IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7133

Welke Buitenleven?

Klik voor vergrotingVzr. Rechtbank Amsterdam, 2 oktober 2008, KG ZA 08-1705 MH/PvV, ANWB B.V. tegen Media Mij B.V. (met dank aan Radboud Ribbert, Ribbert Advocaten).

Eiser ANWB is sinds 2002 uitgeefster van het tijdschrift 'Buitenleven' en houdster van het Benelux woordmerk "ANWB BUITENLEVEN en  twee Benelux beeldmerken met de naam "Buitenleven". Gedaagde Media Mij geeft de naam 'Welke' thematische tijdschriften uit, o.a. , sinds februari 2007,  het tijdschrift "Welke buitenleven" . Woordmerk wordt niet gebruikt, maar de rechtbank volgt de ANWB in de stelling dat gedaagde hiermee inbreuk maakt (sub b) op de beeldmerkrechten van de ANWB.  Vordering tot bevel tot terughalen van de tijdschriften wordt toegewezen. Indicatietarieven: eenvoudig kort geding, €6000,-

 “4.5. Wel is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake vaneen teken dat overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer  gebruikt word1 voor dezelfde of soortgelijke waren. als bedoeld in artikel2.20, eerste lid. sub b. BVIE. Daartoe wordt overwogen dat het woord"Welke" in de titel "Welke Buitenleven" van ondergeschikt belang moet worden geacht nu dat woord, zoals terecht door ANWB betoogd, in zeer kleine letters en verticaal weergegeven en daarmee niet opvallend op de cover van het tijdschrift van Media Mij is geplaatst. Het woord"Buitenleven" is door Media Mij daarentegen horizontaal en in grote lettersop de cover van het tijdschrift geplaatst en trekt daardoor de aandacht op de cover. Door de kopers van het tijdschrift zal het woord "Welke" dan ook nauwelijks worden waargenomen. Voor zover door Media Mij is betoogt dat op de cover van haar tijdschrift ter onderscheiding ook een vraagteken is afgebeeld terwijl achter het woord "Buitenleven" op het tijdschrift van ANWB een punt is geplaatst, wordt overwogen dat het vraagteken op dec over op her tijdschrift van Media Mij in eerste instantie niet opvalt omdat het vraagteken in de foto's op de cover is verwerkt. De punt achter"Buitenleven" op het tijdschrift van ANWB valt in het geheel niet op. Voorshands stemt het door Media Mij gebruikte teken dan ook auditief en visueel voldoende overeen met het beeldmerk van ANWB.

4.6. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat Media Mij het teken in het economisch verkeer voor dezelfde of soortgelijke waren als ANWB gebruikt. Het gaat hier immers in beide gevallen om een tijdschrift, met ophet buitenleven gerichte onderwerpen. De covers van beide tijdschriftenlijken erg op elkaar. Het zijn glossy's met ongeveer hetzelfde format die dezelfde in het oog springende nam "Buitenleven" dragen. De onderdelen die verschillend van elkaar zijn. vallen in vergelijking daarmee onvoldoende op, "Look and feel" van beide tijdschriften stemmen overeen. Dit brengt met zich dat tevens voorshands wordt geoordeeld dat de totaal indruk van het door Media Mij gebruikte teken overeenstemt met het beeldmerk van ANWB en dat daardoor bij het relevante publiek verwarring kan ontstaan en dat beide tijdschriften met elkaar zullen worden geassocieerd. Dat, zoals door Media Mij betoogd, het voor de adverteerders in beide tijdschriften wel duidelijk is dat het om twee verschillende tijdschriften en doelgroepen gaat,maakt dat niet anders. Dit betekent nog niet dat het daarmee ook voor de kopers van deze tijdschriften voldoende duidelijk is dat het om verschillende tijdschriften gaat.

4.7. Uit het voorgaande volgt dat het gebruik van het teken "Welke Buitenleven"door Media Mij voorshands in strijd moet worden geacht met artikel 2.20.eerste lid aanhef en onder b. BVIE. (…) Gelet op de ernst van de inbreuk acht de voorzieningenrechter het gevorderde bevel tot terughalen van de tijdschriften "Welke Buitenleven"uit de handel en tot vernietiging van de voorraad toewijsbaar. Ter zitting heeft Media Mij gesteld dat zij van plan is de laatste editie (najaar 2008) op 10 november 2008 uit de schappen te laten halen. Zij dient dit thans vervroegd te doen. Ter zitting is gebleken dat Media Mij reeds langere tijdbekend is met het bezwaar van ANWB tegen het gebruik van het reken"Welke Buitenleven" voor het tijdschrift van Media Mij, zodat Media Mij met deze vordering rekening heeft kunnen houden. (…).

4.9. Media Mij zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. (…) In verband daarmee wordt overwogen dat het hier een eenvoudig kort geding betreft waarvoor in het indicatietarief IE-zaken een bedrag van EUR 6.000.00 als redelijk en evenredig is begroot.”

Lees het vonnis hier. Vakantietip hier.

IEF 7132

Het begrip gebruik

IBC RAIVzr. Rechtbank Amsterdam, 12 september 2008, KG ZA 08-1721 WT/MB, Altech Technologies (PTY) ltd. c.s. tegen SISVEL (met dank aan Bart van den Broek, Howrey).
 
Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. MPEG-standaard. Conservatoir beslag tot afgifte, monsterneming en gerechtelijke bewaring van producten en reclamemateriaal die zich op de IBC beurs in de RAI bevonden. Verzoek om opheffing afgewezen. Demonstreren valt onder het begrip ‘gebruiken’.

“4.3. Altech heeft betoogd dat van inbreuk op enig in Nederland geldend octrooirecht van Sisvel geen sprake is, aangezien op geen enkele wijze producten in Nederland op de markt worden gebracht. Altech heeft echter niet betwist dat de producten - waarvan op zichzelf niet in geschil is dat deze inbreuk maken op het Nederlandse octrooi - op de beurs in Amsterdam aan het publiek worden getoond en gedemonstreerd, waarbij, zoals Sisvel onweersproken heeft aangevoerd, geen onderscheid tussen de bezoekers wordt gemaakt naar het land van herkomst. Het demonstreren van de genoemde producten vindt plaats in het kader van de bedrijfsmatige activiteiten van Alltech.

Anders dan Altech heeft betoogd, valt niet in te zien dat een demonstratie van een geoctrooieerd product niet zou vallen onder het begrip 'gebruiken' als bedoeld in art. 53 lid 1 van de Rijksoctrooiwet 1995. Het demonstreren is immers aan te merken als een toepassing van de geoctrooieerde werkwijze, nog daargelaten dat op voorhand niet te controleren valt wie de (potentiële) klanten van Alltech zijn en waar de producten uiteindelijk verhandeld worden. Niet valt dus uit te sluiten dat op de beurs in de RA1 tevens inbreukmakende verkoopactiviteiten plaatsvinden. De grondslag van de beslagen kan daarom niet als ondeugdelijk worden gekenschetst. Aangezien de mogelijk inbreuk makende producten zich in Amsterdam bevonden, was de voorzieningenrechter, anders dan Altech heeft gesteld, bovendien wel degelijk bevoegd tot de verlening van het verlof.

4.4. Altech heeft verder betoogd dat Sisvel zou kunnen volstaan met de inbeslagname van één exemplaar per soort product, als het haar alleen om het veilig stellen van bewijs zou gaan. Sisvel heeft echter op grond van artikel 70 lid 6 van de Rijksoctrooiwet 1995 ook de bevoegdheid om onttrekking aan het verkeer of vernietiging te vorderen van inbreukmakende producten. Ook dit aspect heeft zij in het beslagrekest belicht en, onder verwijzing naar artikel 730 Rv uitdrukkelijk aan haar verzoeken ten grondslag gelegd. Bovendien kan het ook in het kader van het bewijsbeslag van belang zijn om over alle ter plaatse aanwezige inbreuk makende artikelen te beschikken. Er is, mede gelet op het zwaarwegende belang van Sisvel bij handhaving van haar octrooi in Nederland, dan ook geen aanleiding om de beslagen in de door Altech gewenste zin te beperken.

4.5. Altech heeft voorts nog gesteld dat Sisvel niet bereid is tegen redelijke voorwaarden aan haar een licentie te verlenen voor de Octrooien, die voor het gebruik van de MPEG Standaard essentieel zijn. Sisvel heeft aangevoerd daartoe wel degelijk bereid te zijn, maar niet akkoord te willen gaan met de wens van Altech om alleen aan haar voor de paar dagen dat de beurs in de RA1 plaatsvindt een licentie te verstrekken à raison van slechts ongeveer € 300,-. In het licht van dit verweer zijn de stellingen van Altech op dit punt vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden. Ook op die grond is derhalve geen aanleiding tot opheffing van de beslagen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7131

Ter kennisgeving

HvJ EG, 2 oktober 2008, zaak C-144/07 P, K-Swiss Inc. tegen OHIM.

Gemeenschapsmerkenprocesrecht. Merkenrecht ontaardt in volledig procesrechtelijk geschil.

“K-Swiss erkent dat de litigieuze beschikking haar door middel van een door de onderneming DHL afgehandelde expreslevering is bezorgd op 28 oktober 2005, maar stelt zich evenwel op het standpunt dat moet worden bepaald of deze bezorging moet worden geacht te hebben plaatsgevonden per aangetekende brief met ontvangstbevestiging in de zin van regel 62, lid 1, van verordening nr. 2868/95.” Dat het document de geadresseerde wel heeft bereikt is echter afdoende. Het te laat instellen van beroep, twee maanden na ontvangst van de beschikking,  komt derhalve voor rekening van K-Swiss.

“21. In punt 22 van de bestreden beschikking heeft het Gerecht vastgesteld dat partijen noch beweerden dat de door de onderneming DHL afgehandelde en bij rekwirante bezorgde expreslevering in de vorm van een aangetekende brief was verzonden, noch dat deze onderneming in Duitsland aangetekende zendingen mocht verrichten, en dat de begeleidende brief niet vermeldde dat het een aangetekende brief betrof, maar enkel beklemtoonde dat van deze zending „enkel per DHL kennis wordt gegeven”.

22. Het Gerecht heeft derhalve terecht geconcludeerd dat een dergelijke kennisgeving niet een „kennisgeving per aangetekende brief met ontvangstbevestiging” in de zin van regel 62, lid 1, van verordening nr. 2868/95 vormde.

23. Wanneer het BHIM echter niet in staat is te bewijzen dat het naar behoren van een document kennis heeft gegeven dan wel wanneer de voor de kennisgeving geldende bepalingen niet zijn nagekomen, maar dit document de geadresseerde wel heeft bereikt, volgt, anders dan het BHIM betoogt, uit regel 68 van verordening nr. 2868/95, die het Gerecht op goede gronden heeft toegepast, dat het BHIM het bewijs van de datum van die ontvangst kan leveren en dat de kennisgeving wordt geacht op die datum te zijn geschied.

24. Het Gerecht heeft ook terecht overwogen dat het op 16 januari 2006 door K-Swiss ingestelde beroep tardief was en niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
Aangezien rekwirante in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van het BHIM te worden verwezen in de kosten."

De hogere voorziening wordt afgewezen.

Lees het arrest hier.

IEF 7130

Om in de terminologie van partijen te blijven

Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, KG ZA 08-1068, Honcoop & $D Path B.V. tegen Holding De Bie Venray B.V.

(Benelux-)modellenrecht. Model ‘bekerdrager’. Rechten niet weersproken. ‘De rest van de markt’ weerlegt gestelde technische bepaaldheid, te dragen producten zijn niet relevant. Geen andere algemene indruk: inbreuk aangenomen. € 9.285,80 niet-betwiste proceskosten.

 “4.6. De Bie Venray heeft daarnaast betoogd dat de bierwaaier een ander uiterlijk heeft dan het Benelux-model. Zij meent dat het model zoals ingeschreven de vorm heeft van een ‘gasmasker’ of ‘alien’, terwijl haar product een ‘hart-vorm’ zou hebben. Ook dat verweer wordt verworpen. Naar voorlopig oordeel wekt de bierwaaier bij de geïnformeerde gebruiker, rekening houdend met de mate van vrijheid van ontwerp bij de ontwikkeling van het model, geen andere algemene indruk dan het Benelux-model. Ook de bierwaaier heeft de vorm van een – om in de terminologie van partijen te blijven – gasmasker. De insnedes in de ronde uitsparingen voor glazen doen aan de algemene indruk niet af. Datzelfde geldt voor de glooiende, v-vormige lijn aan de bovenzijde van de afzonderlijke houders.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7129

Uitingen van een stijl/een modetrend

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, HA ZA 07-2131, Hansgrohe AG tegen Tiger Nederland B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. (Gemeenschaps-)modellenrecht en auteursrecht op douchekop. Model is geldig, maar heeft beperkte beschermingsomvang en is gedeeltelijk technisch bepaald. Geen inbreuk, andere algemene indruk Auteursrecht niet betwist, maar geen inbreuk. € 61.684,19 niet-betwiste proceskosten.

“4.3. Dat sprake is van een geldig Gemeenschapsmodel laat onverlet dat het eigen karakter van dat Gemeenschapsmodel niet geacht kan worden te zijn gelegen in die elementen die een uiting zijn van een bepaalde stijl of mode. Het enkel volgen van een bepaalde stijl of mode zal er immers niet toe leiden dat bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wordt gewekt. Daarnaast is van belang dat een recht op een Gemeenschapsmodel niet geldt voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald (art. 8 lid 1 GModVo). De rechtbank wijst voorts op art. 10 lid 2 GModVo, waarin is bepaald dat bij de beoordeling van de draagwijdte van de bescherming van een model rekening dient te worden gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

4.4. De rechtbank is, indachtig hetgeen onder 4.3. is overwogen, van oordeel dat de beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe beperkt is. Verschillende aspecten zijn daarbij van belang. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat zijdens Hansgrohe ter zitting desgevraagd is bevestigd dat de afgeronde (organische) vormen en de chroom-uitvoering van haar Gemeenschapsmodel uitingen zijn van een stijl/een modetrend die ook vóór het depot van haar Gemeenschapsmodel bestond. (…).

4.5. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de grootte van de douchekop in verhouding tot de lengte van de handgreep technisch is bepaald. (…) Hoe korter de handgreep, des te groter kan de douchekop worden uitgevoerd. (…) De lengte van de handgreep zal om die reden niet korter worden uitgevoerd dan de breedte van een gemiddelde hand.

4.6. Uitgaande van de beperkte beschermingsomvang van het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is de rechtbank van oordeel dat dit Gemeenschapsmodel en de Niagara bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken. Hierbij is van belang dat de algemene indruk van het Gemeenschapsmodel in grote mate wordt beïnvloed door de grote douchekop en de in verhouding tot die douchekop korte handgreep, door het gebruik van chromen/verchroomde ronde vormen en het overlopen van de handgreep in de douchekop. De ontwerper die binnen de heersende stijl/modetrend tot een ontwerp van een wellnesshanddouche wil komen, wordt juist op die punten beperkt in zijn vrijheid. (…) De ontwerper had uiteraard een andere technische oplossing kunnen kiezen om dit doorknikken tegen te gaan - hetgeen zou hebben geleid tot een aanmerkelijk andere vormgeving - maar juist omdat de korte greep niets anders is dan een technische oplossing van een technisch probleem, welke vrijelijk mag worden toegepast nu niet is gebleken van enigerlei andere bescherming van de korte greep, is de ontwerper niet gehouden de weg van een andere techniek in te slaan. Daarbij valt op dat de handgreep van de Niagara, indien deze wordt vergeleken met het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, bovendien slanker (en daarmee langer) oogt. De vrijheid die de ontwerper van een wellness-handdouche heeft, is door de ontwerper van de Niagara voorts anders benut dan door de ontwerper van het Gemeenschapsmodel. Zo is de voor het Gemeenschapsmodel (eveneens) kenmerkende platte douchekop bij de Niagara aan de bovenzijde veel boller vormgegeven. Ook het verloop naar de handgreep oogt bij de Niagara veel ronder. Daar komt bij dat de handgreep bij het Gemeenschapsmodel als het ware één is met de douchekop doordat handgreep en douchekop vloeiend in elkaar overlopen. Bij de Niagara wordt door de ‘driehoekconstructie’ bovenop de douchekop veeleer de indruk gewekt dat de douchekop onder de handgreep is komen te hangen.

4.7. Ook op andere (voor de algemene indruk van minder belang zijnde) kenmerken wijkt de Niagara af van het Gemeenschapsmodel. (…)

(…) 4.9. Omdat de Niagara een andere algemene indruk wekt dan het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe, is van inbreuk op dat Gemeenschapsmodel geen sprake. De op het Gemeenschapsmodel van Hansgrohe gebaseerde vorderingen dienen daarom te worden afgewezen.

4.10. Niet betwist is dat de Raindance een auteursrechtelijk beschermd werk is. Voor de beantwoording van de vraag of de Niagara een verveelvoudiging van de Raindance is, moet worden beoordeeld of de Niagara de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Raindance vertoont, zodanig dat de totaalindrukken overeenkomen. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder 4.4. tot en met 4.8. heeft overwogen inzake de voor het modelrecht van belang zijnde beschermingsomvang en de algemene indruk, stelt zij vast dat (ook) de totaalindruk van de Niagara en die van de Raindance verschillen. Ook de op het auteursrecht gebaseerde vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Hansgrohe in de kosten worden veroordeeld, tot op heden aan de zijde van Tiger begroot op € 61.684,19, zijnde de door Tiger verantwoordde en door Hansgrohe niet betwiste kosten. “

Lees het vonnis hier.

IEF 7128

Driedimensionale figurine

Figurine SulphideRechtbank ‘s-Gravenhage, 1 oktober 2008, HA ZA 07-2836, Sulphide Productions (HK) Ltd, Ceramtrade (HK) Ltd & Standard Group Holding B.V tegen  c.s. tegen Joker AG & Really Marbleous AG.

Eerst even voor jezelf lezen. Octrooirecht. Versneld regime nieuwe stijl. Gevulde knikkers. NL octrooi “Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een voorwerp van glas met ten minste een daarin opgenomen driedimensionale figurine”. Octrooi eiser Sulphide niet nietig, inbreuk.Octrooi eiser Ceramtrade wel nietig.

“4.7. Onder het versneld regime nieuwe stijl, waar deze procedure onder valt, is het in beginsel niet strijdig met de goede procesorde om bij wege van verweer een beroep te doen op het bestaan van één of meer nietigheidsgronden, zonder een daarop toegesneden eis in reconventie in te stellen. Wordt een dergelijk verweer gevoerd, dan biedt het versneld regime de mogelijkheid een akte te nemen, waarin alsdan (uitsluitend) op het nietigheidsverweer kan worden gereageerd. Wordt een reconventionele (zij het in dit geval niet ontvankelijke) nietigheidseis ingesteld, dan kan - gelijk in het onderhavige geval is gebeurd - voor antwoord in reconventie worden geconcludeerd. Daarin is door Sulphide c.s. gereageerd op de nietigheidsargumentatie van Marbleous c.s. De rechtbank komt gelet hierop toe aan het verweer dat conclusie 1 nietig is en zal in dat kader ook het [voor de reconventionele nietigheidsvordering te laat ingediende – IEF] advies van OCN betrekken.”

NL 679 (eiser Sulphide). 4.31. De rechtbank kan Marbleous c.s. hierin niet volgen. Marbleous c.s. geeft zelf op de verpakking aan dat de knikkers via de drie genoemde VN-octrooien [Vietnamese octrooien- IEF] worden geproduceerd. De rechtbank gaat er van uit dat dit ook het geval is. Omdat het ervoor moet worden gehouden dat in ieder geval de werkwijze volgens VN  5406, maar ook die volgens het uitvoeringsvoorbeeld van VN 4385 inbreuk maakt op conclusie 1 van NL 679, is het vervolgens aan Marbleous c.s. om aan te tonen dat de knikkers, ondanks hetgeen zij op haar verpakking vermeldt, niet middels een inbreukmakende werkwijze zijn vervaardigd. Zij heeft zich ertoe beperkt te stellen dat Kim Truc niet wil zeggen hoe zij de knikkers produceert en dat de productiewijze van Kim Truc inmiddels wellicht is gewijzigd. Zij heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd betwist dat de Marbleous knikkers inbreuk maken op conclusie 1 van NL 679.

NL 444 (eiser Ceramtrade). 4.43. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet overtuigend is aangetoond dat het gestelde probleem zich in de stand van de techniek voordoet en evenmin dat het in NL 444 geclaimde voordeel is toe te dichten aan de kenmerkende maatregelen van NL 444. Dit leidt tot de conclusie dat het octrooi niet verleend had mogen worden. NL 444 zal om die reden worden vernietigd. Dit betekent dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen en die in reconventie worden toegewezen. Aan de in reconventie (subsidiair) gevorderde opeising wordt gelet hierop niet toegekomen.

De rechtbank verbiedt Marbleous en Joker inbreuk te maken op NL 1017679, vernietigt NL 1017444 en bepaalt dat partijen aan beide zijden hun eigen kosten dragen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7127

Lief!

IE Baby ElizaGerechtshof ’s-Gravenhage, zaaknr. 105.005.268/01, The Bo-Dean Company B.V. & LIEF! B.V. tegen Prenatal Moeder en Kind B.V. (met dank aan Daniëlle van der Kolk, Houthoff Buruma).

Eerst even voor jezelf lezen. Merkenrecht. Onderscheidend vermogen LIEF! voor kinder- en babykleertjes. Hof vernietigt vonnis vzr. Rechtbank Rotterdam.

“15 (…) De voorzieningenrechter is niet toegekomen aan beantwoording van de vraag of sprake is van verwarringsgevaar omdat zij het gebruik door Prénatall van de aanduiding LIEF niet heeft aangemerkt als gebruik als merk.

16. Het hof is voorshands van oordeel dat het merk LIEF!, mede gelet op het gebruik daarvan als omschreven in  rechtsoverweging 7, een normaal onderscheidend vermogen bezit. Dit brengt mee dat principale grief I, gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat her merk LIEF! zwak is en een beperkte beschermingsomvang heeft, slaagt.

17. Nu het teken LIEF en het merk LIEF! zowel visueel, auditief als begripsmatig overeenstemmen, beide worden gebruikt voor baby- en peuterartikelen en niet gemotiveerd betwist is dat zich al een aantal gevallen van daadwerkelijke verwarring hebben voorgedaan, acht het hof voorshands aannemelijk dat sprake is van verwarringsgevaar. Dat Prénatal ook haar eigen merk op haar producten aanbrengt leidt niet tot een ander oordeel, nu het niet ongebruikelijk is dat verschillende merken (al dan niet van verschillende merkhouders) op producten voorkomen en dat het Prénatal-merk bovendien niet steeds zichtbaar is. Dit brengt mee dat het gevorderde inbreukverbod voor toewijzing in aanmerking komt, tenzij het in eerste aanleg gevoerde, niet behandelde verweer dat het merk LIEF! te kwader trouw is gedeponeerd zou slagen.

(…) 19 (…) Op grond van deze stukken acht het hof voorshands aannemelijk dat Prénatal in juni 2004 een aantal DE LIEF ALLERLIEFSTE producten in Turkije heeft besteld, die in augustus 2004 geleverd moesten worden, waarna distributie over de winkels moest plaatsvinden. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat Prénatal deze aanduiding voor 14 oktober 2004 al zodanig gebruikte dat Bo-Dean van dat gebruik op de hoogte was of behoorde te zijn. het verweer dat het merk te kwader trouw is gedeponeerd faalt dan ook al om die reden.”

Lees het arrest hier. Lees het vonnis van de Rb. Rotterdam hier.

IEF 7126

Personalia

Persbericht: “Heleen Geerlings maakt per oktober 2008 de overstap naar De Vries & Metman Octrooi- en merkengemachtigden. Heleen heeft Europees recht gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. Zij is Benelux merken- en modellen gemachtigde sinds 1992 en Europees merkengemachtigde sinds 1996. Na een aantal jaren gewerkt te hebben in het vrije beroep werkte zij vervolgens bijna 15 jaar in de industrie. Heleen heeft ruime ervaring met het verkrijgen en handhaven van merkrechten, zowel binnen de Benelux en de Europese Unie als ook in diverse jurisdicties daarbuiten. Voorts heeft zij veel ervaring op het gebied van merklicentiëring en de merkenrechtelijke aspecten bij fusies en overnames.”

IEF 7125

Het portret van een professioneel fotomodel

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17 september 2008, LJN: BF3922, Gevoegde zaken Fotomodel X tegen Maxim Europe B.V.  / Maxim Europe B.V. tegen Max Advertising Eindhoven B.V.  / Max Advertising Eindhoven B.V. tegen  Scala Photography B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Portretrecht. “Hoofdzaak: Het portret van een professioneel fotomodel wordt zonder zijn toestemming en zonder aanvullende vergoeding veel uitgebreider gepubliceerd dan vooraf was overeengekomen. In deze zaak staat vast dat het gebruikelijk is dat de afspraken over het gebruik van het portret niet met het model, maar met het modellenbureau worden gemaakt. Er dient niet snel te worden aangenomen dat tussen neus en lippen door bij de fotosessie door het model toestemming voor uitgebreider gebruik van zijn portret is verleend.

Toestemming tot portretteren kan niet worden gelijkgesteld met toestemming tot publiceren. De rechtbank verklaart voor recht dat het uitgebreidere gebruik onrechtmatig is. Het beroep van de opdrachtgever op goede trouw slaagt gedeeltelijk. De opdrachtgever moet een deel van de schade vergoeden. Vrijwaringszaak: De vordering van de opdrachtgever tegen het reclamebureau wordt gedeeltelijk toegewezen. Ondervrijwaringszaak: Het reclamebureau dient haar stelling te bewijzen dat zij aan de fotograaf heeft meegedeeld dat het portret bestemd was voor wereldwijd gebruik op verpakkingen. Zij slaagt niet in het bewijs. De vordering van het reclamebureau tegen de fotograaf wordt afgewezen.”

Lees het vonnis hier

IEF 7124

Goedemiddag Literatuurvrienden!

Weblog van Gino van Roeyen (Banning) op mronline.nl, de website van juriglossy "Mr." Iedere vrijdag een feuilleton over Recht & Literatuur, een noemer ruim opgevat moet worden: een overeenstemmende arrest- en boektitel kan al voldoende zijn:

“De Postkantoor-uitspraak van het HvJ EG telt 127 overwegingen en is reeds daarom niet kort samen te vatten, (…) Ongetwijfeld zal dit alles vermoedelijk slechts weinigen iets kunnen schelen. Wie het vast en zeker zelfs geen moer zou kunnen schelen – zoals hij het zelf zou zeggen – is Henry Chinaski, de hoofdpersoon uit Charles Bukowski’s boek Postkantoor (oorspronkelijke titel Post Office, voor het eerst verschenen in 1971).

(…) Aan zo’n man lijken de subtiliteiten van het merkenrecht (welk rechtsgebied overigens niets menselijks vreemd is), klevend aan de inschrijving van postkantoor als merk, niet althans niet per definitie besteed, sterker nog het merkenrecht zou hem waarschijnlijk gestolen kunnen worden, kijkend ook naar zijn commentaar dat hij levert op het genadeloos uit de laan sturen door tante pos van de plots onwel geworden 'goeie pief' G.G. (George Green), waardoor een bundeltje circulaires niet wordt besteld: 'Genekt door een handjevol circulaires van een plaatselijke supermarkt: één pak merkwaspoeder gratis bij inlevering van de coupon bij elke aankoop boven de drie dollar.'”

Lees het weblog hier.