IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 5919

IE & Fitna

De Telegraaf bericht dat Geert Wilders Fitna op drie punten aanpast om juridische procedures te voorkomen. De foto van de Nederlands-Marokkaanse rapper Salah Edin wordt vervangen door een foto van de echte Mohammed B., de bom-cartoon van de Deense cartoonist Kurt Westergaard wordt verwijderd (Westergaard was niet gekend in het gebruik van zijn cartoon) en m.b.t. een audiofragment van Robbie Muntz, te horen onder beelden van Theo van Gogh, zal een  vermelding van Muntz worden opgenomen in de aftiteling van de film.

Lees hier meer.

IEF 5912

Het gebruiksrecht van de naam

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 27 maart 2008, LJN: BC8056, Dimtronic Electronica B.V. tegen Traditech B.V.,

Samenvatting Rechtspraak.nl: Dimtronic Electronica en Traditech produceren en verkopen dimmers. In 2001 is de onderneming van Dimtronic Electronica overgedragen aan Dimtronic Heemskerk i.o. (hierna: D.H.) In 2005 is D.H. failliet gegaan. De voorraad is door de curator verkocht aan (rechtsvoorgangers althans zustermaatschappijen van) Traditech. Vervolgens heeft Dimtronic Electronica haar werkzaamheden hervat.

Het woordmerk Dimtronic is in december 2005 door Dimtronic Electronica gedeponeerd. Partijen hebben in maart 2006 afgesproken dat Traditech na 1 juli 2006 geen Dimtronic producten zal verhandelen en geen gebruik zal maken van de naam Dimtronic, direct of indirect. In dit kort geding stelt Dimtronic Electronic dat Traditech ten onrechte de naam en het beeldmerk Dimtronic voert. Onvoldoende zeker is geworden dat sprake is van een op het merkenrecht gegronde aanspraak dat Dimtronic zich daarvan dient te onthouden.

Het gebruiksrecht van de naam is door Dimtronic Electronica overgedragen aan D.H. Voor zover op de door de curator verkochte producten nog een merkrecht van Dimtronic Electronica rustte, is dit uitgeput door het in het verkeer brengen van die producten door de curator.

Dimtronic Electronica kan dit niet aan Traditech tegenwerpen, tenzij Traditech een kwalitatief minderwaardig product op de markt brengt. Dit laatste is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Traditech kan geen beroep doen op de laatste bepaling van de overeenkomst van maart 2006 omdat zij zelf in gebreke is gebleven bij de nakoming daarvan. Traditech handelt thans in strijd met de overeenkomst. Het logo zal door derden worden geassocieerd met Dimtronic, zodat er sprake is van indirect gebruik van de naam. Op grond van het verbintenissenrecht kunnen de aanspraken van Dimtronic Electronica dan ook worden toegewezen. 

Lees het vonnis hier

IEF 5911

Evenmin een inschatting

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 27 maart 2008, LJN: BC8058, Eiser h.o.d.n. RDK Products, tevens h.o.d.n. Ecolumen tegen Gedaagde.

Samenvatting Rechtspraak.nl: RDK en Lips hebben beoogd samen te werken op het gebied van LED verlichting onder de naam “Ecolumen”. RDK heeft daartoe een handelsnaam en twee domeinnamen (.nl en .eu) geregistreerd, Lips heeft het woord- en beeldmerk bij het Benelux Merkenbureau gedeponeerd.

In dit kort geding vordert – kort gezegd- RDK in conventie overdracht van het merk aan hem. Lips vordert in reconventie overdracht van de handelsnaam en de domeinnamen aan hem. Dat sprake is van een depot te kwader trouw is niet aannemelijk geworden. Voor het overige zijn de stellingen ten aanzien van het bestaan van een op het intellectuele eigendomsrecht gebaseerde aanspraak op overdracht van het merk enerzijds en de handelsnaam en de domeinnamen anderzijds niet nader onderbouwd, zodat dit niet kan dienen als grondslag voor toewijzing van de vorderingen.

Voorshands is niet duidelijk aan welke partij de registraties op grond van het verbintenissenrecht behoren toe te komen. Nu evenmin een inschatting kan worden gemaakt van de op dat punt te nemen beslissing in de bodemprocedure strekken de gevraagde voorzieningen te ver om in kort geding te worden toegewezen.

De vordering van RDK tot het staken van het gebruik van de naam Ecolumen door Lips wordt eveneens afgewezen nu niet is gebleken dat Lips van die naam gebruik heeft gemaakt na het deponeren van het merk. Lips vordert ten slotte nog een bedrag als voorschot op de schade. Het spoedeisend belang daarbij is niet gesteld en ook overigens niet gebleken. De schade zal met name bestaan uit gederfde winst. Het bestaan van de vordering is onvoldoende aannemelijk geworden nu er geen sprake is geweest van handel met derden.

Lees het vonnis hier.

IEF 5906

Geen aanleiding of mogelijkheid

Rechtbank Utrecht, 26 maart 2008, LJN: BC7661,  Nederlandse Vereniging Van Journalisten tegen PCM Interactieve Media B.V., voorheen genaamd Media Resultant B.V. & PCM Uitgevers N.V.

Langlopende procedure over de bepaling vergoeding voor freelance journalisten wegens auteursrechtinbreuk door opname van hun werk zonder hun toestemming in de Nederlands Pers Databank.

In de procedure zijn in 2002, 2004 en 2006 diverse tussenvonnissen gewezen en is een deskundige benoemd om de schadeloosstelling te bepalen. Partijen hebben op de rapportage van de deskundige gereageerd. De rechtbank neem het honorarium dat zou zijn bedongen, vermeerderd met een compensatie voor de aantasting van het recht, als uitgangspunt bij de vaststelling van de schade. De rechtbank komt uit op 2% van het honorarium met een opslag van 0.5 % als compensatie voor de geleden schade. Dit motiveert de rechtbank als volgt:

“Bij de vaststelling van de gevorderde schadeloosstelling heeft de rechtbank tot uitgangspunt genomen dat deze gerelateerd dient te worden aan het honorarium dat in geval van toestemming zou zijn bedongen, vermeerderd met een compensatie voor de aantasting van het recht. (..)

Bij de bepaling van de vergoeding zal worden uitgegaan van twee omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank daartoe thans nog de meest concrete en objectieve aanknopingspunten bieden.

Dit is in de eerste plaats het gegeven dat PCM al in 1999 voor de opname van werken in de NPD een vergoeding heeft aangeboden aan de freelance journalisten van 2% van het oorspronkelijk honorarium, welk aanbod door ongeveer 50% van de journalisten destijds is aanvaard. Zij ontvangen sindsdien deze vergoeding.

In de tweede plaats is dit het – door NVJ c.s. niet weersproken – gegeven dat nadien voor nieuwe licenties betreffende een verruimde externe exploitatie, waaronder ook door middel van internet, op ruime schaal met freelance journalisten een opslag van 2% van het honorarium is overeengekomen.

Deze twee omstandigheden maken dat aannemelijk is dat de vergoeding die de freelance journalisten destijds voor opname van hun werk in de NPD hadden kunnen bedingen indien hen vooraf om toestemming was verzocht, rekening houdende met wat PCM nog bereid zou zijn geweest daarvoor te betalen, niet veel minder maar ook niet veel meer dan 2% van het oorspronkelijk honorarium zou zijn geweest. Bij gebrek aan voldoende hanteerbare aanknopingspunten die voor afwijking van dit percentage in opwaartse of neerwaartse zin aanleiding kunnen zijn, zal de rechtbank de vergoeding voor alle door de NVJ vertegenwoordigde freelance journalisten dan ook vaststellen op 2% van het oorspronkelijk honorarium.

In het tussenvonnis van 18 september 2002 heeft de rechtbank overwogen dat de aldus vastgestelde vergoeding dient te worden vermeerderd met een opslag als compensatie voor overige door de auteursrechtinbreuk door de in deze procedure optredende freelancers geleden schade, omdat hen de mogelijkheid is ontnomen om over de exploitatie van hun werk vooraf te onderhandelen en omdat zij zich vervolgens tijd en kosten hebben moeten getroosten om staking van de inbreuk en betaling van de vergoeding te bewerkstelligen. Het staNPDunt van PCM dat het hier in feite een boetecomponent betreft waarvoor ons recht geen grondslag biedt, wordt verworpen, nu voor de eisers sub 2 tot en met 7 in elk geval sprake is van een vergoeding van reële schade, zoals door de rechtbank in genoemd tussenvonnis al tot uitdrukking is gebracht.

De rechtbank ziet thans geen aanleiding of mogelijkheid om op die beslissing terug te komen. De hier bedoelde opslag wordt in redelijkheid bepaald op 0,5% van het oorspronkelijk honorarium.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5905

Portretrecht

edin.gifDe Telegraaf bericht: “Fitna verwisselt rapper met Mohammed B. Rapper Salah Edin wil stappen ondernemen tegen Geert Wilders. Een foto van de rapper is te zien in Wilders film Fitna. De rapper maakte voor de cover van zijn debuutalbum Nederlands Grootste Nachtmerrie een foto die lijkt op de politiefoto van de moordenaar van Theo van Gogh. In juni 2007 plaatste dagblad DAG die foto bij een artikel over Mohammed B. De advocaten van Edin troffen een financiële schikking met de krant en DAG plaatste een rectificatie en excuses.

Edin zei op Radio 1 financiële genoegdoening op dit moment niet belangrijk te vinden. „Maar Wilders moet wel worden duidelijk gemaakt dat hij niet zonder toestemming zomaar een foto van iemand kan gebruiken”. (…) Vrijdag vindt overleg plaats tussen de rapper en zijn manager over te nemen stappen.”

Lees hier meer.

IEF 5904

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Middelburg, 25 maart 2008, KG ZA 08-41, V.D.V. Meubelen B.V. tegen Karel Mintjens N.V.(met dank aan Luuk Jonker, Holla Poelman Van Leeuwen Advocaten). 

Executiegeschil naar aanleiding van een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 21 juli 2007 (IEF 4291). Niet naleving stakingsgebod. De interne instructie bleek – volgens een aantal verklaringen van die medewerkers – pas veel later dan vereist te zijn verstrekt. Voldoende aannemelijk dat gedaagde in strijd met het gebod heeft gehandeld. Volledige proceskostenveroordeling, executie is verlengstuk van de handhaving.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Utrecht, 26 maart 2008, LJN: BC7661,  Nederlandse Vereniging Van Journalisten tegen PCM Interactieve Media B.V., voorheen genaamd Media Resultant B.V. & PCM Uitgevers N.V.

Bepaling vergoeding voor freelance journalisten wegens auteursrechtinbreuk door opname van hun werk zonder hun toestemming in de Nederlands Pers Databank.

Lees het vonnis hier.  

IEF 5903

Oneerlijke handelsprakrijken

Via Recht.nl: Themanummer oneerlijke handelspraktijken van het Tijdschrift voor Consumentenrecht & handelspraktijken. “De wettelijke regeling Oneerlijke handelspraktijken (afdeling 6.3.3A) betekent een trendbreuk ten aanzien van de mogelijkheid voor consumenten om zich teweer te stellen tegen onbehoorlijke handelspraktijken. Een belangrijke wet dus. En meer dan voldoende reden voor het om hier een themanummer aan te wijden.”

Download het volledige themanummer hier(Uitgeverij Paris).

IEF 5902

Niet echt Hema

Hema-kinderstoel---Stokke.gifVzr. Rechtbank Amsterdam, 27 maart 2008, KG ZA 08-376 OdC/PvV, Stokke AS c.s. tegen Hema B.V. (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Tripp Trapp vonnis. De best verdedigde kinderstoel van Noorwegen en omstreken neemt het deze keer, nogmaals, op tegen Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam. De HEMA handelt met de verkoop van een meegroeikinderstoel, de Hema-kinderstoel, in strijd met  een eerdere vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Een latere Duitse uitspraak maakt dat niet anders. Of Hema door de verkoop ook het auteursrecht van Stokke schendt behoeft geen bespreking. Proceskosten ex 1019h zijn ook verschuldigd bij niet-nakoming van een vaststellingsovereenkomst. Afbeeldingen volgen.

In 1999 heeft de Hema de zogenaamd "Sit Up-chair" verkocht. Naar aanleiding daarvan is tussen Hema en Stokke c.s. een geschil ontstaan inzake een door Stokke c.s. gestelde inbreuk door Hema op de auteursrechten op de Tripp Trapp stoel. In maart 2000 is tussen Stokke c.s. en Hema een vastellingsovereenkomst gesloten, waarin, kort gezegd, Hema erkent dat de Sit Up-Chair in Nederland en België een ongeauthoriseerde kopie is van de Tripp Trapp stoel en, en daar gaat het in deze zaak om, dat de Hema zich zal onthouden van de verkoop van stoelen die een ‘considerable similarity’ vertonen met de Tripp Trapp.

In 2002 heeft de Rechtbank Den Haag in een geschil met een andere partij geoordeeld dat  met  de Sit Up stoel inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van Stokke. Eveneens in 2002 heeft het Bundesgerichtshof het cassatieberoep verworpen tegen de beslissing van het Oberlandesgericht Hamburg dat met de ‘Sit Up I stuhl’ geen inbreuk wordt gemaakt op de Tripp Trapp stoel.

Het geschil i.c. betreft niet de Sit Up stoel, maar de verkoop door Hema van een meegroeikinderstoel, de Hema-kinderstoel. Volgens Stokke handelt Hema hierdoor ook in strijd met de vaststellingsovereenkomst. Het verweer van Hema betreft de geldigheid en de interpretaie van de vaststellingsovereenkomst.

Anders dan door Hema is aangevoerd, wordt in de omstandigheid dat door de Duitse rechter is geoordeeld dat met de Sit Up stoel geen inbreuk wordt gemaakt op de rechten van Stokke, voorshands geen aanleiding gezien voor het oordeel dat daarmee de geldigheid van de vaststellingsovereenkomst is komen te vervallen. De overeenkomst ziet immers op de verkoop in Nederland en de Benelux, niet op de verkoop in Duitsland.

Daarnaast is in de overeenkomst het artikel dat in het geding is en dat ziet op andere stoelen dan dan de Sit Up stoel, zo algemeen gesteld dat al zou in Nederland zijn geoordeeld dat m,et de Sit Up stoel geen inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van Stokke,  dit niet afdoet aan de geldigheid van de regeling.

Bij de interpretatie van de overeenkomst twisten partijen ook over de juiste vertaling van het in de overeenkomst gebruikte begrip ‘considerable similarity’. Hema vertaalt het als ‘bijna volledig identiek zijn’, Stokke als ‘een grote mate van overeenstemming’. De rechtbank kiest met Stokke voor die laatste vertaling en concludeert dat de Hema-kinderstoel een grote mate van overeenstemming vertoont met de Tripp Trapp stoel en het voorshands voldoende aannemelijk is dat de Hema met de stoel in strijd handelt met de vaststellingsovereenkomst. De subsidiaire vraag of met de stoel ook inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van Stokke c.s. behoeft daarom geen bespreking.

De rechtbank verbiedt de verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de Hema-kinderstoel en Hema dient de volledige proceskosten van Stokke te voldoen (€ 25.567,25). Gesteld kan worden dat proceskosten ex 1019h derhalve ook, althans in Amsterdam, het kan tenslotte verkeren, verschuldigd zijn bij niet-nakoming van een  vaststellingsovereenkomst. 

Lees het vonnis hier.

IEF 7785

After Primus-Roche and GAT-LUK

Prof.mr. W.A. Hoyng (Howrey): After Primus-Roche and GAT-LUK.A few remarks about the consequences of these decisions in daily practice.

"(…) We think that GAT-LUK and also the Dutch Supreme Court decision have to be interpreted in such a way that the court can deal with infringement questions as long as it does not rule on the validity. We conclude this from the fact that the court is competent to hear the infringement case and does not need to rule on validity in order to make a decision. This may certainly be the case where a defendant denies that he has committed infringement acts in certain or all countries. Furthermore, many technical non infringement arguments do not necessitate a ruling on validity.

 

 

It will be clear that as soon as the infringement question touches upon questions of validity the court could not deal with it. As far as the Gillette or Formstein defense is concerned, this is in our view (in fact) based on invalidity arguments and can therefore not be dealt with by the court.

(…) We therefore conclude the following:

1. Even after GAT-LUK and Primus-Roche, cross-border injunctions remain possible.
2. Such injunctions may be prevented by careful organisation of the sale and distribution of products in Europe;
3. The law in Europe on whether or not a court can grant a pan European injunction in preliminary injunction proceedings has not yet been settled. The position of the Dutch courts that this is possible seems to be correct;
4. It is still not clear what would happen in Europe if an alleged infringer raised invalidity arguments in a case on the merits. A balanced solution as suggested above seems a desirable outcome.”

 

IEF 5901

Na Primus-Roche en GAT-LUK

WAH.gifProf.mr. W.A. Hoyng (Howrey): After Primus-Roche and GAT-LUK. A few remarks about the consequences of these decisions in daily practice.

"(…) We think that GAT-LUK and also the Dutch Supreme Court decision have to be interpreted in such a way that the court can deal with infringement questions as long as it does not rule on the validity. We conclude this from the fact that the court is competent to hear the infringement case and does not need to rule on validity in order to make a decision. This may certainly be the case where a defendant denies that he has committed infringement acts in certain or all countries. Furthermore, many technical non infringement arguments do not necessitate a ruling on validity.

It will be clear that as soon as the infringement question touches upon questions of validity the court could not deal with it. As far as the Gillette or Formstein defense is concerned, this is in our view (in fact) based on invalidity arguments and can therefore not be dealt with by the court.

(…) We therefore conclude the following:

1. Even after GAT-LUK and Primus-Roche, cross-border injunctions remain possible.
2. Such injunctions may be prevented by careful organisation of the sale and distribution of products in Europe;
3. The law in Europe on whether or not a court can grant a pan European injunction in preliminary injunction proceedings has not yet been settled. The position of the Dutch courts that this is possible seems to be correct;
4. It is still not clear what would happen in Europe if an alleged infringer raised invalidity arguments in a case on the merits. A balanced solution as suggested above seems a desirable outcome.”

Lees het gehele artikel hier.