IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 5585

Dijkzicht Beheer tegen Euro Management Consultants België

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 8 januari 2008, LJN: BC2703.

Kort, weinig opzienbarend arrest over o.a. begrip 'belanghebbende' bij vordering tot vervallenverklaring merk.

Door de eigenaar van geintimeerde, Euro Management Consultants België (EMC België) en de directeur van appelante, Dijkzicht, is in 1997 Euro Management Consultants B.V. opgericht. Dijkzicht heeft deze naam vervolgens als woordmerk gedeponeerd. De samenwerking loopt stuk, Euro Management Consultants B.V. gaat failliet en de vraag blijft over wie de naam mag blijven gebruiken.
EMC België roept in eerste aanleg op succesvolle wijze het verval van het merkrecht wegens niet-gebruik in. In appel betoogt Dijkzicht dat EMC België de vervallenverklaring niet kan inroepen, omdat zij niet is aan te merken als belanghebbende. EMC België zou zich namelijk schuldig hebben gemaakt aan malversaties, die erop gericht waren de belangen van Dijkzicht te schaden.
Het Hof oordeelt dat dit niet terzake doet bij de beantwoording van de vraag of een partij een belanghebbende is:
"4.8 Het hof overweegt hierover het volgende. Het begrip 'belanghebbende' in verband met het inroepen van verval dient op zichzelf ruim uitgelegd te worden. EMC België valt daar in beginsel onder; dat is tussen partijen niet in discussie. Echter, het begrip is in die zin beperkt dat er niet onder valt degene die op grond van bijzondere omstandigheden onbehoorlijk zou handelen jegens degene van wiens merk hij de vervallenverklaring vordert. Van dergelijk onbehoorlijk handelen is sprake indien dat handelen neerkomt op misbruik van bevoegdheid.
De omstandigheden die Dijkzicht in dit verband aanvoert betreffen handelen van EMC België dat op zichzelf genomen los staat van het voeren van het merk. Het door Dijkzicht gestelde onbehoorlijk handelen betreft daardoor een andere situatie dan waarop de hiervoor bedoelde beperking van het begrip 'belanghebbende' ziet. Ook indien hetgeen Dijkzicht over het handelen van EMC België heeft aangevoerd juist is, rechtvaardigt dat niet de conclusie dat EMC België misbruik van bevoegdheid maakt door de vervallenverklaring van het merk te vorderen dan wel anderszins daardoor zodanig onbehoorlijk jegens Dijkzicht handelt dat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 2:27 BVIE kan worden aangemerkt.”
Rechtsinstandhoudend gebruik van het merk wordt niet bewezen geacht, evenals het gestelde eerste gebruik van de handelsnaam. Ook is er geen sprake van misbruik van procesrecht zijdens EMC België. Het Hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Bosch. 

Lees hier meer

IEF 5584

Thuisbezorgd.NL tegen Jolidé

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arhnem, 15 januari 2008, rolnr. 2007.00680.

Handelsnaam- en merkenrecht. Geen rechtsregel eist dat een handelsnaam onderscheidend vermogen heeft.

Ten aanzien van het beeldmerk Thuisbezorgd.nl oordeelt het hof dat het tekstbestanddeel bestaat uit een gangbaar woord met sterk beschrijvend karakter met de toevoeging “.nl”, die zeer normaal en gangbaar is voor de aanduiding van op het internet aangeboden waren en diensten van allerlei soort. Opmerkelijk is dat het hof daarentegen ten aanzien van de handelsnaam Thuisbezorgd.NL oordeelt dat het werkwoord “thuisbezorgen” en zijn vervoeging “thuisbezorgd” gangbare woorden en beschrijvende elementen zijn, maar dat de tekst “thuisbezorgd.nl”, hoewel met behulp van een gangbaar woord samengesteld, dat niet is. Dit lijkt strijdig met het door het hof gehanteeerde uitgangspunt dat gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd.
Appellante Thuisbezorgd.NL gebruikt de domeinnnaam thuisbezorgd.nl voor een website waar men maaltijden van diverse aanbieders kan bestellen en aan huis bezorgd kan krijgen. Zij verzet zich tegen Jolidé, die beschikt over de domeinnaam thuisbezorgen.nl, en eveneens een website exploiteert waar men bedrijven kan vinden die thuis bezorgen. De voorzieningenrechter te Utrecht heeft volgens Thuisbezorgd.NL bij de beoordeling of Thuisbezorgd.NL een handelsnaamrecht toekomt, ten onrechte de naam “thuisbezorgd.nl” getoetst op onderscheidend vermogen en vervolgens geoordeeld dat deze naam te weinig onderscheidend vermogen zou toekomen om als handelsnaam te kwalificeren.
Het hof stelt voorop: “5.1 (…) Een gering onderscheidend vermogen kan ertoe leiden dat een handelsnaam relatief weinig bescherming geniet omdat, zoals de eerste rechter met juistheid overwoog, gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd. Maar geen rechtsregel eist dat een handelsnaam onderscheidend vermogen heeft.”
Vervolgens constateert het hof dat de domeinnaam thuisbezorgd.nl als handelsnaam wordt gevoerd; die naam wordt immers ook gehanteerd in reclame-uitingen, op briefpapier en op de website als aanduiding voor de onderneming Thuisbezorgd.NL. Jolidé gebruikt volgens het hof haar domeinnaam eveneens als handelsnaam, zodat het hof dient na te gaan welke handelsnaam als de oudere kan worden beschouwd. Jolidé voert aan dat haar  domeinnaamregistratie thuisbezorgen.nl ouder is dan die van Thuisbezorgd.NL, maar het hof stelt vast dat Thuisbezorgd.NL de domeinnaam als eerste rechtmatig is gaan voeren als handelsnaam.
Als gevolg van de gelijkenis tussen beide handelsnamen oordeelt het hof dat Jolidé inbreuk maakt op het oudere handelsnaamrecht van Thuisbezorgd.NL, aangezien bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten. “5.8 (…) Dat hoeft niet af te stuiten op het feit dat gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd. Immers zijn het werkwoord “thuisbezorgen” en zijn vervoeging “thuisbezorgd” wel gangbare woorden en beschrijvende elementen, maar de tekst “thuisbezorgd.nl”, hoewel met behulp van een gangbaar woord samengesteld, is dat niet.”
Echter, over diezelfde tekst, “thuisbezorgd.nl”, maar dan als bestanddeel van het beeldmerk van Thuisbezorgd.NL, oordeelt het hof: “6.2 (…)  Het tekstbestanddeel bestaat uit een gangbaar woord met sterk beschrijvend karakter met de toevoeging “.nl”, die zeer normaal en gangbaar is voor de aanduiding van op het internet aangeboden waren en diensten van allerlei soort.(…).” Deze overweging lijkt zich niet goed te verhouden met het door het hof in r.o. 5.8 gehanteerde uitgangspunt dat gangbare woorden en zuiver beschrijvende elementen niet in de vorm van een handelsnaam kunnen worden gemonopoliseerd.

Lees hier meer

IEF 5577

Bewijzen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-3434 (vonnis in vrijwaring), Heco Stekcultures B.V. tegen Van Zuilen.

Eerder gemeld, nog niet besproken. Heco is in de hoofdzaak veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 34.468,02, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmdede de proceskosten van Spek (EUR 1.989,32). De eigen proceskosten in de hoofdzaak (incl. vrijwaringsincident) van Heco zijn begroot op EUR 2.497,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door Heco aan derden geleverde stekken een inbreuk vormden op de communautaire kwekersrechten van Spek en dat Heco daarvoor een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding dient te betalen.

Heco stelt dat een deel van de betreffende stekken door Van Zuilen aan Heco is geleverd. Een ander deel is indirect van Van Zuilen afkomstig (Van Zuilen leverde aan Van Vliet, waarop Van Vliet doorleverde aan Heco). Heco stelt (o.a.) dat sprake is van wanprestatie, vanwege levering van kennelijk kwekersrechtelijk beschermd materiaal, althans dat Heco geredelijk ervan mocht uitgaan dat Van Zuilen over afdoende (sub)licentierechten zou beschikken.

Van Zuilen stelt dat hij voorafgaand aan de verkoop van de stekken (i) aan Heco mondeling heeft medegedeeld dat de stekken van beschermde rozenstruiken afkomstig waren, (ii) welke de daadwerkelijk rasnamen waren (Fairy Queen en Crystal Fairy) en (iii) dat Heco zelf afspraken moest maken met Spek over de kwekersrechtelijke bescherming. Heco zou voorts (mondeling) hebben verzocht dat Van Zuilen op de facturen de kleuren van de rozen (Rosa The Fairy Wit en Rosa The Fairy Rood) zou noemen en niet de werkelijke rasbenamingen.

De rechtbank draagt Van Zuilen op zijn bewijsaanbod te bewijzen en houdt iedere verde beslissing aan.

Lees het vonnis hier

IEF 5575

Een passende vergoeding

Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 januari 2008, HA ZA 06-1972 (vonnis in hoofdzaak), Jan Spek Rozen B.V. tegen  Heco Stekcultures B.V.

Gemeenschapskwekersrecht. Passende vergoeding art. 94 lid 1 GKV en goede trouw. "De rechtbank vermag  niet in te zien dat in het kader van de gevorderde passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding van belang is of er sprake is van goede of kwade trouw aan de zijde van de inbreukmaker of dat hem enig ander verwijt te maken valt."

Eerder gemeld, nog niet samengevat. Spek is houdster communautaire kwekersrechten ten aanzien een tweetal  rozenrassen (Sperien en Spekren). Bij een controle heeft zij rozen aangetroffen, waarover geen  licentievergoeding was afgedragen. De rozen waren geleverd door Heco. Spek heeft daarop een  schikkingsvoorstel aan Heco verzonden, waarin een vergoeding conform het gebruikelijke licentietarief van 30 euro cent per stuk was opgenomen. Heco had op haar beurt een deel van de stekken van Van Zuilen  betrokken, en heeft Van Zuilen aansprakelijk gesteld.

In dit geding staat de vraag centraal of Heco te goeder trouw heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat  art. 94 lid 1 Gemeenschapskwekersrechtverordening (GKV) de mogelijkheid opent tot toekenning van een “passende vergoeding” door de inbreukmaker aan de rechthebbende. De door Spek gewenste redelijke  licentievergoeding past systematisch in die categorie. In het midden kan blijven of "sprake is van  opzettelijk of handelen uit onachtzaamheid als bedoeld in lid 2, 1e volzin, omdat de in dat artikellid  bedoelde andere schade in dit geding niet gevorderd wordt. De tweede volzin van lid 2 stelt voorts dat de  schadevergoeding bij lichte onachtzaamheid niet tot een lager bedrag dan het voordeel van Heco mag worden  verminderd. Die situatie is evenmin aan de orde (gesteld) in dit geschil." Art. 97 lid 1 GKV is niet aan de  orde omdat Spek geen vordering tot winstafdracht heeft ingesteld. Ten slotte volgt uit 97 lid 3 dat de  nationale wetgeving geen nadere vereisten kan toevoegen.


De rechtbank oordeelt dat de GKV geen nadere vereisten stelt aan de volgens art. 94 lid 1 GKV toe te kennen  "passende vergoeding". Het begrip “passende vergoeding” dient autonoom aan de hand van (uitsluitend) de GKV uit te worden gelegd.

De rechtbank vermag  niet in te zien dat in het kader van de gevorderde passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding van belang is of er sprake is van goede of kwade trouw aan de zijde van de inbreukmaker of dat hem enig ander verwijt te maken valt. Het gaat immers om een redelijke licentievergoeding die andere licentiehouders wel betalen...Voor andere vormen van schade zullen de gradaties van verwijtbaarheid als genoemd in artikel 94 lid 2 GKV (opzettelijk of onachtzaam handelen) weer wel een rol kunnen spelen maar niet voor de toewijzing van een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding. (ov 4.5)

Uit het voorgaande volgt dat kwade trouw of enige andere vorm van verwijtbaarheid dan wel toerekenbaarheid niet als eis kan worden gesteld aan de toekenning van een passende vergoeding in de vorm van een redelijke licentievergoeding.”

De hoogte van de vergoeding van 30 euro cent per stek is naar het oordeel van de rechtbank redelijk, nu dit tarief door 10 andere licentienemers aan Spek wordt betaald. Het argument van Heco dat de vergoeding niet redelijk is omdat zij de stekken heeft verkocht voor 19 euro cent wordt verworpen. Dit moet tot het ondernemersrisico van Heco worden gerekend.

Lees het vonnis hier

IEF 5567

Inperken

wldr.gifWolfgang Sakulin (IViR): Pas de merkenwet aan om de vrije meningsuiting te waarborgen. (Een redactionele  bewerking van dit commentaar verscheen in NRC Handelsblad op 1 februari 2008 en in NRC next op 4 februari 2008.)

"Begin deze week heeft Philip Morris, de eigenaar van het Marlboro merk, aangegeven via het merkenrecht verder gebruik en verkoop van de poster tegen te willen houden.

(…) Desondanks plaatsen rechters vaak de bescherming van de commerciële waarde voorop. Zij verboden bijvoorbeeld het gebruik van een bewerkt Super de Boer logo op actieposters van Milieudefensie over te hoge concentraties pesticiden in voedingswaren. Ook mochten scholieren, die tegen de slechte kwaliteit van het onderwijs van hogeschool InHolland protesteerden, de domeinnaam www.injeholland.nl niet gebruiken. Dergelijke uitspraken creëren een afschrikkend effect en schaden daarom de bereidheid van mensen om hun meningsuitingen op een effectieve manier vorm te geven.

(…) Het huidige merkenrecht schiet te ver door in de bescherming van commerciële belangen en laat daardoor te weinig ruimte voor het gebruik van merken in een sociale of politieke context. Om recht te doen aan de vrijheid van meningsuiting zou het merkenrecht moeten worden ingeperkt."

Lees hier meer (ivir.nl).

IEF 5564

De onverbiddelijke bestseller

KBG.gifDe nieuwe druk van de onverbiddelijke bestseller van de IE-recht  heeft even op zich laten wachten, maar eindelijk is de negende druk van Kort Begrip Van Het Intellectuele Eigendomsrecht dan verschenen. Het begrip ‘kort’ is in de afgelopen 7 jaar weer een stuk minder kort geworden, maar die 683 pagina’s zullen hard nodig zijn geweest om ook nieuwerwetse dingen als volgrecht, het BVIE, proceskostenveroordelingen, gemeenschapsmodellen, parfums, kinetische schema’s, Bolar-excepties et cetera een plaats te geven.

Voor een heuse recensie is het nog wat kort dag, maar het lijkt alsof alles er in staat. Alles? Nee niet alles. Uit het voorwoord blijkt dat het toch nog nuttig blijft om IEForum.nl in de gaten te houden: “Er wordt in dit boek (met een enkele uitzondering) slechts rechtspraak vermeld die in de reguliere tijdschriften is gepubliceerd. Bij deze druk is de vraag opgekomen in hoeverre verwijzing moet plaatsvinden naar op IEForum.nl of rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken. Daar is om twee redenen vanaf gezien. Allereerst wordt bij dergelijke publicaties niet duidelijk of hoger beroep is ingesteld, hetgeen bij de reguliere tijdschriften over het algemeen wordt vermeld. In de tweede plaats is het zoeksysteem niet altijd perfect.” Daar zit misschien wat in, maar het geeft meteen wel de nadelen van een boek aan.   

Een tip voor de uitgever: Hoe handig en nuttig zo’n handboek ook is, over maximaal een jaar is het stoffelijke boek alweer verouderd. Gebruik deze actuele versie om er meteen een goed doorzoekbare en regelmatiger bijgewerkte IE-wikipedia of andere databank van te maken, met links naar de volledige uitspaken en wetsartikelen, dat zou  fijn en handig zijn.

Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, mrs. Alkema, Geerts, Gielen (red.), Groenenboom. Hermans, Klos en Van Oerle, Uitgeverij Kluwer, Deventer, €57,00

IEF 5559

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Amsterdam, 7 februari 2008, KG ZA 07-2481 WT/PvV, IRDA tegen Norma & Sena. (met dank aan Marcel Bunders, Hellingman Bunders Advocaten).

“”4.9. Gelet op het voorgaande moet het belang van IRDA om in de concurrentie om de gunst van de deelnemende kunstenaars gevrijwaard te blijven van onjuiste en onrechtmatige berichtgeving over IRDA, haar posities en prestaties zwaarder wegen dan het belang van Norma en Sena bij hun aanspraak op vrijheid van meningsuiting. De vordering tot het doen staken van de hiervoor als onrechtmatig geoordeelde mededelingen zal worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 februari 2008, LJN: BC3893, de vennootschap onder firma [X] tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

Samenvatting Rechtspraak.nl: Eisers exploiteren een bedrijf in de verkoop van elektronische sigaretten De IGZ (Inspectie voor de gezondheidszorg) heeft eisers meegedeeld dat de minister van Volksgezondheid de elektronische sigaret op de Europese agenda wil zetten om de status van de elektronische sigaret in de EU-landen goed onderling af te stemmen. Tot die tijd mag, voorlopig uitgaande van de veronderstelling dat het om een geneesmiddel gaat waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven, voor de elektronische sigaret geen enkele vorm van reclame meer worden gemaakt. Ter beoordeling is of gedaagde onrechtmatig handelt door eisers te verbieden reclame te maken voor hun product. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat gedaagde niet in redelijkheid kon beslissen dat eisers hun reclameactiviteiten moeten staken.  

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 6 februari 2008,  LJN: BC3781, Koninklijke hoogheden tegen Audax B.V. cs.

Samenvatting Rechtspraak.nl: Plaatsing in weekblad Party van foto's van Prinses Maxima en twee van haar dochters op een openbaar strand onrechtmatig bevonden. Niet in alle situaties is toestemming van betrokkenen of de Rijksvoorlichtingsdienst nodig. In dit geval leverden de foto's echter geen bijdrage aan enig publiek debat. Privacy-belangen wegen hier zwaarder dan het recht op vrije meningsuiting. Dit ook nu de foto's op een openbaar strand zijn genomen; het betrof namelijk een privé-activiteit van Prinses Maxima en twee van haar dochters. Wegens inbreuk op portretrecht immateriële schadevergoeding van € 3.000,- toegewezen. Echter geen sprake van veelvuldige inbreuken op het privéleven; verbod voor de toekomst daarom niet aan de orde.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5558

Rechtvaardigen

NMA, 21 december 2007, zaaknummer: 4070, XS4ALL – Buma.

Eerder gemeld, nog niet samengevat. XS4ALL beklaagt zich bij de Nma over een tweetal handelingen van Buma welke naar het oordeel van XS4ALL strijd met art. 24 Mededingingswet (Mw) op leveren, namelijk: 1) de volledige en verstrekkende overdracht van rechten waartoe Buma haar aangeslotenen verplicht, waardoor Buma iedere mogelijkheid voor de bij haar aangelsotenen uitsluit om zelfstandig toestemming te verlenen tot het gebruik van hun muziekrepertoire, en 2) de weigering van Buma XS4ALL toe te staan rechtstreeks met de bij Buma aangeslotenen afspraken te maken mbt (bepaalde aspecten van) het gebruik van hun muziekrepertoire. De Nma wijst de klacht af.

Met betrekking tot de markt overweegt de Nma dat Buma zowel op de markt voor beheersdiensten van auteursrechtelijk beschermde muziek aan auteurs inzake openbaarmaking, als op de markt voor het verlenen van toestemming voor openbaarmaking van auteursrechtelijk beschermde muziek actief is. De geografische markt is naar het oordeel van de Nma waarschijnlijk niet meer uitsluitend nationaal. Een exacte afbakening kan echter in het midden blijven.

 

1. Misbruik van Buma door individuele exploitatie onmogelijk te maken

De Nma geeft aan dat bij de toetsing van het Exploitatiecontract voor auteurs het basiskader  voor de mededingingsrechtelijke beoordeling van de relatie tussen collectieve beheersorganisaties en hun aangeslotenen, mn voor wat betreft de overdracht van rechten, wordt gevormd door de drie GEMA beschikkingen.

De Nma onderscheidt drie aspecten  ten aanzien van de door Buma vereiste overdracht
a. overdracht van rechten
b. overdracht volledige muziekauteursrecht
c. overdracht bestaande en toekomstig repertoire

ad a: De Nma geeft aan dat overdracht van rechten aanvaardbaar is voorzover dit noodzakelijk is (BRT II) en dat de overdracht aanvaardbaar is om het machtsverschil tussen individuele rechthebbenden en gebruikers te herstellen (GEMA III). De technologische ontwikkelingen brengen niet mee dat deze jurisprudentie hierzien zou moeten worden.
ad b: Nu Buma rechthebbenden in staat stelt bepaalde exploitatiemogelijkheden of landen bij de overdracht aan Buma uit te sluiten (art. 19 Exploitatiecontract en art. 7 Exploitatiereglement), is er geen sprake van misbruik in de zin van art. 24 Mw.
ad c: Nu Buma een opzegterkijn hanteert, acht de Nma de door Buma verlangde overdracht van huidige en toekomstige rechten in overeenstemming met art. 82 EG.

2. Weigering om toestemming te verlenen voor individueel beheer

De Nma geeft aan dat collectief beheer het uitgangspunt is. De vraag is daarom of de situatie die aanleiding was voor de klacht van XS4ALL een uitzondering op dit uitgangspunt verlangt en wel zodanig dat er sprake is van misbruik bij weigering van deze uitzondering. Dit is niet het geval.

"De redenen die Buma heeft aangedragen voor haar weigering om een uitzondering te maken zijn in overeenstemming met de traditionele rechtvaardiging voor het vereiste van overdracht van rechten, te weten een opheffing van het verschil in machtsverhoudingen. Niet duidelijk is waarom er in het kader van het rechtenvrije festival georganiseerd door XS4all, geen verschil in machtsverhoudingen aan de orde zou zijn. De traditionele rechtvaardiging voor het vereiste van overdracht is dus ook in de betrokken situatie van toepassing. En zelfs als de traditionele rechtvaardiging voor het vereiste van overdracht in de betrokken situatie niet zou gelden, dan is het nog de vraag of het noodzakelijk is voor Buma om een uitzondering te maken op het vereiste van overdracht om misbruik te voorkomen. Het belang van het maken van een uitzondering zou dan op moeten wegen tegen de kosten die gemoeid zijn met het beoordelen van verzoeken om uitzonderingen. De NMa betwijfelt of dit het geval is. Hoewel de methode van terugbetaling van reeds geïnde bedragen in de betrokken situatie omslachtig is, lijkt dit gerechtvaardigd en proportioneel ten einde het systeem van collectief beheer te kunnen handhaven." (ov. 64)

Conclusie:

"De klacht van XS4ALL gericht tegen de vermeende overtreding door Buma van artikel 24 van de Mw wordt afgewezen. De redenen voor deze afwijzing zijn de volgende:
1)De NMa is van oordeel dat Buma geen misbruik maakt door te eisen dat rechthebbenden hun rechten aan Buma overdragen. Daarbij neemt de NMa in overweging dat een rechthebbende bepaalde delen van zijn repertoire tevens individueel kan beheren waar het gaat om nietcommercieel gebruik.
2)De NMa is van oordeel dat Buma de mogelijkheid geeft aan rechthebbenden om bepaalde exploitatievormen en/of landen uit te sluiten van een overdracht aan Buma. Het feit dat Buma in beginsel de overdracht verlangt van het volledige auteursrecht levert dan ook evenmin misbruik op in de zin van artikel 24 Mw.
3) De NMa is van oordeel dat Buma geen misbruik maakt door te eisen dat een rechthebbende zijn huidige en toekomstige rechten dient over te dragen.
4)De NMa is van oordeel dat Buma geen misbruik maakt door te weigeren gebruik te maken van de mogelijkheid onder artikel 3 van haar Exploitatiereglement of vergelijkbare bepalingen in haar standaardcontracten voor andere rechthebbenden in de situatie die aanleiding was voor de klacht van XS4ALL.(ov. 67)
Gelet op het bovenstaande wordt de aanvraag van XS4ALL om een boete en/of een last onder dwangsom op te leggen aan Buma ingevolge artikel 56 Mw voor een mogelijke overtreding van artikel 24 Mw, afgewezen. (ov. 68)"

Lees het besluit hier.

IEF 5557

Op het grensvlak

Kamervragen met antwoord, nr. 1204. Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Economische Zaken over het bod van de kabelmaatschappijen Casema, Essent en Home op de voetbalrechten. (Ingezonden 16 januari 2008); antwoord. O.a:

"Vraag 8: Heeft u binnen de Europese richtlijnen mogelijkheden om de kabelmaatschappijen bij een eventuele verwerving van de voetbalrechten te dwingen de programma’s non-discriminatoir en tegen een redelijk tarief aan te bieden aan andere netwerkaanbieders, dan wel om de wet te wijzigen teneinde de kabelmaatschappijen daartoe te dwingen?

Antwoord: De algemene toetssteen voor concurrentiële gedragingen van marktpartijen is de Mededingingswet. Indien er door het verwerven van de voetbalrechten sprake zou zijn van een economische machtspositie op een markt voor programma’s zou de NMa op basis van de Mededingingswet kunnen optreden. Noodzakelijk daarvoor is dat de NMa vaststelt dat er sprake is van misbruik van een economische machtspositie. Mededingingsjurisprudentie leert dat zeer terughoudend wordt omgegaan met intellectuele eigendomsrechten en daarop gebaseerde informatiediensten.

Vraag 10: Kunt u uiteenzetten hoe op Europees niveau de stand van zaken is in de discussie over de verwerving van exclusieve programmarechten door netwerkaanbieders?

Antwoord: Zover mij bekend wordt hierover op Europees niveau geen discussie gevoerd. Rechthebbenden van radio- en tv-programma’s kunnen zelf bepalen of ze distributierechten aan derden willen verstrekken en of de distributierechten van hun programma’s al dan niet exclusief worden verleend. De Auteurswet beschermt de rechten van rechthebbenden en maakt ongeoorloofde distributie van programma’s strafbaar. Rechthebbenden onderhandelen met distributeurs van programma’s. Vaak worden de distributierechten van radio- en tv-programma’s exclusief verleend. Dergelijke exclusiviteitscontracten zijn op grond van de Europese regelgeving in principe toegestaan.

Lees alle antwoorden hier.

IEF 5556

Deal or no deal

Kamervragen, vraagnr. 2070810370. Vragen van de leden Atsma en Van Vroonhoven-Kok (beiden CDA) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie over controles door de Stichting Musicopy. (Ingezonden 1 februari 2008)

"1. Bent u op de hoogte van het feit dat de Stichting Musicopy op 24 september 2007 tijdens een korenfestival in Hoorn heeft gecontroleerd? Bent u op de hoogte van het feit dat, naar aanleiding daarvan, in december 2007 één van de koren een aangetekend schrijven heeft gekregen, waarin vermeld stond dat als men met terugwerkende kracht een licentieovereenkomst zou tekenen, men gevrijwaard werd voor gerechtelijke stappen?

2. Deelt u de mening dat dit tegen de afspraken ingaat die Musicopy met u heeft gemaakt, om, in afwachting van het overleg met organisaties van muziekverenigingen, bezoeken aan openbare uitvoeringen tot een minimum te beperken en voorlopig af te zien van sommaties?

3. Wat vindt u van het feit dat Musicopy tegen de afspraken in toch controleert? Bent u van plan maatregelen te treffen? Zo ja, welke?

4. Wat is, gelet op de toezegging van Musicopy dat zij haar inspanningen erop zal richten om met organisaties van muziekverenigingen overkoepelende licenties overeen te komen, de stand van zaken betreffende deze overkoepelende licenties? Heeft er overleg plaatsgevonden en zijn er afspraken gemaakt?

5. Deelt u de mening dat indien er nog geen afspraken zijn gemaakt met organisaties van muziekverenigingen, Musicopy geen controles moet uitvoeren en van sommaties moet afzien?

6. Bent u van plan nogmaals met Musicopy te overleggen?"

Lees de vragen hier