IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 5689

Personalia

De Lang.jpgHouben.jpgPersbericht: “Per 1 januari zijn Robbert-Jan de Lang (foto links) en Christiaan Houben (foto rechts) toegetreden tot de partnergroep van Octrooi- en merkenbureau EP&C. “Dit is een logisch gevolg van de ingezette groeistrategie van ons kantoor”, aldus de voorzitter van de partnergroep, Johan Volmer. “EP&C ontwikkelt zich in een snel tempo tot een moderne en efficiënte full-service dienstverlener op het gebied van Intellectuele Eigendom. Het uitbreiden van de partnergroep tot zeven partners is daarvan een onderdeel. We verwachten dat met deze uitbreiding het kantoor verder te kunnen vormgeven en uitbouwen”. Robbert-Jan is sinds 2004 werkzaam bij EP&C in het chemie- en biotechnologieteam en leidt de vestiging in Amsterdam. Christiaan is met zijn 36 jaar de jongste van de huidige partnergroep, en is vanaf 1999 bij EP&C in dienst. Hij leidt een van de werktuigbouwteams op de hoofdvestiging in Rijswijk. Christiaan heeft veel ervaring opgedaan bij het voeren van rechtszaken op zowel het gebied van octrooi- als modelbescherming.”

 

IEF 5688

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, HA ZA 07-2409. Hoff tegen Rooijakkers c.s.

Kwekersrecht. “4.2. De onder I en II gevorderde verklaringen voor recht kunnen worden toegewezen. Rooijakkers c.s. betwist niet (langer) dat vermeerdering en of verhandeling van Double Price en/of Double Pleasure inbreuk maakt op het voor Miss Lucy verleende communautaire kwekersrecht en dat dergelijk handelen een onrechtmatige daad oplevert jegens Hoff. (…)”.

Lees het vonnis hier

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, HA ZA 06-3244. Acco Brands USA LLC tegen Noble Enterprise LTD. c.s.

Octrooirecht. Bevoegheidsincident. “4.2. Een op artikel 6, aanhef en onder e Rv gebaseerde bevoegdheid is volgens vaste rechtspraak niet grensoverschrijdend van aard, zodat de rechtbank niet bevoegd is van vorderingen van Acco kennis te nemen voor zover deze zien op andere door het Europees octrooi gedesigneerde landen dan Nederland. (…)”.

Lees het vonnis hier

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 februari 2008, HA ZA 05-3152. Lactona Corporation T/A Lactona USA tegen Diamond White Nederland B.V. c.s.(met dank aan Thomas Berendsen, Banning)

Merkenrecht. “4.7. (…) Zelfs indien het oudere merk LACTONA enkel bescherming zou genieten voor de waren in de klassen 8 en 21, is derhalve vanwege de nauw verwante bestemming van de betrokken waren en het complementaire karakter daarvan, sprake van soortgelijke waren. Dat de mate van soortgelijkheid wellicht beperkt is, is voor de beoordeling van het verwarringsgevaar niet doorslaggevend. Omdat sprake is van identieke tekens en het oudere merk van Lactona een algemeen bekend merk is, volstaat een geringe mate van soortgelijkheid van de waren om verwarringsgevaar te doen ontstaan. Daarvan is in het onderhavige geval dan ook sprake.”

Lees het vonnis hier

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 26 februari 2008, HD103.004.245. Get Nosed B.V. tegen St. Nicholas Music Inc.(met dank aan Anne Marie Verschuur, Nauta Dutilh)

Auteursrecht. “4.9.(…) St. Nicholas baseert haar vorderingen tegen Get Nosed op de stelling dat zij exclusief rechthebbende is met betrekking tot het auteursrecht op de tekst van het liedje ‘Rudolph the red-nosed reindeer’en op de titel ‘Rudolp the red-nosed reindeer’ (punt 1 inl.dagv.). Door Get Nosed is zowel het één als het ander thans in hoger beroep gemotiveerd betwist. De vraag is derhalve aan de orde in hoeverre St. Nicholas tegenover die gemotiveerde betwisting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij auteursrechthebbende is op (de tekst van) het liedje en/of de titel ervan, kortom op ‘Rudolph the red-nosed reindeer’. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft St. Nicholas dit niet voldoende aannemelijk gemaakt.”

Lees het arrest hier

Beschikking Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 26 februari 2008,  EX RK 07-155. Realchemie Nederland B.V. tegen Bayer Cropscience A.G.(met dank aan Marjanka Vermunt, Brinkhof)

Beschikking in een procedure ex artikel 43 EEX-Verordening over de erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland van een Duitse beslissing (ex parte; “einstweilige Verfügung”) ter zake van octrooi-inbreuk.

Lees de beschikking hier

Rechtbank Haarlem, 22 februari 2008, KG ZA 08-39. Datatronix Zegers Holding B.V. tegen S.I.SV.EL. S.P.A.(met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey)

Beslissing op vordering tot opheffing beslag op partij MP3 spelers die onder de beschermingomvang vallen van octrooien op MP3 technologie. “4.10. Zolang niet vast staat of sprake is van inbreuk op de octrooirechten, doordat de goederen zonder licentie zijn vervaardigd, kan – gezien de gerede twijfel daaromtrent – van vrijgeven van de partij MP3 spelers op voorhand geen sprake zijn. (…)”.

Lees het vonnis hier

Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, KG ZA 07-1448. Mennen c.s. tegen W.A. Benecke Beheer B.V. c.s.(met dank aan Hester Overbeek, Van Diepen Van der Kroef)

Octrooirecht, drijfblokken. “4.10. Wat er evenwel verder zij van de goederenrechtelijke en licentieverhoudingen, in dit kort geding is onvoldoende komen vast te staan dat octrooiinbreuk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt door Homan Mylos. Laatstgenoemde heeft erkend dat zij Arhimedes drijfblokken op de Nederlandse markt brengt, maar uitdrukkelijk betwist dat deze vallen onder beschermingsomvang van het octrooi – en zulks bij gebrek aan wetenschap, omdat eisers terzake niet aan hun stelplicht hebben voldaan.”

Lees het vonnis hier

IEF 5687

De (hoofd)regels van bewijslastverdeling

alaparfurmerie.gifHoge Raad, 22 februari 2008, rolnr. C07/044HR, conclusie A-G Verkade. Lancaster Group GmbH c.s. tegen Uijtdewillegen (met dank aan Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek).

Conclusie van AG Verkade met veel passages uit het arrest Van Doren/Lifestyle. “Het arrest van het HvJ van 8 april 2003 laat zich m.i. mede lezen als een professoraal college of een conclusie van een advocaat-generaal. Ik zal zwaar op dit arrest leunen.”

“1.2. De zaak betreft door Uijtdewillegen parallel geïmporteerde en verhandelde cosmetica. Dat is, ingevolge vaste rechtspraak van het HvJ EG, Uijtdewillegen toegestaan als die producten door of met toestemming van Lancaster binnen de EER in de handel zijn gebracht, maar niet als dat daarbuiten geschiedde. In cassatie staat centraal de vraag of Lancaster zou moeten bewijzen dat de producten buiten de EER in het verkeer zijn gebracht (aldus het hof), dan wel Uijtdewillegen zou moeten bewijzen dat zij door of met toestemming van de betrokken merkhouder in de EER in het verkeer zijn gebracht (aldus het cassatiemiddel).

1.3. Deze zaak begon in het jaar 2000. Aan de hand van nadere rechtspraak sindsdien (met name: HvJ EG 8 april 2003, Van Doren/Lifestyle) moet geconcludeerd worden dat het middel slaagt.”

Lees de conclusie hier en - voor de fijnproevers - het cassatiemiddel hier. Eerder bericht (arrest van het hof Den Bosch) IEF 2915.

IEF 5686

Op naar een Europese Geschillenkamer

Koedooder.gifMargiet Koedooder (De Vos & Partners): Korte reactie op het rapport ‘Geschillenbeslechting en collectief rechtenbeheer’

“Monopolisten zoals Buma en Sena spreken tarieven af met de gebruikers van auteursrechten en naburige rechten. De hoogte van deze tarieven geeft regelmatig aanleiding voor geschillen. Gebruikers vinden de tarieven vaak te hoog, terwijl de collectieve rechtenorganisaties de tarieven eerder te laag vinden. Kom daar maar eens uit. In de afgelopen jaren is gebleken dat noch de Nma, noch het College van Toezicht Auteursrechtorganisaties noch de gewone rechter goed uit de voeten konden met tariefgeschillen. Een impasse is het gevolg.”

Lees de gehele reactie hier. Eerder bericht over het rapport: IEF 5605
 

IEF 5685

Geen significante afwijking van de bestaande “veelheidsnorm”

Pleisters.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, R07/1029, Cederroth International AB tegen BBIE.

Merkweigering vormmerk. Het gedeponeerde teken bestaat uitsluitend uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen. Geen onderscheidend vermogen. Introductie begrip “veelheidsnorm”.

Beslissing van het hof op de weigering van het BBIE: “7.  Het onderhavige teken betreft een navulverpakking voor een pleisterdispenser. De navulverpakking bestaat uit een (kartonnen) mapje met meerdere compartimenten, waarin pleisters zitten. Doordat de voorkant naar voren hangt en de voorkant lager is dan de achterzijde, zijn de pleisters (in verschillende maten) duidelijk zichtbaar en kunnen deze gemakkelijk worden gebruikt. De geometrische basisvormen van het mapje, zijnde recht- en driehoeken, vormen bij elkaar een waaier. Deze wezenlijke kenmerken van het door Cederroth gedeponeerde teken zijn naar het oordeel van het hof uitsluitend tot stand gekomen op grond van technische overwegingen. De vorm van de navulverpakking is zodanig ontworpen dat een pleister vlug en gebruiksvriendelijk uitgenomen en aangebracht kan worden. Niet is gebleken dat (één van de) wezenlijke kenmerken niet is bepaald door het gebruiksdoel.”

Voor wat betreft het (gebrek aan) onderscheidend vermogen oordeelt het hof: “13.  Met inachtneming van het vorenoverwogende is het hof van oordeel dat het door Cederroth gedeponeerde teken niet over onderscheidend vermogen beschikt. Er is geen sprake van een significante afwijking ten aanzien van de bestaande “veelheidsnorm” voor navulverpakkingen van pleisters. Er bestaan immers verschillende vormen van navullingen voor pleisters, zoals langwerpige vormen, doosjes, zakjes, rolletjes, ronde vormen, rechthoeken en driehoeken. De waaiervorm van de gedeponeerde navulverpakking van Cederroth kan aan deze veelheid van vormen worden toegevoegd. Het in aanmerking komende publiek zal de herkomst van het teken niet uit de vorm kunnen afleiden.”

Lees het arrest hier

IEF 5660

Een oligopolistische markt

GvEA, 14 februari 2008, zaak T-189/05, Usinor SA tegen OHIM/Corus UK Ltd. Oppositie nationaal woordmerk GALVALLIA tegen Gemeenschapswoordmerkaanvrage GALVALLOY.

De zaak draait om de vraag of de twee woordmerken overeenstemmen. Visueel en auditief is dit het geval, volgens het Gerecht. Langer wordt stilgestaan bij de begripsmatige overeenstemming. Ook deze is aanwezig, aldus het Gerecht. Het relevante publiek is een beperkt aantal oplettende professionals, gespecialiseerd in de Franse staalmarkt die als oligopolistisch moet worden beschouwd. Deze groep, die ook kennis heeft van de Engelse taal, zal beide tekens interpreteren als verwijzend naar de concepten van galvanisering en alluminium.

Weliswaar is het onderscheidend vermogen van beide merken beperkt, toch is er, gelet op de visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming en het feit dat beide merken daarnaast voor dezelfde waren zijn aangevraagd c.q. geregistreerd, een gevaar voor verwarring tussen beide merken.

“71. In the present case, since the goods in question are identical and there are significant visual, phonetic and conceptual similarities between the marks at issue, it cannot be ruled out that even an attentive public, such as the relevant public in this case, could be led to believe that the goods in question come from the same undertaking or economically-linked undertakings, despite the limited distinctiveness of the earlier mark. That is particularly so as the mark applied for contains an element, ‘alloy’, which is even less distinctive than the element that is common to the marks at issue, ‘galva’; the market is oligopolistic; and the mark applied for may appear to be a simple translation of the earlier mark.”

De beslissing van de Board of Appeal wordt vernietigd. Lees arrest hier (geen Nederlandse versie beschikbaar).

IEF 5659

Het voorgaande laat onverlet

Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 februari 2008, HA ZA 06-4100, Koninklijke Philips Electronics B.V. tegen Duplico 2000 S.L.

Vonnis in incident. “ 3.1. Duplico baseert haar vordering op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordermg (hierna: Rv). Op grond van dat artikel kan Duplico, indien zij daarbij rechtmatig belang, een afschrift vorderen van bepaalde stukken aangaande een rechtsbetrekking waarin zij of haar rechtsvoorgangers partij zijn.

3.4. Duplico voert in dit verband aan dat zij op grond van contacten in de markt” reden heeft om te vermoeden dat Philips haar benadeelt ten opzichte van andere licentiehouders.

3.2. De stukken waarvan Duplico een afschrift vordert, hebben — naar zij zelf stelt — betrekking op de rechtsbetrekking tussen Philips en licentiehouders die in een vergelijkbare positie verkeren als Duplico. De stukken betreffen dus een rechtsbetrekking waarbij Duplico en haar rechtsvoorgangers geen partij zijn. Voor de verstrekking van een afschrift van dergelijke stukken, biedt artikel 843a Rv geen grond.

3.9. Het voorgaande laat onverlet dat de rechtbank inziet dat het er op grond van de stellingname van Duplico in het incident naar uitziet dat het debat tussen partijen in de hoofdzaak zich zal toespitsen op de vraag of Philips Duplico op gelijke wijze heeft behandeld als Philips haar andere licentiehouders heeft behandeld. Met het oog op de proceseconomie is het gewenst dat dit debat direct vanaf de conclusie van antwoord wordt gevoerd op basis van alle relevante stukken die bij partijen beschikbaar zijn. Aangenomen moet worden dat Philips de beschikking heeft over documenten die in dit verband relevant kunnen zijn, zoals haar overeenkomsten met licentiehouders die zich in een vergelijkbare positie bevinden als Duplico. Derhalve zal de rechtbank Philips in de gelegenheid stellen de relevante stukken, voorzien van een korte toelichting, bij akte in het geding te brengen, nog voordat Duplico haar conclusie van antwoord heeft ingediend. Daarbij laat de rechtbank het vooralsnog aan Philips over om te bepalen welke delen van welke documenten zij in dit verband in het geding zal brengen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5658

Ex Parte

olda.JPGRechtbank ’s-Gravenhage, 14 februari 2008, KG RK 08/0243, Westland Kaas-Groep B.V tegen Roos.

“Westland heeft van een tipgever vernomen dat Roos producten heeft opgeslagen in een pakhuis, die voorzien zijn van een teken dat identiek, dan wel soortgelijk is aan de merken van Westland, zonder daartoe toestemming te hebben gekregen. Het is tevens bekend dat Roos, een marktkoopman op verschillende markten in Nederland zijn waren aanbiedt. Het is dan ook aannemelijk dat hij voornoemde inbreukmakende producten aldaar aanbiedt. In het pakhuis heeft de tipgever van Westland een foto van de betreffende kazen van Roos gemaakt met zijn mobiele telefoon.

(…) De voorzieningenrechter: beveelt Roos, onmiddellijk na betekening van deze beschikking de inbreukmakende handelingen van Roos op het merkrecht van Westland te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder ieder gebruik van het teken OLD AMSTERDAM, althans enig hiermee verwarringwekkend overeenstemmend teken te staken en gestaakt te houden.”

Lees de beschikking hier.

IEF 5657

Schuldsanering

Rechtbank Haarlem, 22 januari 2008, LJN: BC4926. Verzoekschriftprocedure. 

Louter financieel vervolg op eerder vonnis over auteursrecht en echtheidscertificaten (IEF 1893). Verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoek afgewezen.

“…binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de raadsman van Microsoft schriftelijk en gedetailleerd opgave te doen van namen en adressen van de personen en/of bedrijven van wie zij deze inbreukmakende Echtheidscertificaten heeft betrokken alsmede aan wie deze inbreukmakende Echtheidscertificaten zijn doorverkocht, een en ander onder overlegging van kopieën van alle documenten die betrekking hebben op aan- en verkoop of distributie van Microsoft Echtheidscertificaten alsmede kopieën van alle documenten die betrekking hebben op de aan- en verkoop of distributie van alle andere Microsoft software.”

Verzoeker heeft ter zitting verklaard niet aan voornoemde veroordeling te hebben voldaan omdat hij in het buitenland verbleef ten tijde van de uitspraak, mede als gevolg van een “burn-out”. Voorts heeft hij verklaard dat hij weliswaar het vonnis per e-mail van zijn raadsman heeft ontvangen, maar dat hij er niet toe gekomen is om dit te lezen. Ten gevolge hiervan is een dwangsom van € 100.000,- verbeurd. Verzoeker heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen het vonnis.

(…) Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de schuld aan Microsoft, die tweederde van de totale schuldenlast uitmaakt, niet te goeder trouw is ontstaan. Door niet te voldoen aan het vonnis, ten gevolge waarvan een dwangsom van € 100.000,- is verbeurd, heeft verzoeker blijk gegeven van onverantwoord ondernemerschap en zijn crediteuren ernstig benadeeld”

Lees de beslissing hier.

IEF 5656

Ex parte

chcht.JPGBeschikking Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 februari 2008,  rolnummer: KG RK 08/0313, Perfetti Van Melle S.p.A.tegen Mulder & Schneider.

“M&S heeft getracht in een pornografische context een toespeling op het begrip lollie te maken. Zij heeft gemeend dit te moeten doen door aan te haken bij de bekende CHUPA CHUPS Merken. De toespeling door M&S op de zorgvuldig door Verzoekster opgebouwde reputatie is bijzonder schadelijk. Dit geldt temeer daar hier het een product betreft dat doorgaans door kinderen wordt geconsumeerd. Het Inbreukmakende Teken worden in het economisch verkeer gebruikt daar de website (deels) een platform vormt voor betaalde pornosites. Deze pornosites betalen aan M&S een vergoeding voldoen voor het weergeven van de link. Aldus is sprake van merkinbreuk op basis van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE en artikel 9 lid 1 sub c GMVO.

(...) De voorzieningenrechter beveelt Mulder & Schneider, binnen 24 uur na betekening van deze beschikking, de in het lichaam van het verzoekschrift omschreven inbreuken op de Gemeenschapsbeeldmerken van Perfetti Van Melle te staken en gestaakt te houden, met name door zich te onthouden van ieder gebruik van het hierboven afgebeelde logo “Chupa Tolly”.

Lees de ex parte beschikking hier.