IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7204

Het huidige auteursrecht voor bibliotheken

Kamerstukken II 2008/09, 28330, nr. 30. Aanbieding advies Bibliotheekvernieuwing 2009 - 2012 (bijlage bij 28330, nr. 30). 

"Aan het toegang bieden tot specialistische informatie zijn voor bibliotheken immers hogere kosten verbonden en daar kan eventueel een extra vergoeding voor worden gevraagd. Daarnaast kent het huidige auteursrecht voor bibliotheken een belemmering om de digitale bibliotheek ook thuis voor gebruikers beschikbaar te stellen, waardoor de dubbelzinnige situatie ontstaat dat digitale informatie gebonden is aan een specifieke locatie. Deze auteursrechtelijke implicaties, die ook voor andere sectoren relevant zijn, vallen buiten het bestek van deze aanvraag. De Raad zal er nader op ingaan in zijn verkenning van het publiek domein die later dit jaar zal verschijnen."

Lees het kamerstuk hier.

IEF 7203

Recente divergerende beslissingen

Alison Brimelow, President EPOPresident EPO vraagt Grote Kamer van Beroep om duidelijkheid t.a.v. de octrooieerbaarheid van computerprogramma’s:

“Recent diverging decisions by the EPO's boards of appeal have created uncertainty regarding the patentability of programs for computers under the European Patent Convention (EPC). EPO President Alison Brimelow has therefore referred a number of questions on this subject to the Enlarged Board of Appeal (EBoA), since it is the EBoA's task to ensure uniform application of the EPC. The answers to the questions are necessary to enable the further harmonious development of case law in this field.

The referral does not call into question the applicable provisions of the EPC: Article 52(2) and (3) states that programs for computers as such are not to be regarded as inventions, in other words they are excluded from patentability. However, guidance is sought on how some of the finer aspects of this exclusion are to be applied.

The questions seek clarification not only on when a claim as a whole falls under the exclusion, but also on the circumstances under which individual features relating to programs for computers can contribute to the technical character of a claim (in which case they are relevant for assessing novelty and inventive step).

It is hoped that the answers to these questions will lead to greater clarity concerning the limits of patentability, thereby facilitating application of the EPC by patent examiners and enabling both applicants and the wider public to understand the law regarding the patentability of programs for computers.

Specifically, the questions address four different aspects of patentability in this field. The first question relates to the relevance of the category of the claim. The other three questions ask where the line should be drawn between those aspects excluded from patentability and those contributing to the technical character of the claimed subject-matter: the second question concerns the claim as a whole; the third, individual features of the claim; and the fourth - relevant for defining the skills of the (technically) skilled person - concerns the activity (the programming) underlying the resulting product (the computer program)."

Lees hier meer.

IEF 7202

Het onderscheidende vermogen van de KLM-huisjes

Huisjes Goedewaagen & Bols (doorelkaar). Klik voor vergroting.Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 augustus 2008, zaaknr. 105.000.248/01, Goedewaagen Gouda B.V. tegen Bols Benelux B.V. (met dank aan Jeroen van Hezewijk en Peter Hendrick, Freshfields Bruckhaus Deringer).  

Eindarrest in de (een) KLM-huisjeszaak. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Stukgelopen samenwerking. Verfijning van slaafse-nabootsingsleer? Toepassing van aan het merkenrecht ontleende criteria als ‘onderscheidend vermogen’, ‘overeenstemmend totaalbeeld’ en ‘gevaar voor indirecte verwarring’ bij het ‘relevante publiek’. Relevantie van een ‘serie’ producten.

In een tussenarrest was de op auteursrecht gebaseerde vordering reeds afgewezen, omdat er op de individuele huisjes wel, doch op de serie huisjes alszodanig volgens het Hof geen auteursrecht rust (zie IEF 251). In dit eindarrest was daarom enkel nog de vraag aan de orde of sprake is van slaafse nabootsing die een onrechtmatige daad oplevert. Dat is het geval. Het Hof:

Slaafse nabootsing van een serie:  “10. Partijen twisten over de vraag wie de maker in de zin van de Auteurswet 19 I2 van de KLM-huisjes is. Naar het oordeel van het hof behoeft die vraag geen beantwoording, omdat op grond vanartikel 8 van de  van de raamovereenkomst moet worden aangenomen dat tussen partijen is overeengekomen dat tussen hen Henkes/Bols als auteursrechthebbende op de (individuele) KLM-huisjes heeft te gelden, hetgeen meebrengt dat in die relatie slaafse nabootsing door Goedewaagen niet is toegestaan.

Nabootsing van een product is op zichzelf alleen ongeoorloofd, indien men zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen op bepaalde punten even goed een andere weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht. Van verwarringsgevaar kan in beginsel slechts sprake zijn indien het nagebootste product zich door zijn uiterlijk van andere in de handel zijnde producten onderscheidt. Naar het oordeel van het hof gelden dezelfde criteria voor de beoordeling van een product dat zozeer in een serie van producten past dat het publiek daardoor zou kunnen denken dat het bij die serie hoort en dezelfde herkomst heeft. De tot de serie behorende producten moeten dan onderscheidend vermogen hebben en bovendien door het publiek (door overeenstemmende kenmerken van de individuele producten) worden herkend als behorend tot die specifieke serie.”

Onderscheidend vermogen: “11. (...) Het hof [gaat] er van uit dat de KLM-huisjes grote bekendheid genieten en door hun uiterlijk door het publiek als van KLM afkomstige huisjes, behorend tot de specifieke KLM-huisjesserie, worden onderscheiden van andere soortgelijke huisjes.”

Gevaar voor (indirecte) verwarring: “ 13. (...) [H]et totaalbeeld van [de litigieuze Goedewaagen-huisjes] [stemt] zodanig overeen met het totaalbeeld van de KLM-huisjes dat bij het relevante publiek (indirecte) verwarring kan ontstaan in die zin dat het zou kunnen menen dat deze huisjes onderdeel uitmaken van de KLM-huisjes serie.”

Lees het arrest hier. Tussenarrest hier. Vonnis Rb. Den Haag (1999!) hier.

IEF 7199

Niet flex

Adobe FlexGvEA, 23 oktober 2008, zaak T-158/06, Adobe Systems Inc tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Gemeenschapsmerk. Terechte gedeeltelijke weigering beschrijvend woordmerk FLEX (klassen 9, 38 en 42 computerproducten en –diensten). Inschrijving in USA en Canada zijn niet relevant.

“37. In the first place, it must be recalled that this action is an application for partial annulment of the contested decision, in so far as the Board of Appeal rejected the appeal against the examiner’s decision in respect of goods other than ‘computer hardware; computer peripherals and data processing equipment’ in Class 9 and in respect of all the services included in Class 42, that is, in so far as it approved the examiner’s decision.

(…) 56. In the light of the foregoing, it must be held that the Board of Appeal was right to conclude that the examiner’s decision should be upheld in so far as it refused the Community trade mark application for the products apart from ‘computer hardware; computer peripherals and data processing equipment’ in Class 9 and for all the services designated in Class 42. None of the applicant’s arguments can invalidate the Board of Appeal’s finding that there was a sufficiently direct and tangible relationship between the meaning of the word ‘flex’ as a ‘real-time computer language’ and the abovementioned goods and services, for the purpose of the case-law cited in paragraph 41 of this judgment.”

Lees het arrest hier.

IEF 7198

Voorbije Perfecte

GvEA, 23 oktober 2008, zaak T-133/06, TIM The International Music Company AG &TTV Tonträger-Vertrieb-2000 GmbH tegen OHIM / Past Perfect Ltd (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar)

Nietigheidsprocedure tegen Gemeenschapswoordmerk  PAST PERFECT (muziekopnamen). Merk is niet beschrijvend, begrip is te vaag.

“35. In that regard, it must be held that the meaning of the intervener’s mark for those consumers is too vague to be descriptive of the goods concerned, the time of production or, more specifically, the specific content of the musical recordings such as ‘classical music’ or ‘pre-19th Century music’. In other words, the mark at the very most evokes or alludes to a ‘golden’ era, but does not refer immediately to the music recorded or any other audio materials covered by the mark at issue such as audio books.

36. Furthermore, having regard to the vague nature of that expression, it does not appear that it may constitute the usual way of designating the goods concerned or one of their essential characteristics for the purpose of the case-law cited in paragraphs 24 and 30 above. Nor have the applicants shown that ‘past perfect’ or even ‘past perfect music’ constitutes or may constitute an impression of classical music or of non-contemporary music or of other audio materials.

37. Therefore, the Board of Appeal rightly held that the intervener’s mark was not descriptive with respect to consumers who do not understand its grammatical sense.

38. In the second place, as regards consumers who understand the grammatical meaning, the applicants challenge the Board of Appeal’s findings, in paragraph 17 of the contested decision, that, first, neither the relevant consumers in the United Kingdom and Ireland nor those living in other Member States and who are familiar with English can be regarded as being familiar with English grammatical terminology and, second, the expression ‘past perfect’ will not be understood as referring to a particular tense of English grammar by persons other than those with a relatively high level of education or who have specialist knowledge.

39. In that connection, it must be held that, even assuming that the words ‘past perfect’ could be recognised by a substantial part of the target public as an English grammatical tense designating the pluperfect, it does not for that reason follow that the intervener’s mark would be understood by that public as being descriptive of the goods concerned.

40. The public will not consider the relationship between the mark and the goods concerned as being sufficiently direct and specific, within the meaning of the case-law cited in paragraph 25 above, the term ‘past perfect’ not immediately referring to recorded music or to any other goods covered, or to the time of production of the sound recordings protected, as the applicants claim.

Lees het arrest hier.

IEF 7197

(maar juist is erkend)

Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 oktober 2008, HA ZA 04-2489, ARAI Helmet Europe B.V. tegen Helmets & More GmbH c.s. (Met dank aan Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann).

Even kort, ook weer voor wie niet kan wachten op de pdf van de rechtbank zelf: Merkenrechten Auteursrecht m.b.t. valhelmen. Parallelimport. Selectief distributiestelsel. Geen uitputting. Grensoverschrijdend inbreukverbod (ook auteursrecht). Onrechtmatige daad door handelen in strijd met het toepasselijke BTW recht.

Uitputting: “4.5. In de eerste plaats heeft [gedaagde] H&M niet voldoende gestaafd geconcretiseerd dat al haar helmen, ter zake waarvan zij zich op uitputting van Ara’s merkenrechten beroept, zijn betrokken uit kanalen binnen de EER. Zij heeft dit slechts met betrekking tot 21 helmen trachten te concretiseren, terwijl zij tevens aangeeft veel meer te hebben afgezet. Daarop strandt dit verweer al. Zodoende heeft H&M niet aan haar stelplicht voldaan met betrekking tot haar uitputtingsverweer. Anders gezegd: Zij heeft haar verweer ter zake onvoldoende gemotiveerd. Aan (nadere) bewijslevering wordt niet toegekomen.

(…) 4.8. Nu overigens niet is betwist (maar juist is erkend) dat H&M Arai merkhelmen verkoopt en levert, ligt daarmee het auteurs- en merkinbreukverbod voor toewijzing gereed als in het dictum verwoord – en wel op de “a”-grondslag: niet voldoende kenbaar gemotiveerd is aangegeven waarop het daarnaast gevorderde verbod op de “d” grondslag is gestoeld.

Onrechtmatige daad: (…) 4.11. Mede gelet op de aldus onderbouwde stellingen van Arai had het op de weg van H&M gelegen gemotiveerd en onderbouwd verweer te voeren tegen de stelling dat H&M oneigenlijk gebruik maakt van een Engelse BTW-faciliteit, ten gevolge waarvan Arai als concurrent schade leidt, maar dat heeft zij niet in voldoende te achten mate gedaan. Haar verweer dat het haar als kleine onderneming aan middelen zou ontbreken om genoemde Legal opinion van Arai te weerleggen, is daartoe ontoereikend.

4.12. Door te handelen in strijd met het toepasselijke BTW recht is H&M in staat tegen (veel) lagere eindverkoopprijzen te leveren. Dat levert – onder toepassing van de zogenoemde correctie Langemeijer – een onrechtmatige daad op jegens Arai waardoor mogelijk aannemelijk is da zij daardoor schade leidt, waarvoor H&M aansprakelijk is, Dit deel van de gevorderde schadevergoeding staat los van de gevorderde schadevergoeding wegens merk- en auteursrechtinbreuk. Eerstbedoelde schade kan cumuleren met d gevorderde winstafdracht wegens gepleegde inbreuk, laatstbedoelde niet, hetgeen ook in het dictum tot uitdrukking wordt gebracht.”

Lees het vonnis hier (en hier inmiddels ook de copy-pastable pdf van de rechtbank zelf)

IEF 7196

Geen vast omlijnde vormentaal

Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 oktober 2008, HA ZA 07-1225, Howe A/S c.s. tegen Casala Meubelen Nederland B.V.

Even kort, voor wie niet kan wachten op de pdf van de rechtbank zelf: Inbreuk op auteursrecht en ongeregistreerd gemeenschapsmodellenrecht. Bodemprocedure in stoelenzaak. (vonnis in kort geding, met goede afbeeldingen: IEF 2765). Poging tot Prior Art slaagt ook hier niet. Indicatietarieven voor zaken met repliek, dupliek en pleidooi.

 4.15. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor overwogen, komt zij tot het oordeel dat de Tutor in de periode van 19 oktober 2004 tot en met 18 oktober 2007 bescherming genoot als niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel. De Tutor was nieuw en had een eigen karakter. De Curvy-tafel maakte daarop inbreuk, nu deze geen andere algemene indruk wekt. Gelet op de grote mate van overeenstemming is bovendien sprake van ontlening. Hetgeen Casala heeft gesteld, kan - gelijk hiervoor onder 4.10 tot en met 4.12. is overwogen - niet leiden tot een ander oordeel. De op het niet-ingeschreven Gemeenschapsrnodel gebaseerde vorderingen zullen daarom als nader in het dictum bepaald worden toegewezen. Dat is niet het geval voor zover dit de vordering tot schadevergoeding betreft, nu deze reeds op grond van de auteursrechtinbreuk wordt toegewezen. Ook het gevorderde gebod om elke inbreuk op de modelrechten van Howe te staken en gestaakt te houden zal worden afgewezen. De beschermingsduur van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is immers verstreken.

(…) 4.18. De rechtbank stelt voorop dat de indicatietarieven IE-zaken een indicatie geven van het maximale bedrag aan proceskosten dat door de bank genomen nog als redelijk en en evenredig kan worden aangemerkt in zaken als de onderhavige. Voor een eenvoudige bodemzaak met repliek, dupliek en pleidooi wordt maximaal f 10.000.00 redelijk en evenredig geacht. Voor overige zaken met repliek, dupliek en pleidooi is dat maximaal E 25.000,00. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een eenvoudige IE-zaak, waarvoor het genoemde bedrag van E 10.000.00 als indicatie geldt. Omdat de vordering niet is betwist tot het hogere bedrag van E 15.000,00 zullen de gevorderde kosten evenwel tot dat bedrag worden toegewezen. Omdat de helft daarvan wordt toegerekend aan de reconventie, zal in conventie een bedrag van € 7.500,00 worden toegewezen.”

Lee het vonnis hier. (en hier inmiddels ook de copy-pastable pdf van de rechtbank zelf)

IEF 7195

Staat er wat er staat? (kamervragen)

Scharrelei LunchsaladeKamervragen met antwoord, nr. 20809000520. Antwoord van minister Verburg (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 oktober 2008)

Antwoorden op Kamervragen met betrekking tot de uitspraak van de RCC in de scharreleisaladezaak (zie IEF 7145).

“1. Kent u het bericht “legbatterijei in scharreleisalade toegestaan”? Ja.

2. Bent u van mening dat consumenten van scharreleisalade erop zouden moeten kunnen vertrouwen louter scharreleieren in deze salade aan te treffen, en zeker geen delen van batterijeieren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn bent u voornemens consumenten deze zekerheid te bieden?

Ik ben van mening dat consumenten er te allen tijde op moeten kunnen vertrouwen dat louter scharreleieren in een scharreleisalade zijn verwerkt.

De verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij het bedrijfsleven om de betrouwbaarheid van de eigen producten hoog te houden. Ook NGO’s, consumenten en andere maatschappelijke partijen kunnen het bedrijfsleven hierop wijzen. Dat is ook in dit geval gebeurd. Uit de reactie van C1000 en Johma, die beide voor hun product bij de Reclame Code Commissie (RCC) waren aangeklaagd, blijkt dat men dit soort signalen serieus neemt. Ondanks het feit dat de Commissie niet vindt dat bij hun producten sprake is van een misleidende claim op de verpakking, hebben beide ondernemingen laten weten op korte termijn over te zullen schakelen naar scharreleisalade met 100% scharreleieren. Daarmee laat het bedrijfsleven zien dat men maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt. Uiteraard juich ik deze stap van het bedrijfsleven toe. Het uitgangspunt is dat het bedrijfsleven zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van zijn producten (zelfregulering). De overheid zet zich, waar nodig, actief in voor regels voor etikettering (volksgezondheid en voedselveiligheid), maar in het algemeen geldt dat vrijwillige etikettering veel effectiever werkt. In dit geval heeft de RCC het etiket getoetst aan het Warenwetbesluit Etikettering van Levensmiddelen en er is gecon¬stateerd dat het etiket voldoet aan de wettelijke eisen.   

3. Deelt u de mening dat, analoog aan bijvoorbeeld de regelgeving rond biologische producten, consumenten zekerheid moeten kunnen hebben omtrent het 100% voldoen aan het gevoerde keurmerk van het aangeschafte product? Zo neen, waarom niet?

Ik ben van mening dat consumenten zekerheid moeten kunnen hebben dat het aangeschafte product voldoet aan datgene wat het etiket vermeldt. In dit geval gaat het niet om een keurmerk, zoals bij biologische producten die via regelgeving een beschermde status kennen. Ook voor tafeleieren gelden er wel regels met betrekking tot de herkomst (houderijsysteem). Zo geldt er in de Europese Unie een verplichte codering voor tafel¬eieren die verwijst naar het houderijsysteem. Deze codering is niet verplicht voor eieren in samengestelde producten, zoals in eiersalades. In dat geval moet de consument kunnen vertrouwen op de informatie die op het etiket is vermeld. De VWA ziet erop toe dat bij deze etikettering geen sprake is van misleiding. Indien de benaming scharrelei wordt gebruikt bij de verkoop van een samengesteld product, dan moet de consument erop kunnen vertrouwen dat het hoofdingrediënt van het product bestaat uit eieren die van scharrelkippen afkomstig zijn. Dit is overeenkomstig de bepalingen in het Warenwet¬besluit Etikettering Levensmiddelen die de RCC ook heeft toegepast bij de toetsing van de klacht van Wakker Dier.

De Minister Van Landbouw, Natuur En Voedselkwaliteit,
G. Verburg

IEF 7194

Met enige zorg kennisgenomen van de beoogde verlenging

Tweede kamer der Staten GeneraalKamerstuk 22112, Eerste Kamer, Brief aan de minister van Justitie Ontwerprichtlijn inzake de beschermingstermijn van het auteursrecht (COM(2008)464).

“Zowel het BNC-fiche als het richtlijnvoorstel zijn door de commissie Justitie besproken in haar vergadering van 7 oktober 2008. De commissie heeft daarbij met enige zorg kennisgenomen van de beoogde verlenging van de beschermingstermijn tot 95 jaar. Zij hecht er dan ook aan bij deze nadrukkelijk steun uit te spreken voor het door de regering in het BNC-fiche geformuleerde standpunt. De leden van de commissie doelen daarbij met name op het gestelde in de laatste alinea onder punt 9, te weten dat “Nederland niet overtuigd (is) van de noodzaak van een termijnverlenging (…) en zich derhalve kritisch-terughoudend, danwel – als de nadere Commissietoelichting niet overtuigt – negatief (zal) opstellen”.

Lees de gehele brief hier.

IEF 7193

Actieplan vereenvoudiging incasso auteursrechten

Zie artikel FD hieronder: “Bijgaand doe ik, Staatsecretaris EZ,  u, de 2e Kamer,  toekomen een gezamenlijk actieplan van bedrijfsleven en auteursrechtenorganisaties om in de komende periode de incasso van auteursrechtvergoedingen (en vergoedingen voor naburige rechten) te vereenvoudigen en te verbeteren.”

Lees de begeleidende brieven van de minister en de brief van  VNONCW / MKB / Voice (dat is het actieplan)  hier.