IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7571

Om het hoornvlies gezond te houden

Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 februari 2009, HA ZA 07-3547, Novartis A.G. tegen Johnson & Johnson Medical B.V. c.s.

Octrooirecht. Eerst even voor jezelf lezen. Europees Octrooi dat betrekking heeft op ‘een ofthalmische lens voor langdurig gebruik’, een contactlens. Octrooi is niet nietig, inbreuk aangenomen. 1019h proceskosten (na afspraak):  €300.000.

4.6. De formulering van een conclusie in termen van het gewenste resultaat, zoals in belangrijke mate gebeurt in conclusie 1 van EP 258, is in beginsel strijdig met de eisen die artikel 84 van het Europees Octrooiverdrag (hierna: EOV) stelt aan octrooiconclusies (vgl. EPO, Guidelines for Examination, December 2007, C, III-8, paragraaf 4.10). Schending van die bepaling is echter geen grond voor vernietiging van een Europees octrooi. Daarom zal de eventuele strijdigheid van conclusie 1 met artikel 84 EOV geen gevolgen hebben voor het beroep van Novartis op die conclusie in deze procedure.

4.42. De rechtbank verwerpt het betoog van J&J dat de Acuvue Oasys lenzen niet de vereiste beweging op het oog zouden vertonen en daarom geen inbreuk zouden maken. (…)

4.45. Daarnaast heeft het feit dat de Acuvue Oasys lenzen bij sommige sterktes niet voldoen aan de grenswaarde voor zuurstoftransmissibiliteit, anders dan J&J meent, niet tot gevolg dat de inbreukvordering van Novartis moet worden afgewezen. Vast staat immers dat het merendeel van de lenzen van J&J wel aan die grenswaarde voldoet en dat die lenzen in zoverre onder conclusie 1 van EP 258 vallen.

4.47. Ter voorkoming van executiegeschillen merkt de rechtbank op dat de marge van 5% die Novartis hanteert bij het vaststellen van het behalen van de grenswaarde te hoog is. Weliswaar vermeldt de tekst van conclusie 1 een grenswaarde van “about” 70 barrers/mm, zodat enige marge toelaatbaar is. Omdat het octrooischrift geen duidelijke basis biedt voor een marge van een bepaalde omvang acht de rechtbank echter, mede gelet op het belang van de rechtszekerheid voor derden, in dit geval niet meer dan toepassing van de normale regels voor afronding van getallen redelijk. (...)

4.48. De stelling van J&J dat bij de beantwoording van de vraag of de Acuvue Oasys lenzen de in conclusie 1 van EP 258 vereiste hoge mate van ionenpermeabiliteit bezitten niet de specifiek in die conclusie genoemde grenswaarde, maar een in de beschrijving genoemde waarde doorslaggevend moet zijn, verdraagt zich niet met de regels die artikel 69 EOV en het daarmee overeenstemmende artikel 53 lid 2 ROW 1995 stellen aan de vaststelling van de beschermingsomvang van een octrooi. Die artikelen schrijven voor dat de beschermingsomvang wordt bepaald door de conclusies, waarbij de beschrijving dient tot uitleg van de conclusies. Gelet daarop kan niet worden volgehouden dat de vereiste mate van ionenpermeabiliteit zou moeten worden ingevuld op basis van een in de beschrijving genoemde waarde, in plaats van de specifiek in de conclusie genoemde grenswaarde, die overigens ook op diverse plaatsen in de beschrijving wordt genoemd. Dat zou de grenswaarde in de conclusie zinledig maken en een element van de beschrijving voorrang geven boven de conclusies.

4.50. Op grond van het voorgaande moet de in reconventie gevorderde vernietiging van EP 258 worden afgewezen. Daarnaast staat vast dat J&J inbreuk heeft gemaakt op conclusie 1 van EP 258. De rechtbank zal in conventie dan ook een verbod toewijzen, op de wijze zoals hierna verwoord.

Lees het vonnis hier.

IEF 7570

Door het cumulatief effect van de vele zoekopdrachten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 februari 2009, HA ZA 08-300, Wegener ICT Media B.V. c.s. tegen Innoweb B.V.

Databankenrecht. Nootwaardig vonnis. Nadat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht eerder (IEF 5132 ) oordeelde dat er wel sprake was van een databank in de zin van de Databankenwet, maar dat geen inbreuk werd gepleegd, oordeelt de Rechtbank Den Haag in een bodemprocedure nu dat de dedicated meta search engine van Gaspedaal.nl wel inbreuk maakt op het databankrecht van AutoTrack.nl, een website met advertenties voor te koop aangeboden auto’s.

"Het cumulatief effect van de vele zoekopdrachten die via Gaspedaal.nl worden uitgevoerd is dat een substantieel deel van de databank van Wegener aan het publiek ter beschikking wordt gesteld." Een samenvatting in citaten:

Databank, substantiële investering: “4.1. Naar het oordeel van de rechtbank is de via AutoTrack.nl gepubliceerde  verzameling van autoadvertenties een databank in de zin van artikel 1 lid 1 sub a van de Databankenwet (hierna: Dw) (…)  Innoweb betwist slechts dat de verkrijging, controle en presentatie van de inhoud van de advertentieverzameling in kwalitatief en kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. Die betwisting kan geen stand houden in het licht van de vaststaande feiten.

(…) 4.3. Dat de verkrijging, presentatie en controle een substantiële investering van Wegener hebben gevergd wordt bovendien ondersteund door tenminste een deel van de met 150 facturen onderbouwde specificatie van de kosten die Wegener heeft overgelegd en uitgebreid heeft toegelicht. Volgens die specificatie bedraagt de investering in totaal circa vier miljoen euro. Hetgeen Innoweb hier tegenin heeft gebracht, is onvoldoende om het substantiële karakter van de investering van Wegener in twijfel te trekken.”

Opvragen en hergebruiken: “4.9. De rechtbank is met Wegener van oordeel dat de uitvoering van een zoekopdracht moet worden aangemerkt als het opvragen en hergebruiken van een deel van haar databank door Innoweb. In dit verband stelt de rechtbank voorop dat de (Gemeenschaps)wetgever een ruime betekenis heeft willen geven aan de begrippen opvragen en hergebruiken (…)

4.10. De handelingen van de server van Innoweb bij de uitvoering van een zoekopdracht via Gaspedaal.nl vallen onder voornoemde definities.

Vast staat namelijk dat bij de uitvoering van een zoekopdracht gegevens uit de databank van Wegener worden overgebracht op de server van Innoweb. Dat moet gelet op voornoemde definitie worden aangemerkt als het opvragen van een deel van de databank.

Vervolgens stelt de server van Innoweb de opgevraagde gegevens ter beschikking aan de bezoeker van Gaspedaal.nl. Dat moet gelet op voorgaande definitie worden aangemerkt als het hergebruiken van een deel van de databank van Wegener.

Verantwoordelijkheid Innoweb: “4.11. Voornoemde handelingen van de server van Innoweb moeten worden gezien als handelingen van Innoweb. Die handelingen vinden immers plaats op haar server en vormen de kern van de dienst die Innoweb de bezoekers van Gaspedaal.nl aanbiedt. Dat Innoweb die dienst alleen uitvoert op initiatief van de bezoeker en in zoverre passief is, maakt dat niet anders. Voor zover het feit dat het initiatief bij de bezoeker ligt meebrengt dat de bezoeker mede verantwoordelijk is voor de uitvoering van de zoekopdracht, ontslaat dat Innoweb niet van haar eigen verantwoordelijkheid voor die handelingen.”

Hergebruik: “4.12. (…) Innoweb presenteert de gegevens in haar eigen opmaak en combineert die met gegevens uit andere bronnen. Een en ander onderstreept dat het opvragen en hergebruiken (mede) handelingen zijn van Innoweb.”

Publiek toegankelijke databank:  “4.13. Dat de dienst van Innoweb gericht is op ontsluiting van een databank die Wegener zelf aan het publiek ter beschikking heeft gesteld, maakt het voorgaande niet anders. Dat het gaat om een publiek toegankelijke databank impliceert namelijk niet dat iedere verdere openbaarmaking en exploitatie van de databank door derden is toegestaan. (…)”

Substantieel deel: “4.15. De rechtbank is met Innoweb van oordeel dat per zoekopdracht worden vastgesteld of er sprake is van een substantieel deel. (…) Het opvragen en hergebruiken geschiedt dus per zoekopdracht en dus moet ook per zoekopdracht worden vastgesteld of er sprake is van een substantieel deel. Gesteld noch  gebleken is dat de per zoekopdracht opgevraagde en hergebruikte gegevens in kwalitatief en kwantitatief opzicht een substantieel deel van de gehele inhoud van de databank van Wegener vormen.

Cumulatief effect: 4.16. Het betoog van Wegener dat de hiervoor genoemde uitleg van artikel 2 lid 1 sub a Dw de bescherming van databanken illusoir maakt omdat de server van Innoweb dermate veel zoekopdrachten verwerkt dat het resultaat is dat de inhoud van de databank op grote schaal wordt opgevraagd en hergebruikt, is ongegrond.

De Databankenwet biedt namelijk uitdrukkelijk ook bescherming tegen het herhaald en systematisch opvragen en hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank. Daarvoor bestaat een aparte bepaling, te weten artikel 2 lid 1 sub b Dw. Die bepaling beoogt bescherming te bieden tegen handelingen die door hun repetitieve en systematische karakter als cumulatief effect hebben dat een substantieel deel van een databank wordt gereconstrueerd of aan het publiek ter beschikking wordt gesteld (zie Hill-arrest, r.o. 89). Dat zijn exact de handelingen die Wegener Innoweb verwijt. Vanuit wetsystematisch oogpunt zou het daarom onjuist zijn om dergelijk handelen te kwalificeren als opvragen en hergebruiken van een substantieel deel en niet-substantiële delen

(…) 4.18. In dit verband stelt de rechtbank voorop dat het Hof van Justitie artikel 7 lid 5 van de Databankenrichtlijn (96/9/EG), waarop artikel 2 lid 1 sub b Dw is gebaseerd, als volgt heeft uitgelegd (…)  Het gaat er dus om of de door Innoweb verwerkte zoekopdrachten als cumulatief effect hebben dat Innoweb een substantieel deel van de databank van Wegener reconstrueert of aan het publiek ter beschikking stelt.

4.19. Van een reconstructie van een substantieel deel van de databank van Wegener is geen sprake. (…) Het herhaalde opvragen van niet-substantiële delen cumuleert dus nooit in de reconstructie van de gehele inhoud of een substantieel deel van de databank van Wegener. Daarom moet worden geconcludeerd dat de handelingen van Innoweb wat betreft het opvragen niet in strijd zijn met de normale exploitatie van de databank een geen ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van Wegener.

4.20. Het ligt anders voor het hergebruik van de databank. Naar het oordeel van de rechtbank is het cumulatief effect van de vele zoekopdrachten die via Gaspedaal.nl worden uitgevoerd namelijk wel dat een substantieel deel van de databank van Wegener aan het publiek ter beschikking wordt gesteld.

(…) Gelet daarop moet worden geconcludeerd dat het deel van de databank dat Innoweb aan het publiek ter beschikking stelt, een substantiële investering vertegenwoordigt. Voor zover dat deel niet reeds in kwantitatief opzicht een substantieel deel vormt, is dus in ieder geval sprake van een substantieel deel in kwalitatief opzicht.

4.21. Het verweer van Innoweb dat alleen sprake kan zijn van een inbreuk op het databankenrecht als de elementen van de databank in hun geheel worden overgenomen, vindt geen steun in het recht. De wet en richtlijn bieden uitdrukkelijk ook bescherming tegen het opvragen en hergebruiken van een deel van de inhoud van de databank. Niet valt in te zien waarom dat geen betrekking zou hebben op opvragen en hergebruiken van een deel van de inhoud van de elementen. Een andere uitleg zou bovendien meebrengen dat het databankenrecht eenvoudig zou kunnen worden omzeild door per element slechts een klein deel niet op te vragen en her te gebruiken.

4.22. Uit het feit dat Innoweb door het cumulatief effect van de vele zoekopdrachten via Gaspedaal.nl een substantieel deel van de databank van Wegener aan het publiek ter beschikking stelt, volgt dat het handelen van Innoweb ernstige schade toebrengt aan de investering van Wegener (zie de laatste zin van het in r.o. 4.18 opgenomen citaat uit het Hill-arrest). (…)

Niet schadelijk, maar juist voordelig: “4.23. Ook het betoog van Innoweb dat Gaspedaal.nl niet schadelijk, maar juist voordelig is voor Wegener omdat Innoweb bezoekers van Gaspedaal.nl doorleidt naar Autotrack.nl, en aldus ook nieuwe bezoekers naar Autotrack.nl trekt en extra internetverkeer voor Autotrack.nl genereert, treft geen doel. Gegeven het feit dat het vele hergebruik van de databank erin resulteert dat een substantieel deel van de databank aan het publiek ter beschikking wordt gesteld, is het aan Wegener om te bepalen of de eventuele voordelen van het hergebruik opwegen tegen de nadelen en of het hergebruik is toegestaan. 

4.24. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat Innoweb met Gaspedaal.nl inbreuk maakt op het databankenrecht van Wegener.”

1019h Proceskosten: “4.27. (…) De tarieven geven een indicatie van het maximale bedrag dat door de bank genomen als redelijk en evenredig kan worden aangemerkt. Een aanspraak op het indicatietarief bestaat dus alleen indien voldoende onderbouwd wordt gesteld dat ten minste die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Aan die eis heeft Wegener niet voldaan. 

4.28. Wegener heeft slechts een afschrift van een emailbericht aan de advocaat van Innoweb overgelegd. Daarin worden een aantal werkzaamheden en afgeronde bedragen genoemd (bijvoorbeeld: “Bestuderen en opzoeken stukken: circa 4.000 Euro”). Dat voldoet niet aan de eis, genoemd in de toelichting op de indicatietarieven, dat in ieder geval verwacht mag worden dat gedetailleerd opgave wordt gedaan van het uurtarief, het aantal gewerkte uren, met een concrete omschrijving van de werkzaamheden. Daarom zullen de proceskosten als volgt worden begroot conform het liquidatietarief.”

Lees het vonnis hier. Vzr. Rechtbank Utrecht, 21 november 2007: IEF 5132. Noot Dirk Visser bij Rb. Utrecht: IEF 5551, reactie Wim Maas, IEF 5595.

IEF 7569

Natuurlijk geldt auteursrecht online ook

Kamerstukken II 2008/09, 31777, nr. 13. Persbeleid; Verslag algemeen overleg van 18 december 2008 over twee brieven inzake het brede persbeleid en over de innovatie en de pers (31777, nrs. 1 en 2)

Minister Plasterk: "De heer Atsma heeft een vraag gesteld over de schending van het auteursrecht op het internet. Er wordt inderdaad geklaagd dat er via Google, YouTube en allerlei andere plekken dingen worden aangeboden waarvoor auteursrecht geldt. Natuurlijk geldt auteursrecht online ook. Dat moet ook op het internet gerespecteerd worden. Het gaat dus niet zozeer om een gebrek aan een auteursrechtelijke bescherming als wel om een kwestie van moeilijke handhaving. Dat is in de eerste plaats natuurlijk een zaak voor de rechthebbende zelf. De overheid heeft daar wel een rol, maar dat is natuurlijk niet in de eerste plaats een rol voor de minister voor mediazaken. Het is een taak van justitie om die handhaving daar te regelen. Daar is de minister van Justitie ook mee bezig. Wij hebben daar bij andere gelegenheden al uitgebreid met elkaar over gesproken."

Lees het verslag hier.

IEF 7568

Een groene Wereld IE Dag

Logo Wereld IE Dag 2009Wereld IE Dag valt dit jaar op een zondag. Nu is dat voor advocaten een normale werkdag, maar voor de meeste andere IE-ers niet. De jaarlijkse IEForum.nl Wereld IE Dag Borrel zal dus waarschijnlijk op donderdag 23 of vrijdag 24 worden gehouden. Locatie volgt. Ter info: Het officiele WIPO-thema is "Green Innovation". Altijd origineel, de WIPO.

“April 26, 2009. On World Intellectual Property Day this year, WIPO's focus is on promoting green innovation as the key to a secure future. 

In line with the green innovation theme, and as part of the ongoing efforts of the Organization to become “carbon-neutral”, WIPO will not send out mass-mailings of promotional kits as in past years. 

Promotional materials on this theme are available here for downloading.”

IEF 7567

There are certain differences from a visual point of view

GvEA, 11 februari 2009, T-413/07, Bayern Innovativ tegen OHIM / Life Sciences Partners Perstock N.V. (Nederlandse versie nog niet beschikbaar) 

Oppositie op grond van ouder gemeenschapsbeeldmerk Life Sciences Partners tegen aanvraag beeldmerk LifeScience (klassen 35 en 36). "The terms ‘lifescience’ and ‘life sciences’  are ‘of normal distinctiveness in relation to the services in Classes 35 and 36’” En “even though they are phonetically and conceptually very similar, there are certain differences from a visual point of view”. Maar die ‘certain differences’ (klik voor vergroting en zoek de 500 verschillen) doen de balans niet doorslaan en verwarringsgevaar wordt aangenomen.

“57. The Court holds in this respect that, although Article 12(b) of Regulation No 40/94 – according to which the right conferred by a Community mark does not entitle the proprietor to prohibit a third party from using ‘indications concerning the kind, quality, quantity, intended purpose, value, geographical origin, the time of production of the goods or of rendering of the service, or other characteristics of the goods or service’ – expressly provides for a derogation from the exclusive rights of the mark where the protected mark is used in a descriptive manner, it is clear from the foregoing that no such descriptive use is being made in the present case.

58. It follows from all of the foregoing that, in the circumstances of the present case, there is a likelihood of confusion between the marks at issue. Given the identical nature of the services at issue and the similarity of the conflicting marks, the higher level of attention of the relevant public is not sufficient to rule out the risk of that public believing that the services are being offered by the same undertaking or, as the case may be, by economically-linked undertakings.”

Lees het arrest hier.

IEF 7566

Merkvervalste

Rechtbank Breda, 11 februari 2009, LJN: BH2386, strafzaak inzake het smokkelen van sigaretten en drugs.

Weinig interessante zaak, alleen het gebruik van het woord ‘merkvervalste’ is mogelijk aardig voor jargonliefhebbers: “Op 19 oktober 2006 zijn in een loods in Nijkerkerveen en in de panden aan de [adres] en de [adres] 616 dozen met in totaal 4.925.780 stuks merkvervalste en onveraccijnsde Marlboro sigaretten in beslag genomen. De sigaretten waren verpakt in dozen met het opschrift “Koffiefilters” en diverse Chinese tekens.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7565

Waardoor rode plekken en schilfers ontstaan

Rechtbank ’s-Gravenhage, 11 februari 2009, HA ZA 08-733, Leo Pharmaceutical Products Ltd. A/S tegen Sandoz (met dank aan Anke Heezius, Steinhauser Van den Brink Heezius Rijsdijk).

Octrooirecht. Inbreuk op eisers Europees octrooi ‘Nieuwe kristallijne vorm van een analogon van vitamine D’ (geneesmiddel psoriasis).

"4.30. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de door Sandoz gehanteerde werkwijze voor de bereiding van zalf in overeenstemming is met de stand van de techniek. Daarenboven is naar het oordeel van de rechtbank de vorming van calcipotriol monohydraat geen onvermijdelijk resultaat van de bereiding van een Calcipotriolhoudende zalfuitgaande van calcipotriol anhydraat. Het beroep van Sandoz op een rechtvaardigingsgrond voor de aanwezigheid van calcipotriol monohydraat in haar zalf gaat daarom niet op. De conclusie luidt dat de calcipotriolhoudende zalf van Sandoz inbreuk maak op conclusies 1, 2 en 5 van het octrooi.”

Lees het vonnis hier en hier ('schone' pdf R. Den Haag).

IEF 7564

De geur van succesvolle parfums geïmiteerd

Miracle (Lancôme) - Pink Wonder (Lamis)HvJ EG, 10 februari 2009, conclusie A-G Mengozzi in zaak C-487/07, L’Oréal SA, Lancôme parfums et beauté & Cie en Laboratoires Garnier & Cie tegen Bellure NV, Malaika Investments Ltd en Starion International Ltd. (verzoek van de Court of Appeal (England & Wales) om een prejudiciële beslissing).

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht.  Vergelijkende reclame. Gebruik door een adverteerder van het merk van een derde in vergelijkende reclame die met name bestaat uit vergelijkingslijsten. Deze lijsten betreffen i.c. een vergelijk tussen tussen de geur van relatief zeer goedkope parfums en een met de merknaam aangeduid luxeparfums (Trésor, Miracle, Anaïs-Anaïs en Noa Noa). Dat de geuren van de goedkope parfums lijken op die van de bekende luxeparfums is geen toeval, de imitatie van de geur is een doelbewuste keuze van de fabrikant.

Na analyse van O2, Arsenal, Céline, Adam Opel is de conclusie van de A-G dat het toch weer vooral de omstandigheden van het geval zijn, die bepalen of dat mag of niet. Het mag, tenzij.

Conclusie: “112. Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging, de prejudiciële vragen van de Court of Appeal (England & Wales) te beantwoorden als volgt:

1) Artikel 5, lid 1, sub a, van de Eerste Richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, dient aldus te worden uitgelegd dat de houder van een merk niet gerechtigd is te doen verbieden dat een derde in vergelijkende reclame gebruikmaakt van een teken dat gelijk is aan dit merk, voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, wanneer dit gebruik geen afbreuk doet of kan doen aan de wezenlijke functie van het ingeschreven merk als herkomstgarantie of aan enige andere functie van dit merk, ook al speelt het een belangrijke rol in de reclame voor het product van de adverteerder en stelt het deze met name in staat ongerechtvaardigd voordeel te trekken uit de reputatie van dit merk.

 

2). Artikel 3 bis, lid 1, sub g, van richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, dient aldus te worden uitgelegd dat het loutere feit dat vergelijkende reclame wordt gemaakt door middel van vergelijkingslijsten waarin naar een bekend merkproduct wordt verwezen, niet de conclusie wettigt dat de adverteerder een oneerlijk voordeel trekt uit de reputatie van het betrokken merk, en dat indien voor het bestaan van een dergelijk voordeel vereist is dat bij het doelpubliek van de reclame associaties worden gewerkt tussen de houder van het bekende merk en de adverteerder waardoor dit publiek de reputatie van de producten van eerstgenoemde ook zou kunnen toeschrijven aan die van laatstgenoemde, de nationale rechter aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval dient vast te stellen of dit voordeel al dan niet eerlijk is.

3) Artikel 3 bis, lid 1, sub h, van richtlijn 84/450, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/55, dient aldus worden uitgelegd dat:

– reclame verboden is waarin expliciet of impliciet, mede gelet op de economische context waarin zij wordt gemaakt, wordt gewezen op het feit dat het product van de adverteerder op zodanige wijze is vervaardigd dat het een imitatie of kopie vormt van het door het merk van een derde beschermde product, ook al wordt slechts verwezen naar één of meerdere belangrijke kenmerken ervan, en

– reclame bijgevolg niet verboden is op grond van het loutere feit dat daarin wordt verklaard dat een belangrijk kenmerk van het product van de adverteerder overeenstemt met een kenmerk van een door een – eventueel bekend – merk beschermd product.

4) Artikel 5, lid 2, van richtlijn 89/104 dient aldus te worden uitgelegd dat:

– wanneer een handelaar een teken gebruikt dat overeenstemt met het bekende merk van een derde en daaruit een voordeel trekt dat voortvloeit uit deze overeenstemming en uit het feit dat dit teken ten gevolge hiervan wordt geassocieerd met positieve eigenschappen van dit merk, dit gebruik kan worden verboden wanneer het niet berust op een geldige reden – die niet in het voordeel zelf kan bestaan – of, wanneer het gebruik op een geldige reden berust, wanneer uit deze reden en alle relevante omstandigheden van het geval blijkt dat dit voordeel ongerechtvaardigd is;

– dat het feit dat de wezenlijke functie van het merk als herkomstgarantie niet wordt (of kan worden) aangetast, dat geen afbreuk wordt (of kan worden) gedaan aan het onderscheidende vermogen of de reputatie van het merk en dat de verkoop van de producten onder het merk of de opbrengst van de investeringen die in verband met dit merk worden verricht, niet daalt ten gevolge van dit gebruik, niet aan dit verbod in de weg staat."

Lees de conclusie hier.

IEF 7563

Personalia

Michiel Haegens“Per 1 maart 2009 zal Mr. Michiel J.A. Haegens worden benoemd tot Hoofd van de Merkensectie van Vereenigde. Hij volgt daarmee Xandra Reijns-Kouwenaar op, die per 1 maart terugtreedt uit de organisatie. Michiel Haegens is Europees merken- en modellengemachtigde en sinds 2001 bij Vereenigde werkzaam.

Als toonaangevend kantoor binnen Nederland en grote speler op Europees niveau, heeft Vereenigde een indrukwekkende reputatie opgebouwd als all-round dienstverlener op het gebied van de intellectuele eigendom (octrooien, merken, modellen). Vereenigde heeft vestigingen in Den Haag (hoofdkantoor), München, Groningen, Arnhem, 's-Hertogenbosch, Amersfoort en Eindhoven. Zowel de octrooi- als de merkensectie van de organisatie zijn de afgelopen jaren sterk gegroeid. In totaal zijn er ca. zestig specialisten werkzaam. De verwachting is dat dit aantal verder zal groeien."

IEF 7562

1 factuur niet het allerbelangrijkste

Kamerstukken 27838, nr. 7, Tweede kamer. Detailhandel; Verslag algemeen overleg van 19 november 2008 over de Detailhandelsbrief.

Staatssecretaris Heemskerk: "Ik wil nog een enkel punt aanstippen in verband met de regeldruk en wel de «één factuur» voor het auteursrecht per 1 januari 2009. In het najaar van 2007 is de motie-Smeets/Van der Burg ingediend. Ik heb daarover inmiddels ook een brief naar de Kamer gestuurd.

De motie riep op tot één factuur. Ik heb dat besproken met zowel de ondernemersorganisaties als de inningsorganisaties en uit die gesprekken bleek dat een factuur zowel voor de ondernemers- als voor de auteursrechtenorganisaties niet het allerbelangrijkste was en ook niet het meest praktisch. Men wil vooral een helder inzicht in de kosten, beter toezicht op en betere beheersing van de kosten en een betere dienstverlening. Op basis daarvan hebben zij een plan opgesteld dat ik naar de Kamer heb gestuurd. Ik heb nog wat extra’s gedaan: ik heb ook gezegd dat die facturen maximaal elektronisch zouden moeten zijn. Ook op het terrein van e-facturering versnellen wij dat."

Lees het gehele verslag hier.