IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 7114

Waren en winkeldiensten

Oakley O StoreGvEA, 24 september 2008, zaak T-116/06, Oakley, Inc. tegen OHIM / Venticinque Ltd.

Gemeenschapsmerk. Gedeeltelijk geslaagde nietigheidsprocedure tegen gemeenschapswoordmerk O STORE (winkel) op grond van ouder nationaal woordmerk THE O STORE (warenmerk). Vergelijking van in kader van detailhandel verrichte diensten met overeenkomstige waren. ‘Store’ is voor Fransen voldoende onderscheidend.

Overeenstemming waren en diensten: “49. Anders dan verzoekster stelt, is het feit dat de in het kader van de detailhandel verstrekte diensten in dezelfde verkooppunten als de waren verkrijgbaar zijn, een relevante factor voor het onderzoek van de soortgelijkheid van de betrokken diensten en waren. Het Hof heeft in dit verband in punt 23 van het arrest Canon (punt 16 supra) geoordeeld dat bij de beoordeling van de soortgelijkheid van de betrokken waren of diensten rekening moet worden gehouden met alle relevante factoren die de verhouding tussen deze waren of diensten kenmerken. Het Hof heeft gepreciseerd dat deze factoren met name de aard, de bestemming en het gebruik, maar ook het concurrerend dan wel complementair karakter ervan betreffen, zodat het geenszins heeft geoordeeld dat alleen met deze factoren rekening kan worden gehouden, daar deze opsomming louter illustratief was. Het Gerecht heeft daaruit afgeleid dat ook andere relevante factoren die de verhouding tussen de betrokken waren en diensten kenmerken, in aanmerking kunnen worden genomen, zoals de distributiekanalen van de betrokken waren

(…) 51. Bij de vergelijking van de door de conflicterende merken aangeduide waren en diensten is in punt 22 van de bestreden beslissing dus op goede gronden rekening gehouden met de omstandigheid dat deze waren en diensten doorgaans in dezelfde verkooppunten worden verkocht.

52 . Ten derde zij wat de door de kamer van beroep in punt 23 van de bestreden beslissing vastgestelde complementariteit van de betrokken diensten en waren betreft eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak waren complementair zijn wanneer zij dermate onderling verbonden zijn dat de ene waar onontbeerlijk of belangrijk is voor het gebruik van de andere, zodat de consumenten kunnen denken dat de productie van beide waren in handen is van een en dezelfde onderneming.

54 . Vastgesteld zij dus dat de verhouding tussen de in de detailhandel aangeboden diensten en de door het oudere merk aangeduide waren in casu wordt gekenmerkt door een dermate nauw verband dat de waren onontbeerlijk of op zijn minst juist belangrijk zijn voor het verrichten van deze diensten, aangezien deze diensten worden aangeboden naar aanleiding van de verkoop van deze waren. Zoals het Hof in punt 34 van het arrest Praktiker Bau- und Heimwerkermärkte (punt 17 supra) heeft geoordeeld, is het doel van de detailhandel de verkoop van waren aan consumenten, waarbij het Hof overigens heeft opgemerkt dat deze handel naast de verkoop als rechtshandeling alle activiteiten omvat die de marktdeelnemer verricht om de totstandkoming van die verkoop te bevorderen. Dergelijk diensten, die dus worden verricht met het oog op de verkoop van een aantal specifieke waren, hebben zonder deze waren geen enkel nut.

(…) 62. Gelet op al het voorgaande, heeft de kamer van beroep terecht geoordeeld dat de „detailhandel en groothandel in kledingstukken, hoofddeksels, schoeisel, sporttassen, ransels en knapzakken, en portefeuilles” alsmede de „detailhandel en groothandel, waaronder on-linedetailhandelzaken” soortgelijk zijn aan de door het oudere merk aangeduide waren.

Overeenstemming tekens: (…) 71. Bijgevolg heeft de kamer van beroep terecht geoordeeld dat de conflicterende tekens in hoge mate overeenstemmen aangezien zij hetzelfde element „o store” bevatten en het enige verschil erin bestaat dat het niet-onderscheidende lidwoord „the” is weggelaten in het bestreden gemeenschapsmerk.

Verwarringsgevaar: “77. Aangaande, ten slotte, verzoeksters argument dat er geen verwarringsgevaar bestaat doordat het onderscheidend vermogen van de elementen „the” en „o” in het oudere merk THE O STORE minimaal en zelfs onbestaand is, te meer daar interveniënte niet heeft aangetoond dat dit merk een sterke positie inneemt op de Franse markt, zij opgemerkt dat, zoals het BHIM terecht heeft gesteld, de combinatie van deze elementen waarvan twee uit het Engels stammen, hoewel zij afzonderlijk beschouwd een gering onderscheidend vermogen hebben, voor de Franse consumenten een normaal onderscheidend vermogen heeft met betrekking tot de erdoor aangeduide waren. Aangezien het oudere merk een normaal onderscheidend vermogen bezit, mist verzoeksters argument feitelijke grondslag en moet het dus worden afgewezen.

78 . Uit al wat voorafgaat volgt dat de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat er sprake is van verwarringsgevaar en de nietigheid van het gemeenschapsmerk O STORE terecht heeft bevestigd voor de diensten „detailhandel en groothandel in kledingstukken, hoofddeksels, schoeisel, sporttassen, ransels en knapzakken, en portefeuilles” alsmede voor de „detailhandel en groothandel, waaronder on-linedetailhandelzaken”.

85. Hoewel, zoals in de punten 63 tot en met 70 supra is vastgesteld, de tekens in hoge mate overeenstemmen, zijn met name de diensten verricht in het kader van de detailhandel in brillen geenszins soortgelijk aan kledingstukken en producten in leder. Het oudere merk ziet rechtstreeks noch indirect op waren die soortgelijk zijn aan „brillen, zonnebrillen, optische artikelen (brillen, lenzen e.d.) en accessoires, horloges, uurwerken, juwelierswaren, overdrukplaatjes, aanplakbiljetten”.

Lees het arrest hier.

IEF 7113

The result of a factual assessment.

GvEA, 24 September 2008, T-179/07, Anvil Knitwear, Inc. tegen OHIM / Aprile e Aprile Srl ( Nederlandse versie nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerk. Oppositieprocedure op grond van ouder national merk ANVIL tegen  gemeenschapsbeeldmerkaanvraag APRILE. Oppositie afgewezen. Niet-betwisting beïnvloedt de vaststelling niet.

“74 In so far as this plea is to be understood as meaning that the Board of Appeal should have found that the similarity between the marks at issue asserted by the applicant had been proved, since Aprile e Aprile had not disputed it, it must be rejected.

75. Such a line of argument misconstrues the meaning of Article 74 of Regulation No 40/94. As is apparent from the considerations and the case-law set out in paragraphs 70 to 72 above, while that provision precludes OHIM, in proceedings relating to relative grounds for refusal, from taking into consideration facts which were not put forward by the parties, with the exception of facts which are well known, it does not prevent it, on the basis of its assessment of the facts actually put forward by one of the parties, from arriving at a conclusion which is different from that desired by the party in question.

76 . The existence or lack of similarity between two marks in opposition does not, as such, constitute a fact within the meaning of Article 74(1) of Regulation No 40/94, but the result of a factual assessment.”

Lees het arrest hier

IEF 7112

De combinatie van een acroniem, een symbool en een woord

GvEA, 24 september 2008, zaak T-248/05, HUP Uslugi Polska sp. z o.o., formerly HP Temporärpersonalgesellschaft mbH tegen OHIM / Manpower Inc. (Nederlandse versie nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerk. Mislukte nietigheidsprocedure tegen I.T.@MANPOWER. Het begrip emailadres komt 1 keer in de uitspraak voor, bij de stellingen van de eisende partij. Merk is niet misleidend, beschrijvend en beschikt over onderscheidend vermogen.

“43. The combination of an acronym, a symbol and a word is not the usual way of designating goods or services. Furthermore, the intervener’s mark, which consists of such a combination of three different elements, cannot, viewed as a whole, be regarded as a known English expression designating the goods or services in question or referring to one of their characteristics.

44. Moreover, even if some of the relevant consumers could perceive the intervener’s mark as conveying the meaning of ‘information technology at Manpower’, that would suggest that the mark refers to an entity called Manpower and therefore performs the essential function of a trade mark which is to provide identification of commercial origin. Alternatively, even if some of the relevant consumers could perceive that mark as conveying the meaning of ‘information technology in the workforce’ – which would, however, require the intervener’s mark to be analysed in a certain way – that mark cannot be perceived as a descriptive indication of the goods or services in question or of one of their characteristics in the everyday language of the relevant public. The message conveyed by the intervener’s mark is not sufficiently clear and direct for it to be considered to be descriptive of the goods or services in question.”

(…) 52. Secondly, the Board of Appeal did not err in stating that the intervener’s mark has a minimum degree of distinctiveness (paragraph 17 of the contested decision).

54. (…)  it is an original and uncommon combination owing, in particular, to the insertion of the symbol ‘@’ between ‘it’ and ‘manpower’. It is not common to have a word mark consisting of an acronym, a symbol and a word. (…)

(…) 67. (…) Contrary to the applicant’s claim, the intervener’s mark does not convey a clear message concerning the goods and services in question or their characteristics but, at the very most, hints at them.

68. In particular, the intervener’s mark cannot be understood as being equivalent to ‘manpower in the sector of information technology’. Although it may call to mind, to a certain extent, something connected with information technology and a workforce, it is not a designation which is sufficiently specific to be capable of giving rise to actual deceit or a sufficiently serious risk that the consumer will be deceived.

69. Furthermore, consumers are, in any event, able to assess directly, when choosing the goods or services in question, whether they relate to information technology or are connected with a workforce. They are not therefore generally characteristics to which a serious risk of deceit may apply.

70 . It follows from all of the above that the fourth part of the applicant’s plea and, therefore, the single plea in law must be rejected, and accordingly, the action in its entirety dismissed.”

Lees het arrest hier.

IEF 7110

Ophoping van onverdeelde gelden

Opgehoopte geldenBesluit van het CvTA (College van Toezicht collectieve beheersorganisaties) van 23 september 2008 over de verdeling van onverdeelde thuiskopiegelden (zo’n 6 miljoen). “”

“Deze getallen getuigen van het feit dat Thuiskopie een grote inspanning heeft verricht om het grootste deel van de oude gelden alsnog in 2007 te verdelen. Het College dient met betrekking tot dit resterende bedrag een oordeel te vellen over de mate waarin dit bedrag al dan niet onder rechthebbenden kan worden verdeeld. Er zijn verschillende manieren waarop het College tot dit oordeel kan komen.”

(…) “De toepassing van de bovenstaande wijze van beoordelen, leidt tot het volgende oordeel: Het College constateert dat blijkens de Thuiskopiematrix 2007 een bedrag van €5.610.000 voor 2003 is geïncasseerd maar niet verdeeld. Naar het oordeel van het College, kunnen deze gelden niet worden verdeeld in de zin van artikel 3 van de Thuiskopie AMvB. Het College verzoekt Thuiskopie niet later dan 31 oktober 2008 te informeren omtrent de over dit bedrag te ontvangen rente en baten. Het bedrag van € 5.610.000 miljoen vermeerderd met de daarover ontvangen rente en baten zal overeenkomstig artikel 3 van de Thuiskopie AMvB in mindering worden gebracht op de incasso.”

Lees het gehele besluit hier.

IEF 7108

Een tweede bewijs van inschrijving

BBIE: Nieuwe service bij spoedinschrijvingen."Vanaf vandaag verstuurt het Bureau een tweede bewijs van inschrijving bij een spoedinschrijving. Het vernieuwde bewijs van inschrijving wordt verstuurd op het moment dat het merk is geaccepteerd en er geen oppositie is ingesteld. De mededeling over mogelijke doorhaling van het merk staat er dan uiteraard niet meer op.

Het verstrekken van een vernieuwd (tweede) inschrijvingsbewijs is een nieuwe service bij alle spoedinschrijvingen vanaf vandaag en bij die spoedinschrijvingen die nu nog openstaan voor oppositie of die in afwachting zijn van een goedkeuring op absolute gronden. Bij oudere spoedinschrijvingen, waarbij alle voorbehouden nu al zijn opgeheven, ontvangt u geen vernieuwd inschrijvingsbewijs."

Lees hier iets meer.

IEF 7107

Met het oog op verbeteren van intellectueel eigendom

Kamerstukken II 2008/09, 21501-20, nr. 398, Bijlage. Nationaal Hervormingsprogramma Nederland 2008 - 2010; In het kader van de Lissabonstrategie (bijlage bij 21501-20, nr. 398)
 
"De succesvolle innovatievoucherregeling wordt in de periode 2008 tot en met 2010 uitgebreid van 6000 naar 8000 vouchers en bedient alle MKB-bedrijven. De voucher kan ook worden ingezet voor de kosten die gemoeid zijn met het aanvragen en verkrijgen van een (inter)nationaal octrooi."
 
"Met het oog op verbeteren van intellectueel eigendom zet Nederland zich sterk in voor verdere harmonisatie van het Europese octrooibeleid, met name het tot stand brengen van een Europees geschilbeslechtingssysteem en het gemeenschapsoctrooi. In 2009 moet toetreding van Nederland tot het Verdrag van Singapore wettelijk geregeld zijn, waarmee een belangrijke uitbreiding en vereenvoudiging van het merkenrecht wordt gerealiseerd."

Lees het kamerstuk hier.

IEF 7106

In het kader van het octrooibeleid & creatieve online inhoud

Kamerstukken II 2008/09, 31702, nr. 2. Bijlage bij de Staat van de Europese Unie 2008-2009; Bijlagen bij de Staat van de Europese Unie 2008-2009
 
Raad voor Concurrentievermogen: “In het kader van het octrooibeleid heeft de Commissie op 3 april 2007 een mededeling aangenomen Verbetering van het octrooisysteem in Europa, waarin zij haar visie op de toekomst van het Europese octrooisysteem uiteenzet, met als doel om één uniform stelsel van octrooibescherming en -rechtspraak te ontwikkelen voor de interne markt. Aanleiding voor deze mededeling is een in 2006 gehouden consultatie onder gebruikers waaruit naar voren is gekomen dat octrooieringskosten in Europa onevenredig hoog zijn. Hoge vertaalkosten en een verbrokkeld geschilbeslechtingssysteem zijn de twee belangrijkste veroorzakers daarvan.

In haar mededeling stelt de Commissie voor om opnieuw (een eerdere poging mislukte in 2003) te pogen het Gemeenschapsoctrooi tot stand te brengen en een stelsel van Europese octrooirechtspraak te ontwikkelen. In vervolg op de mededeling is door achtereenvolgens het Portugese en het Sloveense voorzitterschap verder gewerkt aan zowel de realisatie van een uniforme geschilbeslechtingsregeling als ook aan het Gemeenschapsoctrooi, met als einddoel dat beide gelijktijdig inwerking zullen treden. De twee trajecten zijn onder het Sloveense Voorzitterschap gepresenteerd als één pakket. Tijdens het Franse voorzitterschap zullen de onderhandelingen hierover worden voortgezet.”
 
Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur:”De samenleving digitaliseert in een rap tempo. Het Europees regelgevend kader moet daarop blijven aansluiten. Een mededeling over creatieve online inhoud (14 januari 2008) met bijbehorende consultatie moeten in de visie van de Commissie eind 2008 uitmonden in een aanbeveling aan de Raad en het Europees Parlement.
De Commissie wil de verspreiding en toegankelijkheid van online verspreide creatieve inhoud verbeteren. Hiertoe moet gekeken worden naar het gebruik van nieuwe businessmodellen om het online aanbod te vergroten en moet de werking van digital rights management (DRM) systemen verbeterd worden. Ook moet illegaal aanbod teruggedrongen worden en is een innovatieve aanpak van grensoverschrijdend collectief auteursrechtenbeheer nodig om gebruik te maken van de voordelen van de interne markt.

Nederland staat positief tegenover het initiatief van de Commissie.Wel meent Nederland, evenals het Europees Parlement en diverse andere lidstaten, dat met name het laatstgenoemde punt bezien moet worden in relatie tot het behoud van een cultureel divers aanbod. Nederland heeft hiervoor via onder meer een position paper aandacht voor gevraagd.  De OJC-Raad van 21–22 mei 2008 heeft zich over deze thematiek gebogen. Een aanverwant thema betreft de verschillen in regelgeving die lidstaten hanteren ten aanzien van de zogenaamde thuiskopie. Het ontbreken van enige harmonisatie op dit punt werkt zowel mededingingsverstorend als innovatiebelemmerend. Nederland zal aandacht blijven vragen voor deze problematiek.”

Lees het kamerstuk hier

IEF 7105

IE-Begrotingen

RijksbegrotingKamerstukken 2008/09, 31700 XIII, nr. 2 (Economische Zaken), 31700 VIII, nr. 2 (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), 31700 VI, nr. 2 (Justitie)
 
Uit de MvT van OCW: “De «uitvinderregeling», beter publiek toegankelijk maken via de websites van alle universiteiten. Het is de bedoeling dat onderzoekers door de uitvinderregelingen meer kunnen profiteren van de opbrengst van intellectueel eigendom.”

“Ook het SCP doet onderzoek naar het gebruik van het digitale culturele aanbod. Er is aandacht voor vraagstukken rond digitale duurzaamheid en auteursrecht. Met het Programma voor de Creatieve Industrie bevorderen OCW en EZ de economische benutting van cultuur en creativiteit. Speerpunten zijn innovatie en ondernemerschap, de toegang tot kapitaal, marktontwikkeling, met name internationaal, de ontwikkeling van creatieve clusters en een zorgvuldige benutting van intellectueel eigendom.”
 
Uit de MvT van Justitie: “Herziening van het auteursrecht en het consumentenrecht:  Het auteursrecht is het recht dat een maker heeft op zijn werk en wordt beschermd door de Auteurswet. Diverse ontwikkelingen zijn aanleiding voor de herziening van het auteursrecht: een behoefte aan zelfregulering en de noodzakelijke implementatie van internationale en Europeseafspraken.

Daarbij wordt, in overleg met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken, het thuiskopiestelsel heroverwogen, het toezicht op de collectieve beheerorganisaties versterkt, een commissie voor tariefgeschillen geïntroduceerd en wordt de zelfregulering van rechthebbenden en gebruikers ondersteund. Verwezen wordt verder naar de beleidsbrief auteursrecht van 20 december 2007 (TK 29 838, nr. 6).”
 
Uit de MvT van EZ: “Communautaire octrooistrategie: Afhankelijk van de uitkomsten van onderhandelingen in de Raad voor concurrentiekracht zal in Europees verband verder worden gewerkt aan een verdere harmonisatie van het Europese octrooibeleid. Ingezet zal worden op voortgang bij het tot stand brengen van een Europees geschilbeslechtingssysteem voor octrooizaken en het gemeenschapsoctrooi.

Aanpassing van verdragen en wetten op het gebied van de intellectuele eigendom in verband met ontvlechting van de Nederlandse Antillen:  In verband met de staatkundige hervorming van de Nederlandse Antillen gaan de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot Nederland behoren. In dat verband vindt aanpassing plaats van de thans vigerende regelgeving op genoemde eilanden en de voor Nederland relevante wetten en verdragen op het gebied van de intellectuele eigendom.
 
Lees de kamerstukken hier, hier en hier.