IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 2028

ONM-files

Na de Margarita-tapes, de Endstra-tapes nu de ONM-files: "Vier pagina's uit een ONM-script zijn in handen gekomen van het roddelblad Party. Volgende week woensdag publiceert het blad het scenario in onverkorte vorm. Dan maakt het tijdschrift ook bekend welke acteur zijn tekst op Schiphol heeft verloren. Het document werd gevonden door Party-redacteur Menno Smit, die iemand wegbracht op het vliegveld. "De papieren lagen op de grond bij een draaideur." Lees hier meer.

IEF 2027

Door de autoriteiten

Kamervragen, vraagnr. 2050612590, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. (Ingezonden 1 mei 2006)

1-  Wat is uw reactie op het voorstel van de Europese Commissie om van lidstaten te eisen dat zij hun strafrechtelijke sancties harmoniseren c.q. verhogen om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden?

2-  Deelt u de visie van de Europese Commissie dat misbruik van intellectueel eigendom in Nederland door de autoriteiten minder hard wordt bestreden dan andere vormen van illegale handel? Indien ja, welke stappen gaat u zetten om verbetering te brengen in deze situatie? Indien neen, wat is uw mening over het oordeel van de Europese Commissie?

3-  Deelt u de opvatting dat er geen enkele aanleiding is te komen tot een Europese verplichting tot het strenger aanpakken van misbruik van intellectueel eigendom aangezien nationale strafrechtstelsels voldoende ruimte bieden om dat te bewerkstelligen? Indien neen, hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt van subsidiariteit?

4-  Acht u het in het algemeen wenselijk dat de Europese Commissie (bepaalde) strafrechtelijke sancties oplegt, waardoor sommige lidstaten mogelijk nieuwe strafrechtelijke regels opgedrongen kunnen krijgen of hun reeds geldende regels moeten aanscherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?

5-  Deelt u de mening van de Oostenrijkse kanselier en EU-voorzitter Wolfgang Schüssel dat rechters van het Europees Hof van Justitie meer oog moeten hebben voor nationale gevoeligheden? Kunt u uw antwoord toelichten?

IEF 2026

0,1128 per uitlening

Kamerstuk 30300 VI, nr. 148, 2e Kamer.Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2006; Brief minister over leenrechtvergoeding

In vervolg op mijn brief van 13 oktober 2005 kan ik u mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap berichten dat de Stichting Leenrecht en het samenwerkingsverband christelijke bibliotheken onlangs een akkoord hebben gesloten over het betalen van leenrechtvergoeding.

De bibliotheken die in de periode 1997 tot en met 2005 niet aan de verplichting inzake de leenrechtregeling hebben voldaan, zullen als afkoopsom voor die periode een bedrag van drie euro per ingeschreven lid betalen. De peildatum voor het vaststellen van het aantal ingeschreven leden is 1 januari 2006. Vanaf 1 januari 2006 zullen de christelijke bibliotheken het algemene tarief betalen zoals dat voor bibliotheken is vastgesteld door de Stichting Onderhandelingen Leenrechtvergoedingen.

Dat bedraagt in 2006 € 0,1128 per uitlening. Deze regeling zal ook van toepassing zijn op christelijke bibliotheken die niet bij het samenwerkingsverband christelijke bibliotheken zijn aangesloten, mits deze zich vóór 1 mei a.s. aanmelden bij de Stichting Leenrecht.

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

IEF 2025

Een eigen intellectuele schepping

Kamerstuk 30536, nr. 4, 2e Kamer.  Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening. Advies en nader rapport

De Raad merkt op dat in de memorie van toelichting geen aandacht wordt  besteed aan de vraag of het in het wetsvoorstel gekozen systeem van toegang  tot postcodes in overeenstemming is met het databankrecht.

Aangenomen  moet worden dat een postcodesysteem een databank vormt in de zin van de databankregelgeving. Een postcodesysteem vormt immers een verzameling van gegevens, die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met  elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de  verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of  kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.

Een postcodesysteem  dat aangemerkt kan worden als een databank, kan twee soorten  bescherming genieten: auteursrechtelijke bescherming (bescherming tegen  verveelvoudiging en openbaarmaking) en bescherming door een sui generis  recht (bescherming tegen opvraging of hergebruik). Voor auteursrechtelijke  bescherming komt het systeem in aanmerking als het door de keuze of  rangschikking van gegevens een eigen intellectuele schepping vormt van de  maker.

Bescherming door het sui generis recht speelt een rol als sprake is van  een substantiële investering door de maker (lagere drempel). Onder  omstandigheden kunnen beide regimes van bescherming naast elkaar van  toepassing zijn7.  De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op het  regime van bescherming dat van toepassing is op het postcodesysteem van  TPG Post en de verhouding van dit regime

IEF 2024

Is het waar

Kamervragen, vraagnr. 2050612910, 2e Kamer. Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de ministers van Economische Zaken en van Justitie over het Peer-to-Peer programma Tribler. (Ingezonden 4 mei 2006)

1 Is het waar dat het ministerie van Economische Zaken € 3 miljoen subsidie aan de ontwikkeling van het programma Tribler heeft gegeven in het kader van Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (BSIK)?

2 Hoe oordeelt u over dit programma? Bent u bekend met het feit dat via dit programma veel illegaal aanbod van muziek, film en porno te vinden is?

3 In hoeverre is bij de ontwikkeling sprake van fundamenteel hoogstaand onderzoek en aansprekende innovaties?

4 Was bij de toekenning van de subsidie bekend dat het programma met hoge waarschijnlijkheid gebruikt zou worden voor het zonder toestemming verspreiden van materiaal waarop auteursrecht rust? Zo ja, waarom is dan toch besloten de subsidie toe te kennen? Zo neen, waarom was dat niet bekend, gezien het feit dat peer-to-peer programma’s met name hiervoor gebruikt worden?

5 Vindt u het wenselijk dat de overheid een bijdrage levert aan de ontwikkeling van een dergelijk programma zonder daarbij oog te hebben voor het auteursrecht dat op dit materiaal rust? Zo neen, hoe heeft dit dan toch kunnen gebeuren?

6 Wat gaat u doen om het illegaal verspreiden van materiaal waarop auteursrecht rust op internet aan te pakken?

7 Loopt er momenteel nog een subsidie-aanvraag van de ontwikkelaars van Tribler voor de verdere ontwikkeling van dit programma? Zo ja, wat gaat u met deze aanvraag doen?

8 Deelt u de mening dat deze subsidie gezien de doelstellingen van BSIK en de ongewenste bij-effecten ten aanzien van het zonder toestemming verspreiden van materiaal waarop auteursrecht rust terecht is geweest? Zo neen, wat gaat u doen? Zo ja, waarom?

9 Bent u bereid de subsidies in het kader van BSIK nader tegen het licht te houden? Zo neen, waarom niet?

IEF 2023

Draagvlak en maatwerk

Kamerstuk 29515, nr. 136, 2e Kamer. Kabinetsplan aanpak administratieve lasten; Brief minister met overzicht maatregelen op terrein van Justitie ter vermindering administratieve lasten voor bedrijfsleven.

Auteursrechtvergoedingen. In 2004 is tussen de ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland en de Stichting Reprorecht een Introductieregeling reprorecht bedrijfsleven (2003–2005) gesloten over de uitvoering van de wettelijke regeling inzake het reprorecht. De verschuldigde vergoedingen worden betaald aan de Stichting Reprorecht, die vervolgens reparteert aan de rechthebbenden.

Op grond van de afspraken betalen bedrijven een vast bedrag per jaar aan de stichting, dat berust op de bedrijfsgrootte en het veronderstelde kopieergedrag. Bedrijfsomvang in aantallen medewerkers en de door het CBS gehanteerde SBI-codes zijn hierbij bepalend. Deze wijze van uitvoeren van het reprorecht scheelt het bedrijfsleven op jaarbasis € 57 mln.

Alle betrokken partijen zijn positief over de regeling.

Eind 2005 is deze dan ook verlengd. Ondanks voorzieningen om de uitvoering van het reprorecht en ook van andere auteursrechtheffingen (naburige rechten, recht op muziek en beelden) zoveel mogelijk te stroomlijnen, blijven deze op kritiek van het bedrijfsleven stuiten. Het initiatief van het georganiseerde bedrijfsleven en rechthebbenden om over een zo eenvoudig mogelijke inning van auteursrechtvergoedingen afspraken te maken wordt toegejuicht.

Zelfregulering biedt namelijk de beste garantie voor draagvlak en maatwerk, terwijl ook de nodige AL-reducties kunnen worden bereikt, zowel voor het betalingsplichtige bedrijfsleven als voor de collectieve beheersorganisaties zelf. In mijn optiek illustreren de gemaakte afspraken dat zelfregulering zeer goed kan werken. Partijen kunnen zelf in een evaluatie van de regeling voorzien, en eventuele AL-aspecten kunnen daarbij altijd betrokken worden.

Overigens vormen auteursrechtvergoedingen als zodanig, anders dan wel eens wordt gesuggereerd, geen administratieve last. Het uitgangspunt is daarbij duidelijk: in beginsel een plicht tot betaling voor het gebruik van andermans beschermd werk. Bij octrooien is dat niet anders. In het streven om zelfregulering verder te stimuleren heeft mijn ministerie een informele dialoog op gang gebracht tussen auteursrechtenorganisaties en het georganiseerde bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB Nederland). In dat verband wordt gesproken over mogelijkheden tot verdere vereenvoudiging.

Ik stel het nodige in het werk om deze dialoog te bevorderen en zie dan ook met met belangstelling uit naar de uitkomsten. Vooruitlopend daarop heeft de Stichting Auteursrechtbelangen gevolg gegeven aan mijn suggestie tot en het voortouw genomen bij de ontwikkeling van een digitaal loket, waarop gebruikers straks zullen kunnen nagaan welke kosten zijn verbonden aan hun wijze van gebruik van beschermd werk. Het streven is erop gericht dit digitale loket nog in 2006 te operationaliseren.

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

IEF 2022

beVrijdagmiddagberichten

- Voor reclameliefhebbers: Het Reclamearsenaal: De plek voor het erfgoed Nederlandse reclame, met zeer uitgebreid archief. Website hier.  

- Anders als bei der Bezeichnung „FUSSBALL WM 2006“ könne bei „WM 2006“ jedoch nicht angenommen werden, dass der Verkehr diese Angabe allgemein, d.h. für alle beanspruchten Waren und Dienstleistungen, als nicht unterscheidungskräftigen Hinweis auf die Veranstaltung einer Weltmeisterschaft im Jahre 2006 als solche verstehe und ein solches Verkehrsverständnis bereits im Zeitpunkt der Eintragung Anfang 2003 bestanden habe.  Lees hier meer.

- Haiku op Boekblad.nl:

“Column Hans Bousie
Door Hans Bousie
Hans Bousie is deze week met vakantie.”

- Artikel Dasgupta in de IndiaTimes: Should menus carry copyrights? First fake paintings and handbags, then the Da Vinci Code copycat charges. Now, the fat is in the fire again, this time over culinary plagiarism. And it’s causing heartburn in kitchen cabinets across the world. Lees hier meer.  

- Google verdient enorm aan advertenties op websites die verborgen gaan achter verkeerd gespelde url's van bekende websites. Critici vinden dit misbruik van handelsnamen. Lees hier meer.

- Trump trying to trump a trump.  Donald and Ivana Trump are battling again.  This time The Donald is fighting Ivana's bid to trademark her name ("Ivana Trump") for use in her real estate business .He filed formal opposition with the U.S. Patent and Trademark Office. Ivana denies that a new Trump trademark would cause confusion, adding that her continuing use of his surname "has been undertaken with the consent and acquiescence" Lees meer hier.

IEF 2021

Vraag van de Dag (2)

Mooi antwoord van Peter van der Wees (Vereenigde) op de vraag van de dag (zie hieronder):  “Uit de berichtgeving in de media alsmede het dagboek van Endstra zelf rijst het beeld op van Holleeder als "kwade genius" in deze kwestie, en Endstra als diens willoos werktuig. Op grond van het aloude adagium "het brein gaat voor de hand" moet de conclusie dan ook zijn dat Holleeder in dezen als auteursrechthebbende moet worden aangemerkt.”

IEF 2019

Lexicale vondst

Gerecht van Eerste Aanleg 3 mei 2006, zaak T-439/04. Eurohypo tegen OHIM.

Geen Europolis maar Europhypo. Het Gerecht acht het beschrijvend voor financiële diensten.

Het beroep na afwijzing van de inschrijving van het woordmerk EUROHYPO voor financiële zaken wordt verworpen, aangezien het woord voor deze diensten beschrijvend is in de zin van artikel 7 lid 1 sub b Verordening. De kamer van beroep voegt daaraan toe dat dit in ieder geval zo is in Duitstalige landen en dat dit overeenkomstig artikel 7, lid 2, van verordening nr. 40/94 een afdoende grond voor weigering van bescherming vormde.

Voorts vormen de elementen „euro” en „hypo” volgens haar een onmiddellijk begrijpbare aanduiding van de kenmerken van de vijf bovengenoemde diensten en maakt de samenvoeging van de twee elementen tot één woord het merk niet minder beschrijvend.

Eurohypo voert bij het Gerecht als eerste middel aan "de bestreden beslissing artikel 74, lid 1, eerste volzin, van verordening nr. 40/94, dat bepaalt dat „tijdens de procedure [...] het BHIM ambtshalve de feiten onderzoekt”, schendt doordat de kamer van beroep de feiten niet volledig heeft onderzocht."

Het gerecht verwerpt dit middel: "Of een teken als gemeenschapsmerk kan worden ingeschreven, moet bovendien uitsluitend worden beoordeeld op basis van de relevante gemeenschapsregeling zoals uitgelegd door de gemeenschapsrechter. Het is bijgevolg voldoende dat de kamer van beroep voor haar beslissing het criterium van het beschrijvend karakter zoals uitgelegd in de rechtspraak heeft toegepast; zij behoeft haar oordeel niet door middel van bewijs te onderbouwen. In casu heeft de kamer van beroep onderzocht welke betekenis de elementen „euro” en „hypo” voor de Duitse consument hebben, en welke betekenissen de samengestelde term „eurohypo” kan hebben.

De vaststelling dat in de motivering van de bestreden beslissing niet wordt verwezen naar extra opzoekingen, zoals een overzicht van de resultaten van internetopzoekingen, volstaat niet als bewijs dat de kamer van beroep haar eigen uitlegging van de betrokken term in de plaats heeft gesteld van die van het relevante publiek. De kamer van beroep, die er voldoende van overtuigd was dat de beschrijvende aard van de elementen „euro” en „hypo” een grond voor weigering van inschrijving vormde, heeft door af te zien van extra opzoekingen niet in strijd met artikel 74, lid 1, eerste volzin, van verordening nr. 40/94 gehandeld."

Als tweede middel voert Eurohypo schending van artikel 7 lid 1 sub b aan: "Volgens haar heeft de kamer van beroep terecht geoordeeld dat de elementen „euro” en „hypo” kunnen worden geassocieerd met de Europese munt en met het woord „Hypothek” (hypotheek), doch geen rekening gehouden met de andere mogelijke betekenissen van deze twee elementen. (...) Verder stelt verzoekster dat het woordteken EUROHYPO, in zijn geheel beschouwd, de diensten waarvoor inschrijving is geweigerd, niet beschrijft. Het woordteken EUROHYPO is geen gangbare Duitse beschrijving van financiële diensten en uit de resultaten van de [...] internetopzoekingen blijkt dat dit woord niet courant wordt gebruikt in een beschrijvende betekenis."

Het Gerecht oordeelt: "In de eerste plaats stelt het Gerecht vast dat de kamer van beroep terecht heeft opgemerkt dat het betrokken publiek het element „euro” in de financiële sector waarneemt als de gangbare munt van de Europese Unie en als een beschrijving van deze monetaire ruimte. Dit element beschrijft dus, in minstens één van de potentiële betekenissen ervan, een kenmerk van de betrokken financiële diensten. Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat het element „euro”, zoals verzoekster stelt, ook kan worden opgevat als de afkorting van het woord „Europa”. Verder heeft de kamer van beroep terecht opgemerkt dat met betrekking tot financiële diensten het element „hypo” door de gemiddelde consument wordt opgevat als een afkorting van de term „hypotheek”. Deze conclusie wordt niet op losse schroeven gezet door de omstandigheid dat, zoals verzoekster stelt, deze term ook andere betekenissen kan hebben in de medische sector of in het Oud-Grieks."

Ook de samenstelling is volgens het Gerecht beschrijvend: "In casu is het woordteken EUROHYPO niet meer dan een samenstelling van twee beschrijvende elementen, die geen indruk wekt die ver genoeg verwijderd is van de indruk die uitgaat van een eenvoudige samenvoeging van zijn bestanddelen, zodat het woord niet meer is dan de som van zijn bestanddelen. Bovendien heeft verzoekster niet aangetoond dat dit samengestelde woord tot het normale spraakgebruik is gaan behoren en aldaar een eigen betekenis heeft gekregen. Zij stelt integendeel dat het woordteken EUROHYPO als beschrijving van de financiële diensten niet tot het gangbare Duitse taalgebruik behoort."
Lees hier het arrest.

IEF 2018

Vraag van de dag

NRC van gisteren: “Het is overigens onduidelijk bij wie het auteursrecht van de gesprekken ligt. “Waarschijnlijk bij de erven-Endstra”, zegt de Leidse hoogleraar auteursrecht Dirk Visser. “Het ligt gecompliceerd”, zegt uitgever Marie-Anne van Wijnene van De Endstra-tapes. "Maar dat heeft ons niet tegengehouden.” 

Oplossingen kunnen worden gemaild. Onder de inzendingen wordt iets verloot.