Voorraad horloges moet worden terugverkocht
Vzr. Rb. Amsterdam 8 september 2022, IEF 20944; ECLI:NL:RBAMS:2022:5254 (Breitling tegen gedaagde) Breitling is exclusief distributeur van Breitling horloges in Nederland. Tussen Breitling en gedaagde bestond een distributieovereenkomst. Breitling heeft per aangetekende brief van 28 augustus 2020 het dealerschap van gedaagde beëindigd. Op deze opzegging heeft gedaagde afwijzend gereageerd. Daarnaast heeft zij gewezen op de verplichting die op grond van de distributieovereenkomst volgt op de beëindiging van de overeenkomst. Breitling vordert in deze zaak onder meer dat gedaagde wordt veroordeeld om de voorraad aan Breitling (terug) te verkopen. Ook vordert Breitling dat het gedaagde wordt verboden om zich nog als dealer van Breitling te presenteren en dat zij wordt geboden het gebruik van de handelsmerken van Breitling te staken.
VU Leergang intellectueel eigendom start 1 november
Op 1 november start de Leergang intellectueel eigendomsrecht aan de VU. Tijdens de verschillende colleges wordt systematisch het juridisch kader voor individuele vormen van de verschillende intellectuele eigendomsrechten besproken: de basiseisen voor rechtsverkrijging, de ter beschikking staande exclusieve rechten, ruimte voor vrij gebruik op basis van beperkingen van de rechten en de exploitatie op basis van overdracht en licenties, handhavingsmogelijkheden.
Werkwijze
Tijdens de leergang wisselt u actief uw ervaring met de wet- en regelgeving en bijbehorende jurisprudentie uit met de andere deelnemers. Zo vergroot u uw netwerk met vakgenoten en past u de opgedane kennis direct toe in diverse praktijksituaties.
Lees verder >>
Advies over concept wetsvoorstel auteurscontractenrecht II
De commissie auteursrecht heeft advies uitgebracht aan de minister voor Rechtsbescherming over het concept wetsvoorstel auteurscontractenrecht II.
Download hier het advies.
Uitspraak ingezonden door Leonie Kroon, Dillinger Law en Thijs van Aerde, Houthoff.
HR: geëxecuteerde had ook moeten worden gedagvaard
HR 9 september 2022, IEF 20942; ECLI:NL:HR:2022:1173 (Philip Morris tegen RPM) Vervolg op [IEF 19507] en [IEF 19671]. Rotterdamsche Producten Mij (RPM) is een groothandelaar in consumptiegoederen. Philip Morris is een tabaksproducent en produceert onder andere tabakssticks van het merk HEETS. Philip Morris heeft onder de logistieke dienstverlener Loendersloot beslag tot afgifte ter vernietiging laten leggen op een partij tabaksproducten van het merk HEETS van Philip Morris. RPM, die stelt eigenaar te zijn van deze partij, vordert opheffing van dit beslag. RPM heeft echter uitsluitend Philip Morris gedagvaard en niet ook Loendersloot, zoals artikel 438 lid 5 (oud), thans artikel 438 lid 6 Rv eist.
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam en Hanneke van Lith, Van Kaam Advocaten.
Uitlatingen in tv-programma zijn niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 6 september 2022, IEF 20939, IT 4058; ECLI:NL:RBMNE:2022:3558 (Eiseres tegen AVROTROS) Kort geding. In het tv-programma Radar is aandacht besteed aan een klacht rondom eiseres, een schildersbedrijf. Volgens eiseres heeft AVROTROS door in de reportage bepaalde onjuiste uitlatingen te doen en een eenzijdig en tendentieus beeld te schetsen onrechtmatig jegens haar gehandeld en zij vordert verwijdering en een rectificatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat AVROTROS aandacht heeft mogen besteden aan een klacht van een consument over eiseres. Dit mag zij op kritische en opiniërende wijze aan de kaak stellen. De grenzen van de journalistieke vrijheid zijn in dit concrete geval niet overschreden. Er is van tevoren contact geweest met eiseres over de klachten en er is voldoende wederhoor geboden, hetgeen ook terugkomt in de reportage. Voor de belangenafweging weegt (zwaar) mee dat alle uitlatingen voldoende steun vinden in het ten tijde van de uitzending van de reportage beschikbare feitenmateriaal. Overige relevante omstandigheden leggen onvoldoende gewicht in de schaal voor het belang van eiser. De vorderingen worden afgewezen.
Aanhouding procedure in afwachting van beslissing Europese Commissie
Hof Amsterdam 23 augustus 2022, IEF 20938, LS&R 2102; ECLI:NL:GHAMS:2022:2417 (Synthon c.s. tegen Teva c.s) Tussenuitspraak. Synthon c.s. hebben op onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking gestoelde vorderingen ingesteld tegen Teva c.s.. Zij leggen daaraan ten grondslag dat Teva c.s. hebben geprobeerd te bewerkstelligen dat Synthon c.s. en hun klant Alvolgen de generieke versie van een bepaald geneesmiddel niet of zo laat mogelijk op de markt zouden kunnen brengen door (betrokkenheid bij) het ten onrechte handhaven van octrooien met betrekking tot dat geneesmiddel. Dit arrest gaat over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen Teva Ltd. en over de vraag of de procedure moet worden aangehouden in verband met lopend onderzoek van de Europese Commissie naar mogelijk concurrentieverstorend gedrag van Teva c.s. met betrekking tot Copaxone (de merknaam waaronder Teva c.s. het bedoelde geneesmiddel vermarkt). De zaak wordt aangehouden in afwachting van de beschikking van de Europese Commissie naar aanleiding van onderzoek naar mogelijk concurrentieverstorend gedrag.
Exequatur aan uitspraak International Court of Arbitration Parijs wordt verleend
Hof Amsterdam 5 juli 2022, IEF 20937; ECLI:NL:GHAMS:2022:1960 (Verzoekster tegen verweerster) Beschikking. Geschil tussen een reisbureau en zijn (voormalige) agent. De Court of Arbitration oordeelde - samengevat – dat het reisbureau de overeenkomst rechtsgeldig had beëindigd, en dat de agent op straffe van dwangsommen, het gebruik van onder meer naam en handelsmerken van het reisbureau moest staken, en dat zij USD 10.000,-- aan boetes verschuldigd was aan het reisbureau. De vordering tot vernietiging van de arbitrale uitspraak is vervolgens door het Cour d’Appel te Parijs afgewezen. In de onderhavige procedure verzet de agent zich tegen het verlenen van exequatur aan de arbitrale uitspraak omdat zich weigeringsgronden zouden voordoen zoals bedoeld in de artikelen V lid 1 sub b en d en artikel V lid 2 sub b van het Verdrag van New York: een van de drie arbiters zou partijdig zijn geweest, en het scheidsgerecht zou buiten haar opdracht zijn getreden. Het hof verwerpt beide stellingen, en oordeelt voorts dat er geen aanleiding bestaat om het cassatieberoep af te wachten. Het arbitrale vonnis wordt erkend en het exequatur wordt verleend.
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten.
Zembla moet uitspraken over granuliet rectificeren
Rechtbank Den Haag 31 augustus 2022, IEF 20936, IT 4057; ECLI:NL:RBDHA:2022:8625 (GIB tegen Zembla) Zie ook [IEF 20387]. Op 6 februari 2020 heeft het programma Zembla in een tv-uitzending aandacht besteed aan het verondiepingsproject Over de Maas, waarvoor granuliet van het bedrijf Graniet Import Benelux B.V. is gebruikt. De uitzending heeft aandacht gekregen in landelijke en regionale media en tot onrust geleid. Door Zembla is na de uitzending in 2020 op verschillende manieren nadien veelvuldig gepubliceerd over de toepassing van granuliet. Op 7 december 2020 heeft de RvdJ een conclusie genomen in een klachtprocedure aangespannen door GIB en diens klacht gegrond verklaard. BNNVARA heeft daarop aangegeven zich niet te kunnen vinden in de conclusie en heeft besloten de RvdJ niet langer te erkennen. Tevens heeft Zembla aangegeven dat zij geen gehoor zal geven aan het verzoek van GIB over te gaan tot rectificatie. In deze civiele procedure vordert GIB een verklaring voor recht en rectificatie. Zij stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat Zembla door in de televisie-uitzendingen en in andere publicaties meerdere beschuldigingen te uiten die geen steun vinden in het feitenmateriaal onrechtmatig handelt. In de tweede plaats stelt GIB dat Zembla onrechtmatig heeft gehandeld door los van specifieke ongefundeerde beschuldigingen, sinds de uitzending, onvolledig, eenzijdig en tendentieus te berichten over granuliet.
Gemaakte kosten moeten worden vergoed
Rb. Overijssel 17 augustus 2022, IEF 20935; ECLI:NL:RBOVE:2022:2385 (X tegen Z) X heeft een bedrijf dat gespecialiseerd is in esthetische behandelingen. Y heeft een kapsalon waar zij schoonheidsbehandelingen uitvoert. X en Y hebben 21 november 2020 een overeenkomst gesloten. Partijen zijn in de overeenkomst onder meer overeengekomen dat partijen na zes maanden uit elkaar kunnen gaan en dat exploitant dan de gemaakte kosten van de merkhouder zou vergoeden. X vindt dat Y tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst doordat zij de door X gemaakte kosten niet vergoedt na beëindiging van de overeenkomst. Z meent dat zij de overeenkomst mocht beëindigen vanwege tekortkomingen aan de kant van X. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een franchiseovereenkomst, maar dat (het door Z aangevoerde) artikel 7:914 BW niet tot een tekortkoming leidt. De verplichting uit dit artikel was op het moment van het sluiten van de overeenkomst namelijk nog niet dwingendrechtelijk vereist. Hierdoor is er geen sprake van het sluiten van een overeenkomst in strijd met een dwingende wetsbepaling en kan er dus niet worden vernietigd op grond van artikel 3:40 lid 2 BW.
Jong IE-borrel op 22 september
Ha mede-Jong IE'er,
Na een zeer geslaagde borrel bij Wildschut in april is het hoog tijd voor weer een Jong IE-borrel! Als jij net als wij in de ban van Jong IE bent, sluiten we de zomer graag met jullie af bij Gollem’s Proeflokaal in Amsterdam-West.
Wie? Alle zich jong voelende IE’ers
Wat? Een borrel, zónder juridische opschepperij c.q. fijnslijperij
Waar? Overtoom 160-162, Amsterdam
Wanneer? Donderdag 22 september vanaf 18:00 uur
Om te voorkomen dat Charlotte door de Orde geschorst wordt omdat ze te veel contant geld aanneemt, hebben we besloten vanaf nu aan de deur via een QR-code Tikkies van EUR 25 (inflatie…) te innen. Zorg dus dat je mobiel bankieren werkt!