IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 7938

Irritatie voorkomen

Auteursrecht. Staatssecretaris Heemskerk (Economische Zaken) nam vandaag de voorstellen van bedrijfsleven en auteursrechtenorganisaties voor het verbeteren de inning van auteursrechten in ontvangst. De plannen zijn onder begeleiding van Marco Pastors tot stand gekomen.

Heemskerk gaf aan blij te zijn met de voorgestelde maatregelen: "Om de onvrede bij ondernemers terug te dringen is het wel nodig dat er snel wordt gestart met de uitvoering, zodat vanaf 2010 ondernemers er ook echt wat van merken," aldus Heemskerk.

De plannen:

- start van een gezamenlijke basisadministratie waardoor ondernemers geen onnodige en overbodige facturen meer krijgen
- betere en geharmoniseerde klachtafhandeling. De nu nog verschillende klachtenprocedures van de cbo's worden geharmoniseerd
- gezamenlijk onderhandelen: om te voorkomen dat betalende ondernemers in gelijke gevallen ongelijk worden behandeld, zullen cbo's nu waar mogelijk gezamenlijk gaan onderhandelen met de betreffende bedrijfsbranches
- invoering van een keurmerk voor CBO's
- heldere tariefgrondslagen. De werkgroep heeft richtsnoeren opgesteld die gebruikt moeten worden bij de onderhandelingen. Hierdoor zal per bedrijfsbranche meer eenduidigheid ontstaan en minder klachten over (vermeende) ongelijke behandeling.
- verbeterde (gezamenlijke) voorlichting aan ondernemers

Lees hier meer.

IEF 7937

De uitvoerend kunstenaar

Rechtbank Amsterdam, 20 april 2009, LJN: BI5180, Julio Iglesias & Jungle Aire Limited C.V. tegen Sony Bmg Music Entertainment (Netherlands) B.V

Naburige rechten. Auteursrecht. Eerst even kort. In geschil is (primair) of de aan Iglesias [A] toekomende naburige rechten middels diverse overeenkomsten voor en na de inwerkingtreding van de Wnr. aan Sony BMG zijn overgedragen. Dat is niet het geval, maar met betrekking tot de exploitatierechten (2 Wnr.) concludeert de rechtbank dat uit de aard en strekking van de overeenkomsten en de door partijen in de overeenkomsten gehanteerde definities wel voortvloeit dat de gegeven licentie ziet op toekomstige (dus ook digitale) exploitatievormen. "Dat bepaalde exploitatiewijzen ten tijde van het aangaan van de diverse overeenkomsten nog niet voorzienbaar waren, laat onverlet dat partijen daarop in de overeenkomsten hebben geanticipeerd middels de hiervoor weergegeven ruime omschrijvingen.'(4.16)  

De rechtbank concludeert dat er geen overdracht is van (nieuw verworven) naburige rechten. Ten tijde van de totstandkoming van de diverse voor 1993 (inwerkingtreding Wnr) tot stand gekomen overeenkomsten kwamen de uitvoerend kunstenaar nog geen naburige rechten toe, zodat van een overdracht van die rechten geen sprake kan zijn. De na 1993 gesloten overeenkomsten leiden niet tot een ander oordeel.

De overdracht van rechten omvat blijkens artikel 9 Wnr alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld, of uit de aard en strekking van de titel noodzakelijk voortvloeit. De na 1993 tot stand gekomen overeenkomsten geven geen blijk van een (doordachte) overdracht van naburige rechten. De aard en strekking van die overeenkomsten impliceren evenmin een overdracht van naburige rechten. Aan het doel van de diverse overeenkomsten kan ook recht worden gedaan als een exclusieve licentie is verleend.

De aard en strekking van de overeenkomsten brengt met zich dat deze aldus moeten worden uitgelegd dat sprake is van een onbeperkte en exclusieve licentie. Die licentie ziet ook op de exploitatie van digitale exploitatiemogelijkheden. Afwijzing van de ruim geformuleerde verklaringen voor recht omtrent de mogelijkheden de diverse uitvoeringen te exploiteren. Daarvoor is te weinig gesteld. 
 
 Lees het vonnis hier

IEF 7936

Orange Book

Octrooirecht. Mededingingsrecht. Interessante uitspraak van het Duitse Bundesgerichtshof van 6 mei 2009 in de zogeheten ‘Orange Book’-zaak. EP 325 330 voor een ‘optically readable record’. Technische standaarden. Verplichting tot geven licentie. Mogelijkheid tot verkrijgen inbreukverbod.

Technische standaarden worden in veel elektronica gebruikt. In octrooizaken wordt het toepassen van een standaard door de gedaagde vaak aangevoerd als een bewijs van inbreuk op de voor de toepassing van de standaard noodzakelijke octrooien. Mededingingsrechtelijk is de vraag relevant of een weigering van de octrooihouder om de gedaagde een licentie te verlenen misbruik van machtspositie kan opleveren.

Deze zaak gaat over de in het ‘Orange Book’ neergelegde standaard voor recordable en rewritable compact discs (CD-R en CD-RW) en betreft de vraag onder welke voorwaarden de weigering een licentie te verlenen misbruik van machtspositie oplevert en in de weg staat aan het verkrijgen van een inbreukverbod.

Het Bundesgerichtshof geeft de volgende algemene rechtsregels:

a) Een gedaagde die aangesproken wordt op grond van octrooi-inbreuk kan zich tegen de aanspraken van de octrooihouder verweren, door te stellen dat de octrooihouder misbruik maakt van zijn marktpositie als hij weigert de gedaagde een octrooilicentie te geven op non-discriminatory en non-restrictive voorwaarden.

b) De octrooihouder maakt zich echter alleen schuldig aan onrechtmatig handelen als de gedaagde hem een onvoorwaardelijk en onherroepelijk aanbod heeft gedaan om een licentieovereenkomst af te sluiten, dat de octrooihouder niet kan afwijzen zonder het verbod op discriminatie en concurrentievervalsend gedrag, en die gedaagde zich ook voor de periode waarin hij reeds gebruik maakt van de geoctrooieerde vinding houdt aan de bepalingen van de nog te sluiten licentieovereenkomst, in ruil voor het [recht op] gebruik van de geoctrooieerde materie.

c) In het geval waarin de gedaagde de licentie-eisen van de octrooihouder excessief acht of waarin de octrooihouder weigert de royalty’s te kwantificeren, geldt een aanbod om een licentie waarin de licentiegever de royalty’s naar eigen en redelijke inschatting mag vaststellen als een dergelijk onvoorwaardelijk aanbod.

Lees de uitspraak hier in het Duits en hier in (een niet-officiële) Engelse vertaling.

IEF 7935

De handelsnaam is beschrijvend van aard

Rechtbank Rotterdam, 18 mei 2009, KG ZA 09-188, Kamminga tegen HCD Consultancy B.V. (met dank aan Mariska Kool, Loyens & Loeff).

Handelsnaamrecht. “Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is "High Care" een binnen de medische wereld gangbare term, die partijen in hun handelsnaam gebruiken ter aanduiding van het terrein waarbinnen zijn hun werkzaamheden verrichten, en die derhalve beschrijvend van aard is. Kamminga kan de term "High Care" daarom niet monopoliseren.”

Eiser voert eenmanszaak onder de handelsnaam High Care Medisch Wervings- en Selectiebureau "heeft naar aanleiding van een uitzending van het RTL-nieuws het bestaan van de onderneming High Care Detacheringen ontdekt." Beide ondernemingen richten zich op de medische sector. Eiser beroept zich op het handelsnaamrecht, maar ziet haar vorderingen afgewezen.

4.2 Voorts stelt HCD dat Kamminga haar rechten heeft verwerkt om op te treden tegen het gebruik van "High Care" door HCD. Hoewel moeilijk voorstelbaar is dat Kamminga nooit eerder had gehoord van High Care Detacheringen, gaat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit Kamminga pas sinds 9 augustus 2008 op de hoogte is van het bestaan van High Care Detacheringen. Om die reden valt niet in te zien dat Kamminga thans haar rechten heeft verwerkt. De omstandigheid dat HCD veel heeft geïnvesteerd om haar naamsbekendheid op te bouwen doet hieraan niet af, alleen al niet omdat HCD haar naamsbekendheid is gaan opbouwen nadat Kamminga haar onderneming is gestart.

(…) 4.6 Zoals reeds overwogen is "High Care" het overeenstemmende deel en tevens het meest kenmerkende element van de handelsnamen van beide partijen. Voorop gesteld zij dat in Nederland het gebruik van Engelse termen in (onder meer) handelsnamen niet ongebruikelijk is. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is "High Care" een binnen de medische wereld gangbare term, die partijen in hun handelsnaam gebruiken ter aanduiding van het terrein waarbinnen zijn hun werkzaamheden verrichten, en die derhalve beschrijvend van aard is. Kamminga kan de term "High Care" daarom niet monopoliseren in die zin dat het HCD verboden zou kunnen worden deze worden te voeren in haar handelsnaam. Dat kan anders zijn indien de wijze waarop HCD de term "High Care" gebruikt verwarrend is. Uit de overgelegde producties blijkt dat zowel Kamminga als HCD de achtervoegsels "Medisch Wervings- en Selectiebureau" en "Detacheringen" veelvuldig weglaten en zich beide kortweg aanduiden als "High Care".

Op zichzelf zou een dergelijk gebruik formeel als verwarrend kunnen worden aangemerkt. Kamminga heeft echter niet betwist dat partijen hun ondernemingen al negen jaar probleemloos naar elkaar drijven. Daar komt bij dat HCD heeft aangetoond dat zij in 2004 zelfs voor een klant in de nabije omgeving van de vestigingsplaats van Kamminga personeel heeft verzorgd. Kamminga heeft bovendien niet gesteld in hoeverre er daadwerkelijk verwarring is ontstaan sinds voormelde RTL-nieuwsuitzending, inmiddels 9 maanden geleden. De voorzieningenrechter acht het daarom voorshands niet aannemelijk dat tussen de ondernemingen van partijen thans een reëel verwarringsgevaar te duchten is. Dat betekent dat de vordering van Kamminga dient te worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7934

Nu de ROW niet in alle gevallen bescherming biedt

Raad van State, 27 mei 2009, LJN: BI4974. Hoger beroep in zaak Octrooicentrum Nederland (OCNL) tegen Yeda Research and Development Company Ltd. (Yeda).

Octrooirecht. ABC. Hoger beroep is ongegrond nu de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat, ook indien een product via indirecte inbreuk naar nationaal recht door een basisoctrooi zou kunnen worden beschermd in de zin van artikel 3, aanhef en onder a, van de ABC-Verordening, het OCNL aan Aventis geen certificaat voor cetuximab hoefde af te geven, nu artikel 73, eerste lid, van de ROW haar niet in alle gevallen bescherming biedt tegen het aanbieden of leveren van dat product.

Bij besluit van 27 mei 2005 heeft het Octrooicentrum Nederland geweigerd aan Aventis Holdings Inc. (Aventis) een zogenoemd aanvullend beschermingscertificaat (certificaat) voor het product cetuximab af te geven. Vervolgens heeft het OCNL het door Aventis daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 28 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage het door Aventis daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard (lees de uitspraak hier: IEF 6204.Tegen deze uitspraak heeft Yeda, de rechtsopvolger van Aventis, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

2.2. Het OCNL heeft aan het besluit van 29 maart 2007 ten grondslag gelegd dat niet is voldaan aan het in artikel 3, aanhef en onder a, van de ABC-Verordening voor afgifte van een certificaat gestelde vereiste, nu het product cetuximab, de werkzame stof van het geneesmiddel Erbitux, niet wordt beschermd door het als basisoctrooi aangewezen Europese octrooi EP 0 667 165 (hierna: het basisoctrooi). Het Europees Octrooibureau heeft dat octrooi verleend voor de uitvinding dat een bepaalde combinatie van monoklonale antilichamen, zoals cetuximab, met een antineoplastisch middel, zoals irinotecan, geschikt is voor de behandeling van kanker. Het heeft echter geen octrooi voor het product cetuximab verleend en derhalve kan volgens het OCNL evenmin een certificaat voor dat product worden afgegeven. Volgens het OCNL wordt een product slechts door een basisoctrooi beschermd in de zin van artikel 3, aanhef en onder a, van de ABC-Verordening, indien met het product direct inbreuk kan worden gemaakt op dat octrooi, omdat het valt onder de omschrijving in de conclusies van het desbetreffende octrooischrift. Dat het verhandelen van alleen cetuximab, als door Aventis gesteld, tot een indirecte inbreuk, als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Row, op het basisoctrooi leidt, is derhalve niet van belang en staat bovendien niet ter beoordeling aan de bestuursrechter, aldus het OCNL.

2.3. De rechtbank heeft overwogen dat artikel 73, eerste lid, van de Row Aventis niet in alle gevallen bescherming biedt tegen het aanbieden of leveren van cetuximab, aangezien dat antilichaam niet noodzakelijkerwijs voor toepassing in combinatie met een antineoplastisch middel is bestemd. Ook indien een product via indirecte inbreuk door een basisoctrooi kan worden beschermd in de zin van artikel 3, aanhef en onder a, van de ABC-Verordening, hoefde het OCNL aan Aventis geen certificaat voor cetuximab af te geven, aldus de rechtbank.

2.4. Yeda betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat iedere levering van cetuximab noodzakelijkerwijs een indirecte inbreuk op het basisoctrooi oplevert, aangezien cetuximab volgens de […] handelsvergunning […] alleen in combinatie met het antineoplastische middel irinotecan mag worden toegepast. Nu een product ook door een basisoctrooi kan worden beschermd in de zin van artikel 3, aanhef en onder a, van de ABC-Verordening, indien het op grond van het nationale recht via indirecte inbreuk door dat octrooi wordt beschermd, heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat er geen grond voor het OCNL was om aan Aventis een certificaat voor cetuximab af te geven, aldus Yeda. Zij wijst er in dat verband op dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in het arrest van 16 september 1999 in zaak nr. C-392/97 (Jur. 1999, blz. I-5553 – Farmitalia, red.) heeft overwogen dat te rade moet worden gegaan bij de niet-communautaire regels die op een basisoctrooi van toepassing zijn om vast te stellen of een product door dat octrooi wordt beschermd in de zin van artikel 3, aanhef en onder a, van de ABC-Verordening.

2.4.1. Het betoog van Yeda dat de rechtbank heeft miskend dat iedere toekomstige levering van cetuximab een indirecte inbreuk op het basisoctrooi oplevert faalt. Volgens de bij de handelsvergunning behorende samenvatting van de productkenmerken is het uit cetuximab vervaardigde geneesmiddel Erbitux in combinatie met irinotecan geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met gemetastaseerde colorectale kanker met epidermale groeifactor receptor (EGFR)-expressie, na falen van cytotoxische behandeling met irinotecan. Anders dan Yeda betoogt, volgt uit die indicatie niet dat iedere toekomstige levering van cetuximab uitsluitend voor toepassing in combinatie met irinotecan is bestemd, nu de handelsvergunning op verzoek van de vergunninghouder kan worden gewijzigd, in die zin dat in de samenvatting van de productkenmerken ook indicaties worden opgenomen, waarop het basisoctrooi geen betrekking heeft. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat, ook indien een product via indirecte inbreuk naar nationaal recht door een basisoctrooi zou kunnen worden beschermd in de zin van artikel 3, aanhef en onder a, van de ABC-Verordening, het OCNL aan Aventis geen certificaat voor cetuximab hoefde af te geven, nu artikel 73, eerste lid, van de Row haar niet in alle gevallen bescherming biedt tegen het aanbieden of leveren van dat product.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover bestreden, te worden bevestigd.

Lees de uitspraak hier.

IEF 7933

De nieuwste niche

Persberichtje: Per 1 juni 2009 zullen Lars Bakers en Saar van Waegeningh hun praktijk van Leidsegracht Advocaten verhuizen en voortzetten onder de naam BINGH Advocaten. De advocaten Gitta van der Meer, Charlotte Vrendenbarg en Marije Roeloffzen zullen hen vergezellen.BINGH Advocaten richt zich op het intellectuele eigendom, het arbeids- en ambtenarenrecht en de algemene handelspraktijk.

Nieuw adres: Stadhouderskade 14-A, 1054 ES Amsterdam, T: 020-753 29 00, www.bingh.com (per 1 juni 2009 actief).

IEF 7932

Ter uitvoering van het vonnis

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad, 20 mei 2009, KG ZA 09-230, Örnell B.V. tegen ABK Innovent B.V. (met dank aan Priska van Gaalen, Dommerholt)

Vonnis in een executie KG volgend op vzr. Rb. Zwolle,  5 maart 2009, IEF 7852 (auteursrecht brochures & wijnrekken) . De vzgr heft de eerder opgelegde dwangsommen op.
 
ABK was overgegaan tot het nemen van executiemaatregelen omdat zij van mening was dat Örnell niet had voldaan aan het vonnis van 5 maart 2009 en EUR 100.000 aan dwangsommen had verbeurd. Ornell was van mening dat zij volledig heeft voldaan aan het vonnis en de voorzieningenrechter rechter volgt haar daarin. 

5.3. ABK is in beginsel gerechtigd het in kort geding gewezen en uitvoerbaar hij voorraad verklaarde vonnis jegens Örnell ten uitvoer te leggen. Kern van het geschil betreft de vraag of de door ABK ingestelde executiemaatregelen  desondanks onrechtmatig zijn. Voor het antwoord op die vraag is bepalend of Örnell heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij op basis van het in kort geding gewezen vonnis is veroordeeld (…).

5.4. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de vier door ABK gestelde punten, zoals hiervoor onder 5.2 opgenomen, niet door het vonnis van 5 mart 2009 worden gesanctioneerd met een dwangsom. ABK kan namelijk niet worden gevolgd in haar stelling dat Örnell op die punten niet aan het vonnis heeft voldaan. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de hiervoor onder 5.3 genoemde veroordelingen zien op door Örnell te verrichten handelingen. Deze veroordelingen om iets te doen dienen beperkt te worden geïnterpreteerd (HR 18-2-1 996, NJ 1966,208 en HR 20-5-1994, NJ 1994, 652). In het navolgende zullen de vier punten afzonderlijk worden besproken.

De eerder door de advocaat van Örnell opgegeven winstberekening wordt door de accountant bevestigd. Het is daarnaast aan Örnell om te bepalen met welke winstmarges zij zaken wenst te doen. Omtrent de voorraad verklaart de accountant wel de juistheid, maar niet de volledigheid te kunnen bevestigen. Van Örnell dan wel diens accountant kan niet meer verwacht worden dan zij heeft gedaan ter uitvoering van het vonnis. Ook de rectificatie- /recallbrief was conform de wijze van formuleren van de eis door ABK.

Lees het vonnis hier

 

 

IEF 7930

Personalia

Arnoud Bos - Erwin HaüerPer 1 april jl. zijn Erwin Haüer (32) en Arnaud Bos (33) toegetreden als partner van Knijff Merkenadviseurs. Beiden startten hun loopbaan in 2000 bij merkenbureau Intermark, dat in 2003 door Knijff Merkenadviseurs werd overgenomen.

Arnaud is sinds 2005 werkzaam als Europees merken- en modellengemachtigde bij Onel Trademarks, dat deel uitmaakt van de Knijff Groep. Erwin opereert als Europees merken- en modellengemachtigde onder de vlag van Knijff Merkenadviseurs.

Op dit moment bestaat de Knijff Groep uit een aantal ondernemingen: Knijff Merkenadviseurs, Onel trademarks en Multisearch. De merkenbureaus Intermark en Markmatters zijn na hun overname in de loop van de tijd volledig geïntegreerd in het label Knijff Merkenadviseurs. Bij de verschillende ondernemingen van de Knijff Groep werken op dit moment circa 60 medewerkers.

IEF 7929

Ter zitting heeft laten doorschemeren

Vzr. Rechtbank Assen, 25 mei 2009, KG ZA 09-77, Spits Wallcoverings B.V. tegen Noordwand B.V. (met dank aan Bas van Hunnik, NautaDutilh).

Merkenrechtelijk ‘vervolg’ op het inmiddels al roemruchte auteursrechtelijke behangdessin-vonnis van de Rechtbank Den Haag (IEF 7643 en IEF 7689 (noot DV). In casu stelt de verliezende partij in de Haagse zaak, Spits dat Noordwand inbreuk zou maken op haar merk ‘Brand-new’.

Noordwand kocht vanaf 1997 wandbekleding met het etiket “Brand-new by spits” van het inmiddels failliete Spits (oud). Spits (nieuw) neemt de activa, waaronder de IE-rechten, over en deponeert in 2006 het merk ‘Brand-new’. Spits stelt dat Noordwand het merk na de registratiedatum heeft gebruikt voor haar nieuwe collectie, maar weet onvoldoende aannemelijk te maken dat de door haar overgelegde rollen behang dateren uit een collectie van na de inschrijving van het merk. Daarnaast is er onvoldoende spoedeisend belang:

4.10. In dit kort geding is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet voldoende door Spits aannemelijk gemaakt dat sprake is (geweest) van gebruik van dit merk door Noordwand voor haar nieuwe collectie behang in de periode na de inschrijving van het merk "Brand-new". In zoverre kan dan ook buiten de beoordeling blijven in hoeverre de vordering van Noordwand tot nietigverklaring van de inschrijving van het merk kans van slagen moet worden geacht te hebben.

4.1 1. Tot slot wordt nog overwogen dat ook onvoldoende spoedeisend belang van Spits aanwezig wordt geacht bij de door haar ingestelde vorderingen. Allereerst is onvoldoende aannemelijk geworden dat Noordwand op dit moment inbreuk maakt op het merk van Spits. Verder dateert de door Spits ingeroepen inschrijving van het merk van 5 januari 2007, terwijl zij nu pas optreedt tegen een volgens haar stellingen sinds lang aan de orde zijnde inbreuk op dit merk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Spits ter zitting heeft laten doorschemeren dat het onderhavige kort geding weer een reactie is op het door Noordwand aangespannen, in r.o.2.11 bedoelde, kort geding ter zake de inbreuk door Spits op auteursrechten van Noordwand. 

Lees het vonnis hier.