IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7510

Herstel: de beslissing zoals werkelijk uitgesproken (Uit Utrecht)

Nota Bene: De Rechtbank Den Haag bericht dat door een ongelukkig misverstand via de reguliere emailverspreiding een verkeerd vonnis is verzonden in de zaak van Demp tegen Homer TLC.

Het onder nr. IEF 7504 gepubliceerde vonnis is inmiddels vervangen door de beslissing zoals werkelijk uitgesproken, om ieder misverstand te voorkomen is nu de grosse met handtekening gebruikt.

Werd in de eerste versie de schorsing van de procedure gehandhaafd, in de juiste versie wordt de schorsing geweigerd. Een niet onbelangrijk verschil, om de rechtbank te citeren.

Lees het enige juiste vonnis hier.

IEF 7509

De werkelijke plaatser

Rechtbank Amsterdam, sector Kanton, 21 januari 2009, CV 08-20893, Eisers S. & D. tegen Stichting Maroc.nl (vonnis via blog Arnoud Engelfriet, Internetrecht / Ius Mentis)

Auteursrecht. Portretrecht. Eisers (fotograaf en ouder) maken bezwaar tegen het plaatsen van een door eiser S.  gemaakte foto van het kind van eiser D. op het forum van website Maroc.nl. De foto is geplaatst door een gebruiker van het forum. De vorderingen worden afgewezen.

Niet de website maar de gebruikers hebben het auteursrecht geschonden. De forumbeheerder is niet ‘van iedere verantwoordelijkheid ontslagen’, maar het gaat te ver om van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder 'een alerte houding' worden verwacht en daarvan was i.c. wel degelijk sprake.  (1019h?) proceskosten: €50,00).

“4. Als niet betwist staat vast dat de door S. gemaakte foto van de dochter van D. zonder toestemming van S. en/of D. op het forum van Maroc is geplaatst. Aangenomen moet worden dat die plaatsing feitelijk is gebeurd door twee vooralsnog anoniem gebleven gebruikers van het forum. Onjuist is de kennelijke stelling van S. en D. dat door het voeren van een openbaar forum op het internet Maroc in dat geval geacht moet warden degene te rijn die de foto heeft geplaatst, waarmee de schending van het auteursrecht/portretrecht al gegeven zou zijn. Degenen die de foto's hebben geplaatst en daardoor de betreffende rechten hebben geschonden zijn de betreffende gebruikers van het forum.

5. De onder 4 gegeven conclusie maakt niet dat Maroc als forumbeheerder van iedere verantwoordelijkheid voor eventuele auteurs-/portretrechtelijke schendingen door de gebruikers van het forum is ontslagen, maar het gaat - mede gelet op doel en functie van een forum als discussieruimte voor gebruikers - te ver om, zoals S. en D. bepleiten, teneinde bedoelde schendingen door gebruikers te voorkomen, van een forumbeheerder te verlangen dat hij voorafgaand aan plaatsing iedere forumbijdrage tevoren op dergelijke aspecten controleert, dan wel het plaatsen van afbeeldingen volledig onmogelijk maakt. Wel mag van een forumbeheerder een alerte houding worden verwacht in het tegengaan van dit soort plaatsingen op zijn forum. De forumbeheerder dient daartoe ongewenste bijdragen als waarvan hier sprake is op eerste aanmaning te verwijderen en ook de mogelijkheid tot het doen van zulke aanmaningen te faciliteren, alsmede desgevraagd medewerking te verlenen aan het achterhalen van de identiteit van de werkelijke plaatser van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Niet is gebleken dat Maroc hierin in gebreke is gebleven. Immers, onbetwist is gebleven dat Maroc de mogelijkheid heeft gecreëerd voor iedere bezoeker om on-line de beheerder te waarschuwen met betrekking tot de inhoud van forumbijdragen, van welke mogelijkheid S.  en/of D. geen gebruik hebben gemaakt.

Voorts staat onvoldoende vast dat de bij dagvaarding overgelegde brieven van S. en D. aan Maroc van 14 april en 10 mei 2008 geadresseerd aan een voormalig vestigingsadres van Maroc deze hebben bereikt, nu Maroc de ontvangst ervan betwist, daarbij stellende dat rij in deze periode nog wel de post van dit oude adres ophaalde. Daarbij komt dat niet (voldoende) is betwist dat ten tijde van datering van die brieven het juiste adres op de website van Maroc en in de registers van de Kamer van Koophandel werd vermeld, zodat S. en D. voldoende gelegenheid hadden om achter het juiste adres te komen. Dat zij zijn afgegaan opde gegevens van SIDN, maakt dit niet anders, daar zij niet voldoende uitleggen waarom zij zonder nadere controle zouden mogen afgaan op de door die organisatie verstrekte gegevens.

Dat betekent dat er voor de beoordeling van moet worden uitgegaan dat pas met de dagvaarding Maroc door S. en D. in kennis is gesteld van de vermeende schendingen van het auteurs/portretrecht op de foto in kwestie. S. en D. hebben niet betwist dat Maroc daarna de gewraakte bijdragen terstond heeft verwijderd. Voor wat betreft het achterhalen van de identiteit van de plaatsers van de gewraakte bijdragen geldt dat niet is gesteld dat S. en D. Maroc daarin om medewerking hebben gevraagd, zodat ook hierin Maroc niet tekort is geschoten.

6. Het voorgaande betekent dat de vordering van S. en D. wordt afgewezen.

7. Gelet op de uitkomst van de procedure worden S. en D. veroordeeld in de proceskosten. Nu Maroc niet bij procesgemachtigde heeft geprocedeerd zijn deze in beginsel te stellen op nihil. Voor de persoonlijke verschijning op eerstdienende dag is evenwel een bedrag van € 50,00 aan reis- en verletkosten toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7508

De menselijke eigenschappen van de kippen

KippengekeuvelRechtbank Amsterdam, 26 maart 2008, LJN: BF3727, Kunstenares  tegen Kippenfokster (met dank aan Aron Das Gupta, Van Mens & Wisselink).

Auteursrecht. Eiseres is professioneel kunstenares en maakster van het schilderij ‘Kippengekeuvel’ waarop drie kippen staan afgebeeld. Gedaagde fokt sierkippen en maakt ook schilderijen. Eisers A is er door een klant erop geattendeerd dat B zou exposeren in en dat op de website van B een kopie van haar schilderij ‘Kippengekeuvel’ zou worden aangeboden. B beroept zich op artikel 16b lid 1 Aw dat bepaalt dat werken van beeldende kunst voor eigen oefening, studie of gebruik verveelvoudigd mogen worden (mits).

Inbreuk wordt aangenomen, maar alle vorderingen (afgifte, een verklaring voor recht, schadevergoeding) worden afgewezen. Opmerkelijk is wellicht dat de 1019h proceskosten worden gecompenseerd. “De vorderingen van A zijn in deze procedure weliswaar allen afgewezen, maar desalniettemin is vastgesteld dat B met haar werken 1/15 en 4/15 inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van A.”  maar,  “uit de overgelegde stukken blijkt immers dat B van meet af aan heeft getracht het geschil buiten rechte op te lossen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat A B door het voortzetten van deze procedure onnodig op kosten heeft gejaagd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding de proceskosten in het onderhavige geval te compenseren.

Inbreuk, eigen oefening: “4.2.  Ten aanzien van de schilderijen 1/15 en 4/15 heeft B erkend dat deze het resultaat zijn van haar poging ‘Kippengekeuvel’ na te schilderen, althans aan dit schilderij zijn ontleend. Zij beroept zich echter op artikel 16b lid 1 Aw dat bepaalt dat werken van beeldende kunst voor eigen oefening, studie of gebruik verveelvoudigd mogen worden, mits, aldus lid 3 van dit artikel, de kopie door haar formaat of werkwijze duidelijk van het origineel afwijkt.

Zoals A terecht heeft gesteld gaat het beroep van B op deze bepaling in dit geval niet op, omdat deze werken in ieder geval openbaar gemaakt zijn via de website van B. De ‘eigen-gebruik’-regeling van artikel 16b geldt niet voor het openbaar maken van voor eigen oefening of gebruik gemaakte verveelvoudigingen, aangezien -zodra een werk wordt openbaar gemaakt- van eigen oefening of studie geen sprake meer is. Dat de website van B geen commerciële aangelegenheid was, zoals zij heeft aangevoerd, en dat de toevoegingen ‘verkocht’ en ‘prijs op aanvraag’ voor de grap door haar dochter bij de afbeeldingen op de website waren geplaatst, doet in dit verband niet ter zake, daar vaststaat dat deze website wel voor derden vrij toegankelijk was. Dat de werken 1/15 en 4/15 in Ateliercafé Mauve, of elders dan op haar website, openbaar zouden zijn gemaakt, is overigens niet gebleken.

4.3.  Nu niet bestreden is dat de schilderijen 1/15 en 4/15 verveelvoudigingen zijn van ‘Kippengekeuvel’ en het beroep van B op artikel 16b Aw niet slaagt, staat in beginsel vast dat B met deze schilderijen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van A.

4.4.  (…)  Bij de beantwoording van de vraag of 5/15 en 11/15 zijn aan te merken als verveelvoudigingen van ‘Kippengekeuvel’, en derhalve of B met deze schilderijen inbreuk pleegt op het werk van A, is van belang of hierin auteursrechtelijk beschermde trekken van ’Kippengekeuvel’ herkenbaar zijn overgenomen. Daarbij geldt dat het feit dat twee werken een zekere gelijkenis vertonen nog niet betekent dat ook sprake is van ongeoorloofde nabootsing, aangezien die gelijkenis kan berusten op bepaalde onbeschermde aspecten, zoals stijl, methode of feitelijke gegevens. Bij de beoordeling van de vraag in hoeverre beschermde trekken van een werk zijn overgenomen, kan bij werken van beeldende kunst als maatstaf worden gehanteerd in hoeverre de totaalindrukken van de beide werken overeenstemmen.

4.5.  (…) De rechtbank is van oordeel dat ‘Kippengekeuvel’ en de werken 5/15 en 11/15 aanmerkelijk verschillende totaalindrukken bieden. Voor zover enige overeenstemming vertonende elementen aan ‘Kippengekeuvel’ zijn ontleend, betreft het elementen die geen auteursrechtelijke bescherming genieten. Ook de door A ter comparitie beschreven kenmerken van haar werk, zoals de, naar haar zeggen, menselijke eigenschappen van de kippen, de knusheid, de gele snavel, de vlakvorming en de compositie zijn naar het oordeel van de rechtbank geen auteursrechtelijk beschermde kenmerken van ‘Kippengekeuvel’ die in 5/15 en 11/15 terug te vinden zijn. Daar komt bij dat de op 5/15 en 11/15 afgebeelde kippen in een andere positie zijn afgebeeld, waarbij de pluimstaarten van de kippen zichtbaar zijn (in tegenstelling tot de kippen op ‘Kippengekeuvel’ waarbij geen staarten zijn afgebeeld) de lichamen van de kippen beduidend anders zijn geschilderd, met meer contrasterende lijnen en dikker in verf zijn gezet, de poten van de kippen op 5/15 en 11/15 niet zichtbaar zijn, en als achtergrond éénn kleur is gebruikt, grasgroen, in tegenstelling tot de kleuren zwart en blauw die als achtergrond van ‘Kippengekeuvel’ zijn gebruikt. 5/15 en 11/15 houden dan ook voldoende afstand van ‘Kippengekeuvel’ en zijn derhalve niet aan te merken als verveelvoudigingen van dat werk. (…)

4.6.  Evenmin kan worden geoordeeld dat B zich met 5/15 en 11/15 schuldig zou hebben gemaakt aan onrechtmatige nabootsing. Handelingen die geen inbreuk op auteursrecht opleveren, maar wel schadelijk zijn voor de maker van een werk, kunnen onder omstandigheden weliswaar onrechtmatig zijn, maar van schade is, zoals uit het hiernavolgende blijkt, in dit geval niet gebleken.

4.7.  Uit het voorgaande volgt dat alle vorderingen ten aanzien van 5/15 en 11/15 moeten worden afgewezen. (…)

Afgifte: 4.8.  Werk 4/15 is ter comparitie door B aan A afgegeven, zodat A bij haar vordering tot afgifte ten aanzien van dat werk geacht moet worden geen belang meer te hebben.
Bij brief van 2 februari 2007 heeft B toegezegd “alle litigieuze werken die zij in haar bezit heeft” aan A, althans haar raadsman, af te staan. Bij brief van 27 maart 2007 heeft B aan A bericht dat zij 1/15 niet meer kon vinden en dat zij dit werk daarom niet kon afgeven. Ter comparitie heeft B desgevraagd verklaard dat zij hard gezocht heeft naar 1/15, omdat zij van begin af aan alles aan A heeft willen afgeven, maar dat 1/15 onvindbaar is gebleven.
Nu vaststaat dat B bij een veroordeling tot afgifte van 1/15 hieraan niet zal kunnen voldoen, en dit derhalve slechts tot het verbeuren van dwangsommen zal leiden, oordeelt de rechtbank dat deze vordering niet kan worden toegewezen.

Verklaring voor recht: 4.9.  A vordert verder te verklaren voor recht dat - kort samengevat - de werken van B ontoelaatbare verveelvoudigingen zijn. De rechtbank is van oordeel dat een vordering tot verklaring voor recht eiseres slechts toekomt, indien zij voldoende belang bij een dergelijke rechtsvordering heeft en dat A, zoals B terecht heeft aangevoerd, dat belang onvoldoende heeft aangetoond.

(…) A heeft ter comparitie desgevraagd toegelicht dat haar belang bij de gevraagde verklaring voor recht gelegen is in het persoonlijkheidsrechtelijke aspect van de zaak. (…) A miskent met die stelling echter dat B niet ‘Kippengekeuvel?’ (het werk, in de zin van artikel 25 Aw) onder haar naam openbaar heeft gemaakt, maar een (ontoelaatbare) verveelvoudiging, waartegen A zich krachtens de haar toekomende exploitatierechten kan verzetten. De gevorderde verklaring voor recht wordt derhalve afgewezen.

Schade: 4.12.  A heeft verder gesteld schade te hebben geleden door het handelen van B (…) A heeft erkend dat zij niet kan bewijzen dat zij inkomsten heeft misgelopen door de verveelvoudigingen van B. Dat aannemelijk zou zijn dat A door de werken van B minder van haar eigen werk heeft verkocht, zoals A stelt, is op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt.
Gelet op de betwisting door B en de onvoldoende onderbouwing van de schade door A, is deze niet toewijsbaar. De immateriële schade is gebaseerd op de schending van haar persoonlijkheidsrechten, zo stelt B. Nu van schending van de persoonlijkheidsrechten van B niet is gebleken, zoals volgt uit het hiervoor onder 4.9. overwogene, is deze schade reeds hierom niet toewijsbaar.

4.13.  Tot slot vordert A B te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten (…) De vorderingen van A zijn in deze procedure weliswaar allen afgewezen, maar desalniettemin is vastgesteld dat B met haar werken 1/15 en 4/15 inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van A.  (…) In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat B kort nadat zij door de raadsman van A was benaderd, zich bereid heeft verklaard tot het afgeven van de werken waar A bezwaren tegen had, alsmede een onthoudingsverklaring heeft getekend en een schikkingsbedrag heeft aangeboden, een omstandigheid is waarmee bij de vraag of -ondanks dat inbreuk vaststaat-  rekening moet worden gehouden bij de proceskostenveroordeling.

4.14.  (…) A kan niet gevolgd worden in haar stelling dat B onwillig en draaierig was en geen loyale medewerking heeft willen geven en dat zij pas in april 2007 onder druk van een kort geding tot afgifte van de werken en de onthoudingsverklaring werd overgegaan. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat B van meet af aan heeft getracht het geschil buiten rechte op te lossen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat A B door het voortzetten van deze procedure onnodig op kosten heeft gejaagd. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank in het voorgaande aanleiding de proceskosten in het onderhavige geval te compenseren.

Lees het vonnis hier en inmiddels ook hier (rechtspraak.nl).

IEF 7507

Zonder toestemming openbaar maakt of dreigt openbaar te maken

Rechtbank ’s-Gravenhage, Ex parte beschikking van 22 januari 2009, KG RK 09-132, Eredivisie N.V. & Eredivisie clubs tegen MYP2P B.V. (met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap).

Auteursrecht. Merkenrecht. Interessante beschikking van de Rechtbank Den Haag in een zaak over livestreams van Eredivisiewedstrijden. Het op een website ter beschikking stellen van (bittorrent-achtige)  links waarmee illegale streams kunnen worden gedownload (die met eerder gedownloade sopcast-software bekeken kunnen worden, maar dus niet op de litigieuze website zelf staan) is aan te merken als een openbaarmakingshandeling, vergelijkbaar met het doorgeven van een signaal door middel van televisietoestellen door een hotel aan de gasten die in zijn kamers verblijven (HvJ EG, Hoteles).

Uit het verzoekschrift: “Myp2p verricht zelfstandig openbaarmakingshandelingen.  (…) Het begrip openbaarmaken in de zin van artikel 12 Aw. dient te worden uitgelegd aan de hand van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29 (Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij).

 (…) Het HvJEG heeft in zijn Hoteles-arrest (HvJEG 7 december 2006(C-306/05)) dit begrip nader uitgelegd. In die zaak ging het om de vraag of de distributie van een signaal door middel van televisietoestellen aan klanten die in hotelkamers logeren, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 vormt, en of de installatie van televisietoestellen in de kamers van een dergelijke zaak op zich een handeling van dien aard vormt.

 (…) Het Hof (…) oordeelde vervolgens dat op de eerste en de derde vraag [moet] worden geantwoord dat, ook al vormt de loutere beschikbaarstelling van fysieke installaties als zodanig geen mededeling in de zin van richtlijn 2001/29, het doorgeven van een signaal door middel van televisietoestellen door een hotel aan de gasten die in zijn kamers verblijven, ongeacht de gebruikte techniek van doorgifte van het signaal, een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van deze richtlijn vormt (r.o. 46-47).

Myp2p verricht vergelijkbare handelingen als het hotel in bovengenoemd arrest. Immers: Myp2p is een andere organisatie van wederdoorgifte dan de oorspronkelijke. Zij verricht haar handelingen ten behoeve van een ander, nieuw publiek. Het nieuwe publiek bestaat uit mensen die niet aan een van de officiële partners van Verzoeksters betaald hebben voor het zien van de wedstrijden. (…)”

De voorzieningenrecht oordeelt, heel kort, het is tenslotte een ex parte,  dat er inderdaad sprake is van openbaarmaken:

“2.2. De voorzieningenrechter constateert dat de op de website van gerekwestreerden aangebrachte tekens (vergelijk productie 2) gelijk zijn aan dan wel overeenstemmen met de aan verzoeksters sub 1 tot en met sub 17 en sub 19 toebehorende Gemeenschap- en/of  Beneluxmerkrechten en daarenboven in het economische verkeer worden gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren of dienste, waardoor bij het publiek verwarring omtrent de herkomst van de door gerekwestreerden aangeboden streams kan ontstaan. Daarenboven constateert de voorzieningenrechter dat gerekwestreerden live uitzendingen van Eredivisievoetbalwedstrijden van verzoeksters sub 2 tot en met sub 19 zonder toestemming openbaar maakt of dreigt openbaar te maken. Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd is voldoende aannemelijk dar uitstel onherstelbare schade voor verzoeksters zal veroorzaken. Het verzoek zal bijgevolg worden toegewezen op de wijze zoals hierna is verwoord, met dien verstande dat het op het merkenrecht gebaseerde verzoek van verzoekster sub 18 bij gebreke van een overgelegde merkinschrijving zal worden geweigerd.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7506

Ingrijpende maatregelen (toegewezen)

1- Rechtbank 's-Gravenhage, ex parte beschikking van 18 december 2008, KG RK 08/2242. 3M Company.

Merkenrecht. Toegewezen ex parte. Gestelde counterfeit van mutsen onder de naam Thinsulate. Pan-Europees inbreukverbod.

"Voldoende aannemelijk is dat Minoes een teken gebruikt dat identiek is aan de Gemeenschaps woordmerken THINSULATE van 3M. Minoes gebruikt het teken voor dezelfde waren als waarvoor de merken van 3M zijn ingeschreven. Het verzoek zal op de wijze als hieronder verwoord worden toegewezen op grondslag van de ingeroepen Gemeenschaps merkrechten THINSULATE."

Lees de beschikking hier.

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 16 oktober 2008, KG RK 08/1703, Teddy S.P.A.

Modellenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Gestelde inbreuk op gemeenschapsmodelrecht en auteursrecht m.b.t. een damesjas.

"2.4. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands – vooropstellend de geldigheidspresumptie van het Gemeenschapsmodelrecht – dat de damesjas van gerekwestreerde bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het ingeschreven Gemeenschapsmodel. Alle wezenlijke elementen uit het Gemeenschapsmodel van Teddy zijn overgenomen: geplooide kraag, voorzijde met blinde, gesegmenteerde sluiting en gestileerde bloemen in 4 tegenover 1 opzet aan weerskanten (zij het dat de bloemen in de jas van gerekwestreerde ten opzichte van het del wellicht iets minder zijn uitgewerkt, maar dat maakt voor de totaalindruk geen verschil), alles afgezet met bies in afwijkende, donkerder kleur. Voldoende aannemelijk is dat tevens sprake is van een voor een aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen spoedeisendheid; uitstel van een inbreukverbod zal onherstelbare schade voor verzoekster veroorzaken. De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek, reeds op grond van het ingeroepen Gemeenschapsmodel, evenwel als in het dictum verwoord. De overige aangevoerde grondslagen behoeven bij die stand van zaken in het kader van de beoordeling van het verzochte ex parte verbod thans geen beoordeling."

Lees de beschikking hier.

2 - Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 2 december 2008, KG RK 08/2128, Exide Technologies

Merkenrecht. Gestelde inbreuk op gemeenschapsmerk.

"Beoordeling: Het verzoek zal op de wijze als hieronder verwoord worden toegewezen op grondslag van het ingeroepen Gemeenschaps woord/beeldmerkrecht. Het teken op de door gerekwestreerde aangeboden accu’s stemt overeen met het Gemeenschapsmerk van Exide."

Lees de beschikking hier.

IEF 7504

Uit Utrecht

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 januari 2009, HA ZA 04-1608, Demp B.V. tegen Homer TLC, Inc. & Home Depot U.S.A., Inc.

Gewijzigd bericht. Het hieronder weergegeven vonnis betreft het  vonnis zoals gewezen door de Rechtbank Den Haag (zie IEF 7510). 

Merkenrecht. Incident. Nietigheidsactie op grond van “THE HOME DEPOT” en EXP tegen diverse merken van gedaagde. Zaak is afkomstig van de rechtbank Utrecht die zich onbevoegd heeft verklaard kennis te nemen van de vorderingen van Demp in reconventie en de procedure in reconventie (nietigheid van o.a. een Gemeenschapsmerk)  ter verdere afdoening naar de Rechtbank Den Haag heeft verwezen. De Rechtbank Den Haag weigert de verzochte schorsing.


"5. Beoordeling

5.1. De rechtbank onderkent dat er gronden zijn de zaak in reconventie voorzover daarin  de geldigheid van gemeenschapsmerken aan de orde is te schorsen. Van belang  is echter ook dat er inmiddels in Duitsland in eerste instantie een procedure is afgerond  waarbij de gemeenschapsmerken van Homer TLC overeind zijn gebleven.  Dit is minst genomen een extra aanleiding - naast het vermoeden van geldigheid ex  artikel 95 GmerkenVo - om uit te gaan van de geldigheid van de Gemeenschapsmerken  van Homer TLC. In reconventie is met name aan de orde de beweerdelijke  ongeldigheid van Beneluxmerken. Artikel 100 GmerkenVo brengt niet met zich dat  de beoordeling daarvan moet worden geschorst.

5.2. Daarnaast speelt mee dat door de vele processuele verwikkelingen deze zaak -  waarin de dagvaarding is uitgebracht in 2003 -aanzienlijke vertraging heeft opgelopen.  Doordat in deze zaak de conventie en de reconventie niet bijeen zijn gehouden  heeft Home Depot in conventie reeds een beslissing in tweede feitelijke instantie.  Home Depot heeft in conventie niettegenstaande de overwegingen omtrent de  bevoegdheid van rechtbank en gerechtshof onverkort een beroep kunnen doen op  de geldigheid van de gemeenschapsmerken. De processuele gelijkheid tussen partijen  brengt mee dat Demp thans in de gelegenheid wordt gesteld voort te procederen  in reconventie. Indien bij een verdere stand van de procedure zou blijken dat  een schorsing ex artikel 100 GmerkenVo geboden is, zal de rechtbank zulks niet  nalaten.

5.3. De in het incident verzochte schorsing zal worden afgewezen. In de hoofdzaak in  reconventie zal Home Depot voortprocederen door het nemen van een conclusie  van antwoord in reconventie. Partijen dienen er rekening mee te houden dat vervolgens  een comparitie van partijen zal worden bepaald."

Lees het vonnis hier. Zie ook IEF 6354 (Gerechtshof Amsterdam, in hoger beroep op genoemd vonnis Rechtbank Utrecht).

IEF 7503

Naar Utrecht

Rechtbank ’s-Gravenhage, vonnis in het incident van 21 januari 2009, HA ZA 08-3489, Spro B.V. tegen Sensas S.A.

Merkenrecht. Bevoegdheidsincident. Spro vordert in de hoofdzaak, kort samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de nietigverklaring van het internationale woordmerk SCOPEX, een gesteld beschrijvende en generieke aanduiding voor een bepaald soort voedsel/smaak voor visvoer voor met name karpers. De incidentele vordering van de (in Frankrijk gevestigde) gedaagde Sensas die ziet op de bevoegdheid van de rechtbank wordt toegewezen. De zaak wordt verwezen naar de Rechtbank Utrecht, die ook over 1019h proceskosten mag beslissen.

Rechtsmacht: “4.2. De Nederlandse rechter (dan wel de Belgische of de Luxemburgse rechter) heeft ingevolge artikel 22 lid 4 EEX rechtsmacht ten aanzien van de vordering tot nietigverklaring van een Beneluxmerk alsmede de daarmee samenhangende vordering tot doorhaling van het in geschil zijnde woordmerk. De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 5 lid 3 EEX rechtsmacht om kennis te nemen van de vorderingen gebaseerd op onrechtmatige daad, omdat de schadebrengende feiten, te weten de naar gesteld onrechtmatig jegens Spro getroffen conservatoire rechtsmaatregelen, zich in Nederland hebben voorgedaan.

Relatieve bevoegdheid: 4.3. De rechtbank Utrecht is krachtens het bepaalde in artikel 4.6 lid 2 BVIE relatief bevoegd om van de vordering tot nietigverklaring en de daarmee samenhangende vordering tot doorhaling van het internationale woordmerk SCOPEX kennis te nemen, aangezien Sensas geen vestigingsplaats binnen het Benelux-gebied heeft en voor de vaststelling van de relatieve bevoegdheid derhalve bij de vestigingsplaats van Spro in het arrondissement Utrecht moet worden aangeknoopt.

De rechtbank verwerpt het betoog van SPRO dat de doorhaling van de merkinschrijving als een verbintenis moet worden gekwalificeerd, die ten kantore van het in dit arrondissement gevestigde Bureau dient te worden uitgevoerd, omdat het Bureau geen partij in deze procedure is en van een verbintenis zoals bedoeld in artikel 4.6 lid 1 BVIE derhalve geen sprake kan zijn.

4.4. De rechtbank Utrecht is op grond van artikel 102 Rv tevens relatief bevoegd om van de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen kennis te nemen, omdat de conservatoire rechtsmaatregelen in het arrondissement Utrecht zijn getroffen en de schadebrengende feiten zich derhalve daar hebben voorgedaan. Het betoog van SPRO dat het schadebrengende feit zou bestaan uit de onrechtmatige inschrijving van het merk SCOPEX alsmede het niet doorhalen van de inschrijving moet worden gepasseerd, aangezien in de dagvaarding deze feiten niet aan de op onrechtmatige daad gebaseerde vordering ten grondslag zijn gelegd.

4.5. De incidentele vordering zal worden toegewezen. De rechtbank zal de zaak in de stand waarin zij zich thans bevindt naar de rechtbank Utrecht verwijzen teneinde daar verder te procederen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7502

Ingrijpende maatregelen (afgewezen)

Vier door de rechtbank uitgegeven publicaties van een afwijzingen van verzoeken in evenzovele ex parte procedures. Zeldzaam, omdat tot vandaag afwijzingen eigenlijk niet werden vrijgegeven. Duidelijk is nu wel dat de rechtbank “hoge eisen stelt aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod”.

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 8 december 2008,  KG RK 08-2154, Go Fast Sports & Beverage Company.

(Zie IEF 7519)

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 11 december 2008, KG RK 08-2195, Xerox Corporation.

Merkenrecht. Gestelde inbreukmakende parallelimport van XEROX.

“2.2. Het verzoek wordt afgewezen, omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen en gelet op de sommatiebrief van 15 juli 2008 in het bijzonder ten aanzien van de spoedeisendheid van de zaak.”

Lees de beschikking hier.

3- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 9 december 2008, KG RK 08/2159, Janty S.P.A.

Modellenrecht. Auteursrecht Gestelde inbreuk op gemeenschapsmodelrecht en auteursrecht m.b.t. een electronische sigaret.

2.2. Het verzoek wordt afgewezen, omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van het bestaan van en de inbreuk op de gestelde auteursrechten alsmede ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten.

Lees de beschikking hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking 19 december 2008, KG RK 08-2239, Kamer Van Koophandel Nederland

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Inbreuk Kantoor voor Klanten op IE-rechten KvK kan om diverse reden niet in dit ex parte bevel worden verboden.

“2.2. Het verzoek wordt afgewezen omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van het gestelde recht en de gestelde inbreuk daarop en ten aanzien van de spoedeisendheid van de zaak. De voorzieningenrechter overweegt in dat verband dat de advocaat van verzoekster desgevraagd heeft aangegeven dat de in het verzoekschrift bedoelde websites op naam van gerekwestreerden sub 2 en 3 op dit moment niet langer actief zijn. Voor de toewijzing van een verbod als bedoeld in artikel 1019e Rv dient evenwel sprake te zijn van een actuele inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van verzoekster.

Ten aanzien van het handelen van gerekwestreerde sub 1 geldt dat verzoekster daarvoor reeds een ex parte verbod verleend heeft gekregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. Dat aan dat verbod ten aanzien van gerekwestreerde sub 1 geen dwangsom is verbonden, rechtvaardigt geen nieuw ex parte verbod. Daarbij komt dat ook daar geldt dat niet is gebleken dat op dit moment nog steeds inbreuk wordt gemaakt. Een dreigende inbreuk op deze rechten is evenmin voldoende voor de toewijzing van een verbod.

 Het in het verzoekschrift beschreven handelen van gerekwestreerde sub 4, dient te worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, hetwelk, gelet op artikel 1019 Rv, geen grondslag is voor een ex parte verbod in de zin van artikel 1019e Rv. Het telefonisch nog aangevoerde argument dat gerekwestreerde sub 4 de blanco facturen voorzien van een met het beeldmerk van verzoekster overeenstemmend teken bij e-mail van 11 november 2008 aan de drukker heeft gestuurd en deze instrueert over de lay out, kwalificeert ten hoogste als betrokkenheid bij inbreuk, hetgeen een onrechtmatige daad zou opleveren, hetgeen, zoals hiervoor reeds is overwogen, geen deugdelijke grondslag is voor een ex parte verbod. Gelet op het vorenstaande zal de voorziening worden geweigerd.

Lees de beschikking hier.

IEF 7501

Hugenholtz Project Groep

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 22  januari 2009, KG ZA 08-2196 WT/RV, HPG Hugenholtz Project Holding B.V. c.s. tegen Holland Property Investments B.V. (met dank aan Carja Mastenbroek, DLA Piper).

Merkenrecht. Verbod op gebruik  van het teken HPG als (onderdeel van een) merk, handelsnaam, domeinnaam etc.

“4.3.2. De vraag is of het door Holland Property c.s. geregistreerde beeldmerk, 'HPG Holland Property Group' en het gebruik daarvan, inbreuk maakt op de merken van Hugenholtz c.s. Holland Property c.s. heeft betoogd dat in haar beeldmerk het onderdeel 'Holland Property Group' het dominerende bestanddeel is en dat de afkorting HPG in het wapenschild niet zal opvallen bij het publiek. De twee beeldmerken zijn daarom niet overeenstemmend, aldus Holland Property c.s. Dit verweer wordt niet gevolgd. De plaatsing van de afkorting HPG in de top van het wapenschild legt een bepaalde nadruk op dit onderdeel van het beeldmerk, zodat niet meteen kan worden geconcludeerd dat dit onderdeel van het beeldmerk ondergeschikt is aan de andere onderdelen. Bovendien wordt door de plaatsing van de afkorting HPG aan de linkerzijde van het beeldmerk de indruk gewekt dat de letters zelfstandige betekenis hebben. De kans dat het betrokken publiek de afkorting HPG in het beeldmerk van Holland Property c.s. associeert met Hugenholtz c.s. is dan ook aanwezig. Daardoor is voldoende aannemelijk dat dat publiek een verband zal leggen tussen het beeldmerk van Holland Property c.s. en de merken, en daardoor geïdentificeerde diensten, van Hugenholtz c.s. Op grond van artikel 2.20 lid 1 onder b Beneluxverdrag inzake de Intellectuele Eigendom kan Hugenholtz C.S. het gebruik van HPG als onderdeel van een merk van Holland Property c.s. dan ook verbieden. Voorshands is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter een vordering daartoe zal toewijzen.

4.4. De volgende vraag is of ook het gebruik van de termen 'Holland Property Group' en 'HPG Holland Property Group' in strijd is met de handelsnaamrechten van Hugenholtz C.S. Onbetwist is dat beide ondernemingen zich bezighouden met vastgoedprojecten in Nederland. Daarnaast is niet uit te sluiten dat zij zich, in ieder geval deels, op hetzelfde publiek richten. De handelsnaam 'Holland Property Group' en de domeinnaam 'hollandpropertygroup.nl' zijn als zodanig niet in strijd met de door Hugenholtz C.S. gevoerde handelsnamen. De kans op verwarring bij het publiek is niet aannemelijk omdat de gevoerde handelsnaam 'Holland Property Group', en de daarvoor gebruikte domeinnaam, te zeer verschillen van de door Hugenholtz c.s. gehanteerde handelsnaam. De door Holland Property c.s. gevoerde handelsnaam en/of de door haar gebruikte domeinnaam bevatten evenmin een door Hugenholtz C.S. gedeponeerd merk. Voorshands is daarom niet aannemelijk dat de bodemrechter de vordering tot een verbod op het gebruik van de bedoelde handelsnaam en domeinnaam zal toewijzen, zodat deze vordering in kort geding evenmin toewijsbaar is.

4.5. Dit is anders voor het gebruik door Holland Property C.S. van de afkorting HPG ter aanduiding van haar activiteiten en/of ondernemingen. Allereerst is dit in strijd met het merkenrecht van Hugenholtz C.S. die (oneigenlijk) gebruik van zijn geregistreerd merk niet hoeft te dulden. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat Hugenholtz C.S. de afkorting HPG al sinds lange tijd heeft gevoerd als handelsnaam van dochterondernemingen en ook heeft gebruikt ter onderscheiding van door haar aangeboden diensten. Als Holland Property c.s. dezelfde afkorting voert in een handelsnaam, of anderszins gebruikt ter aanduiding van haar activiteiten, is de kans aanwezig dat dit bij het publiek zal leiden tot verwarring tussen de ondernemingen van Holland Property C.S. en Hugenholtz c.s. Bovendien is op grond van artikel 5a Handelsnaamwet het gebruikmaken van het door Hugenholtz C.S. geregistreerde merk HPG in de handelsnaam van Holland Property C.S. verboden. Het gebruik van een domeinnaam kan ook worden beschouwd als het "voeren van een handelsnaam" in de zin van artikel 5 van de Handelsnaamwet. Het voorgaande geldt dus ook met betrekking tot het gebruik van HPG in een domeinnaam geregistreerd door of namens Hugenholtz C.S. Voorshands is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter dit onderdeel van de vordering, het gebruik van de afkorting HPG te staken, zal toewijzen. Dit is kort geding dan ook toewijsbaar, waarbij, gelet op hetgeen onder 4.3.2 is overwogen, mede wordt inbegrepen het gebruik van de letters 'HPG' in het beeldmerk van Holland Property c.s.

4.5.1. Hugenholtz c.s. heeft nog gesteld dat het gebruik van de handelsnaam 'Holland Property Group' onvermijdelijk zal leiden tot toepassing van de afkorting HPG voor activiteiten en/of ondernemingen van Holland Property C.S. Dit geeft echter onvoldoende grond om de handelsnaam 'Holland Property Group' als zodanig te verbieden, het is immers aan Holland Property c.s. om het gebruik van de afkorting 'HPG' te vermijden.

4.6. Het onderdeel van de vorderingen van Hugenholtz C.S. om ook het gebruik van met HPG overeenstemmende tekens te staken is te algemeen om toegewezen te kunnen worden”

Lees het vonnis hier.

IEF 7500

Verbod van vernietiging

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 9 januari 2009, KG ZA 09-25 SP/EB, Telfort B.V. tegen XB Managed Services B.V. (met dank aan Thomas Conijn, De Brauw Blackstone Westbroek)

Databankenrecht, althans recht op een databank. Stukgelopen samenwerking. Na het opzeggen van een migratieovereenkomst stelt XB een belangrijk deel van de klantenadministratie van een dochteronderneming van eiser Telfort ‘op te schonen’, indien Telfort geen gebruik zou maken van een offerte voor de export van deze gegevens naar Telfort. Daarnaast weigert XB mee te werken aan de verhuizing van een domeinnaam. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Telfort toen en oordeelt dat de databank niet mag worden vernietigd. Uitwerking van een kop-staart vonnis van 9 januari jl.

“5.2. Blijkens het bepaalde in artikel 12.1 van de Overeenkomst is Telfort eigenaar van de Databank. Vernietiging van deze Databank zou een onrechtmatige daad opleveren. XB heeft ter zitting aangevoerd dat een veroordeling niet nodig is, omdat zij niet voornemens is de Databank te vernietigen. De enkele omstandigheid dat de aangesprokene toezegt een bepaalde handeling niet (meer) te zullen plegen, behoeft de rechter echter niet te beletten een verbod tot het plegen van zodanige handeling op te leggen.

Lees het vonnis hier.