IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1322

too easy to be legal?

Het Oostenrijkse pearWorks is met onmiddelijke ingang gestopt met het leveren van het gratis softwareprogramma pearLyrics. Met het programma, dat werkte als een webbrowser, kon online gezocht worden naar songteksten, welke vervolgens konden worden doorgegeven aan de gebruiker. pearWorks stop met het leveren van het programma na een 'cease and desist-letter' van platenmaatschappij Warner/Chappel Music. Warner/Chappel Music acht het leveren van songteksten via de software schending van het auteursrecht. De maker van de software licht een en ander op zijn website toe:

"I am not sure if they actually checked pearLyrics for what it does, or if they just thought, hey, let's try and just send a cease and desist letter, after all, this is just a little freeware developer and he won't risk standing up against us anyway. If they did realize that pearLyrics is just a highly specialized webbrowser, then, well, then it is indeed a black day for the freedom of Internet and the users choice of tools to use. Well, maybe they don't like caching, but then again, any webbrowser and even all the search engines use caching techniques, so where is the point? Could it be that those companies are too powerful for them to sue? And more importantly, what's next? Forbidding text editors because one might type copyrighted song lyrics? Or is it just that pearLyrics makes it too easy to find song lyrics?"
Lees hier en hier meer.

IEF 1321

Convergentie

Proefschrift Alexander Tsoutsanis, 'Het merkdepot te kwader trouw'

"Wanneer merkdeposanten wel en niet te kwader trouw zijn, was vroeger onduidelijk en dat is het eigenlijk vandaag nog steeds. Een direct antwoord daarop laat zich niet vinden in de Merkenrichtlijn en Gemeenschapsmerkenverordening, en ik ook (nog) niet door het Hof van Justitie van de EG gegeven. Als gevolg daarvan bestaan er in de rechtspraak van de lidstaten grote verschillen in de beoordeling wanneer een merkdepot wel of niet te kwader trouw is; [...] Het is ongelukkig dat één rechtsbegrip uit één en dezelfde richtlijn in het verenigd Europa zo verschillend wordt uitgelegd, juist ook omdat de Merkenrichtlijn een harmonisatierichtlijn is, die nationale uitlegverschillen in lidstaten beoogt te verkleinen. Met zoveel divergentie is convergentie geboden, en in ieder geval een uitdaging. Dit boek probeert daarom een aanzet tot convergentie te geven, en beoogt een sluitend antwoord te formuleren op de vraag wanneer een merkdepot volgens Europees merkenrecht te kwader trouw geoordeeld zou moeten worden."

Lees de inhoudsopgave, inleiding en samenvatting van het proefschrift hier.

IEF 1320

Roche, Primus en de spin in het web

Conclusie van Advocaat-Generaal Philippe Léger van 8 december 2005, Zaak C-539/03 Roche - Primus

Kan de houder van een Europees octrooi krachtens artikel 6, punt 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, tegen meerdere vennootschappen die in verschillende verdragsluitende staten zijn gevestigd en tot eenzelfde concern behoren, een rechtsvordering wegens octrooi-inbreuk indienen bij één gerecht, te weten het gerecht in het rechtsgebied waarvan een van deze vennootschappen is gevestigd?

Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging, de prejudiciële vragen van de Hoge Raad als volgt te beantwoorden:

„Artikel 6, punt 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, [...] moet aldus worden uitgelegd dat het niet van toepassing is in het kader van een geschil ter zake van inbreuk op een Europees octrooi waarbij meerdere, in verschillende verdragsluitende staten gevestigde vennootschappen zijn gedagvaard voor feiten die zij zouden hebben begaan op het grondgebied van elk van deze staten, zelfs niet wanneer deze vennootschappen tot eenzelfde concern behoren en op gelijke of soortgelijke wijze hebben gehandeld overeenkomstig een gemeenschappelijk beleidsplan dat is uitgegaan van één van hen.”

Lees hier de hele conclusie.

IEF 1319

Aap, noot, ICT

Als beperking van het auteursrecht kennen we het gebruik zonder toestemming van de auteur ter toelichting bij het onderwijs, zij het van gedeelten van het werk. Stichting ICT op School stelt de vraag hoe het zit met de nieuwe ICT mogelijkheden aan hun huisjurist. "Stel, in plaats van een videorecorder ga ik een PC gebruiken om een uitzending van SchoolTV te bewaren. Maakt het verschil als ik de opgenomen uitzending via meerdere computers laat afspelen in de klas? En hoe is de situatie als ik meerdere scholen toegang geef tot een server waar opgenomen uitzendingen op staan?"

De huisjurist antwoordt onder meer:
"De begrippen "voor eigen gebruik" en "verspreiding" zijn natuurlijk wel vatbaar voor enige interpretatie. Als een leraar zelf een  radio- of tvprogramma opneemt en dat in zijn eigen klas laat horen/zien in het kader van zijn werk, dus liggend op educatief terrein, zie ik niet veel problemen opdoemen. Een dergelijk gebruik is voor derden ook niet of nauwelijks te constateren. Het opnemen op een centrale server en vervolgens verspreiden naar meerdere scholen overschrijdt naar mijn gevoel een grens. Ik zeg "naar mijn gevoel" omdat er niet of nauwelijks bruikbare jurisprudentie op dit terrein is en dan moet ik het dus hebben van mijn juridische fingerspitzengefühl. Dit is het juridische verhaal."
Lees hier het hele bericht.
IEF 1318

Tussenstand

Voor de statistici onder ons: het persbericht van EURid ten aanzien van de registratie van het .eu-domein is een feest van superlatieven. Enkele feiten: om precies 11:00:01.699 uur werd de eerste .eu-domeinnaam, te weten tickets.eu, aangevraagd. Goede tweede was job.eu om 11:00:01.711 uur. Om 11:15:00 zijn er al 40.503 aanvragen geteld, wat neer komt op 40 per seconde, met uitschieters naar meer dan 60 per seconde. Om 18:45:00 stond de teller op 100.000.
Meest aangevraagde domeinnamen zijn sex.eu, hotel.eu en travel.eu. 12.39% van de aanvragen kwam uit Nederland.

IEF 1317

Geen intellectuele schepping

Rechtbank Zutphen 30 november 2005, LJN: AU7454, X - Y

Firma F exploiteerde een agrarische database, die onder meer informatie over agrarische bedrijven in Nederland bevatte. F verkocht de database aan eiseres X. F verkocht en leverde later een groot deel van de adressen uit de database aan gedaagde Y. Tussen F en X is een gerechtelijke procedure gevoerd omdat F volgens X haar verplichtingen uit de koopovereenkomst niet zou zijn nagekomen. Het geschil is beslecht met een vaststellingsovereenkomst waarin wordt bepaald dat F al haar rechten met betrekking tot de database overdraagt.

X vordert nu dat Y zich zal onthouden van het verstrekken van informatie uit haar agrarische database aan derden c.q. gebruik van deze informatie ten behoeve van derden. X doet een beroep op wanprestatie, het auteursrecht en het databankenrecht.

X legt allereerst ten grondslag aan haar vorderingen dat Y toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens F doordat zij gegevens uit de database aan derde ter beschikking heeft gesteld en in haar eigen database heeft opgenomen. Eiseres kan haar vorderingen niet onderbouwen met een beroep op wanprestatie, aldus de rechtbank.

Tevens kan van een onrechtmatig handelen wegens inbreuk op een auteursrecht (subsidiaire vordering) geen sprake zijn. "Tussen partijen staat vast dat de [naam database], naast namen en adressen van agrariërs, bedrijfsrelevante informatie over deze agrariërs, zoals gegevens over het soort bedrijf (rundvee, varkens, pluimvee, akkerbouw, tuinbouw) en de omvang van het bedrijf (stuks vee, hectares), bevat. Hiermee is de database op zichzelf slechts een verzameling van een aantal feitelijke gegevens die als zodanig voor bescherming op grond van de Auteurswet (Aw) niet in aanmerking komt. Dit zou slechts anders zijn indien de verzameling het resultaat is van een selectie die een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt of [...] indien de databank door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormt."

Tot slot een beroep op inbreuk op het databankrecht. Aangenomen wordt dat X rechthebbende is op de database. "Nu Y niet gemotiveerd heeft betwist dat zij de gehele databank heeft vermengd met haar eigen agrarische databank, staat hiermee vast dat zij de handeling heeft verricht zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub a Dw, dat wil zeggen de inhoud van de databank heeft opgevraagd. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt, kan eerst na bewijslevering worden beoordeeld of er sprake is van een inbreuk op het databankrecht van X. Vraag is nog of tevens sprake is van hergebruiken in de zin van artikel 2 lid 1 Dw. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Y zal X in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat het hergebruiken door Y de gehele database betreft dan wel een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel gedeelte van die database (sub a), althans dat dit hergebruiken herhaaldelijk en systematisch geschiedt/is geschied en in strijd is met de normale exploitatie van die databank of ongerechtvaardigde schade toebrengt aan X als rechthebbende van die databank (sub b)."
Lees hier het vonnis.

IEF 1316

de Envy factor

Adformatie bericht over de Envy-factor van merken. Welk merk had u het liefst zelf bezeten: Disneyland Parijs, iPod, Louis Vuitton, de Bijenkorf, gsus, B&O, Wieckse Witte, Absolut of Het Concertgebouw? Onderzoek van Young & Rubicam Brands geeft weer dat bovengenoemde merken het meeste afgunst oproepen.

IEF 1315

Onrechtstreekse octrooi-inbreuk

Hof van Beroep Antwerpen, 8 november 2005, Sara Lee/DE N.V. - Fort Koffiebranderij/Café Liégeois/Beyers Koffie

Op 20 februari 2004 heeft de rechtbank te Antwerpen geoordeeld dat met de verkoop van vergelijkbare koffiepads naar Belgisch recht van directe inbreuk (volgens conclusie 23) noch van indirecte inbreuk (volgens conclusie 1) sprake is. Het Hof van Beroep komt tot de conclusie dat onrechtstreekse/indirecte inbreuk is bewezen: "De omstandigheid dat de aangeboden middelen ook toepassingsmogelijkheden hebben die vreemd zijn aan het octrooi belet niet dat er van onrechtstreekse octrooi-inbreuk sprake is. De middelen moeten niet exclusief geschikt zijn voor de uitvinding. Het is voldoende dat de middelen werkelijk aangeboden en wetens bestemd zijn om de uitvinding toe te passen waardoor hun neutraal karakter irrelevant is." Aldus wordt verboden om deze koffiepads op Belgisch grondgebied aan te bieden of te leveren. Lees hier het arrest. De Nederlandse variant hier.

IEF 1314

Een streng in het haar lijmen

Kortgeding vonnis Rechtbank ’s-Gravnehage, 7 december 2005, rolnr. KG 05/1364, X tegen SES Nederland B.V. c.s.

Nietigheidsverweer slaagt tegen een octrooi met betrekking tot een werkwijze voor in het haar vastmaken van een streng. 

X roept tevergeefs haar Nederlands octrooi NL 056 en haar Europees octrooi EP 289 in tegen de verhandeling van het product SES Creative, Hairextensions cold fix door SES Nederland. Dit product bestaat uit een verpakking, met daarin latexlijm, meerdere strengen, haarspelden en haarklemmen. Op de verpakking is een gebruiksaanwijzing afgedrukt.

De octrooien van X hebben betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van strengen haar (hair extensions) in het hoofdhaar van een persoon. EP 289 voorziet bovendien in een werkwijze voor de verwijdering van een eerder aangebrachte streng en het middel daartoe. “Steeds wordt beoogd een werkwijze te verschaffen die door de gebruiker zelf kan worden toepast. De werkwijze en de middelen dienen daarom ook veilig te zijn voor toepassing met de hand op of bij de hoofdhuid en in het haar, zonodig ook indien deze worden toegepast door kinderen. Voor de bevestiging van de streng aan het hoofdhaar wordt uitgegaan van een lijmverbinding.”

Verweer SES Nederland betwist de geldigheid van de ingeroepen octrooien vanwege gebrek aan nieuwheid en inventiviteit. Zij beroept zich onder meer op het boek: Hair additions:the fourth dimension, uitgegeven in 1991 (Charlotte Jane). “In dit boek worden diverse technieken beschreven om haar te verlengen of toe te voegen. Onder hoofdstuk 4 worden verlijmingstechnieken (bonding techniques) beschreven. De voorgeschreven lijm is op latexbasis. De verlijming kan weer los worden gemaakt door gebruik van olie, mineral oil en baby oil worden genoemd. In dit hoofdstuk wordt de verlijmingstechniek uitgelegd aan de hand van het aanbrengen van zogenoemde wefts. Deze bestaan uit een grotere hoeveelheid haar die met dunne draad samengevlochten of verweven zijn tot bredere “matjes”. De techniek voorziet erin dat deze “matjes” langs de weefrand worden voorzien van latexlijm en vervolgens in eenmaal worden ingebracht. Het is mogelijk meerdere matjes boven en over elkaar aan te brengen.” “In hoofdstuk 7, Designing and styling techniques, wordt beschreven hoe de verlijmingstechniek bijzonder geschikt is voor speciale effecten door het aanbrengen van enkele strengen in verschillende kleur.”

SES beroept zich bovendien op de informatie op de internetsite garlanddrake.com, waarop de techniek van strand bonding als volgt is beschreven: “Strand Bonding when finished looks and "behaves" very much like individual braiding, except is less time consuming. Strand Bonding is done by applying an adhesive to the top portion of a small section of the addition hair. Then the addition hair (with adhesive) is applied to your own hair. The adhesive captures both the addition and your hair.”

Geldigheid van NL 056 De Voorzieningenrechter oordeelt dat de uitvindingsgedachte achter NL 056 moeilijk is te ontwaren. “De voorgestelde maatregel maakt weliswaar duidelijk dat de bevestiging door lijm is voorzien maar niet blijkt hoe het gedeeltelijk indrogen van de lijm zou kunnen bijdragen aan het doel van de uitvinding. In geen der conclusies wordt de aard van de te gebruiken lijm gespecificeerd. Deze omschrijvingen en ook de verwijzing naar warmtetoevoerende hulpbronnen suggereren in feite het gebruik van een thermoplastische lijm.”

“In het licht van D1 is de verlijming als verbindingstechniek niet nieuw. Het laten indrogen van lijm, wat op zichzelf al triviaal is, wordt in D1 omschreven als het gedurende een korte periode laten afkoelen en indrogen. Ook deze maatregel is niet nieuw. D1 openbaart derhalve ook het twijnen, dat wil zeggen het rollen tussen duim en wijsvinger van de te maken lijmverbinding. Hieruit volgt dat ook de maatregel uit conclusie 3 bestaande uit het twijnen niet nieuw is. Er dient dan ook van uit te worden gegaan dat er een gerede kans is dat NL 056 nietig zal blijken wegens gebrek aan nieuwheid.”

Prioriteitsdatum De voorzieningenrechter gaat mee met het verweer van SES dat de voor EP 289 geclaimde prioriteitsdatum, te weten het Nederlands octrooi NL 056, niet geldig is. “Het gaat hier om de vraag of het prioriteitsdocument, dat wil zeggen de aanvraag voor NL 056, dezelfde uitvinding openbaart als de uitvinding besloten in EP 289 (vergelijk artikel 87 EOV). Het wezen van het prioriteitsdocument betreft immers het enigszins laten indrogen van de lijm. De gewijzigde aanvraag ziet evenwel op een uitvinding die een werkwijze met gebruik van lijm op latexbasis betreft en voorts een verwijderingsmethode met gebruik van olie. Beide maatregelen komen niet voor in de Nederlandse aanvrage. Dat betekent in casu dat de uitvinding van EP 289 geen prioriteit kan claimen.”

Geldigheid van EP 289 De nieuwheidsbezwaren van SES Nederland voorzover die berusten op het boek Hair additions en de internetsite van Garland Drake slagen niet. Daarentegen slagen wel de inventiviteitsbezwaren: “De vakman zal direct begrijpen hoe hij de in hoofdstuk 4 uitvoerig beschreven lijmtechniek zal kunnen toepassen voor het aanbrengen van strengen en voorts hoe hij deze bij gebruik van de voorgeschreven latexlijm weer kan losmaken met gebruik van olie.” De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.

Lees het vonnis hier.

IEF 1313

'a dressguard to a mudguard'

Gerechtshof 's-Gravenhage, 26 mei 3005 en 1 december 2005, Hesling - De Woerd

In het geding stelt De Woerd dat het octrooi van Hesling ('Attachment means for mounting a dressguard to a mudguard', de combinatie van een jasbeschermer met een rand en een bevestigingsklem voor het monteren van de jasbeschermer aan een spatbord) vernietigd dient te worden, wegens gebrek aan nieuwheid, althans inventiviteit. Hesling op haar beurt stelt dat De Woerd inbreuk maakt op haar octrooi.
"Nu het Europees octrooi is gericht op de combinatie van jasbeschermer en bevestigingsorgaan en het Nederlands octrooi uitdrukkelijk is gericht op een bevestigingsorgaan zonder meer, rijst de vraag wat de door ieder der octrooien beschermde uitvinding is, alsmede of het Nederlands octrooi dezelfde uitvinding beschermt als het Europees octrooi." Het hof beantwoordt deze laatste vraag bevestigend; zowel het Nederlands als het Europees octrooi gaan om vorm en eigenschappen van de clip. Deze zijn voor beide gelijk.

Op het argument van De Woerd ten aanzien van de niet-nieuwheid, is het hof van oordeel dat de door De Woerd aangevoerde Nederlandse octrooiaanvrage, bestaande uit een zgn. 'StripClip systeem', niet bezwarende zijn voor de nieuwheid. Daarentegen is het wel bezwarend voor de inventiviteit van bepaalde conclusies.
"Slotsom van het vorenstaande is, dat de octrooien/het octrooi vernietigd dienen/dient te worden voorzover de beschermingsomvang van de conclusies daarvan uitgaan bovendie welke toekomt aan de combinatie van de conclusies 1, 4 en 5 van beide octrooien. In zoverre slagen de grieven die Hesling heeft aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank dat het Europees octrooi in zijn geheel vernietigd dient te worden. Het is het hof evenwel niet geheel duidelijk, welke processuele houding Hesling inneemt met betrekking tot het Nederlands octrooi. Enerzijds merkt zij op [...], dat zij het geschil in volle omvang aan het hof wenst voor te leggen, vordert zij vernietiging van het vonnis, toewijzing van de conventionele vorderingen en afwijzing van de reconventionele vorderingen. Anderzijds heeft zij (bij pleidooi) betoogd, zo begrijpt het hof althans, dat zij zich neerlegt bij de vernietiging van het Nederlands octrooi. Om hierover duidelijkheid te verkrijgen zal het hof de zaak naar de rol verwijzen, opdat Hesling zich bij akte uitlaat over de vraag of zij zich al dan niet verzet tegen de vernietiging van het Nederlands octrooi."

Gerechtshof 's-Gravenhage 1 december 2005, Hesling - De Woerd

"Door Hesling is thans verduidelijkt, dat zij niet de intentie heeft gehad de vordering tot vernietiging van het Nederlandse octrooi niet (langer) te betwisten. Dit zo zijnde zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen."
Partijen zijn door het hof in staat gesteld zich over de inbreukvraag nader uit te laten. De Woerd heeft de gestelde inbreuk gemotiveerd bestreden. "Naar het oordeel van het hof vertoont de jasbeschermer van De Woerd niet de kenmerken van de oorspronkelijke conclusie 4, te weten dat een wand die de (door de benen van de clip begrensde) ruimte begrenst, voorzien is van een ribbel, en dat een eerste been aan de naar de ruimte gerichte zijde in hoofdzaak is gevormd naar de vorm van de rand van de jasbeschermer, waarbij het uiteinde van het eerste been is voorzien van een naar de ruimte gerichte verdikking, zodanig dat de rand van de jasbeschermer in een klikverbinding klemmend opneembaar is in de ruimte begrensd door enerzijds de ribbel en de verdikking en anderszijds het eerste been." De Woerd maakt aldus geen inbreuk op de beperkt gehandhaafde octrooien. Lees de arresten hier en hier.