tapper en Lars Bakers, Bingh)

Modellenrecht, althans executiegeschil na Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 januari 2010, IEF 8603 (inbreuk op model ‘legging shorts’). Geen accountantsverklaring. Dwangsommen verbeurd. Geen 1019h proceskostenveroordeling, nu “dit geding louter ziet op een executiegeschil met betrekking tot het verbeuren van dwangsommen.”

4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de goedkeurende verklaring waarop de veroordeling onder 5.2 van het dictum ziet, door Hans Textiel niet aan Bonnie Doon is overgelegd. (…) De door Bonnie Doon aangewezen accountant heeft zich immers tijdig (…) aan Bonnie Doon kenbaar gemaakt (…). Hans Textiel is hier - buiten het aanvechten van het door de accountant verzochte voorschot - niet verder op ingegaan. Het door de accountant verzochte voorschot ad € 15.000,00, dat bovendien nog tot € 7.500,00 naar beneden toe is bijgesteld, komt de voorzieningenrechter overigens voorshands niet onredelijk voor. Naar voorlopig oordeel maakt Bonnie Doon dan ook geen misbruik van recht, dan wel is er sprake van onrechtmatig handelen zijdens Bonnie Doon jegens Hans Textiel, indien zij - gelet op 5.2 juncto 5.4 van het vonnis - overgaat tot het innen van de dwangsommen. Het doel en de strekking van de onder 5.2 gegeven veroordeling is er immers mede op gericht om een dispuut tussen partijen over het al dan niet volledig verstrekken door Hans Textiel aan Bonnie Doon van de onder 5.2 genoemde bescheiden te voorkomen. (…)

4.7  (…) Van onmogelijkheid in de zin van artikel 611d Rv is sprake wanneer het onredelijk zou zijn meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan de veroordeelde heeft betracht. Tegen de achtergrond van het onder 4.6 overwogene is van onmogelijkheid in voormelde zin van artikel 611d Rv voorshands geen sprake, zodat er geen aanleiding bestaat een termijn te stellen voor het aanhangig maken van een procedure ex genoemd artikel bij de rechtbank 's-Gravenhage.

4.8 Gelet op het voorgaande is voor een verbod van Bonnie Doon om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de verbeurde dwangsommen geen plaats.

Lees het vonnis hier.

IEF 8913

Van voortzetting is thans geen sprake meer

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 27 april  2010, LJN: BM7564, Livius Beheer B.V. tegen Fewmore Holding B.V.

Stukgelopen samenwerking. Hoger beroep kort geding (zie vanaf IEF 7032). Geen spoedeisend belang aandeelhouder bij overdracht van IE-rechten aan inmiddels failliete dochtervennootschap. Wapperverbod. Nieuwe dwangsommen nu eerder maximum is bereikt.

Partijen hebben de franchiseformule “Kwaliteits Apotheek” een gezamenlijke vennootschap opgericht, Bwana B.V. Gedaagde Fewmore heeft hieraan voorafgaand op eigen naam het merk en de revelante domeinnamen geregistreerd. De samenwerking loopt uit op een ‘omvangrijk geschil’ en eiser Livius vordert i.c. dat gedaagde de domeinnamen, websites en merken overdraagt aan de gezamenlijk vennootschap. In eerste instantie concludeerde de voorzieningenrechter, vanwege de wat onduidelijke situatie en om een IE blokkade te voorkomen, vooralsnog alleen tot een gebruiksrecht voor de merken en overdracht van de domeinnamen en websites. In hoger beroep wordt dit vonnis grotendeels bekrachtigd. In citaten:

Spoedeisend belang: 9.  Ook volgens Livius is van voortzetting van de onderneming van Bwana thans geen sprake meer. Voor zover nog wel sprake zou zijn van voortzetting van het voeren van het merk Kwaliteits Apotheek door enkele apothekers, geldt dat deze apothekers geen partij zijn in dit kort geding. Voor zover Livius terzake als mede-belanghebbende zou moeten worden beschouwd, geldt dat de voorzieningenrechter (…) heeft overwogen dat de conclusie dat er op dit moment geen grond is voor overdracht van het merk en de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de content (kennelijk: van de websites), niet impliceert dat Fewmore c.s. zich op grond van die rechten kunnen verzetten tegen voortzetting van het gebruik van het merk en de content door Bwana en haar licentienemers. Livius stelt geen feiten waaruit blijkt dat Fewmore c.s. zich ook na dit vonnis tegen bedoeld gebruik zijn blijven verzetten.

10.  Wat betreft het gestelde aanvullende belang geldt dat Livius niet, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van de curator, aannemelijk heeft gemaakt dat Bwana er met het oog op de afwikkeling van haar boedel een spoedeisend belang bij heeft dat het door Fewmore c.s. ten behoeve van de onderneming gedeponeerde merk en de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de ontwikkelde websites alsnog aan haar worden overgedragen. Evenmin stelt of onderbouwt Livius dat zij als aandeelhoudster en/of schuldeiseres anderszins een spoedeisend belang heeft bij bedoelde overdracht. Waar Livius deze overdracht bij wijze van voorlopige voorziening vraagt, vooruitlopend op een beslissing daarover in een bodemzaak, had dat wel op haar weg gelegen.

11.  Livius heeft het vereiste spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen sub I en II(i) derhalve niet aannemelijk gemaakt. (…)

Wapperverbod: 13.  Het hof is, mede gelet op het ontbreken van verweer in hoger beroep, van oordeel dat, hoewel de mededeling – ervan uitgaande dat de betreffende rechten nog niet zijn overgedragen aan Bwana – op zichzelf niet onjuist is, Fewmore c.s. de belangen van Bwana en daarmee van Livius als aandeelhouder schendt door zichzelf ongeclausuleerd als rechthebbende te presenteren ten aanzien van het merk en daarmee vooruit te lopen op de definitieve beslechting van het geschil daaromtrent tussen partijen. Het hof acht het belang bij een voorziening terzake voldoende spoedeisend. Het hof zal de vordering dan ook in zoverre toewijzen dat het Fewmore c.s. zal worden verboden uitlatingen te doen met de strekking dat zij rechthebbende zijn op het merk en de andere intellectuele eigendomsrechten als bedoeld in artikel 5.2 van de overeenkomst. Grief 6 slaagt derhalve.

Dwangsommen: 16.  Mede gelet op het ontbreken van verweer in hoger beroep acht het hof voorshands aannemelijk dat Fewmore c.s. de maximale dwangsom van € 50.000,- hebben verbeurd, alsook dat zij de veroordelingen in het vonnis waarvan beroep niet (geheel) zijn nagekomen. Het hof zal het vonnis vernietigen waar het de maximering tot € 50.000,- betreft. Wel acht het hof termen aanwezig om een nieuw maximum te bepalen en wel € 100.000,-. Het meerdere boven € 50.000,- zal, in verband met het doel van dwangsomoplegging (het geven van een prikkel tot nakoming) en het belang van Fewmore c.s. bij rechtszekerheid, echter slechts gelden voor overtredingen begaan na betekening van dit arrest.

Lees het arrest hier.

IEF 8912

Oranje kleur

Gerecht EU, 15 juni 2010, zaak T-547/08, X Technology Swiss GmbH tegen OHIM

Merkenrecht. Gemeenschapsmerkaanvraag ‘oranje kleur van punt van sok’. Weigering inschrijving. Ontbreken van onderscheidend vermogen.

59. Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de kamer van beroep geen blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door te constateren dat het aangevraagde merk door het relevante publiek als een decoratief element zal worden opgevat doordat het niet beduidend afwijkt van wat in de sokken- en kousensector normaal of gebruikelijk is, en bijgevolg elk onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 mist. Derhalve moet het tweede onderdeel van het enige middel worden afgewezen, zonder dat de argumenten betreffende de perceptie van het aangevraagde merk als functioneel element hoeven te worden onderzocht.

Lees het arrest hier.

IEF 8911

Multatuli contra Van Lennep

Dik van der Meulen:  'Ik heb u den Havelaar niet verkocht.'  Een uitgave over het proces dat Multatuli tegen Jacob van Lennep aanspande om het eigendom van zijn Max Havelaar terug te krijgen, bezorgd en geplaatst in een breed (literair-)historisch perspectief. Bijdragen van Marita Mathijsen, Jan Bank, Dik van der Meulen, David Peeperkorn, René Klomp, Robert Verhoogt, Ika Sorgdrager en Leo Frijda.
 
In 1860 spande Multatuli (Eduard Douwes Dekker) een proces aan tegen Jacob van Lennep over zijn auteursrecht op de Max Havelaar. Multatuli verklaarde op de zitting dat hij het handschrift niet aan Van Lennep had verkocht, maar de rechtbank besliste desalniettemin dat Van Lennep de rechten op het manuscript bezat. Waren de rechters bevooroordeeld of hebben de advocaten misschien een steek laten vallen? Hoe zit het eigenlijk met Multatuli’s rechten op de Max Havelaar? Hoe heeft men in de loop van de tijd tegen dit proces aangekeken?
Vanwege de vragen die het proces tot op de dag van vandaag oproept, worden nu alle processtukken bijeengebracht en voorzien van gezaghebbend commentaar. Dit proces afdoen als een juridische strijd om auteursrecht zou de zaak te kort doen en om die reden zal deze rechtszaak ook worden beschreven vanuit een maatschappelijke en culturele context.

Lees hier iets meer.

IEF 8910

Die handelswijze valt te billijken

Vzr Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2010, KG ZA 10-601 WT/MB, VEVAM tegen NL Film Productie B.V. c.s.  (met dank aan Jacqueline Schaap en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap)

Auteursrecht. Collectief beheer filmauteursrecht. CBO VEVAM (collectieve heffingen t.b.v. regisseurs) maakt bezwaar tegen aanpassing algemene voorwaarden van filmproducent NL Film, die die aanpassing weer heeft doorgevoerd als bezwaar tegen het Addendum van de VEVAM, dat is opgesteld in het licht van het komende nieuw kabelcontract (waarbij de vraag wat als primaire en wat als secundaire openbaarmaking moet worden opgevat een belangrijke rol zal spelen).

NL Film stelt dat Vevam met het Addendum meer rechten overgedragen zou krijgen dan voorheen en dan nodig en gewenst. Door de nieuwe algemene voorwaarden van NL Film worden nu alleen de ‘oude’ rechten (leenrecht, thuiskopierecht, reprorecht en heffingen inzake secundaire openbaarmaking) aan Vevam overgedragen, de ‘overige’ rechten, dus ook die onder het Addendum vallen (zoals primaire doorgifte via kabel etc) worden overgedragen aan NL Film. Die constructie is niet onrechtmatig en de vorderingen van Vevam worden afgewezen. Een door de overdrager ondertekende overeenkomst, deels bestaand uit Algemene Bepalingen, kan als een akte van overdracht worden aangemerkt. De vergoeding op basis van artikel 45d AW kan in één keer worden afgekocht.

4.4. Evenmin kan voorshands worden aangenomen dat NL Film onrechtmatig handelt jegens VEVAM en haar leden door van (potentiële) bij NL Film aangesloten contractanten de overdracht van de desbetreffende (verbods- en vergoedings)rechten - niet zijnde de hiervoor bedoelde rechten - die blijkens het Aansluitcontract ook aan VEVAM overgedragen kunnen zijn, te verlangen. NL Film heeft met voldoende onderbouwing betoogd dat deze rechten voor haar van vitaal belang zijn om een project (rendabel) te kunnen produceren. Daar komt bij dat NL Film voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een volledige acceptatie van de wijze waarop VEVAM de overdracht van huidige en toekomstige rechten heeft geregeld in de Aansluitovereenkomst (en met name in het Addendum) nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de positie van NL Film (en andere producenten) in het licht van de onderhandelingen tussen de omroepen en de kabelexploitanten over een nieuw Kabelcontract, dat per 1 januari 2011. zou moeten ingaan. Dit geldt met name met betrekking tot de vraag wat als primaire en wat als secundaire openbaarmaking moet worden opgevat en wat de gevolgen zijn op dit punt van een technische wijziging die eind 2006 heeft plaatsgevonden in de aanlevering van televisiesignalen. Ook in dit opzicht valt de handelwijze van NL Film te billijken.

4.7. Ingevolge artikel 2 van de Auteursrecht is voor de overdracht van auteursrechten een akte vereist. Anders dan VEVAM heeft betoogd is niet op voorhand uitgesloten dat een door de overdrager ondertekende overeenkomst, deels bestaand uit Algemene Bepalingen, als een zodanige akte kan worden aangemerkt. Bovendien wijkt artikel 45d Aw af van dit vereiste, door het introduceren van een rechtsvermoeden voor overdracht, juist met betrekking tot filmwerken. Daarnaast heeft NL Film ter zitting verklaard de overdracht van rechten te zullen overhevelen van de Algemene Bepalingen naar de overeenkomsten zelf.

4.8. Voor wat betreft de vergoeding die verschuldigd is op basis van artikel 45d van de Auteurswet, heeft NL Film terecht betoogd dat voorshands ook niet zonder meer kan worden aangenomen dat dit artikel eraan in de weg staat dat die vergoeding éénmalig kan worden afgekocht door een vast (forfaitair) bedrag, nu het genoemde artikel, zoals volg uit de laatste zin daarvan, alleen voor wat betreft de vergoeding van verhuurrechten als dwingend recht heeft te gelden. Ook op dit punt slaagt het betoog van VEVAM derhalve vooralsnog niet.

Lees het vonnis hier.