IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 22186
13 augustus 2024
Uitspraak

In hoeverre speelt creativiteit een rol in het modellenrecht?

 
IEF 22185
13 augustus 2024
Uitspraak

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

 
IEF 8482

Vanwege de humoristische bedoeling

Rechtbank Amsterdam, 22 december 2009, LJN: BK7383, Mercis B.V. & Hendrik Magdalenus Bruna tegen Punt.nl B.V.

Auteursrecht. Parodie-exceptie auteursrecht en Parodie-exceptie merkrecht Nijntje. Aansprakelijkheid hosting provider. Dick Bruna vordert in kort geding tegen hostingprovider het verwijderen van zeven afbeeldingen die op het internet staan, omdat die afbeeldingen volgens hem inbreuk maken op de auteursrechten en merkenrechten die rusten op Nijntje. Ten aanzien van vijf van de zeven afbeeldingen wordt geoordeeld dat geen sprake is van inbreuk. Het betreft toelaatbare parodieën. Met de overige twee afbeeldingen wordt merkinbreuk gepleegd en ten aanzien van die twee afbeeldingen worden de vorderingen toegewezen. (Vonnis op rechtspraak.nl inclusief plaatjes)

Auteursrecht: 4.3. De auteursrechtelijk beschermde trekken van Nijntje, zoals hiervoor omschreven, zijn overgenomen in de gewraakte afbeeldingen. De elementaire kleuren, de dikke lijnen, de verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd van Nijntje, de oren, de (stand van de) ogen en het zogenaamde “andreaskruis” als neusje zijn nagenoeg identiek aan de originele Nijntje. Bij afbeelding 1 tot en met 5 bevindt zich naast de beeltenis van Nijntje ook een tekst, geschreven in een stijl die doet denken aan die van Dick Bruna. Afbeelding 7 (nijn-eleven) is, afgezien van het flatgebouw, een letterlijke kopie van de voorkant van het boek “Nijntje vliegt”. De totaalindrukken van het originele werk van Dick Bruna en van de gewraakte afbeeldingen zijn daardoor nagenoeg identiek. Of in dit geval sprake is van auteursrechtinbreuk, hangt af van de vraag of Punt.nl zich terecht heeft beroepen op de zogenaamde parodie-exceptie van artikel 18b Aw. In artikel 18b Aw is – kort gezegd – bepaald dat een parodie geen inbreuk op een auteursrecht kan vormen. Een parodie kan worden omschreven (zie Auteursrecht van Spoor, Verkade, Visser, derde druk, blz. 293) als een nabootsing van een ander werk in gewijzigde vorm waardoor dit tot voorwerp van de lachlust wordt gemaakt of waardoor althans de teneur ervan ingrijpend wordt gewijzigd.

Hiervan is in ieder geval sprake voor zover het de afbeeldingen 2 tot en met 6, in combinatie met de bijbehorende teksten, betreft. De bedoeling van die afbeeldingen is het opwekken van de lachlust. Dat niet iedereen de gewraakte afbeeldingen even grappig of gepast zal vinden (smaken verschillen nu eenmaal), doet aan die bedoeling niet af. Er is in dit geval bovendien sprake van een ingrijpende wijziging van de teneur, met name in de begeleidende teksten. Waar de teksten van Dick Bruna bij uitstek kindvriendelijk en geweldloos zijn, zijn de teksten bij de gewraakte afbeeldingen veelal grof en agressief. Juist dit contrast lijkt bedoeld om de lachlust op te wekken. Bovendien geldt dat de teneur is gewijzigd in die zin dat bij de afbeeldingen beeldelementen zijn toegevoegd die niet bij Nijntje horen, zoals de draaitafel op een “hardcore” feest of om “trance” te draaien, de rode ogen van Zwijntje omdat Zwijntje “zo stoned is als een garnaal”, Lijntje die met “pep” voor zich zit, of Nijntje die met grote ogen gaat “hakkûh”.

Vanwege de humoristische bedoeling, het ontbreken van concurrentiebedoelingen en het ontbreken van verwarringsgevaar, wordt geoordeeld dat het gebruik van de afbeeldingen 2 tot en met 6 als parodie in dit geval in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is, zoals artikel 18b Aw vereist. Mercis en Bruna worden derhalve wat betreft afbeeldingen 2 tot en met 6 niet gevolgd in hun stelling dat het publiek in verwarring zal worden gebracht. Niet voor de hand liggend is dat kleine kinderen, voor wie Nijntje bedoeld is, de desbetreffende websites zullen bezoeken. Volwassenen zullen de “grote mensen humor”, zoals door Punt.nl aangeduid, begrijpen omdat de teneur van de begeleidende teksten ingrijpend is gewijzigd en omdat er beeldelementen die niet bij Nijntje horen zijn toegevoegd. Volwassenen zullen de afbeeldingen 2 tot en met 6 daarom niet in verband brengen met Dick Bruna in die zin dat men denkt dat die afbeeldingen, direct of indirect, afkomstig zijn van Dick Bruna.

4.4. De zaak ligt gecompliceerder bij afbeelding 1 (Nijntje staat strak) en bij afbeelding 7 (nijn-eleven). Hier is de afbeelding van Nijntje letterlijk gekopieerd. Bij afbeelding 1 is de gewijzigde vorm alleen te vinden in een nauwelijks zichtbaar plaatje op het jack van Nijntje en in de aard van de tekst. Bij afbeelding 7 bestaat de wijziging ten opzichte van het origineel alleen uit de toevoeging van het woord “nijn-eleven” en uit de toevoeging van het flatgebouw, dat overigens in de stijl van Dick Bruna is getekend. Beantwoording van de vraag of deze twee afbeeldingen onder de parodie-exceptie van artikel 18b Aw vallen, kan echter in het midden blijven gezien hetgeen hierna wordt overwogen over de door Mercis en Bruna gestelde merkinbreuk.

Merkenrecht: 4.7. (…) Vooropgesteld wordt dat het merkenrecht niet, zoals het auteursrecht, een algemene parodie-exceptie kent. Of en in hoeverre een merk mag worden geparodieerd, hangt af van de vraag of het parodiëren als een geldige reden in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE kan worden aangemerkt. De mogelijkheid een merkenrechtelijk beschermd figuur te parodiëren is daarmee beperkter dan in het auteursrecht. Gegeven de aard en strekking van het merkenrecht mogen in een parodie op een merk elementen van het merk worden overgenomen, maar dient er wel afstand van dat merk te worden genomen. Het moet voldoende duidelijk zijn dat de parodie niet afkomstig is van de merkgerechtigde.

4.9. Dit ligt anders bij de afbeeldingen 1 en 7. Hier wordt onvoldoende afstand genomen van de woord- en beeldmerken van Mercis. De afbeeldingen zijn nagenoeg letterlijke kopieën van het werk van Dick Bruna en vertonen zeer grote gelijkenis met de geregistreerde beeldmerken. Behalve het flatgebouw in afbeelding 7 zijn er geen beeldelementen toegevoegd. Het flatgebouw is bovendien getekend in de stijl van Dick Bruna. Hier is geen sprake van toelaatbare parodieën, zodat evenmin sprake is van een geldige reden als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Afbeeldingen 1 en 7 doen bovendien afbreuk aan de reputatie van de merken omdat Nijntje in verband wordt gebracht met drugsgebruik en terrorisme.

4.10. Ook de vrijheid van meningsuiting – waarop Punt.nl zich nog heeft beroepen – kan in geval van afbeelding 1 en 7 geen geldige reden (als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE) vormen. Hiervoor zou vereist zijn dat er ook daadwerkelijk – in het kader van een maatschappelijk debat – een mening wordt geuit en dat dit niet gebeurt in een nodeloos grievende context. De twee afbeeldingen voldoen niet aan deze vereisten.

Aansprakelijkheid host: 4.12. (…) De vrijstelling van aansprakelijkheid geldt voor gevallen waarin de activiteit van de host beperkt is tot het technische proces van het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk. Punt.nl doet terecht een beroep op artikel 6:196c BW. Haar activiteit heeft een louter technisch, automatisch en passief karakter; zij heeft kennis noch controle over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen. Van Punt.nl kan dan ook niet worden gezegd dat zij zelf inbreuk pleegt op de merkenrechten van Mercis. Van haar kan en hoeft niet te worden verwacht dat zij steeds alle weblogs en websites die zij host controleert op inbreukmakende content. Indien zij echter gewezen wordt op een inbreuk, en in dit geval is merkinbreuk ten aanzien van een tweetal afbeeldingen vastgesteld, dan is zij verplicht die afbeeldingen op grond van artikel 6:162 BW van het internet te (doen) verwijderen. Ten aanzien van die twee afbeeldingen is vordering (1), zoals weergegeven onder 3.1, dan ook, op straffe van een dwangsom, toewijsbaar. Het primaire gedeelte van vordering (2) – Punt.nl te verbieden inbreuk te maken op de rechten van intellectuele eigendom van Mercis – is te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen. Het subsidiaire gedeelte van die vordering is echter wel (op straffe van een dwangsom) toewijsbaar. Punt.nl zal worden veroordeeld om zodra zij een melding krijgt van een inbreuk op de merkenrechten van Mercis, binnen 48 uur (weekenden uitgezonderd) die inbreukmakende content van de betreffende website te verwijderen. Indien tussen partijen discussie ontstaat of een (toekomstige) afbeelding inbreuk maakt op de merkenrechten van Mercis, dan zal die vraag en de vraag of Punt.nl om die reden dwangsommen verbeurt (opnieuw) aan de rechter moeten worden voorgelegd. Dwangsommen worden dan alleen verbeurd, indien de rechter oordeelt dat sprake is van merkinbreuk. Nu voorshands is geoordeeld dat Punt.nl geen inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van Dick Bruna is vordering (3) niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier

IEF 8481

Korte fragmenten duren maximaal 90 seconden

Staatsblad 2009, Nr. 552, vrijdag 18 december 2009: Wet van 10 december 2009 tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten.

Implementatiewetgeving Richtlijn Audiovisuele diensten: “(…) dat het noodzakelijk is bij wet regels te stellen ter uitvoering van richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L298), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (PbEG L332); dat deze regels onder meer betrekking hebben op verlichting van het reclameregime, het recht van toegang tot korte fragmenten van evenementen van groot belang en de introductie van mediadiensten op aanvraag.”  Met onder andere het nieuwe artikel 5.4.1:

Artikel 5.4 1. 

Aanbieders van omroepdiensten die exclusieve rechten hebben verworven ten aanzien van evenementen van groot belang, stellen korte fragmenten daarvan tegen vergoeding ter beschikking van andere aanbieders van omroepdiensten in de Europese Gemeenschap die daarom verzoeken. De verzoekende aanbieder van een omroepdienst is vrij in de keuze van fragmenten van evenementen van groot belang.

2. Korte fragmenten duren maximaal 90 seconden per evenement en mogen onbeperkt worden herhaald binnen één etmaal. Als de wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, mogen korte fragmenten bij uitzondering maximaal 180 seconden duren.

3. Voor verspreiding van de korte fragmenten gelden de volgende voorwaarden:

a. korte fragmenten worden uitsluitend opgenomen in dagelijks geprogrammeerde algemene nieuwsprogramma’s;

b. korte fragmenten worden, indien het wedstrijdbepalende sportmomenten betreft, niet eerder verspreid dan nadat de exclusieve rechten van het evenement, voor volledig rechtstreekse en gedeeltelijk uitgestelde verslaggeving, voor de eerste maal zijn gebruikt; en

c. tijdens de verspreiding van een kort fragment wordt de bron vermeld, tenzij dat om praktische redenen niet mogelijk is.
4. Alleen de media-instelling die korte fragmenten overeenkomstig het derde lid verspreidt, kan het desbetreffende programma in identieke vorm als media-aanbod van haar mediadienst op aanvraag aanbieden.

5. Een speeldag van een sportcompetitie of sportevenement wordt als één evenement beschouwd.

6. De vergoeding voor een kort fragment bedraagt niet meer dan de extra kosten die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van toegang tot het signaal.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van korte fragmenten en het gebruik daarvan.

Lees het staatsblad hier. Zie ook persbericht EU van vandaag : Lidstaten te laat met afstemming televisievoorschriften op digitaal tijdperk. 

IEF 8480

Een lading verdachte scheerapparaten

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, 4 november 2009, Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen Lucheng Meijing Industrial Company Ltd (met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey).

Per abuis even blijven liggen: Douanebeslag. Vervaardigingsfictie. Modellenrecht. Auteursrecht. Rechtbank Antwerpen stelt prejudiciële vraag m.b.t. douanebeslag transitgoederen in zaak over in beslag genomen scheerapparaten.

“Vormt artikel 6.2 b) van de verordening (EG) nr. 3295/94 van 22 december 1994 (de oude douaneverordening) een regel van geuniformiseerd gemeenschapsrecht, die zich opdringt aan de rechtbank van de lidstaat die overeenkomstig artikel 7 van de verordening gevat werd door de houder van het recht, en houdt deze regel in dat de rechtbank bij haar beoordeling geen rekening mag houden niet het statuut van tijdelijke opslag / het transit statuut en de fictie moet toepassen dat de goederen vervaardigd werden in diezelfde lidstaat, en vervolgens met toepassing van het recht van diezelfde lidstaat, moet oordelen of zodanige goederen inbreuk plegen op het intellectuele recht in kwestie?

Lees het vonnis hier.

Zie ook: That Nokia case: catching hold of counterfeits. “JIPLP has received the draft of an article by two respected Dutch lawyers on the decision of the High Court for England and Wales earlier this year in the controversial case of Nokia v Her Majesty's Revenue and Customs. In this decision the judge declined to take a broad view of the scope of the European Union's Regulation on the suspension from circulation of goods suspected of being counterfeit when he held, following a close analysis of the European Court of Justice's case law as well as the relevant legal provisions, that a consignment of undeniably counterfeit Nokia phones and accessories could not be seized at Heathrow Airport, London, since -- despite their physical presence in the European Economic Area -- they had not been put on the market there.

(...) The full text of the draft article can be accessed as a Word document here and its authors, Frank Eijsvogels and Willem Hoyng, can be contacted via the website of Howrey LLP's Amsterdam office." [Court of appeal heeft inmiddels ook besloten prejudiciële vragen te stellen, nog niet gepubliceerd].

Lees hier meer (JIPL).

IEF 8479

Dakvensters

Vzr. Rechtbank Utrecht, 11 december 2009, KG ZA 09-1105, VKR Holding A/S c.s. tegen Peters Fakro Dakramen B.V. (met dank aan Martijn van der Wel, Poelman Van den Broek)

Reclamerecht. Misleidende en/of vergelijkende reclame dakvensters. Vorderingen m.b.t. openbaar maken claims met betrekking tot ventilatiecapaciteit en superioriteitsclaims afgewezen, omdat gedaagde zich alleen tot oktober 2009 schuldig heeft gemaakt aan het openbaarmaken en deze dakvensters niet meer op de markt worden gebracht:  Derhalve geen belang bij toewijzing. Wel verbod tot het wekken van de suggestie dat dakraam is voorzien van KOMO-keurmerk; misleidend aanbrengen keurmerk is verantwoordelijkheid ditributeur niet die van medewerkers Poolse fabrikant. Bewijslast juistheid claims:

4.7. Bij deze beoordeling geldt als uitgangspunt dat het aan VKR is om aannemelijk te maken dat de bovengenoemde claims onjuist c.q. onvolledig zijn. VKR c.s. is belast met  de stelplicht en zal dus gemotiveerd moeten toelichten dat en waarom de mededeling (claim) misleidend is. Artikel 6:195 BW, waarin – kort gezegd – is bepaald dat de bewijslast ten aanzien van de onrechtmatigheid (lid 1) en ten aanzien van de toerekenbaarheid (lid 2) op de gedaagde rust, doet daaraan niet af.

Lees het vonnis hier.

IEF 8477

Tendeert het daar wel naar

Vzr. Rechtbank Haarlem, 18 december 2009, LJN: BK6883, Eiser tegen F.T. Promotions B.V.

Handelsnaamrecht. Maakt eerder geregistreerde domeinnaam inbreuk op oudere handelsnaam? Eiser verwijt gedaagde dat deze met het gebruik van de (eerder) door gedaagde geregistreerde domeinnaam www.electroonline.nl inbreuk maakt op de (oudere) handelsnamen van eiser, www.elektroonline.nl en www.elektro-online.nl. Door de domeinnaam bezet te houden, handelt gedaagde bovendien onrechtmatig, aldus eiser.

De voorzieningenrechter stelt eerst vast dat er sprake is van gebruik van de domeinnaam als handelsnaam, om vervolgens te concluderen dat dat gebruik in casu inbreuk op de oudere handelsnaam van eiser maakt, omdat er – gezien de gelijkenis tussen de handelsnamen, de aard van de ondernemingen en de overeenkomstige markt – verwarringsgevaar is te duchten. De vordering tot staken en gestaakt houden van gebruik domeinnaam wordt slechts toegewezen voor bedrijfsmatig gebruik voor dezelfde activiteiten als die van eiser. De vordering tot re-routen en overdragen van de domeinnaam wordt afgewezen, nu van 'hinderlijk blokkeren' of van 'domain name grabbing' geen sprake is omdat gedaagde de domeinnaam heeft geregistreerd vóórdat eiser zijn handelsnaam ging voeren. 

 Handelsnaam:  4.4.  (…) Volgens vaste jurisprudentie is het enkele registreren of reserveren van een domeinnaam in beginsel niet aan te merken als het voeren van een handelsnaam, zodat van gebruik als handelsnaam van de domeinnaam www.electroonline.nl tot oktober 2009 in beginsel geen sprake was. In oktober 2009 heeft F.T. Promotions die domeinnaam echter wel in gebruik genomen. Hoewel het gebruik van een domeinnaam als zodanig niet noodzakelijkerwijs een gebruik als handelsnaam oplevert, tendeert het daar wel naar als de betreffende website een bedrijfsmatig karakter heeft (vgl. Hof Amsterdam 15 januari 2008, IER 2008, 39).

4.5.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de website van F.T. Promotions die onder de domeinnaam www.electroonline.nl is te vinden een bedrijfsmatig karakter. De website biedt immers aan zowel particuliere als aan professionele gebruikers de mogelijkheid om te zoeken naar online electronica zaken. Daarnaast kan er op de site worden geadverteerd (“Adverteren op deze site? (klik hier!) en vraag naar de mogelijkheden!”). In de zoekbalk en op de webpagina zelf komt bovendien de naam ‘electroonline.nl’ voor, zodat er voorshands vanuit moet worden gegaan dat de website gebruikt wordt ter aanduiding van bedrijfsactiviteiten van F.T. Promotions onder de naam electroonline.nl. Dat haar website slechts als zoekpagina zou fungeren en niet als webshop, zoals F.T. Promotions ter verweer heeft opgeworpen, doet – wat daar ook van zij – niet af aan het bedrijfsmatige karakter van de website. Op grond van het voorgaande is dan ook voorshands aannemelijk dat de domeinnaam www.electroonline.nl als handelsnaam wordt gebruikt.

Inbreuk: 4.7.  Zoals hiervoor reeds overwogen, voert F.T. Promotions de domeinnaam www.electroonline.nl sinds oktober 2009 als handelsnaam. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wijkt deze handelsnaam slechts in geringe mate af van de door [eiser] voor zijn onderneming gebruikte handels- en domeinnamen www.elektroonline.nl en www.elektro-online.nl - de namen zijn op het koppelstreepje en de letter ‘c’ dan wel ‘k’ na identiek. Auditief stemmen de handelsnamen zelfs geheel met elkaar overeen. Tussen partijen is daarnaast niet in geschil dat [eiser] reeds geruime tijd vóórdat F.T. Promotions ter aanduiding van haar onderneming de handelsnaam www.electroonline.nl in gebruik nam, de door hem geregistreerde handelsnamen gebruikte. Daar beide ondernemingen zich tevens op dezelfde markt richten, te weten internetgebruikers in heel Nederland, en zij bovendien (deels) gelijksoortige handelswaar in de vorm van elektro(tech)nische artikelen aanbieden, is de aard van beide ondernemingen – hoewel misschien niet geheel gelijk – nauw aan elkaar verwant. Als gevolg hiervan is bij het publiek verwarring te duchten tussen de onderscheidenlijke handelsnamen. Daarmee is aan alle vereisten van artikel 5 Hnw voldaan.

4.8.  F.T. Promotions heeft als verweer aangevoerd dat de handelsnaam van [eiser] niet voor bescherming in aanmerking komt, omdat deze te beschrijvend zou zijn. Dit verweer faalt. Geen rechtsregel eist immers dat een handelsnaam onderscheidend vermogen heeft. Weliswaar kan een gering onderscheidend vermogen ertoe leiden dat een handelsnaam relatief weinig bescherming geniet en mag een handelsnaam niet de taal monopoliseren, maar voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van inbreuk, dient te worden bezien of de handelsnaam, in zijn geheel, verwarring wekt. Dat is – gezien de gelijkenis tussen de handelsnamen, de aard van de ondernemingen en de overeenkomstige markt – in casu het geval.

4.9.  Ook het verweer van F.T. Promotions dat zij de domeinnaam www.electroonline.nl eerder heeft laten registreren dan [eiser] de domeinnaam www.elektro-online.nl heeft geregistreerd, kan F.T. Promotions ten aanzien van inbreuk op de handelsnaam van [eiser] niet baten. Niet in geschil is immers dat F.T. Promotions de door haar geregistreerde domeinnaam pas bedrijfsmatig is gaan gebruiken (en daarmee als handelsnaam is gaan voeren) nádat [eiser] zijn onderneming onder de handelsnaam www.elektroonline.nl c.q. www.elektro-online.nl is gaan drijven. Met betrekking tot die handelsnaam is dus juist [eiser] de oudere rechthebbende, zodat F.T. Promotions inbreuk maakt op diens handelsnaamrecht.

4.10.  Het voorgaande leidt tot de conclusie dat F.T. Promotions met de huidige invulling van haar de domeinnaam www.electroonline.nl inbreuk maakt op de (oudere) handelsnamen van [eiser]. Voor zover de vordering van [eiser] ziet op staken en gestaakt te houden van voornoemd gebruik van deze domeinnaam, ligt deze dan ook voor toewijzing gereed. Voor toewijzing van de verderstrekkende vordering ten aanzien van “ieder gebruik van met de handelsnaam Electroonline overeenstemmende tekens” ziet de voorzieningenrechter evenwel geen grond.

4.11.  Voor zover de vordering van [eiser] ziet op re-routen en overdragen van de domeinnaam www.electroonline.nl overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

4.12.  Onweersproken is dat F.T. Promotions de domeinnaam www.electroonline.nl als eerste heeft geregistreerd. Het systeem van domeinregistratie en het hiervoor genoemde beginsel ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’, brengt met zich dat F.T. Promotions dan ook in beginsel de oudere rechten op die domeinnaam heeft en die domeinnaam moet kunnen gebruiken, mits daarbij de (handels- en/of merk)rechten van anderen worden gerespecteerd. Van overdracht van een aldus tot stand gekomen bezit van een domeinnaam kan in beginsel slechts sprake zijn in het geval van een onrechtmatig handelen door de domeinnaamhouder.

Onrechtmatig handelen: 4.14.  Van hinderlijk blokkeren van een domeinnaam kan ondermeer sprake zijn in het geval de registrant met de registratie de enkele bedoeling heeft om specifiek aan een ander de mogelijkheid te ontnemen om de domeinnaam te registreren (vgl. Rechtbank Breda 23 juli 2007, DomJur2008-369). Van een dergerlijk ‘domain name grabbing’ is in het onderhavige geval evenwel geen sprake. F.T. Promotions had de domeinnaam immers reeds geregistreerd vóórdat [eiser] de handelsnaam ‘(www.)elektro-online(.nl)’ voerde. Het enkele feit dat [eiser] de domeinnaam www.electroonline.nl als gevolg van de eerdere registratie ervan door F.T. Promotions niet zelf kan registreren, levert op zich evenmin een onrechtmatige daad van F.T. Promotions op. Iets verwerven wat een ander graag zou willen hebben kan weliswaar vervelend zijn voor die ander, maar is jegens die ander niet onrechtmatig. Daarbij is van belang dat de registratie door F.T. Promotions niet met zich brengt dat [eiser] wordt belemmerd om zich met zijn onderneming op het internet te profileren. Weliswaar kan [eiser] niet over de domeinnaam www.electroonline.nl beschikken, maar hij beschikt wel reeds over de domeinnamen www.elektro-online.nl en www.elektroonline.nl. Bovendien heeft F.T. Promotions de domeinnaam desgevraagd te koop aangeboden aan [eiser]. Dat F.T. Promotions daarbij een relatief hoge koopsom heeft gevraagd, maakt de enkele registratie dan wel het geregistreerd (‘bezet’) houden van de bewuste domeinnaam nog niet onrechtmatig.

4.15.  Het voorgaande voert tot de slotsom dat F.T. Promotions door het bezet houden van de domeinnaam naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser], zodat deze grondslag de (overige) vorderingen niet kan dragen. Voor zover de vorderingen zien op re-routen en overdragen van de domeinnaam www.electroonline.nl, zullen deze derhalve worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.  

IEF 8476

Dat dit resterende deel geen oorspronkelijk karakter heeft

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 10 december 2009, LJN: BK6561, Digital Innovations B.V. tegen B.A.M. Pro Electronics B.V.
 
Auteursrecht. Blijft gedaagde software van eiseres gebruiken? Ja, gedaagde erkent dit. Maar gedaagde betwist dat de software een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het eigen stempel van de maker draagt. In kortgeding kan (daarom) niet worden geoordeeld dat eiseres auteursrechtelijke bescherming toekomt. Bewijslevering nodig.

4.3.  Volgens B.A.M. Pro Electronics was de door Digital Innovations geleverde software ondeugdelijk en heeft zij die software door anderen moeten laten aanpassen om de goede werking daarvan te bewerkstelligen. B.A.M. Pro Electronics erkent weliswaar dat zij nog gebruik maakt van de software van Digital Innovations, maar zij voert aan dat dit slechts in zeer geringe mate is en voorts dat dit resterende deel geen oorspronkelijk karakter heeft. Door deze erkenning staat het gebruik van software van Digital Innovations door B.A.M. Pro Electronics vast. Aan software kan auteursrechtelijke bescherming toekomen (art. 10 Auteurswet onder 12). Digital Innovations kan echter slechts auteursrechtelijke bescherming inroepen indien haar werk voldoet aan de eis dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Of aan die eis voldaan wordt kan in deze procedure niet worden vastgesteld. Daarvoor is, nu B.A.M. Pro Electronics betwist dat aan die eis voldaan wordt, bewijslevering nodig. Daarvoor leent een kort gedingprocedure zich niet. Een bodemprocedure is daartoe meer geschikt.

Lees het vonnis hier

IEF 8475

De bedrijfsfilosofie is geld verdienen zonder te hoeven werken

Vzr.Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 oktober 2009, LJN: BK6373, Wemgola Bonaire N.V. tegen Four G Coaching Academy International B.V.

Auteursrecht. Geen inbreuk op bedrijfsconcept. Stukgelopen samenwerking in de training- en coaching branche. Wemgola’s  activiteiten zijn “gericht op het ontwikkelen van activiteiten teneinde balans in het leven te verkrijgen op de gebieden die worden aangeduid als “de 3 G’s”: gezondheid, gezin en geld. . Four G houdt zich bezig met training en coaching op het gebied van wat zij aanduidt als de 4 G’s van het leven: gezondheid, gezin, geld en geloof. De vorderingen worden. afgewezen. Een concept of idee als zodanig komt geen auteursrechtelijke bescherming toe. Strijd met geheimhoudingsplicht niet aannemelijk.

4.7. Ten aanzien van de derde vordering van eiseressen is aangevoerd dat gedaagden inbreuk maken op het bedrijfsconcept van eiseressen waarop auteursrecht berust. Ter zitting heeft [eiseres sub 1] desgevraagd aan de voorzieningenrechter uitgelegd dat het bedrijfsconcept door haar is bedacht en is gebaseerd op haar persoonlijke succesvolle overlevingsstrategie. WTCI heeft een uniek verdiensysteem ontwikkeld dat gericht is op de mogelijkheid om passieve inkomsten te genereren. Na het betalen van een entreesom wordt men deelnemer. Vervolgens kan een deelnemer, met een minimale belegging, in korte tijd duidenden euro’s genereren met het Wemgola verdiensysteem. Dit is mogelijk door nieuwe deelnemers aan te melden waardoor de aanmelder geld verdient. Tevens kan men bij het WTCI diverse cursussen via het internet of persoonlijk, workshops en seminars volgen waar geleerd kan worden een financieel onafhankelijk leven voor jezelf te creëren. De bedrijfsfilosofie van WTCI is geld verdienen zonder te hoeven werken, aldus [eiseres sub 1]. Gedaagden hebben gemotiveerd betwist zij een inbreuk op het bedrijfsconcept van eiseressen hebben gemaakt. Voorop staat dat aan een concept of idee als zodanig geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Zelfs als daar anders over gedacht zou worden heeft [eiseres sub 1] overigens onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat haar bedrijfsconcept over een eigen oorspronkelijk karakter beschikt.

 Een ondernemingsconcept waarbij deelnemers worden geworven die geld kunnen verdienen door op hun beurt nieuwe deelnemers aan te brengen is niet oorspronkelijk, ook niet als die verdiensten bedoeld zijn om, in samenhang met het verstrekken van informatie en cursusmateriaal – waarvan overigens geen documentatie is overgelegd – het persoonlijk leven van betrokkenen in balans te brengen. Niet valt naar voorlopig oordeel in te zien op grond waarvan het een ander niet zou zijn toegestaan een bedrijf te exploiteren dat op soortgelijke overtuigingen berust. Ook de derde vordering van eiseressen kan dan ook niet worden toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8474

Personalia

Dhr. mr. D.W.F. Verkade (1944) is per 1 juli 2010 benoemd tot bijzonder hoogleraar Bijzondere aspecten van het Privaatrecht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FdR) van de Universiteit van Amsterdam (UvA). De leerstoel is ingesteld vanwege de Marcel Henri Bregstein Stichting.

Feer Verkade gaat zich bezighouden met rechtsvorming op het gebied van de ongeoorloofde mededinging. Sinds de Franse revolutie worstelen de politiek en de rechtspraak met het vinden van het juiste evenwicht tussen enerzijds de vrijheid van beroep en bedrijf, en anderzijds bescherming tegen misbruik van die vrijheid. De wetgever maakt hierin - en herziet regelmatig - keuzes. Er blijft echter altijd een arena over, waarin de rechter benaderd wordt om op basis van ‘ongeschreven recht' in te grijpen. Daarbij speelt onder meer de principiële vraag welke rechtsvormende ruimte de wetgever over laat aan de rechter (of eigent de rechter zich toe). Ook moet de rechter afwegingen maken van handelsvrijheid (en uitingsvrijheid) versus free riding op andermans investeringen. En rekening houden met consumentenbelangen, arbeidsvrijheid (concurrentie ex-werknemers), de invloed op het handelsmoraal en de verhouding tot het kartelrecht. De praktijk laat telkens weer zien dat de rechterlijke keuzes grote maatschappelijke gevolgen kunnen hebben.

Lees hier meer.

IEF 8473

En de procedure slechts kan vertragen.

Gerechthof ’s-Gravenhage, 22 september 2009 en 8 december 2009, zaaknr. 105.003.971/01, Diamed A.G. c.s. tegen Stichting Sanquin Bloedvoorziening c.s  (met dank aan Theo Blomme, Freshfields Bruckhaus Deringer).

Octrooirecht. Tussenarrest en eenzijdig verzoek aan het hof om tussentijds in cassatie te mogen gaan. Hoger beroep tegen Rechtbank 's-Gravenhage, 13 juli 2005, IEF 754. Voorshands (tussenarrest 22 september) geen sprake van inbreuk, maar nadere voorlichting door deskundige en nadere proeven worden nodig geacht. Geen (arrest 8 september)  tussentijds beroep in cassatie tegen het tussenarrest.

10. Het hof is voorshands van oordeel dat, inden wordt uitgegeaan van de veronderstelling dat Cellbind werkt volgens het affiniteitsprincipe zoals door Sanquin c.s. wordt gesteld, er geen sprake is van directe inbreuk op het octrooi EP 0.194.212 B2, noch letterlijk noch op equivalente wijze. Wat de vermeende inbreuk op equivalente wijze betreft wordt, uitgaande van voromelde veronderstelling, nog het volgende overwogen. Het is gangbaar om bij het oordeel of sprake is van equivalente inbreuk gebruik temaken van de "function-way-result" test en/of  de bij het onderhavige vakgebied van de hematologie wellicht wat beter passende e "substantiality of the differences" test. In de eerste test is dan naar het voorlopige oordeel van het hof niet voldaan aan de eis dat het resultaat op wezenlijk dezelfde wijze wordt bereikt: het binden van met IgG of IgM gesensibiliseerde, niet samengeklonterde rode bloedcellen aan (actieve) geldeeltjes door middel van resp. proteïne G- en anti-IgM-liganden is een wezenlijk andere techniek dan het vormen van samenklonteringen van dergelijke gesensibiliseerde bloedcellen en het vervolgens zeven (op grootte) door (inactieve) geldeeltjes. Bij toepassing van de tweede test kan gelet op het voorgaande niet gesproken worden van een aanmerkelijk verschil, reeds omdat voor de techniek van het binden doormiddel van affiniteit een octrooi  (EP 0.594.506) is verleend.

11 (…) Naar het voorlopige oodeel van het hof waarbij het voorshands ervan uitgaat dat geen directe inbreuk wordt gemaakt op de werkwijze volgens EP 0.194.212 B2, maken Sanquin c.s. met Cellbind ook geen (letterlijke dan wel equivalente) directe inbreuk op EP 0.305.337 B1.

(…)

15.2 Aangaande de vraag of, dan wel in hoeverre er voor de gebruiker van Cellbind enige ruimte aanwezig is in de te kiezen parameters (zoals testcellen, typeringsreagentie) bij het uitvoeren van proefnemingen volgens dit protocol acht het hof nadere voorlichting door een onpartijdige deskundige noodzakelijk.(…)

16.3 Gezien het hierboven onder 14.1-16.2 overwogene acht het hof vorolichtingdoor een deskundige omtrent het hierboven onder 15.2 overwogene gewenst en zijntevens nadere proeven nodig waarbij het protocol  het protod No. 26E 2702704 (nauwkeurig)wordt gevolgd. Partijen wordt verzocht zich bij akte uit te laten omtrent de tebenoemen deskundige, de te stellen vragen en de waarborgen waaronder deproefnemingen dienen plaats te vinden.

Lees het tussenarrest hier.


Tussentijds beroep in cassatie:

4. Het hof handhaaft zijn oordeel dat in deze zaak een deskundigenbericht nodig is, zodat thans moet worden beslist op het verzoek. Het hof za1 het verzoek afwijzen. Deze afwijzing behoeft niet te worden gemotiveerd (zie HR 23 januari 2004, NJ 2005, 510). Niettemin overweegt het hof  dat, gelet op de inhoud van  het tussenarrest waarbij deskundigenbericht in het vooruitzicht wordt gesteld, een tussentijds cassatieberoep thans weinig zinvol is en de procedure slechts kan vertragen. Voor zover het verzoek betrekkingheeft op het open stellen van tussentijds cassatieberoep tegen een nog niet gewezen, eerstvolgend tussenarrest is het verzoek evenmin voor toewijzing vatbaar.

Lees het arrest hier.

IEF 8472

Het kijkhoekprobleem

Rechtbank 's-Gravenhage, 16 december 2009, HA ZA 08-2775, Sharp Kabushiki Kaisha (K.K.) tegen Samsung Electronics Benelux B.V.

Octrooirecht. EP Vloeibaar-kristalbeeldscherm. Sharp stelt dat Samsung inbreuk maakt op de conclusies 1, 2 en 8 t/m 12 van EP 582 door verkoop en levering in Nederland van bepaalde LCD televisies. Nietigheidsverweer Samsung. Rechtbank vernietigt conclusies 1 en 2 wegens  gebrek aan nieuwheid (anticipatie door US octrooi), maar verbiedt Samsung inbreuk te maken op de conclusies 8 t/m 12 in Nederland. Eerst even voor jezelf lezen.

4.38. Samsung Benelux heeft de door Sharp gestelde inbreuk slechts betwist door zich te beroepen op de ongeldigheid van de conclusies 1, 2 en 8 t/m 12. Dat verweer slaagt ten dele, te weten voor zover de inbreukvorderingen zijn gebaseerd op de conclusies 1 en 2 van EP 582. Nu de conclusies 8 t/m 12 geldig zijn geoordeeld, volgt uit het vorenstaande dat in ieder geval Samsung Benelux daarop inbreuk maakt. Het in de lijn van de nietigheidsverweren gevoerde Giletteverweer dient te worden verworpen voor zover het de gestelde inbreuk op conclusies 8 tot en met 12 betreft.

Lees het vonnis hier.