IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1631

Verwarrende vervoersmaatschappijen

Hof 's-Gravenhage, 8 december 2005, Rekestnr. R05/6, Stadsvervoer Nederland tegen Eemland Reizen.

Wat oudere beschikking in appel in handelsnaamzaak. Hof bevestigt eerdere beschikking van kantonrechter dat de handelsnaam Eemland Express verwarringwekkend overeenkomt met Eemland Reizen.

Stadsvervoer Nederland wil op haar bussen en in de dienstregeling naast haar handelsnaam 'Stadsvervoer Nederland' de aanduiding 'Eemland Express' te vermelden. Eemland Reizen vreest verwarring en verzoekt de rechter Stadsvervoer te bevelen het gebruik van 'Eemland Express' te staken. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Stadsvervoer komt tevergeefs in beroep.

De eerste grief van Stadsvervoer is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de naam Eemland Express als handelsnaam wordt gebruikt. Zij stelt dat de naam uitsluitend gebruikt wordt ter aanduiding van haar haar diensten. Het Hof bekijkt de foto's van de bussen van Stadsvervoer en oordeelt:

"De zijkanten van de bussen (waarop prominent 'Eemland Express' is aangebracht, red) beslaan een groot oppervlak  en zijn ook het meest zichtbaar. In het licht hiervan is het hof van oordeel dat het publiek de aanduiding 'Eemland Express zal opvatten als de naam van de onderneming die de dienst verricht en niet als aanduiding van de dienst zelf, te weten openbaar vervoer in het oostelijk deel van de provincie Utrecht.

Grief 2 betreft het gebruik van de geografische aanduiding Eemland. Stadsvervoer stelt hierover dat het eenieder vrij moet staan deze aanduiding te gebruiken als handelsnaam.

Het Hof is van oordeel dat 'Eemland' als het kenmerkende deel van beide handelsnamen moet worden aangemerkt. De woorden 'Express' en 'Reizen' zijn algemener; zij hebben beide betrekking op vervoer en hebben in die zin een gelijksoortige betekenis. Het Hof overweegt dat in dit verband 'Eemland' voldoende onderscheidend vermogen heeft, zeker nu het hier een handelsnaam betreft. Beide ondernemingen bieden als dienst personenvervoer met bussen aan, deels - naar onvoldoende is weersproken - in dezelfde regio van Nederland. Het vorenstaande in aanmerking genomen is het Hof van oordeel dat bij het publiek gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten.

Lees beschikking hier

IEF 1631

Verwarrende vervoersmaatschappijen

Hof 's-Gravenhage, 8 december 2005, Rekestnr. R05/6, Stadsvervoer Nederland tegen Eemland Reizen.

Wat oudere beschikking in appel in handelsnaamzaak. Hof bevestigt eerdere beschikking van kantonrechter dat de handelsnaam Eemland Express verwarringwekkend overeenkomt met Eemland Reizen.

Stadsvervoer Nederland wil op haar bussen en in de dienstregeling naast haar handelsnaam 'Stadsvervoer Nederland' de aanduiding 'Eemland Express' te vermelden. Eemland Reizen vreest verwarring en verzoekt de rechter Stadsvervoer te bevelen het gebruik van 'Eemland Express' te staken. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Stadsvervoer komt tevergeefs in beroep.

De eerste grief van Stadsvervoer is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de naam Eemland Express als handelsnaam wordt gebruikt. Zij stelt dat de naam uitsluitend gebruikt wordt ter aanduiding van haar haar diensten. Het Hof bekijkt de foto's van de bussen van Stadsvervoer en oordeelt:

"De zijkanten van de bussen (waarop prominent 'Eemland Express' is aangebracht, red) beslaan een groot oppervlak  en zijn ook het meest zichtbaar. In het licht hiervan is het hof van oordeel dat het publiek de aanduiding 'Eemland Express zal opvatten als de naam van de onderneming die de dienst verricht en niet als aanduiding van de dienst zelf, te weten openbaar vervoer in het oostelijk deel van de provincie Utrecht.

Grief 2 betreft het gebruik van de geografische aanduiding Eemland. Stadsvervoer stelt hierover dat het eenieder vrij moet staan deze aanduiding te gebruiken als handelsnaam.

Het Hof is van oordeel dat 'Eemland' als het kenmerkende deel van beide handelsnamen moet worden aangemerkt. De woorden 'Express' en 'Reizen' zijn algemener; zij hebben beide betrekking op vervoer en hebben in die zin een gelijksoortige betekenis. Het Hof overweegt dat in dit verband 'Eemland' voldoende onderscheidend vermogen heeft, zeker nu het hier een handelsnaam betreft. Beide ondernemingen bieden als dienst personenvervoer met bussen aan, deels - naar onvoldoende is weersproken - in dezelfde regio van Nederland. Het vorenstaande in aanmerking genomen is het Hof van oordeel dat bij het publiek gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen is te duchten.

Lees beschikking hier

IEF 1630

Poortretrecht

Rechtbank Zwolle, 9 november 2005,  LJN: AV1564. Diverse eisers en Stichting Exploitatie Sassenpoort tegen Gedaagde. Zaak doet een beetje denken aan de inmiddels veelbesproken portretrecht op panden-zaak (zie hier).

In het geding is aan de orde de vraag of gedaagde op enige grond kan worden geboden zich in zakelijke uitingen niet langer te bedienen van een afbeelding van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".

De Sassenpoort, gelegen aan de Sassenstraat 53 te Zwolle, is een markante middeleeuwse stadspoort, eigendom van de Dienst Domeinen. Gedaagde heeft tijdelijk samengewerkt met een van de eisers en heeft in het kader daarvan ook zijn intrek in de Sassenpoort genomen. Inmiddels is aan samenwerking en onderhuur een einde gekomen, maar gedaagde gebruikt wel een reklamebrochure met een (gestileerde) afbeelding van de Sassenpoort, die is geplaatst tussen de woorden Loonschade en advies. Onder de afbeelding van de Sassenpoort is vermeld "Zwolle" Daaronder is, in cursief, vermeld: "loonschade, letselschade, verzekeringen".

In dit geding is aan de orde de vraag of gedaagde op enige grond kan worden geboden zich in zakelijke uitingen niet langer te bedienen van een afbeelding van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".

Vooropgesteld dient te worden dat de afbeelding van de Sassenpoort niet als BMW-merkteken is gedeponeerd door een der eisers (zo dit al mogelijk zou zijn). Evenmin valt het gebruik van het begrip "letselschade" onder bescherming van de handelsregisterwet. Eisers hebben dan ook terecht geen beroep gedaan op bepalingen uit de Benelux Merkenwet of de handelsregisterwet. De vraag die derhalve voorligt is of gedaagde overigens onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers.. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag, zouden de gevraagde vorderingen immers voor toewijzing gereed kunnen liggen.

Niet valt in te zien dat de stichting en eiser sub 3 rechtstreeks in hun eigen belangen zijn geschaad. Dat zij in hun onderscheidenlijke hoedanigheden van huurder en van bestuurder van die huurder (en dus geen van beide als eigenaar), in hun eigen belangen worden getroffen indien een onderhuurder mogelijk schade lijdt door een beweerde onrechtmatige daad, is niet aannemelijk geworden. Dat zij op andere gronden een rechtens te respecteren belang hebben bij staking van het gebruik van de afbeelding door gedaagde is evenmin gebleken. Reeds om die reden dienen de vorderingen, voor zover zij tegen hen zijn ingesteld, te worden afgewezen.

Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat evenmin ten aanzien van eiser sub 1 onrechtmatig is gehandeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat in het handelsverkeer concurrentie regel is en dat allen wanneer de grenzen van het betamelijke worden overschreden, sprake zou kunnen zijn van onrechtmatigheid. Partijen hebben een en ruime marge om elkaar concurrentie aan te doen.

In het onderhavige geval brengt het gebruik van en afbeelding van een zo algemeen beeld van de Sassenpoort, hoezeer ook kenmerkend voor de stad Zwolle, niet mede dat elke ander die van een afbeelding van dit monument gebruik maakt, grensoverschrijdend handelt. In casu handelt gedaagde dan ook niet onrechtmatig door gebruik te maken van de afbeelding van de Sassenpoort (teneinde, naar hij onweersproken heeft gesteld, zijn cliënten en relaties erop te wijzen dat hij een Zwols bedrijf is) wetende dat in de Sassenpoort een letselschadebureau is gevestigd, ook niet in combinatie met het gebruik van het begrip "letselschade".

Dit wordt niet anders door de wijze waarop eiser sub 1 zich in het zakelijk verkeer manifesteert. Een afbeelding van de Sassenpoort maakt geen onderdeel uit van de door hem gehanteerde huisstijl. Zo kent zijn briefpapier die afbeelding niet. De door hem in het geding gebrachte print van zijn website bevat weliswaar de afbeelding, maar het betreft hier in de eerste plaats een plaatsaanduiding of routebeschrijving, en niet een gebruik van de afbeelding met het doel zich van andere ondernemingen te onderscheiden. Verwarring is dan ook niet in een zodanige mate te duchten dat het gebruik van de afbeelding door gedaagde als onrechtmatig heeft te gelden.

Ook in de samenwerkingsovereenkomst kan geen grondslag voor de vorderingen worden gevonden. In de overeenkomst valt voor gedaagde geen verplichting te ontwaren die erop neerkomt dat hij zich na beëindiging van de overeenkomst niet langer van het begrip "letselschade" mag bedienen. De litigieuze bepaling heeft veeleer de strekking dat gedaagde (gedurende de samenwerking) op het briefpapier eveneens het begrip "letselschade" zou vermelden teneinde mogelijke letselschadegevallen door te spelen aan eiser sub 1. Een verbod om ná beëindiging van de samenwerking zich te bedienen van het begrip "letselschade", kan daarin niet worden gelezen.

Uit de samenwerkingsovereenkomst valt voor gedaagde al helemaal niet een verplichting af te leiden dat hij zich van gebruik van de afbeelding van de Sassenpoort (na beëindiging van) de overeenkomst dient te onthouden. Lees het vonnis hier.

IEF 1629

Blijde vakanties

Beschikking Gerechtshof 's-Gravenhage, 13 februari 2006, LJN:AV1543. DTI Dutch Travel International B.V. tegen BMB. Net als Grenzeloos genieten (zie hieronder) wordt ook het door DTI gedeponeerde teken HAPPY VAKANTIES door het BMB geweigerd. Het hof kan zich ook hierin prima vinden.

"Het teken HAPPY VAKANTIES is samengesteld uit de woorden ‘Happy’ en ‘vakanties’. ‘Vakanties’ is het meervoud van het woord ‘vakantie’. In gangbaar Nederlands betekent dat: jaarlijks toegekende vrije tijd of vakantiereis (Van Dale Hedendaags Nederlands 2002). DTI verzoekt het teken in te schrijven voor – kort gezegd – de diensten van een reisbureau. Voor dergelijke diensten, waarbij gewoonlijk het aanbieden van vakantie-reizen centraal staat, is ‘vakanties’ aan te merken als beschrijvend. Het andersluidende betoog van DTI faalt, reeds omdat zij er daarbij van uit gaat dat ‘vakanties’ slechts jaarlijks toegekende vrije tijd betekent.

Het gangbare Nederlandse bijvoeglijk naamwoord ‘happy’ betekent gelukkig of blij (Van Dale Hedendaags Nederlands 2002). De plaatsing van ‘happy’ vóór ‘vakanties’ maakt dat het in aanmerking komende publiek ‘happy’ zal opvatten als een eigenschap van ‘vakanties’. ‘Happy’ is dan de aanduiding van het voor dat publiek wenselijk kenmerk dat de vakantie een blije of gelukkige ervaring oplevert. Het Bureau toont aan, met door hem overgelegde producties, welke door DTI niet (voldoende) zijn weersproken, dat ‘happy’ op deze wijze wordt gebruikt, ook in verband met vakantie(reizen).

Zowel ‘happy’ als ‘vakanties’ kunnen derhalve een aanduiding zijn van relevante kenmerken van de betrokken diensten, zodat het teken naar het oordeel van het hof uitsluitend bestaat uit beschrijvende aanduidingen.

Het gehele teken verschilt niet merkbaar van de som van zijn bestanddelen. De woordcombinatie bevat niet iets ‘extra’s’,waardoor het onderscheidende kracht krijgt. Tevergeefs beroept DTI er zich in dit verband op dat het teken een Engels met een Nederlands woord combineert. (...) Evenmin is – zoals DTI aanvoert – sprake van een originele, goed te onthouden slogan met een zelfstandige, niet louter beschrijvende, betekenis."

De inschrijving van het teken dient aldus geweigerd te worden. Lees hier de beschikking.

IEF 1628

Grenzeloos genoten

Beschikking Gerechtshof ’s-Gravenhage, 9 februari 2006, R05/537. DTI Dutch Travel International B.V. tegen BMB. Geen merk maar doorsnee reclamemededeling. 
 
DTI vezoekt het hof om het Bureau te bevelen om het gedeponeerde teken GRENZELOOS GENIETEN (zonder tussen-n) wél in te schrijven als woordmerk voor, kort gezegd, diensten van een reisorganisatie. DTI legt aan haar verzoek tot het geven van een bevel tot inschrijving ten grondslag dat het teken in de perceptie van het in aanmerking komend publiek onderscheidend vermogen heeft voor de betrokken diensten. Volgens DTI vormt de woordcombinatie een originele slogan met een zelfstandige, niet louter beschrijvende, betekenis. Hof Den Haag vindt van niet.

"Het als woordmerk gedeponeerde teken combineert de Nederlandse woorden ‘grenzeloos’ en ‘genieten’. ‘Genieten’ betekent ergens het genot van hebben of genoegen ervaren. ‘Grenzeloos’ betekent zonder grenzen en staat in het alledaags taalgebruik voor onbeperkt, eindeloos of zeer groot. Het gehele teken heeft daarmee de strekking zeer veel genoegen ervaren.

Naar het oordeel van het hof is het teken aldus begrepen zowel naar vorm als naar inhoud aan te merken als een doorsnee reclame-mededeling. In het teken ligt een niet mis te verstane aanprijzing besloten door de belofte van ‘zeer veel genoegen’. Het teken is voorts samengesteld zoals voor dergelijke mededelingen gebruikelijk. Zo blijkt uit hetgeen het Bureau aanvoert en door DTI niet (voldoende) is bestreden, dat ‘grenzeloos’ gangbaar is als voorvoegsel in tal van wervende en aanprijzende woordsamen-stellingen als grenzeloos goed, grenzeloos voordelig, grenzeloos fietsen, grenzeloos vakantieplezier en grenzeloos dromen, ook in verband met de betrokken diensten. Juist bij gebruik in verband met die diensten zal het in aanmerking komend publiek het teken daarom opvatten als een verkoopbevorderend bedoelde slogan.

Anders dan DTI aanvoert is geen sprake van een originele slogan noch van een teken met een andere, zelfstandige betekenis. Het teken GRENZELOOS GENIETEN bestaat uit alledaagse woorden en is – zoals gezegd - volgens de gewone taalconventies samengesteld, de gelijke beginletters (alliteratie) daaronder begrepen. Het teken bevat kortom geen element dat maakt dat het in aanmerking komend publiek in het teken méér zal zien dan een wervende boodschap. Naar het oordeel van het hof leent GRENZELOOS GENIETEN zich er van huis uit niet voor om de betrokken diensten te identificeren als afkomstig van een bepaalde onderneming, en die diensten te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Dit oordeel valt niet anders uit indien, zoals DTI aanvoert, het in aanmerking komend publiek specifiek bestaat uit diegenen die een reisarrangement wensen te boeken naar Egypte of Turkije.

DTI beroept er zich ten slotte nog op dat het door haar gedeponeerde teken door het Bureau ten onrechte is aangemerkt als louter beschrijvend voor de betrokken diensten en voorts, dat het Bureau niet heeft aangetoond dat het teken bestaat uit voor die diensten gebruikelijke aanduidingen. Deze stellingen kunnen DTI niet baten. Uit het voorgaande vloeit immers voort dat het teken voor de betrokken diensten elk onderscheidend vermogen mist, zodat inschrijving daarvan moet worden geweigerd, nog afgezien van de vraag of het teken louter beschrijvend is of bestaat uit gebruikelijke aanduidingen in de zin van artikel 6bis, eerste lid, onder c en onder d BMW.

De inburgering kan zonder nadere gegevens niet worden aangenomen. Het verzoek van DTI wordt afgewezen.
Lees hier de beschikking.

IEF 1627

Predikbeurten

Kamerstuk 29680, nr. 8, 2e Kamer. Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet (regeling verstrekking programmagegevens). Verslag  van de vaste commissie voor OC&W. Sommige leden zijn voor, andere tegen.

“Ook willen de leden weten wat de exacte definitie is van het begrip ‘programmagegevens’. Raakt dit alleen de omroepen of zijn programmagegevens in juridische zin wellicht ook het geestelijk eigendom van programmamakers, zo vragen zij. Uiteraard kan het geestelijk eigendom door programmamakers worden overgedragen aan een omroeporganisatie, maar, zo willen de leden weten, kan door middel van de voorgestelde wetswijziging dit ook eenzijdig worden ‘onteigend’? Hoe denken de auteursrechtelijke organisaties over dit vraagstuk en wat zijn de mogelijkheden en onmogelijkheden die de Europese wetgever in dit opzicht biedt?”

“Verder zijn de leden benieuwd in hoeverre sprake is van auteursrecht op de inhoud van bepaalde programma’s en de daaraan gekoppelde programmagegevens. Hoe oordelen de indieners van de wetswijziging over deze vraag?”

“Is het overigens wel mogelijk om het auteursrecht op dit punt voor te behouden gelet op de meest recente Europese richtlijn waarin een limitatieve opsomming is opgenomen van mogelijkheden om het auteursrecht te beperken?” Lees het volledige verslag hier.

IEF 1626

Moeder aller nieuwssites (3)

In aansluiting op dit eerdere bericht meldt Planet.nl dat De Nederlandse Dagbladpers (NDP) Google Benelux uitnodigt om te praten over 'zakelijke afspraken'. Volgens de NDP worden rechten van uitgevers geschonden en zijn hierover 'zakelijke afspraken' noodzakelijk.

Marc Duijndam, algemeen directeur van Google Benelux in Amsterdam, zegt in het artikel over de uitnodiging: "Natuurlijk nemen wij die aan. We gaan praten en uitleggen hoe het werkt. Want volgens mij komt de onrust voort uit angst omdat ze niet helemaal weten hoe het in de praktijk werkt." Lees hier meer. persberichtje NUV hier.

IEF 1625

IE-directeur

Vandaag in de innovatiebijlage van het FD: ‘Ideeën vragen management’ een artikel van twee pagina’s Robert Pitkethly. Artikel gaat in op de noodzaak van gespecialiseerd IE management bij bedrijven, of zelfs van de aanstelling van een IE-directeur. In het artikel wordt voor IE-rechten de afkorting IER’s gebruikt als vertaling voor de Engelse standdaardafkorting IPR. Een korte samenvatting in citaten:

“Intellectuele eigendom, zoals octrooien en auteursrechten, is een van de sleutelactiva van elke innovatieve organisatie en verdient dan ook de bijzondere aandacht van de bedrijfstop. In sommige gevallen kan dat zelfs leiden tot de aanstelling van een IE-directeur om de rechten zowel intern als extern te managen.”

“Een vergissing die echter voorkomen moet worden, is IE-management te beschouwen als een zuiver juridische kwestie. Zowel juridische expertise als integratie in het algemeen beheer van de onderneming is vereist om het arsenaal aan interne en externe IE-managementkwesties te managen die binnen en tussen bedrijven ontstaan.”

“Als IE een van de essentiële bedrijfsmiddelen van de onderneming is, dan verdient hij evenveel aandacht van het topmanagement als andere sleutelelementen van het bedrijf. De toestand verschilt wellicht niet veel met die waarin IT zich enkele jaren geleden bevond en we zullen in de toekomst dan ook meer IE-managers zien opduiken in raden van bestuur.”

“Een laatste punt over IE-management binnen ondernemingen is dat het voltallige personeel zich ervan bewust moet zijn dat er zoiets bestaat als intellectuele eigendom, wie er de verantwoordelijkheid over draagt en hoe een verkeerde aanpak vermeden kan worden.”

“Gespecialiseerd juridisch advies is nodig, maar tegelijkertijd is IE niet alleen maar een juridische kwestie. Hij moet beschouwd worden als een strategisch bedrijfsmiddel dat pas goed beheerd wordt als het geïntegreerd wordt in het algemeen management en niet in afzondering gehouden wordt.” Lees het artikel hier. Meer over Robert Pitkethly hier.

IEF 1624

In het verkeer brengen

De lokale Amsterdamse TV-zender AT5 bericht dat het blowverbodsbord dat twee weken geleden in stadsdeel De Baarsjes is opgehangen inmiddels ook wordt nagemaakt. Om diefstal te voorkomen verkoopt het stadsdeel de borden voor 90 euro. Inmiddels zouden er zo'n 1100 zijn verkocht, waarvan een groot deel aan afnemers in de Verenigde Staten. 
 
Op het Internet worden nu ook plastic nepborden aangeboden voor nog geen 40 euro. De ontwerper van het populaire bord, graficus Hans Bos, zegt aangenaam verrast te zijn dat zijn bord zo populair is, maar vindt het onaanvaardbaar dat het wordt gekopieerd. Stadsdeelvoorzitter Van Waveren van De Baarsjes heeft toegezegd Bos, die dus kennelijk het auteursrecht op de borden bezit, mee te helpen met het opsporen van kopieerders. De zender meldt ook dat er op internet inmiddels ook blowgebodsborden verkocht worden. Dit zou eveneens onrechtmatig zijn omdat het verboden zou zijn om zelf verkeersborden in het verkeer te brengen.
 
IEF 1622

Over Audionauten en Internauten

Diverse media, o.a. webwereld berichten er vrij stellig over: “Rechtbank in Frankrijk oordeelt dat uploaden legaal is. Voor het eerst heeft een rechtbank zowel het uploaden als downloaden legaal verkaard. De Franse rechter lijkt daarmee geschiedenis te schrijven.” Een goed commentaar op het Franse vonnis is echter nog nergens te vinden en het zou natuurlijk heel goed kunnen dat de eerste berichten wat ongenuanceerd zijn.

Het vonnis zelf (hier) is alleen nog in het Frans beschikbaar. Het Franse EchosDuNet komt in ieder geval met wat verhelderend wederhoor, nuances  en achtergronden, maar ook dat is een louter Franse tekst (hier). Maar voor wie geen Frans leest of voor wie een geestige vertaling wil lezen is er gelukkig de automatische intstant vertaling van Babelfish:


"TGI van Parijs heeft een van de leden van de vereniging van audionautes in vrijheid gesteld die werd beschuldigd om téléchargé van mp3 te hebben en om ze ter beschikking gesteld te hebben over netwerken van peer to peer. Deze beslissing wordt in verzoek door SCPP gedragen (Burgerlijke Vennootschap van de Phonographiques Productie).

SCPP vervolgt deze internaut voor "voortplanting en niet toegelaten verspreiding van fonogram, videogram of programma" alsmede voor "recel van namaken". Audionaute gebruikte het programma Kazaa om ongeveer 1875 mp3 te delen. TGI van Parijs heeft van mening geweest dat hij oneerlijk ' "geen enkel vermoeden ten gevolge van het beroep op een verdelingssoftware noch geen enkel vermoeden van weigeringen van vergunning van inzet in verdeling van de rechthebbenden van muzikale werken" er had door weer toe te voegen dat Kazaa de mogelijkheid eveneens gaf om werken te delen die op openbaar gebied of vrij van recht zijn gevallen.

TGI heeft eveneens eraan herinnerd dat een belasting op de lege steunen werd ingesteld en dat de numerieke steunen niet werden uitgesloten. Deze belasting, voorzien door de code van het intellectuele eigendom, maakt het mogelijk om de particuliere kopie te honoreren. De vereniging van audionautes heeft aan de minister van de Cultuur, Renaud Donnedieu van Vabres "gevraagd om het resultaat van dit rechterlijke debat in aanmerking te nemen" dat voor de eerste keer toegeeft "dat de download van particuliere kopie gekwalificeerd kan worden". Van zijn kant geeft SCPP "een onjuiste toepassing van de wet" aan, die aanvoert, dat inzake namaken het Hof van Cassatie zich voortdurend oneerlijk over het vermoeden heeft uitgesproken. SCPP betwist bovendien "beweerd [ stroom ] van Franse beslissingen wat de wettigheid van de download betreft die zou vallen onder de zuivere particuliere kopie", die verschillende veroordelingen op dit gebied aanhaalt. Geïnspireerd? Laat hier zelf wat vertalen.