IEF 22202
26 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22200
26 augustus 2024
Uitspraak

Haviltex-criterium in actie: de licentie van Harbour Antibodies ziet alleen op de toepassing van octrooien in muizen

 
IEF 22204
26 augustus 2024
Uitspraak

Onverwachte wending in eerste Amerikaanse rechtszaak over tekst- en datamining voor generatieve AI

 
IEF 8885

De (aanvullende) bescherming van art. 6:162 BW

Paul Geerts (Rijksuniversiteit Groningen): Noot bij Gerechtshof Amsterdam 3 november 2009, IEF 8328 (Media Mij/ANWB)

In het laatste nummer van IER (2010/25, p. 214) heeft Gielen een korte noot geschreven onder het hierboven genoemde arrest. (…)  met Gielen ben ik het eens dat het Hof bij de invulling van de Europolis-norm te streng is geweest en de inburgering in Nederland voldoende zou moeten zijn om voor merkbescherming in aanmerking te komen. Maar daar gaat het mij in deze korte bijdrage niet eens zozeer om. Het gaat mij om een ander punt waar Gielen in zijn noot geen aandacht aan heeft besteed. Want de ANWB heeft voor het geval haar merkvordering (in verband met het ontbreken van onderscheidend vermogen) zou worden afgewezen, subsidiair een beroep gedaan op de (aanvullende) bescherming van art. 6:162 BW. Kan dat?

(…) Onbegrijpelijk is dat het Hof in r.o. 4.10 bij de behandeling van de subsidiaire art. 6:162 BW-vordering en meer specifiek bij de beantwoording van de vraag of het teken van de ANWB in Nederland is ingeburgerd, verwijst naar de hierboven geciteerde merkenrechtelijke overwegingen. Wat het Hof daarbij echter uit het oog verliest is dat het bij een beroep op art. 6:162 BW enkel gaat om de inburgering in Nederland. (…).

Lees de volledige noot hier.

IEF 8884

Geen luxeproducten

Rechtbank van Koophandel Brussel, 17 maart 2010, A.R. 2008/09126, Mitsubishi Shoij Kaisha Ltd c.s. tegen N.V. Duma c.s. (met dank aan Jeff Keustermans, De Bandt Keustermans & Van den Brande)

Merkenrecht. Parallimport. Geen merkinbreuk door volledige debranding nieuwe Mitsubishi vorkheftrucks. Geen reputatieschade door verwijderen merk (vorkheftrucks zijn geen luxeproducten). Geen wijziging of verslechtering van de toestand van de waren door debranding. Geen inbreuk door metattag, het staat gedaagde vrij reclame te maken voor haar producten. Beroep is vanzelfsprekend nog mogelijk.

24. Verweersters voeren aan dat zij binnen de E.E.R. geen vorkheftrucks van het merk Mitsubishi verkopen. Zij 'debranden' de vorkheftrucks van Mitsubishi onder douaneentrepot waarna zij nieuwe vorkheftrucks onder een eigen merk GSI invoeren in de E.E.R. waarop het merk Mitsubishi niet langer voorkomt.

29. Uit de stukken van het dossier blijkt bovendien dat, in tegenstelling tot wat eiseressen beweren in hun conclusie, verweersters er wel in slagen om alle Mitsubishi merken van de betreffende vorkheftrucks te verwijderen. Verweersters tonen met een proces-verbaal van vaststelling door de gerechtsdeurwaarder (stuk A.45 bundels verweersters) aan dat de vorkheftrucks wel degelijk volledig gedebrand kunnen worden. Vanzelfsprekend hebben verweersters niet de toestemming nodig van eiseressen om de goederen te debranden.

31. De door eiseressen aangehaalde rechtspraak en rechtsleer dat de reputatie van het merk geschaad wordt door een vernielde verpakking is om twee redenen niet van toepassing: vorkheftrucks zijn geen luxeproducten in een dure verpakking (zoals parfums) en verweersters verwijderen alle Mitsubishi merken van de vorkheftrucks en brengen een eigen benaming aan.

Lees de uitspraak hier.

IEF 8883

Geen bijzondere of fantasierijke combinatie

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 12 mei 2010, LJN: BM6199, Me Worldwide B.V. & The Communication Company (Benelux) B.V. tegen Multicopy Netherlands B.V.

Merkenrecht. Gedeponeerde Benelux-woordmerk 'The Communication Company' door reclamebureau heeft voorshands onvoldoende onderscheidend vermogen. Geen merkinbreuk door gebruik van de woorden 'The Communication Company' als 'strapline' door gedaagde MultiCopy. Geen inburgering. Evenmin inbreuk op handelsnaam (geen gebruik als handelsnaam) of anderszins onrechtmatig. 

Onderscheidend vermogen: 4.5.  (…) zal het relevante publiek met name bestaan uit (kleine en grote) ondernemingen in de gehele Benelux, die een beroep doen op reclamedienstverleners. Dit publiek kan meer dan gemiddeld geïnformeerd en redelijk oplettend en omzichtig worden geacht.
Daar het gebruik van Engelse woorden bij het hiervoor bedoelde publiek in het Beneluxgebied breed verspreid is, kunnen de woorden ‘communication’ en ‘company’ door dit publiek gemakkelijk herkend en begrepen worden. Het woordmerk bevat een combinatie van deze beschrijvende Engelse woorden, die door dat relevante publiek ook kunnen worden begrepen als beschrijvend voor de diensten die TCC aanbiedt. Er bestaat immers een concreet verband tussen de betekenis van de woorden en de (reclame)diensten die TCC aanbiedt. Voornoemde beschrijvende woorden zijn niet in een bijzondere of fantasierijke combinatie tot elkaar weergegeven. Anders dan bij de door Me Worldwide gedeponeerde beeldmerken wel het geval is, is aan het woordmerk geen enkele bijzonderheid toegevoegd die het een onderscheidende totaalindruk geeft. Daarmee valt voorshands niet uit te sluiten dat in een eventuele nietigheidsprocedure wordt geoordeeld dat het woordmerk ‘The Communication Company’ van huis uit onderscheidend vermogen mist om als merk te dienen voor de door TCC aangeboden diensten.

Inburgering: 4.6.  De vraag die vervolgens aan de orde is, is of het woordmerk ‘The Communication Company’ door het gebruik daarvan door TCC voor haar diensten zodanig is ingeburgerd in de betrokken kringen, althans een aanzienlijk deel daarvan, dat zij de dienst op basis van het teken als van TCC afkomstig moeten kunnen identificeren en dus als merk kan dienen.
Bij de beoordeling van deze vraag wordt in aanmerking genomen dat het om Engelse woorden gaat (‘communication’ en ‘company’) die, zoals hiervoor ook is overwogen, voor het relevante publiek in de Benelux kunnen worden begrepen als beschrijvend voor de door TCC aangeboden diensten. Daarmee mist de woordencombinatie ‘The Communication Company’ in beginsel in de hele Benelux onderscheidend vermogen voor de door TCC (in de Benelux) aangeboden diensten. Derhalve zal sprake moeten zijn van inburgering van het woordmerk bij de betrokken kringen in de hele Benelux, althans een aanzienlijk deel daarvan.
Door MultiCopy is betwist dat van inburgering van ‘The Communication Company’ sprake is. Dit verweer kan niet zonder meer terzijde worden gesteld. Uit de door Me Worldwide en TCC in deze procedure overgelegde (branche) publicaties blijkt niet zonder meer van inburgering van ‘The Communication Company’ in de Benelux. Dat TCC binnen de reclamebranche wordt gezien als één van de 25 bekendste reclamebureaus in Nederland, grote, bekende, klanten bedient en met haar diensten (branche)prijzen heeft gewonnen is onvoldoende om te concluderen dat voldoende aannemelijk is dat van inburgering sprake is, nu het hier met name gaat om een waardering door de branche in Nederland. De bekendheid van de klanten is in deze niet doorslaggevend. De vraag of sprake is van inburgering zal nader dienen te worden onderzocht in een bodemprocedure.

4.7.  Het voorgaande brengt met zich dat niet kan worden uitgesloten dat het woordmerk ‘The Communication Company’ in een eventuele nietigheidsprocedure geen stand zal houden voor de klassen diensten waarvoor het is ingeschreven en het is onvoldoende aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat MultiCopy een merkinbreuk pleegt op dit teken.

4.7.1.  De conclusie is daarmee dat voor zover de vorderingen van Me Worldwide en TCC zijn gebaseerd op het merkenrecht en artikel 5a van de Handelsnaamwet, deze zullen worden afgewezen.

Gebruik als handelsnaam: 4.10.  MultiCopy heeft betwist dat zij de ‘The Communication Company’ als handelsnaam gebruikt. Zij stelt deze woordencombinatie als ‘strapline’ te gebruiken bij haar handelsnaam ‘MultiCopy’ ter beschrijving van haar producten en diensten.
Voorshands wordt geoordeeld dat, mede gezien de toezegging van MultiCopy zoals vermeld onder 4.7.2, onvoldoende aannemelijk is geworden dat MultiCopy ‘The Communication Company’ als handelsnaam gebruikt. Voor zover moet worden aangenomen dat MultiCopy de handelsnaam ‘MultiCopy/The Communication Company’ voert, geldt dat - gezien de zwakke bescherming die aan de handelsnaam ‘The Communication Company’ toekomt - een verbintenis van ‘The Communication Company’ met ‘MultiCopy’ niet als een inbreuk op de handelsnaam ‘The Communication Company’ kan worden gezien. Voorshands is door de combinatie met ‘MultiCopy’ geen gevaar voor verwarring te duchten. Gelet op het voorgaande staat in dit kort geding onvoldoende vast dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat MultiCopy inbreuk maakt op de handelsnaam van TCC.
 
 Lees het vonnis hier.

IEF 8882

Anonimiseringssoftware

Gerechtshof Arnhem,  4 mei 2010, LJN: BM6275, Think Legal B.V. tegen Digistart2001 B.V.
 
Auteursrecht. Databankenrecht. Software. Onrechtmatig wapperen met auteursrechten. Anonimiseringssoftware voor rechterlijke uitspraken (“Jurisource©, wat het hof leest als Jurisource®”). Voormalig zakenpartner stelt dat de intellectuele eigendomsrechten niet zijn overgedragen en dat inbreuk wordt gemaakt op haar rechten. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep: geen overdracht (geen akte). Wapperverbod: Nu het hof voorshands van oordeel is dat Think Legal geen inbreuk maakt op enig recht van intellectuele eigendom, is de uitlating van Digistart 2001 onrechtmatig. Opgave jegens wie gewapperd is. Geen inbreuk op gepretendeerde auteursrechten, maar bij onrechtmatige uitlating geen plaats voor proceskostenveroordeling op grond van 1019h.

5.4  (…)Als het al de bedoeling was daarbij ook de rechten van intellectuele eigendom op “het Product” aan Digistart over te dragen, zoals Digistart beweert met een beroep op een overgelegde verklaring van [Y] (die als onafhankelijk deskundige de beëindiging en afwikkeling van de joint venture begeleidde), dan is aan die bedoeling toch geen uitvoering gegeven. Noch uit de notulen van 15 mei 2007, noch uit enig ander document blijkt iets van die overdracht hoewel voor een dergelijke overdracht rechtens nu eenmaal een akte vereist is. Voor auteursrecht volgt dat uit artikel 2 lid 2 Auteurswet 1912, voor databankrecht uit artikel 2 lid 4 Databankenwet.

(…)

5.6  Ten overvloede overweegt het hof dat, zelfs als de auteursrechten op Jurisource®Identity en Jurisource®Identity Strafrecht op Digistart zouden zijn overgegaan, er nog steeds onvoldoende gronden zijn voor de conclusie dat de door Think Legal aangeboden software, een door haar als Jurisource®Anonimiseren aangeduide applicatie, een inbreuk op die rechten zou vormen. Digistart heeft niet duidelijk gemaakt waarin die inbreuk zou bestaan. Ter gelegenheid van de pleidooien is zij uitgenodigd dit punt toe te lichten en heeft zij verklaard dat de door Think Legal aangeboden software een anonimiseringsapplicatie is en dat zij door Carp ontwikkeld is en dat die beide omstandigheden naar haar mening een inbreuk op haar rechten met zich brengen. Daarmee kan het hof zich niet verenigen. Deze twee omstandigheden zijn onvoldoende om Jurisource®Anonimiseren te kwalificeren als een openbaarmaking of verveelvoudiging, dan wel als een opvragen of hergebruiken van Jurisource®Identity. Dat geldt te meer nu een van Carp afkomstige notitie in het geding is gebracht waarin Carp verklaart dat de destijds voor Jurisource®Identity gebruikte programmacode niet is hergebruikt voor Jurisource®Anonimiseren, dat ook de onderliggende technieken volledig verschillend zijn en er geen direct verband tussen beide is.

5.7  Op grond van het hiervoor onder 5.4 tot en met 5.6 overwogene acht het hof voorshands niet aannemelijk dat Think Legal met de door haar aangeboden applicatie Jurisource®Anonimiseren inbreuk maakt op aan Digistart toekomende rechten van intellectuele eigendom. Digistart had ook volstrekt onvoldoende grond om die inbreuk te vrezen, heeft voor die vrees althans onvoldoende verantwoording gegeven. Door Think Legal er niettemin bij haar potentiële afnemers van te betichten dat zij met de aangeboden software op de rechten van Digistart inbreuk maakte, heeft zij in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en aldus onrechtmatig. De in eerste aanleg door Think Legal gevraagde voorzieningen zijn aldus toewijsbaar.

5.8  Dat geldt ook voor de tweede gevraagde voorziening, te weten tot het doen van opgave van degene aan wie Digistart de gewraakte uitlatingen heeft gedaan. Tevergeefs voert Digistart aan dat er geen bewijs is dat zij die uitlatingen tegenover anderen dan (medewerkers van) de Hoge Raad en de Raad voor de Rechtspraak heeft gedaan. Het feit dat zij zich tegenover deze twee potentiële afnemers van Think Legal aldus heeft uitgelaten, is voldoende reden om rekening te houden met de mogelijkheid dat dat ook tegenover anderen gebeurd kan zijn. Onduidelijk is de strekking van het door Digistart aangevoerde argument dat zij “nimmer aan het bewijzen van iets negatiefs zou kunnen voldoen”. Niet valt in te zien waarom zij niet naar waarheid de gevraagde opgave zou kunnen doen; bewijs van de juistheid daarvan wordt niet van haar gevorderd.

 Lees het arrest hier.

IEF 8881

Copyright: FTD BV vs Eyeworks

The Hague District Court, Judgment in Preliminary Proceedings of 2 June 2010, KG ZA 10-639, FTD BV vs Eyeworks Film & TV Drama BV (translated judgement)

Copyright. Facilitating the downloading of copyrighted content is considered ‘making available to he public’. “Instead it is important whether the behavior of FTD allows users to download copyrighted files (in an easier manner) and that it thus makes such files in fact available to the public. This is the case, provisionally judging.”

2.1. The issue of this case is the downloading from Usenet of copyrighted material and the role played by FTD in this. (…)

2.6. FTD provides a service by which users can find and download files on Usenet in an easy way. To that end it gives access to a computer application, referred to hereinafter as FTD Application, by which users can share information about files stored in Usenet servers. In the FTD Application users post so-called spots, data regarding files which are considered interesting by users. A spot comprises the name under which the file in question can be found on Usenet.

4.3. The present preliminary proceedings concern the question whether by its behavior FTD makes the work available to the public.

4.4. FTD argues that it does not make available, because the copyrighted files are not within its power at any time. The servers in which the files are stored are not controlled by it, nor does it have any influence on the downloading by users, so it argues. Be that as it may, provisionally judging it is not relevant whether the copyrighted files are actually in the power of FTD at any time. Instead it is important whether the behavior of FTD allows users to download copyrighted files (in an easier manner) and that it thus makes such files in fact available to the public. This is the case, provisionally judging.

Read the translated judgment here. Original judgment here.

IEF 8880

Afschaffing overdracht auteursrecht bij leven?

Uit het (toelichting bij) de voorgestelde wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht:

“Voorgesteld wordt in artikel 2 van de Auteurswet te regelen dat het auteursrecht in beginsel eerst na overlijden van de maker vatbaar is voor overdracht. Het in beginsel uitgaan van de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven van de maker heeft als achtergrond dat de bescherming die de auteurswet de maker van een werk (de auteur) beoogt te bieden, na overdracht in beginsel niet langer ten voordele strekt van de maker, maar van degene die de rechten van de maker overgedragen heeft gekregen (de auteursrechthebbende). Door onoverdraagbaarheid als uitgangspunt te nemen wordt de bijzondere band tussen maker en zijn werk benadrukt. In dit voorontwerp wordt aldus uitgegaan van een zogeheten monistische opvatting van het auteursrecht.” (…) Nu overdracht bij leven van de maker niet langer mogelijk is zal deze voor de exploitatie van zijn auteursrecht gebruik moeten maken van de licentieverlening. (...)

De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd: Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2:  1. Het auteursrecht gaat over bij erfopvolging en is, behoudens in de bij wet bepaalde gevallen, eerst na het overlijden van de maker vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Het auteursrecht van een maker als bedoeld in artikel 7 en artikel 8 Auteurswet is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. (…) "

U wordt uitgenodigd op het voorontwerp te reageren. Het voorontwerp zal daartoe gedurende drie maanden op www.internetconsultatie.nl beschikbaar zijn.

IEF 8878

Ter beschikking stellen

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 2 juni 2010, KG ZA 10-639, FTD B.V. tegen Eyeworks Film & TV Drama B.V.

Auteursrecht.  Opheffings kortgeding na ex parte Vzr. Rb ’s-Gravenhage, 11 mei 2010,  IEF 8829. Downloaden via Usenet van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Vorderingen afgewezen: inbreuk. FTD maakt door haar handelwijze het werk openbaar maakt, dat wil zeggen stelt het ter beschikking aan het publiek.

Van belang is of de handelwijze van FTD gebruikers in staat stelt auteursrechtelijk beschermde bestanden (eenvoudiger) te downloaden en zij daarmee die bestanden de facto ter beschikking stelt van het publiek. Feitelijke bemoeienis (actieve, inhoudelijke bemoeienis) FTD is daarbij van belang. Dat het publiek de auteursrechtelijk beschermde bestanden ook langs andere weg tot zijn beschikking kan krijgen, maakt het ter beschikking stellen door FTD niet minder onrechtmatig. Vergelijk met Mininova-zaak, aansluiting bij recente beslissing Engelse rechter. De vraag of downloaden uit illegale bron illegaal is komt in deze zaak niet aan de orde.

Openbaar maken: 4.4. FTD betoogt dat zij niet openbaar maakt, omdat de auteursrechtelijk beschermde bestanden op geen enkel moment in haar macht zijn. De servers waarop de bestanden zijn opgeslagen worden niet door haar beheerd en zij heeft geen invloed op het downloaden door gebruikers, zo stelt zij. Wat daar ook van zij, naar voorlopig oordeel is niet relevant of de auteursrechtelijk beschermde bestanden op enig moment daadwerkelijk in de macht van FTD zijn. Veeleer is van belang of de handelwijze van FTD gebruikers in staat stelt auteursrechtelijk beschermde bestanden (eenvoudiger) te downloaden en zij daarmee die bestanden de facto ter beschikking stelt van het publiek. Dit is naar voorlopig oordeel het geval.

Feitelijke bemoeienis: 4.5. Voor dit oordeel acht de voorzieningenrechter mede van belang dat aannemelijk is geworden dat FTD actieve, inhoudelijke bemoeienis heeft met de spots. Zo controleren de door FTD aangestelde moderatoren, al dan niet op eigen initiatief, de kwaliteit van de geplaatste spots, worden gebruikers – onder meer door middel van zogeheten kudo’s – gestimuleerd spots te plaatsen van bestanden waarvan FTD moet vermoeden dat ze auteursrechtelijk beschermd zijn, en heeft FTD – door uitvoering te geven aan het ex parte verbod – laten zien met een aanzienlijke mate van precisie te kunnen voldoen aan een bevel de inbreuk op specifieke auteursrechten te staken door spots die verwijzen naar een bepaald werk te verwijderen. Dit geheel van feitelijke bemoeienis leert dat FTD in de openbaarmaking een sleutelrol vervult. Zij is de maker, eigenaar en beheerder van een sleutel waarmee de individuele gebruiker toegang krijgt tot auteursrechtelijk beschermd materiaal. Zonder de sleutel van FTD is het voor de gebruiker aanzienlijk lastiger die toegang te verkrijgen en bovendien zou het materiaal dat hij dan ter beschikking krijgt van mindere kwaliteit kunnen zijn.

Mogelijkheid andere weg niet van belang: 4.6. Aan het voorgaande doet, anders dan FTD betoogt, niet af dat gebruikers ook zonder gebruik te maken van de diensten van FTD de film in kwestie kunnen downloaden, hetzij met behulp van een derde die vergelijkbare diensten aanbiedt, hetzij door de Usenetservers direct te doorzoeken. Dat het publiek de auteursrechtelijk beschermde bestanden ook langs andere weg tot zijn beschikking kan krijgen, maakt het ter beschikking stellen door FTD immers niet minder onrechtmatig.

4.7. Hieraan wordt ook niet afgedaan door het gegeven dat FTD het auteursrechtelijk beschermd materiaal niet zelf onder haar hoede heeft. Het materiaal wordt niet door haar geüpload naar de gebruiker die het downloadt. Het materiaal wordt niet als geheel of verdeeld in articles opgeslagen op haar servers. Aan de kwalificatie van FTD als partij die in auteursrechtelijke zin openbaar maakt doet dat niet af. Een vergelijking met de werkwijze van legale sites die na betaling content ter beschikking stellen dringt zich hier op. Voor dat soort sites geldt immers dat zij na betaling een sleutel (code) verstrekken waarmee toegang wordt verkregen tot veelal elders dan op de betaalserver gehoste content. Hoewel deze virtuele gang van zaken voor de gebruiker vrijwel geheel onzichtbaar blijft, is de gang van zaken bij FTD niet wezenlijk anders, behalve dat de toestemming van de auteursrechthebbende ontbreekt. Deze werkwijze blijft dan ook kwalificeren als een directe openbaarmaking.

Inbreuk: 4.8. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands dat FTD door haar handelwijze het auteursrechtelijk beschermde werk “Komt een vrouw bij de dokter” zonder toestemming van Eyeworks openbaar heeft gemaakt en dat opnieuw dreigt te gaan doen als het op 11 mei gegeven bevel zou worden opgeheven. Er is dan ook geen aanleiding het bevel op te heffen of de beschikking te herzien en de vorderingen van FTD zullen worden afgewezen. Beslissingen in vergelijkbare procedures

Beslissingen in vergelijkbare procedures: 4.9. De rechtbank Utrecht heeft op 26 augustus 2009 in een zaak tussen Stichting Brein en Mininova BV geoordeeld dat de in die procedure ter discussie gestelde handelingen van Mininova moeten worden gekwalificeerd als onrechtmatige daad en niet als auteursrechtinbreuk. De rechtbank achtte daarbij van belang het feit dat Mininova niet direct betrokken was bij het up- en downloaden van de auteursrechtelijk beschermde werken en dus niet op enig moment over die werken heeft beschikt. De handelingen van Mininova zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar met die van FTD. Uit het voorgaande blijkt dat de voorzieningenrechter in deze zaak de handelingen van FTD voorshands als zonder toestemming ter beschikking stellen van auteursrechtelijk beschermd materiaal kwalificeert.

4.10. De voorzieningenrechter zoekt aansluiting bij een recente beslissing van de Engelse rechter. In een uitvoerig gemotiveerd vonnis oordeelt Justice Kitchin dat Newzbin, een onderneming die opereert op een wijze die op belangrijke punten overeenkomt met de handelwijze van FTD, auteursrechtinbreuk pleegt, ondanks de omstandigheid dat op de site van Newzbin geen auteursrechtelijk beschermde werken zijn geplaatst. Net als FTD biedt Newzbin een platform voor de uitwisseling van informatie over onder meer de exacte locatie van auteursrechtelijk beschermde werken op Usenetservers. Daardoor maakt Newzbin het voor haar gebruikers mogelijk die werken (eenvoudiger) te downloaden. inhoudelijke bemoeienis met de door gebruikers geplaatste informatie, onder meer door het categoriseren van die informatie en het – al dan niet op verzoek van gebruikers – verwijderen van onbruikbare spots. Daarenboven waren de activiteiten van Newzbin naar het oordeel van de Engelse rechter gericht op (het mogelijk maken van) grootschalige auteursrechtinbreuk.

Lees het vonnis hier. Engelse vertaling hier.

IEF 8877

Consultatie auteurscontractenrecht gestart

In het voorontwerp worden wijzigingen voorgesteld in de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten met als doel de positie van de natuurlijke maker ten opzichte van de exploitant van zijn werken te versterken. Het consultatiedocument dient ter toelichting op het voorontwerp.

Het voorontwerp heeft gevolgen voor de wijze waarop over de exploitatie van auteursrechtelijk beschermd werk kan worden gecontracteerd en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten.

Met de consultatie worden belangstellenden uitgenodigd een reactie te geven. Belangstellenden kunnen het gehele voorontwerp en consultatiedocument in hun reactie betrekken. Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

Lees hier meer (inclusief voorontwerp).

IEF 8876

De litigieuze mop

Vzr. Rechtbank Amsterdam (in de persoon van mr. Chr. Hensen), ex parte beschikking van 27 april 2010, KG RK 10-1785, Vermop Salmon GmbH tegen  Newell Rubermaid Luxembourg SARL.

Octrooirecht. Ex parte. Inbreuk op octrooi m.b.t. mophouder op beurs in de RAI. Repeterend beslag.

2.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de stelling van Vermop dat Rubbermaid inbreuk op haar octrooi maakt of dreigt te maken voorshands voldoende gesubstantieerd voor toewijzing van maatregelen tot conservatoir beslag tot afgifte en afgifte tot bewaarneming op de wijze als hierna verwoord. Tevens heeft Vermop voldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat het nodig is de maatregelen te nemen zonder de wederpartij te horen. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is ten slotte voldoende aannemelijk dat uitstel ten gevolge van de behandeling van de zaak op tegenspraak onherstelbare schade voor Vermop zal veroorzaken. Beslag en bewaarneming

2.3. Het in het verzoekschrift onder A. opgenomen verzoek repeterend beslag te mogen leggen op de in het verzoekschrift onder 7 omschreven producten zal worden toegestaan tot en met 29 april 2010, nu immers niet kan worden uitgesloten dat verdere inbreukmakende producten zullen worden aangeboden. Voorts zal bepaald worden dat de beslagen zaken in bewaring worden afgegeven aan het te Amersfoort gevestigde bedrijf Nimax B.V. en dat de zaken slechts met toestemming van gerekwestreerde of nadat de rechter daartoe heeft beslist ter beschikking mogen worden gesteld aan verzoekster.

Lees de beschikking hier.