IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 7094

Naakte schaatsers

Rechtbank Amsterdam. 17 september 2008, HA ZA 06-1242, Ofpact Ltd. tegen Stichting Men On-Line (Met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich).

Auteursrecht. Eindvonnis in zaak over auteursrechtinbreuk op de films Cherries, The English Student, Greek Holiday part 1 en 2, XL Files, An American in Prague, Barebacking Across America en Bare Skaters. Fragmenten films zijn geen citaat. De producenten worden in deze zaak vertegenwoordigd door Ofpact, de rechtenorganisatie van de porno-industrie. Proceskosten volgens indicatietarief eenvoudige bodemzaak, maar toch (ongeveer) €25.000,- .

“2.9. Nu Ofpact is geslaagd in het haar onder 2.1 sub 1 en 2 opgedragen bewijs, liggen de vorderingen onder 3.1 sub 1 tot en met 5 voor toewijzing gereed, als hierna te melden. Dat betekent dat de producenten ook recht hebben op schadevergoeding van de schade die zij geleden hebben ten gevolge van het zonder hun toestemming openbaar maken en verveelvoudigen van (fragmenten) van bun films. Nu Ofpact ook het recht van de producenten heeft verkregen om ten behoeve van hen schadevergoeding te vorderen, is de vordering tot betaling van schadevergoeding eveneens toewijsbaar, zij het dat de omvang van de schade thans nog niet vaststaat. In dat kader is het - overeenkomstig hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen in 4.7 van het tussenvonnis -thans aan Men On-Line om door middel van geverifieerde gegevens inzicht te verschaffen in het aantal downlaads van (fragmenten van) de films dat heeft plaatsgevonden, en de omvang daarvan, en van het aantal gegevensdragers met de betreffende filmfragmenten dat zij heeft verstrekt. Verificatie van de gegevens dient door een accountant te geschieden.

(…) 2.11. Men On-Line heeft de door Ofpact opgevoerde proceskosten betwist, althans gesteld dat deze niet redelijk zijn. De rechtbank acht de gemaakte kosten inderdaad niet redelijk of evenredig aan het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. Het zal de redelijke en evenredige kosten gemaakt tot aan het tussenvonnis derhalve naar billijkheid begroten overeenkomstig het indicatietarief voor eenvoudige bodemzaken met re- en dupliek op EUR 10.000,- en de kosten gemaakt na het tussenvonnis op EUR 10.829,51 zodat een totaalbedrag van EUR 20.829,51 zal worden toegewezen. De reden voor toewijzing van de gehele kosten gemaakt na het tussenvonnis is gelegen in het feit dat Ofpact voorafgaande aan het maken van de kosten na het tussenvonnis heeft aangeboden om van bewijslevering af te zien, maar Men On-Line hierop niet heeft gereageerd en deze kosten overigens niet onredelijk of onevenredig worden geacht. Bovendien ziet het indicatietarief enkel op advocaatkosten en de kosten gemaakt na het tussenvonnis zien grotendeels op andere kosten. Daarnaast komen tevens EUR 3.280,- aan vastrecht (3.365,- minus 85,- dat reeds is opgenomen in kostenstaat van kosten na tussenvonnis) en EUR 84,87 kosten dagvaarding voor toewijzing in aanmerking.

2.12. Er is daarnaast geen plaats meer voor toewijzing van de buitengerechtelijke advocaatkosten aangezien deze wel reeds zijn inbegrepen in hel indicatietarief. Gesteld noch gebleken is dat er daarnaast nog andere buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.”

Lees het eindvonnis hier, tussenvonnis hier, vonnis in incident hier.

IEF 7093

Thema's van mededinging

VVvA Ledenvergadering 10 oktober 2008: “Europese initiatieven inzake collectief rechtenbeheer en duur van naburige rechten. De Vereniging voor Auteursrecht wijdt haar vergadering op 10 oktober a.s. aan de thema’s van mededinging tussen organisaties voor collectief rechtenbeheer, alsmede de voorstellen voor duurverlenging van de naburige rechten.

Programma wetenschappelijk gedeelte: 

I. Mededingingsrecht en collectieve beheersorganisaties

14.00 uur - 14.30 uur: Mr Paul Kreijger
14.30 uur – 14.45 uur: gelegenheid voor vragen
14.45 uur – 15.15 uur: Mr Kamiel Koelman
 
15.15 uur – 15.45 uur: pauze

II. Duurverlenging naburige rechten

15.45 - 16.15: Mr Stef van Gompel

16.15 – 17.00 uur: Zaal- / paneldiscussie onder leiding van prof. mr. Antoon Quaedvlieg. Panel bestaande uit de sprekers
 

17.00 - 18.00 Borrel

Plaats: KNAW, Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29 in Amsterdam

IEF 7092

Veldmaarschalk Radetzky

Veldmaarschalk RadetzkyHvJ EG, 18 september 2008, conclusie A-G Mazák in zaak C-442/07, Verein Radetzky-Orden tegen Bundesvereinigung Kameradschaft „Feldmarschall Radetzky” Verzoek van de Oberste Patent- und Markensenat (Oostenrijk) om een prejudiciële beslissing.

Merken. Artikel 12, lid 1 Merkenrichtlijn. Vervallenverklaring van merk. Begrip normaal gebruik van merk. Gebruik van merk door vereniging zonder winstoogmerk.

“31. Mitsdien geef ik het Hof in overweging te oordelen als volgt: „Artikel 12, lid 1, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat een merk normaal wordt gebruikt wanneer een vereniging zonder winstoogmerk het merk onder andere gebruikt in aankondigingen van openbare geldinzamelacties, bij het inzamelen van giften van de bevolking en het verdelen van giften, op stukken voor zakelijk gebruik die naar niet-leden worden verstuurd en op reclamemateriaal waarmee de mensen worden aangezet tot het doen van giften, voor zover het merk voor dergelijke diensten is ingeschreven. Het staat aan de Oberste Patent- und Markensenat, de feiten van het hoofdgeding tegen de achtergrond van deze aanwijzingen te beoordelen.”

Lees de conclusie hier.

IEF 7091

Ma Fo Am (HB)

NMC NomafoamHvJ EG, 18 september 2008, C-514/06 P, Armacell Enterprise GmbH tegen OHIM / nmc SA (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Oppositieprocedure op grond van ouder gemeenschapswoordmerk NOMAFOAM  tegen aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ARMAFOAM. Kunststofproducten. Beroep tegen de uitspraak van het GVEA in de zaak over de uitspraak van het word foam (zie IEF 2746). Bij het Hof richt het bezwaar zicht tegen het feit dat het Gerecht in haar oordeel alleen over het niet-Engelssprekende publiek zou hebben uitgesproken. Beroep afgewezen, Gerecht was daartoe niet verplicht.

“58. Consequently, having established that the Board of Appeal’s assessment is not flawed as regards the comparison of the marks at issue from the point of view of the relevant non-English-speaking public, the Court of First Instance was fully entitled to dismiss the appellant’s action without comparing those marks from the point of view of the English-speaking public.

59. Next, the appellant’s argument that the Court of First Instance should have also ruled on the issue of the similarity of those marks from the point of view of the relevant English-speaking public, taking into account the possibility of conversion of the appellant’s Community trade mark application to a national trade mark application, must also be rejected.

60. Admittedly, as follows from Article 108(2)(b) of Regulation No 40/94, the grounds for refusal of the registration of the Community trade mark determine whether that trade mark can be registered at national level.

61. However, the purpose of opposition proceedings is to provide undertakings with an opportunity to oppose, by way of a single procedure, applications for Community trade marks which might create a likelihood of confusion with their earlier marks or rights, and not to resolve in advance possible conflicts at national level.

62. As is apparent from the grounds, and in particular from paragraph 68, of the judgment under appeal, the Court of First Instance confirmed the assessment of the Board of Appeal only in regard to the similarity of the conflicting marks as perceived by the non-English-speaking public. It follows, as OHIM has also stated, that the judgment under appeal does not prevent the appellant from requesting the conversion of the Community trade mark application to one for a national trade mark to the extent to which that application concerns English-speaking countries.

63. Lastly, contrary to what the appellant maintains, by restricting itself to ruling on the likelihood of confusion from the point of view of the relevant non-English-speaking public, the Court of First Instance did not infringe the obligation to give reasons for its judgments.

64. Paragraphs 33 and 68 of the judgment under appeal set out, to the requisite legal standard, the reasons why the Court of First Instance refrained from ruling on the issue of the similarity of the marks from the point of view of the English-speaking public.

65. In the light of the foregoing, the first part of the first plea and the second plea must be rejected as being unfounded.”

Lees het arrest hier.

IEF 7090

Der Kombination der beiden Großbuchstaben

GvEA, 17 september 2008, zaak T-10/07, FVB Gesellschaft für Finanz- und Versorgungsberatung mbH tegen FVD Gesellschaft für Finanzplanung und Vermögensberatung Deutschland tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar). 

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van ouder Duits woordmerk FVD  tegen aanvraag voor gemeenschapswoordmerk FVB. Klasse 36, financiële diensten. Oppositie toegewezen.

„53. Insoweit ist zwar im Hinblick auf die fraglichen Dienstleistungen festzustellen, dass der Großbuchstabe „F“ im Finanzsektor und der Großbuchstabe „V“ im Bereich Versicherungen, Vertrag, Vermittlung häufig benutzt werden. Selbst wenn diese Feststellung zu einer Abschwächung der Kennzeichnungskraft der fraglichen Marke führen würde, ändert dies doch nichts daran, dass auf dem fraglichen Gebiet sogar die Kombination nur der Großbuchstaben „FV“ im Hinblick auf das maßgebliche Publikum nicht als für die Dienstleistungen beschreibend angesehen werden kann. Dies gilt umso mehr, wenn diese beiden Großbuchstaben mit den Großbuchstaben „B“ oder „D“ kombiniert sind, da die Zeichen FVD oder FVB in den Augen des angesprochenen Verbrauchers dann keinerlei Aussagegehalt haben können.“

56 .(…)  Es ist auch daran zu erinnern, dass die Verbraucher, da es sich bei Dienstleistungen des Finanz-, Versicherungs- und Immobilienwesens nicht um Dienstleistungen handelt, die von ihnen laufend in Anspruch genommen werden, selbst bei einer von ihnen aufgebrachten erhöhten Aufmerksamkeit wegen der ungenauen Erinnerung der die Marken bildenden Buchstabenkombinationen irregeführt werden können. Insoweit ist daran zu erinnern, dass die angesprochenen Verkehrskreise sich auf das unvollkommene Bild der Marken verlassen müssen, das sie im Gedächtnis behalten haben (vgl. in diesem Sinne Urteil ELS, oben in Randnr. 48 angeführt, Randnr. 76).

57. Soweit die Klägerin schließlich dahin argumentiert, dass die Beschwerdekammer mit der angefochtenen Entscheidung der Streithelferin ungerechtfertigt eine Monopolisierung der Kombination der beiden Großbuchstaben „F“ und „V“, welche beschreibend seien, sowie eines dritten Großbuchstabens erlaube, genügt zum einen der Hinweis, dass die Kombination der beiden Buchstaben „F“ und „V“, wie bereits oben in Randnr. 53 festgestellt, für die fraglichen Dienstleistungen nicht als beschreibend angesehen werden kann und dass die Verwechslungsgefahr nicht nur aus der Identität der Großbuchstaben „F“ und „V“ sowie dem Vorhandensein nur eines dritten Buchstabens in den beiden Zeichen folgt, sondern auch daraus, dass der dritte Buchstabe der beiden Zeichen ähnlich ist. Zum anderen liegt den Rechtsvorschriften über die Gemeinschaftsmarke gerade der Gedanke zugrunde, dass Inhabern einer älteren Marke der Widerspruch gegen spätere Anmeldungen von Marken ermöglicht wird, die die Unterscheidungskraft der älteren Marke in unlauterer Weise ausnutzen. Diese Rechtsvorschriften räumen damit den Inhabern einer älteren Marke keineswegs ein ungerechtfertigtes Monopol ein, sondern erlauben ihnen den Schutz und die Nutzung der erheblichen Investitionen, die sie erbracht haben, um ihre ältere Marke zu fördern/

58. Nach alledem hat die Beschwerdekammer zu Recht befunden, dass eine Verwechslungsgefahr besteht, und deshalb die Anmeldung des Zeichens FVB für die fraglichen Dienstleistungen zurückgewiesen."

Lees het arrest hier.

IEF 7089

Een beetje je secretaresse de schuld gaan geven heeft geen zin

GvEA, 17 september 2008, zaak T-218/06, Neurim Pharmaceuticals (1991) Ltd tegen OHIM / Eurim-Pharm Arzneimittel GmbH.

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van oudere communautaire en nationale woordmerken EURIM-PHARM tegen aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Neurim PHARMACEUTICALS. Klasse 5, farmaceutische producten / geneesmiddelen. Oppositie toegewezen. Procesrechtelijk beroep m.b.t. o.a. de proceduretaal. Secretaresse krijgt de schuld (“Hij heeft ook verduidelijkt dat deze ervaren secretaresse, wier professionaliteit voorheen nooit in twijfel was getrokken, toentertijd te kampen had met ernstige familiale problemen, hetgeen haar werkgevers onbekend was”), maar dat is onvoldoende onderbouwd en maakt, heel kort samengevat, niet uit:

“24. (…) Hij stelde op 6 januari 2006 een secretaresse opdracht te hebben gegeven om de Duitse versie van het beroepschrift naar het BHIM te versturen en dat om een onverklaarbare reden, zonder dat hij in zijn zorgvuldigheidsplicht was tekortgeschoten, de tweede bladzijde van het formulier van het beroepschrift in het Engels was verstuurd. Hij heeft ook verduidelijkt dat deze ervaren secretaresse, wier professionaliteit voorheen nooit in twijfel was getrokken, toentertijd te kampen had met ernstige familiale problemen, hetgeen haar werkgevers onbekend was.”

79. In elk geval is het herstel in de vorige toestand overeenkomstig artikel 78, lid 1, van verordening nr. 40/94 afhankelijk van de voorwaarde dat alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid is betracht. Ook al vormt – zoals verzoekster aanvoert – de vergissing die een secretaresse heeft begaan bij het versturen van het beroepschrift en waarvan de vertegenwoordigers van verzoekster niet op de hoogte waren, een verhindering in de zin van artikel 78, lid 1, van verordening nr. 40/94, verzoekster moest voor de kamer van beroep aantonen dat zij de in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid heeft betracht. Verzoekster heeft in dit verband evenwel geen enkel bewijselement aangedragen. De kamer van beroep heeft dus niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gegeven door te concluderen dat niet was bewezen dat verzoekster alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid heeft betracht.”

Lees het arrest hier

IEF 7088

Ein Wort aus der Sanskritsprache

Pranahaus, alles Gute für Körper, Geist und SeeleGvEA, 17 september 2008, zaak T-226/07, Prana Haus GmbH tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Terechte weigering woordmerk PRANAHAUS. Prana is beschrijvend, althans bij het relevante yoga-publiek. 

„31. In Bezug auf die Definition des Begriffs „PRANAHAUS“ trifft es zu, dass der Bestandteil „PRANA“, wie die Beschwerdekammer in Randnr. 37 der angefochtenen Entscheidung ausgeführt hat, ein Wort aus der Sanskritsprache ist, das auf die Begriffe Leben, Lebenskraft oder Lebensenergie verweist und in der hinduistischen Lehre und im Yoga von realer Bedeutung ist. Die Prana-Heilung ist nach den Ausführungen der Beschwerdekammer ein fernöstlicher Zugang zu Krankheiten, der heutzutage eine Behandlungsmethode der Alternativmedizin darstelle. Die Beschwerdekammer hat in Randnr. 38 der angefochtenen Entscheidung hinzugefügt, dass das Wort „PRANA“ zwar noch kein gewöhnliches und geläufiges Wort der deutschen Sprache, aber doch ein wesentlicher Begriff sei, der denjenigen, die an diesen Fächern und Lehren interessiert seien, ohne weiteres bekannt sei.

32. Der Bestandteil „HAUS“ ist unbestreitbar ein völlig gängiges deutsches Wort, das einen Hinweis auf einen Ort oder – insbesondere in zusammengesetzten Wörtern wie „Kaufhaus“ oder „Autohaus“ – eine Verkaufsstätte darstellt.

33. Insoweit ist darauf hinzuweisen, dass die Klägerin weder die Bedeutung des Begriffs „PRANA“ noch die des Begriffs „HAUS“, wie sie die Beschwerdekammer in den Randnrn. 37 und 38 der angefochtenen Entscheidung definiert hat, in Frage stellt. Es ist festzustellen, dass das Zeichen PRANAHAUS, bezogen auf die in Rede stehenden Waren und Dienstleistungen, die einschlägigen Verkehrskreise unmittelbar über ein wesentliches Merkmal dieser Waren und Dienstleistungen informiert, nämlich über ihren spezifischen thematischen Inhalt und ihren Vertriebsort.

Lees het arrest hier.

IEF 7087

Verweesde werken

Mirjam ElferinkM.H. Elferink, CIER: Digitale ontsluiting van cultureel erfgoed en de problematiek van 'verweesde werken'. Verkenning van een Canadees model. Gepubliceerd in BIE 2008/4 Album Amicorum Feer Verkade, p. 44-52

“Ondanks voornoemde bezwaren lijkt de Canadese regeling vanuit juridisch oogpunt echter wél een uitgebalanceerd systeem te bieden voor het gebruik van verweesde werken, waarbij zowel de belangen van de potentiële gebruikers als de gerechtvaardigde belangen van de auteurs in het oog worden gehouden. Een onafhankelijk orgaan controleert immers de zoekinspanning van de potentiële gebruikers en heeft een discretionaire bevoegdheid zich in de auteur te verplaatsen bij zijn beslissing al dan niet een licentie toe te kennen. Daarnaast kan de hoogte van de vergoeding en de betalingswijze in speciale gevallen worden aangepast. Zo bezien biedt het Canadese systeem een evenwichtige oplossing voor het vraagstuk van de verweesde werken, alhoewel dit vanuit praktisch perspectief voor grootschalige digitaliseringsprojecten anders ligt vanwege de gevraagde zoekinspanning.

Wellicht dat bij het zoeken naar een oplossing voor het vraagstuk van de verweesde werken moet worden onderscheiden in een oplossing voor grootschalige digitaliseringsprojecten en een voor kleinschalig hergebruik. Naar mijn mening is het Canadese systeem namelijk wél geschikt voor kleinschalig hergebruik, zoals nu al in Nederland – zonder juridische basis – in praktijk wordt gebracht door Stichting Foto Anoniem.64 Voor grootschalige digitaliseringsprojecten zou dan misschien een variant op het Canadese systeem bedacht kunnen worden. Hoewel er een aantal nadelen aan het Canadese systeem kleeft en het systeem enkele leemten bevat, kan het mijns inziens – met een aantal aanpassingen – in ieder geval als voorbeeld dienen voor een oplossing van het vraagstuk van de verweesde werken in Nederland.”

Lees het gehele artikel hier.

IEF 7086

IE-statistieken

Dick van EngelenTh.C.J.A. van Engelen, CIER:  Intellectueel Kapitaal in de rechtspraak: 2007 onder de loep. Gepubliceerd in IER, aflevering 4, augustus 2008, p. 179-193

“Met de publicatie van nagenoeg alle IE-uitspraken via verschillende elektronische databanken (zoals rechtspraak.nl, IEForum en IEPT), ontstaat de mogelijkheid empirisch onderzoek te doen. Daarmee kan voor het eerst eenvoudig het antwoord gevonden worden op vragen als: hoeveel procedures worden er gevoerd, bij welke rechter en welke rechtsgebieden zijn daar aan de orde? Hoe succesvol zijn die procedures, en wat zijn de gemiddelde kansen in hoger beroep en cassatie. En – last but not least – hoe duur zijn die procedures en wat is het budget dat voor een procedure door een eiser of gedaagde gereserveerd dient te worden.

Eén van de uitkomsten is dat van de 19 rechtbanken de rechtbanken in Den Haag en Amsterdam samen het leeuwendeel (54%) van de uitspraken in eerste aanleg voor hun rekening nemen. Een andere uitkomst is dat octrooizaken significant duurder zijn en significant vaker verloren worden door de eiser dan andere IE-zaken. Tevens kan met de introductie van de volledige proceskostenveroordelingen in 2007 de Nederlandse markt voor IE-procedures voor het eerst in kaart worden gebracht. Dan blijken we te kunnen praten over circa € 11 miljoen. Kortom, de nodige nuttige – en minder nuttige – feiten en wetenswaardigheden treden met deze toegenomen ontsluiting van de IE-rechtspraak via het internet voor het voetlicht.”

Lees het gehele artikel hier.

IEF 7085

Dat er in de schoenenbranche nauwelijks sprake is van originaliteit

Rechtbank Breda, 7 mei 2008, HA ZA 06-2064, Amisa B.V. tegen Hisa B.V. (met dank aan Martin Hemmer, AKD Prinsen Van Wijmen)

Eerst even voor jezelf lezen. Schoenen. Eindafrekening stukgelopen samenwerking. Auteursrecht. Merkenrecht. Niet-geregistreerd gemeenschapsmodellenrecht. Met een wellicht wat boude overweging over originaliteit in de schoenenbranche:

“3.14 Hisa heeft echter onvoldoende gesteld om te kunnen beoordelen of de schoenmodellen aan dit criterium voldoen. Daarbij is van belang dat in veel gevallen aan modellen in de schoenenbranche oorspronkelijkheid ontzegd moet worden op grond van de omstandigheid dat er in de schoenenbranche nauwelijks sprake is van originaliteit in de ontwerpen, omdat elk nieuw model is afgeleid van een vorig model en vanuit de modetrend voorspelbaar is. Aannemelijk is dat ook de modellen van Hisa oorspronkelijkheid missen en de heersende mode volgen. Het had op de weg van Hisa gelegen te onderbouwen dat en waarom de modellen een opmerkelijke en originele combinatie zijn van nieuwe, dan wel reeds bestaande, elementen, waarvan het resultaat een nieuw type schoen oplevert, dat is aan te merken als een werk met een eigen gezicht en derhalve auteursrechtelijke bescherming geniet. Dit heeft zij nagelaten. Voor zover de vorderingen van Hisa zijn gebaseerd op het auteursrecht zijn deze dan ook niet toewijsbaar.”

Lees het vonnis hier.