IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1883

Persberichten

- “Een coalitie van samenwerkingsverbanden uit de ICT-, consumentenelektronica en digitale media-industrie, waaronder de Business Software Alliance, gaat zich sterk maken voor een dringende hervorming van Europese copyrightheffingen. De Copyright Levies Reform Alliance (CLRA) wil meer eerlijkheid en transparantie in copyrightheffingen op professionele en consumentenproducten in de Europese Unie, zodat consumenten eerlijk behandeld worden en contentleveranciers een eerlijke vergoeding krijgen.” Lees hier meer (BSA), bericht op webwereld hier.

- "Opnieuw zijn diverse illegale bittorrentsites op sommatie van BREIN door de eigenaren of hun service providers offline gehaald. De afgelopen twee weken werden zes sites afgesloten, waaronder movieget.nl, weplog.nl en torrents4you.com, met in totaal ongeveer 10.000 gebruikers. Inmiddels zijn 45 van de ruim 90 door BREIN gelokaliseerde Nederlandse bittorrentsites offline. Daarmee werden tot op heden ongeveer 410.000 p2p-gebruikers afgesloten." Lees hier meer.

IEF 1882

Geen gedoe dus

Artikeltje in de Volkskrant over games en merk- en portretrechten: “Sensible Soccer zou goed beschouwd een computerspel kunnen zijn zoals een advocaat dat zou ontwerpen. Waarom? In tegenstelling tot de felrealistische voetbalgames Fifa van Electronic Arts en Pro Evolution Soccer van Konami lijken de spelers in Sensible Soccer helemaal nergens op. (…) Geen gedoe dus met de portretrechten van voetballers of het merkrecht van een club.

Klopt, zegt John Hare van uitgever Codemasters (In kleine kring bekend van dit vonnis in  de zaak Tellegen- Codemasters) . ‘We zouden veel geld kwijt zijn aan het recht om de echte clubs en echte spelers af te beelden.’En met een knipoog voegt hij er aan toe: ‘Als je de legale valkuilen weet te vermijden, kun je nog een heel eind komen.’ Het merk- en portretrecht is geen onderwerp dat gamesmakers lichtvaardig aan hun laars lappen.”

Lees het hele artikel hier.

IEF 1881

Prebiotisch (2)

pb.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 5 april 2006, KG ZA 06-134. N.V. Nutricia tegen Kruidvat Retail B.V.

Nutricia spreekt Kruidvat aan op octrooi-inbreuk vanwege de verkoop van babyvoeding door Kruidvat (eerder bericht hier).

Het octrooi van Nutricia openbaart een uitvinding welke ziet op het gebruik van specifieke koolhydraatmengsels met prebiotische werking (uitleg in  r.o. 4.1-4.2) voor diëtische voedingen en farmaceutica. Het mengsel kan worden toegevoegd aan, bijvoorbeeld, zuigelingenvoeding. In het octrooi wordt aangegeven dat de mengsels de gezondheid bevorderende micro-organismen, die in de natuurlijke dikke darmflora aanwezig zijn, stimuleren.

Bij de beoordeling van de inbreukvraag neemt de rechtbank in aanmerking dat de uitvinding specifieke combinaties van koolhydraten betreft die in die combinatie de voordelen van de uitvinding zouden moeten opleveren.

Conclusie 1 leert dat de specifieke combinatie moet zijn samengesteld uit in elk geval een A-component, bestaande uit een kortketenige oligosaccharide en een B-component, bestaande uit een langketenige polysaccharide. Voor de duidelijkheid: kortketenig is gedefinieerd als korter dan 7 saccharideneenheden en langketenig als meer dan 6 eenheden.

De rechtbank concludeert dat de A-component aanwezig is. De vraag of er ook sprake is van een B-component beantwoord de rechtbank ontkennend. In het Kruidvat-product is gebruik gemaakt van het handelsproduct Fibrulose’97 en dat is volgens de rechtbank niet aan te merken als de B-component, omdat slechts een deel (63%) van dit product uit langketenige saccharideneenheden bestaat:

“Uit deze bewoordingen volgt dat een koolhydraat eerst als een B-component kwalificeert indien deze bestaat uit een polysaccharide met een DP in de range van 7 tot en met 100. Op deze wijze wordt de B-component dan ook gesteld tegenover de A-component welke moet bestaan uit een saccharide met een DP in de range van 2 tot en met 6. Naar voorlopig oordeel kan Fibrulose’97, waarvan 37 gew. % buiten de door de uitvinder gedefinieerde grenzen valt, dan ook niet als een B-component worden gekwalificeerd. Door Fibrulose’97 toe te passen in haar zuigelingenvoeding maakt Kruidvat dan ook geen inbreuk op conclusie 1 van het octrooi en evenmin op de volgconclusies die alle uitgaan van de toevoeging van een B-component met prebiotische werking zoals die is gespecificeerd in de eerste conclusie.”

Nutricia doet nog tevergeefs een poging door te stellen dat het deel met een lager DP (de voornoemde 37%) weggedacht moet worden:

“De stelling van Nutricia slaagt ook niet onder de veronderstelling dat van de toegevoegde Fibrulose’97 het deel met een DP lager dan zeven moet worden weggedacht, zodat nog steeds een hoeveelheid – 63 gew. % – als polysaccharide met een DP groter dan 6 resteert. Onder die aanname dreigt immers dat de gewichtsverhouding in het mengsel niet meer voldoet aan de grens dat ten minste 5 gew % van het mengsel langketenig is. De kwantitatieve bepalingen van dr. Stahl zijn onvoldoende nauwkeurig om daar uitspraken over te doen. Voorts is onder die aanname het kortketenige deel van de Fibrulose’97 als een derde component aan te merken, hetgeen in strijd is met de vooronderstelling dat het
mengsel is samengesteld uit twee componenten.”

De vorderingen van Nutricia worden afgewezen. 

Lees het vonnis hier. Mediaberichtgeving hier.

IEF 1880

Hoe ook gespeld

Rechtbank Amsterdam, 30 maart 2006, KG  06-258. Josephine & Co Holding B.V. c.s. tegen  Josefien van Gelovenen h.o.d.n. Josefien Amsterdam. (Met dank aan Christel Jeunink, Dirkzwager advocaten & notarissen).

In geding is of de naam Josefien Amsterdam als een inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten van Josephine & Co is te beschouwen.

Het Josephine & Co concern houdt zich bezig met de in- en verkoop van exclusieve damesmode. De kleding onder het label Josephine & Co wordt in meer dan 250 winkels in Nederland verkocht, waaronder vijf eigen winkels. De eenmanszaak Josefien Amsterdam verkoopt kleding van verschillende exclusieve merken. Josefien Amsterdam presenteert haar onderneming op het internet onder de domeinnaam josefienamsterdam.nl. Op 13 februari 2006 heeft Josefien Amsterdam een woord/beeldmerk 'Josefien Amsterdam' gedeponeerd. Deze merkaanvraag bestaat uit de naam 'Josefien Amsterdam' in een groen rond kader.

In de procedure hebben Josephine & Co zich onder meer beroepen op hun woordmerk en woord/beeldmerk "Josephine & Co" en op hun handelsnaamrechten. Aangezien de naam "Josephine" in de merken van Josephine & Co en de naam 'Josefien' (hoe ook gespeld) in het teken 'Josefien Amsterdam' als de meest onderscheidende en dominerende bestanddelen van de betreffende tekens moeten worden beschouwd, is volgens de Voorzieningenrechter sprake van een grote mate van overeenstemming, ongeacht het andere lettertype en het groene logo van Josefien Amsterdam. Ook oordeelt de Voorzieningenrechter dat sprake is van verwarringsgevaar, zodat aangenomen wordt dat sprake is van een inbreuk in de zin van artikel 13A lid 1 sub b BMW. Daarnaast is sprake van een handelsnaaminbreuk, aangezien Josephine & Co genoegzaam hebben aangetoond dat Josefien Amsterdam ook geografisch gezien in hun vaarwater zit.

Het argument van Van Gelovene dat het merk Josephine & Co weinig onderscheidend vermogen heeft omdat er andere Benelux-merkinschrijvingen ook de term Josephine bevatten, wordt niet onderschreven omdat Josephine & co voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ook tegen het gebruik van andere merken die het woord Josephine bevatten optreedt.

Lees het vonnis hier.

IEF 1879

Inderdaad semantisch

Kamerstuk 21501-30, nr. 134, 2e Kamer,. Verslag algemeen overleg gehouden op 9 maart 2006. Debat over de Dienstenrichtlijn.

 “Het is de heer Irrgang (SP) duidelijk dat het land van oorsprong-principe als term uit de Dienstenrichtlijn is gehaald, maar als het principe nog steeds geldt, is het verschil inderdaad semantisch.. Over de reikwijdte van het gesloten akkoord over de richtlijn moet daarom snel duidelijkheid komen. (…) Onduidelijk is voorts of het collectief beheer van auteursrechten, geldtransporten en de taken van gerechtsdeurwaarders in het compromisvoorstel goed zijn geregeld.”

Antwoord van de minister: “In de (nog te verwachten) brief aan de Kamer met daarin de reactie op het Commissievoorstel inzake de Dienstenrichtlijn gaat de minister ook in op de elementen die een rol spelen bij de reikwijdte. Het collectief beheer van auteursrechten, geldtransporten en de taken van gerechtsdeurwaarders komen daarbij eveneens aan de orde.”

Zie ook dit vandaag uitgeven persbericht (+ aangepast voorstel Commissie).

IEF 1878

Weinig te sappelen

Artikel in de Volkskrant over volgrecht. Enkele citaten: “In de kunstwereld zelf bestaan reserves. De Stichting NedArt, vertegenwoordiger van onder meer handelaars en galeries, heeft er weinig vertrouwen in. ‘Alleen kunstenaars van het kaliber van Rineke Dijkstra of Marlene Dumas zullen ervan profiteren. Maar dat zijn juist degenen die het niet echt nodig hebben. De werkelijkheid is dat 95 tot 98 procent van de werken in de beeldende kunst in waarde daalt.’”

De Federatie van Kunstenaarsverenigingen juicht de regeling wel toe. Directeur Bert Holvast erkent dat in eigen kring ook veel scepsis is, ‘maar elk initiatief dat kan bijdragen aan een beter inkomen voor de kunstenaar is welkom’. Hij vindt het nog te vroeg om conclusies te trekken. ‘Bij elke nieuwe regeling is de reflex dat het bureaucratie in de hand werkt. Moet je dan maar niks doen?’ Hij heeft ook begrip voor de instelling van een ondergrens. ‘Het moet wel beheersbaar blijven. Er zullen zeker niet overal schepen vol geld binnenvaren, nee. Maar alles helpt als je weinig te sappelen hebt.’”


“Inmiddels heeft de Stichting Beeldrecht aangekondigd voor hun leden volgrecht te zullen gaan innen. Directeur Tim Erpenbeek verwacht dat de rompslomp wel zal meevallen omdat de drempel hoog ligt.(…) Beeldrecht zal nagaan wat er op veilingen in Nederland gebeurt en geregeld peilen bij handelaars en galeriehouders.  Erpenbeek: ‘Het zal voor alle partijen wennen zijn. De transparantie is niet overal even groot. Maar we hopen op een goede relatie. De regeling is nu eenmaal een gegeven”

Lees het volledige artikel hier.

IEF 1877

Met toestemming

Het RD bericht dat De Reformatorische Omroep (RO) gaat samenwerken met audioserver.nl, een organisatie die kerkdiensten uitzendt via internet.  Veel kerken zenden via hun kerktelefoonverbinding muziek uit, maar doen dat zonder toestemming van Buma/Stemra. De RO betaalt wel voor de auteursrechten. Lees hier meer.

IEF 1876

Geen goud voor Oro

GvEA EG, 5 april 2006, zaak T-344/03. Saiwa tegen OHIM / Barilla Alimentare.

Saiwa SpA heeft oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het depot van het gemeenschapsmerk SELEZIONE ORO BARILLA, op basis van haar oudere woordmerken ORO en ORO SAIWA. Net als het OHIM wijst het Gerecht de oppositie af.

Het Gerecht oordeelt dat de redelijk oplettende consument van levensmiddelen het woord „oro” (Italiaans voor: goud) associeert met topkwaliteit, want het verwijst naar de positieve kenmerken van een waar doordat het de nadruk legt op de kwaliteit, het nut en de superioriteit ervan. De term „oro” wordt in het commerciële taalgebruik in diverse sectoren (in Italië), waaronder de voedingssector, gebruikt. Voor wat betreft de oudere merken oordeelt het Gerecht dat SAIWA het dominerende bestanddeel van het merk ORO SAIWA is.

Het Gerecht concludeert:

39. Aangaande de visuele en fonetische vergelijking van de merken ORO en ORO SAIWA met het aangevraagde merk SELEZIONE ORO Barilla is het Gerecht van oordeel dat er aanzienlijke visuele en fonetische verschillen bestaan in de perceptie van de conflicterende merken door de consument, en dat het feit alleen dat de term „oro” in beide tekens voorkomt, niet volstaat om te kunnen spreken van overeenstemmende merken.

40. Wat het begripsmatige aspect betreft, speelt de betekenis van het gemeenschappelijke naamwoord „oro” een ondergeschikte, ja zelfs een onbeduidende, rol in de perceptie door de consument, die niet de gewoonte heeft, dit woord in verband te brengen met een welbepaalde fabrikant, zoals de kamer van beroep in punt 25 van de bestreden beslissing heeft vastgesteld. De geringe begripsmatige overeenstemming van de conflicterende merken kan dus niet opwegen tegen de visuele en fonetische verschillen.

41. Ten slotte heeft de kamer van beroep in punt 25 van de bestreden beslissing terecht geoordeeld dat het woord „oro” in het aangevraagde merk beschrijvend is ten opzichte van de term „selezione”, om de consument erop te wijzen dat het gaat om een Barilla-product van topkwaliteit. Doordat het woord „oro” onmiddellijk na het woord „selezione” staat, vervult het immers geen zelfstandige onderscheidende functie, maar moet het worden begrepen als een bijstelling bij de beschrijvende term „selezione”. In het aangevraagde merk ligt het onderscheidend vermogen van het teken dus bij de term „Barilla”.

42. Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de door de conflicterende merken opgeroepen totaalindruk en rekening houdend met de onderscheidende en dominerende bestanddelen van deze merken, de onderlinge overeenstemming niet volstaat om bij de consument verwarringsgevaar te doen ontstaan.

Lees het arrest hier.

IEF 1875

Weet wat je slikt

GvEA EG, 5 april 2006, zaak T-202/04. Madaus tegen OHIM/Optima Healthcare.

Optima Healthcare Ltd. wil het Gemeenschapsmerk ECHINAID laten inschrijven. Madaus AG stelt oppositie in op grond van haar internationale merkregistratie ECHINACIN en voert verwarringsgevaar aan (artikel 8, lid 1, sub b GMV). Beide merken betreffen warenklasse 5.

Zowel de oppositieafdeling van het OHIM als de kamer van beroep hebben de oppositie afgewezen. Zij waren beide van oordeel dat er geen sprake is van verwarringsgevaar, omdat het voorvoegsel „echina ” verwijst naar de naam van de plant echinacea en dus beschrijvend moet worden geacht.

Madaus is van mening dat de conflicterende waren deels dezelfde en deels soortgelijk zijn. De „medische en farmaceutische preparaten” waarop het merk ECHINAID betrekking heeft, zijn dezelfde waren als de door het merk ECHINACIN aangeduide „chemische farmaceutische producten”, terwijl de door het eerste merk beschermde „vitaminen, voedingssupplementen, plantenpreparaten” daaraan soortgelijk zijn. Aangezien een vergissing bij de keuze van een farmaceutisch product ernstige gevolgen voor de gezondheid kan hebben, moet volgens verzoekster voor dergelijke producten bij de beoordeling van het verwarringsgevaar een veel strenger criterium worden gehanteerd dan voor de andere waren en diensten.

Volgens het Gerecht zijn de eventuele schadelijke gevolgen van onjuist gebruik van een farmaceutisch product evenwel te wijten aan de mogelijke verwarring bij de consument met betrekking tot de identiteit of de kenmerken van de betrokken waar, en niet met betrekking tot de commerciële herkomst ervan die een rol speelt bij de beoordeling van het verwarringsgevaar. (Interessante vraag: hoe onderscheiden we de identiteit van een product van de commerciële herkomst?).

In elk geval, voor zover overwegingen inzake de gevolgen van onjuist gebruik van een product relevant zijn voor de beoordeling van het verwarringsgevaar, dient te worden vastgesteld dat het OHIM met dergelijke overwegingen rekening heeft gehouden toen het de kenmerkende eigenschappen van de betrokken consumenten vaststelde. Zoals het OHIM terecht heeft verklaard, bestaat het relevante publiek in casu uit gemiddelde consumenten van twee types van waren. Met betrekking tot de farmaceutische producten zij vastgesteld dat de consumenten bij hun keuze worden bijgestaan door hooggekwalificeerde vakmensen.

Zonder overigens aan te geven waarom dit zo is, stelt het Gerecht vast dat met betrekking tot de fytotherapeutische producten de consumenten moeten worden geacht redelijk geïnformeerd, oplettend en omzichtig te zijn, en ook vertrouwd te zijn met het gebruik van producten waarvan het merk het voorvoegsel „echina-” bevat. Volgens het Gerecht mag aangenomen worden dat consumenten met belangstelling voor dit type van waren bijzondere aandacht besteden aan hun gezondheid, zodat zij minder snel de verschillende varianten van deze waren met elkaar zullen verwarren. Met andere woorden, het eventuele gevaar dat de onjuiste keuze, en vervolgens het onjuiste gebruik van een product bepaalde schadelijke gevolgen met zich mee brengen, wordt geneutraliseerd door de kennis en de oplettendheid die bij de betrokken gemiddelde consumenten in grote mate aanwezig is.

Lees het arrest hier