Inbreuk auteursrechten op het Vlisco-dessin
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 25 november 2021, IEF 20408; ECLI:NL:RBMNE:2021:5824 (Vlisco tegen Max Mara) Kort geding. Inbreuk in EU op auteursrecht op het dessin van een stof. Het werkbegrip en de beschermingsomvang zijn geharmoniseerd, zodat de vraag of het dessin auteursrechtelijk beschermd is en of Max Mara daarop inbreuk maakt, wordt beoordeeld naar Nederlands recht. Het antwoord op die vragen luidt: ja. Wie auteursrechthebbende is, moet worden beoordeeld naar de lex loci protectionis (het recht van het land waar de bescherming wordt ingeroepen). Of textielbedrijf Vlisco auteursrechthebbende is, wordt beoordeeld naar Nederlands, Duits, Frans en Italiaans recht. Voor wat betreft de overige EU-landen heeft Vlisco onvoldoende gesteld om te kunnen beoordelen of het auteursrecht en de daaraan verbonden persoonlijkheidsrechten aan haar toekomt. De voorzieningenrechter oordeelt dat Vlisco naar Nederlands, Duits en Italiaans recht auteursrechthebbende is en daarom worden de vorderingen m.b.t. die landen toegewezen.
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde en Nicole Bilderbeek, Houthoff, Hans Bousie, bureau Brandeis en Paul Kreijger, Visser Schaap & Kreijger.
HR: Martin Garrix tegen Spinnin en MAS
HR 17 december 2021, IEF 20407; ECLI:NL:HR:2021:1923 (Martin Garrix tegen Spinnin en MAS) In juli 2012 kwam Martin Garrix als veelbelovende DJ, net 16 jaar oud, onder contract bij het platenlabel Spinnin. Het aan Spinnin gelieerde MusicAIIStars werd zijn manager. Garrix werd gaandeweg zijn carrière steeds minder tevreden met de manier waarop zijn belangen werden behartigd. Als gevolg hiervan heeft hij de contracten op vrijwel alle mogelijke manieren laten ontbinden, wat uitmondde in een zaak die doorging tot het hof Arnhem-Leeuwarden [IEF 18905]. Zij heeft o.a. geoordeeld dat Garrix de contracten onterecht heeft vernietigd. A-G Drijber stelt het hof in gelijk en verwerpt zowel het principale als het incidentele cassatieberoep [IEF 19932]. De Hoge Raad oordeelt dat, onder artikel 25f Aw, de rechter ex tunc moet beoordelen of een beding onredelijk bezwarend is. Later opgekomen omstandigheden worden niet beoordeeld onder artikel 25f Aw.
Vacature: (ervaren) paralegal privacy & cybersecurity bij Hogan Lovells
Voor haar Amsterdamse Privacy & Cybersecurity praktijk zoekt Hogan Lovells een (ervaren) Paralegal.
Wij werken voor grote, internationale bedrijven in verschillende sectoren, maar begeleiden ook Nederlandse ondernemingen en start-ups. De lijnen met ons internationale team van 120 personen en onze cliënten zijn kort. We werken zowel in Nederland als internationaal persoonlijk en intensief samen in een goede, informele sfeer aan baanbrekende zaken en complexe strategieën, op het hoogste niveau.
Lees verder >>
Uitspraak ingezonden door Robbert Sjoerdsma en Katrien van de Wijdeven, Holla.
Bezwaren tegen terugbetalingsregeling afgewezen
Vzr. Rechtbank Den Haag 14 december 2021, IEF 20405, RB 3581, LS&R 2008;C/09/619649 / KG ZA 21 /1010 (Boehringer tegen AstraZeneca) Kort geding. Zowel Boehringer als AstraZeneca brengt geneesmiddelen op de markt voor de behandeling van patiënten met diabetis mellitus type 2 (hierna: DM2). In deze zaak gaat het over de zogenoemde SGLT-2 remmers voor de behandeling van DM2. De bezwaren van Boehringer tegen de TBR (terugbetalingsregeling) van AstraZeneca zijn te onderscheiden in (i) bezwaren tegen de TBR als zodanig en (ii) bezwaren tegen de communicatie over de TBR. Aan bod komen, onder meer: de toelaatbaarheid van TBR-en in het kader van receptgeneesmiddelen in het algemeen; de toelaatbaarheid van TBR-en in het licht van de regels omtrent gunstbetoon; de relativiteit van de normen uit hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet inzake geneesmiddelenreclame; en de reikwijdte van de ‘algemene’ reclameregels vervat in de artikelen 6:193 en 6:194 BW. De vorderingen van Boehringer worden afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Rogier de Vrey, Marcoline van der Dussen en Yasar Celebi, CMS.
Misleidende reclame tonercartridges
Rechtbank Amsterdam 15 december 2021, IEF 20404; C/13/689643 / HA ZA20-930 (Digital Revolution tegen HP) HP is onderdeel van een wereldwijd technologiebedrijf dat onder meer tonercartridges fabriceert. HP brengt deze cartridges onder eigen naam op de markt. Digital Revolution exploiteert een webwinkel 123inkt.nl. Via deze webwinkel verkoopt zij HP-cartridges en huismerkcartridges die gebruikt kunnen worden in printers van HP. Beide partijen hebben teksten op hun website geplaatst die volgens de andere partij onder meer misleidend zijn. De rechter concludeert o.a. in conventie dat HP zich niet schuldig heeft gemaakt aan misleidende (vergelijkende) reclame en oneerlijke handelspraktijk. In reconventie wordt geoordeeld dat de mededelingen die Digital Revolution openbaar heeft gemaakt op onderdelen ongeoorloofd vergelijkend zijn en daarmee onrechtmatig tegenover HP. Aannemelijk is dat HP als gevolg van dit onrechtmatig handelen van Digital Revolution schade heeft geleden.
Website ‘op zichzelf’ geen geautomatiseerd werk
HR Conclusie A-G 9 november 2021, IEF 20403, IT 3751; ECLI:NL:PHR:2021:1050 ( DDoS-aanvallen) Strafrecht. De verdachte is bij arrest van 22 juli 2020 door het gerechtshof Amsterdam wegens het “opzettelijk en wederrechtelijk de toegang tot en/of het gebruik van een geautomatiseerd werk belemmeren door daaraan gegevens toe te zenden” − DDoS-aanvallen −, veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast heeft het hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van een computer en de teruggave gelast van een gsm, een en ander als nader in het arrest bepaald. Bij herstelarrest van 23 juli 2020 is het dictum aangevuld met een vervangende hechtenis van 20 dagen hechtenis voor het geval de taakstraf niet naar behoren zal worden verricht. De A-G concludeert tot verwerping van het beroep. De klacht in het middel dat het hof onder een geautomatiseerd werk ook een website heeft verstaan berust op een onjuiste lezing van de tenlastelegging en bewezenverklaring.
Handel in merkvervalste goederen en gewoontewitwassen
Rechtbank Amsterdam 26 november 2021, IEF 20402; ECLI:NL:RBAMS:2021:6903 (Merkvervalste goederen) Materieel strafrecht. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Meegewogen heeft het volgende: Verdachte is gedurende zo’n anderhalf jaar medeplichtig geweest aan bedrijfsmatige handel in merkvervalste goederen. Het merk- c.q. auteursrecht van een aantal rechthebbenden is geschonden. Ook wordt oneerlijke concurrentie bedreven ten opzichte van bonafide bedrijven die wel de belangen van die rechthebbenden respecteren. De merkhouders zelf lopen inkomsten mis als potentiële klanten de namaakartikelen kopen in plaats van de originele artikelen.
Inhoudsopgave Auteursrecht
Inhoudsopgave van het tijdschrift Auteursrecht 2021-4. Auteursrecht wordt in opdracht van de Vereniging voor Auteursrecht (VvA) uitgegeven door uitgeverij deLex en verschijnt vier maal per jaar.
Editorial
177 Over passend inkomen en investeringen gesproken - Stef van Gompel
Ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law.
Beeld- en geluidsopnamen mogen openbaar worden gemaakt
Vrz. Rechtbank Amsterdam 3 december 2021, IEF 20400; C/13/709762 / KG ZA 21-924 AB/EB (Eiser tegen Noordkaap) Noordkaap produceert het televisieprogramma “Undercover in Nederland”. Eiser heeft een advertentie op de website sexjobs.nl onder het kopje betaling in natura geplaatst. Onder de naam “Sanne” heeft een medewerker van Noordkaap op de advertentie gereageerd. Ze liet daarbij weten bijna 18 te zijn. In het daaropvolgende WhatsApp contact meldde eiser dat hij liefdevolle seks wilde hebben en per afspraak een vergoeding te betalen. Eiser en “Sanne” hebben vervolgens afgesproken elkaar te ontmoeten om kennis te maken. Die ontmoeting is door Noordkaap opgenomen met verborgen camera en microfoon. Daar heeft “Sanne” gezegd dat ze twee maanden daarvoor 17 was geworden. De volgende dag appte eiser “Vond je een spontane vrouw. Houdt het maar op 21 jaar, qua leeftijd.”
Verbodsvordering wordt afgewezen
Vrz. Rechtbank Den Haag 10 december 2021, IEF 20399, LS&R 2006; ECLI:NL:RBDHA:2021:13616 (Bayer tegen Teva c.s.) Kort geding. Bayer brengt in Nederland het geneesmiddel Nexavar op de markt. Het werkzame bestanddeel van Nexavar is sorafenib. Bayer heeft op 3 december 2002 een internationale PCT-aanvraag ingediend, gepubliceerd onder nummer WO 579 voor ‘Aryl urea compounds in combination with other cytostatic or cytotoxic agents for treating human cancers’. WO 579 is voortgezet als Europese octrooiaanvraag onder publicatienummer EP 799. Deze zaak ziet op een derde generatie divisional afsplitsing, te weten EP 255. EP 255 is verleend op 22 augustus 2012 onder inroeping van het prioriteitsdocument US 609 van 3 december 2001. EP 255 is van kracht tot 2 december 2022. Bayer beroept zich in deze zaak enkel op conclusie 12 van EP 255. Bayer vordert een verbod inbreuk te maken op het Nederlandse deel van EP 255. Teva c.s. stelt dat de door Bayer gevraagde voorziening moet worden geweigerd omdat een serieuze, niet te verwaarlozen kans bestaat dat conclusie 12 in een bodemprocedure zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter concludeert dat er een gerede kans aanwezig is dat het Nederlandse deel van conclusie 12 van EP 255 in een bodemprocedure nietig wordt bevonden. Dit voorlopig oordeel wordt ondersteund door zowel de Engelse als de Duitse beslissing in een bodemprocedure. Bij die stand van zaken wegen de belangen van Bayer niet op tegen die van Teva c.s. en zal de verbodsvordering worden afgewezen.