Kennelijke fout in vonnis leent zich voor herstel
Vzr. Rechtbank Den Haag 20 april 2020, IEF 19186; ECLI:NL:RBDHA:2020:4048 (Jami tegen Dominidesign) Kort geding. Herstelvonnis. Dominidesign maakte met het aanbieden en verkopen van (de grote en kleine versie van) haar Dominidesign-stoel inbreuk op auteursrechten en het Uniemerk van Jami. Dominidesign verzoekt nu om verbetering van het op 11 februari 2020 gewezen kort geding vonnis [IEF 19015]. De kennelijke fout op basis van artikel 31 Rv wordt verbeterd. Het bevel onder 5.2 van het dictum sluit evident niet aan op de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen, nu in het dictum een merkenrechtelijk verbod is opgenomen terwijl dat in de rechtsoverwegingen is afgewezen.
Nieuw commentaar Auteurswet door prof. mr. F.W. Grosheide op IE-C
Nieuw commentaar gepubliceerd op IE-C. Het commentaar, geleverd door prof. mr. F. W. Grosheide, heeft betrekking op artikel 10 van de Auteurswet. Het commentaar is te vinden op www.ie-c.nl, onder 'auteursrecht'.
Commentaar op art. 10 Aw betreft het algemene deel (deel I) van de Auteurswet. Het commentaar op het bijzondere deel (deel II) van het artikel volgt spoedig.
Inbreuk op auteursrecht via ip-adres
Vzr. Rechtbank Den Haag 30 april 2020, IEF 19184, IT 3127; ECLI:NL:RBDHA:2020:3980 (Dish Network tegen WorldStream) Kort geding. Vordering verstrekken gegevens door gedaagde als serverprovider van klanten die via IP-adressen inbreuk maken op auteursrechten van eiseres. Eiseres Dish Network is een aanbieder van betaalde televisie in de Verenigde Staten. Zij levert auteursrechtelijke beschermde programmering aan miljoenen abonnees in het hele land. Gedaagde WorldStream is een in 2014 opgerichte internet service provider. Zij levert wereldwijd onbeheerde hosting diensten, hardware en het besturingssysteem, aan haar klanten.
Artikel 843a Rv is o.b.v. artikel 10:3 Rv toepasselijk omdat dit een bepaling is van formeel procesrecht. Aan de vereisten van artikel 843a Rv is ten dele voldaan, alleen zijn de gevorderde gegevens te onbepaald in omvang en tijd. Slechts de NAW-gegevens plus e-mailadressen en KVK-nummers (m.b.t. ondernemingen) hoeven te worden verstrekt en alleen voor de tijdspanne waarin (vooralsnog) vaststaat dat via de IP-adressen van gedaagde inbreuk is gemaakt op de (naar voorlopig oordeel aangenomen) auteursrechten van eiseres. Aan de vereisten onder de AVG is eveneens voldaan. De verplichting tot verstrekking van de gegevens aan de Amerikaanse eiseres kan worden gebaseerd op de uitzondering van artikel 49 onder e AVG.
Artikel ingezonden door Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen.
Analyse van arrest Gömböc
In 2015, Gömböc Kft. applied for the registration of a national Hungarian three-dimensional trademark for decorative items and toys. The sign was represented by a single view image of a homogenous stone-like object. This object is recognizable for the public in Hungary as a popular gadget that has the characteristic to always fall into the same position, which apparently is a mathematical discovery. The Hungarian Intellectual Property Office refused registration of the application on the basis that the shape of the good is necessary to obtain a technical result.
After the appeals were dismissed in first and second instance, Gömböc Kft. brought an appeal before the Kúria (Supreme Court of Hungary). The Supreme Court of Hungary raised three preliminary questions, asking the ECJ to clarify the interpretation the grounds of exclusion for signs that consist exclusively of the shape of goods that are necessary to obtain a technical result and that gives substantial value to the goods (Articles 3(1)(e)(ii) and (iii) Trade Mark Directive 2008/95 respectively).
Lees hier de hele samenvatting en analyse van het arrest Gömböc [IEF 19169] van kantoor Hofhuis Alkema Groen.
Dagblad Amigoe moet uitlatingen over korpschef rectificeren
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 11 december 2019, IEF 19181, IT ECLI:NL:OGEAC:2019:281 (Korpschef tegen Amigoe) Eiser is korpschef. Hij wordt in verschillende artikelen in dagblad Amigoe in verband gebracht met relationeel geweld en bedreiging. Eiser vordert dat dagblad Amigoe een rectificatie plaatst. Voor het antwoord op de vraag of een bepaalde uiting onrechtmatig is, komt betekenis toe aan alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de aard van de beschuldiging, de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de beschuldiging betrekking heeft, de mate waarin de beschuldiging steun vond in de feiten, de wijze waarop de beschuldiging is vorm gegeven, het gezag van de bron van de beschuldiging en de maatschappelijke positie van degene die de beschuldiging heeft geuit. Deze omstandigheden moeten in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Amigoe heeft met de onderhavige berichten de grens van het maatschappelijk betamelijke overschreden. Amigoe wordt bevolen een rectificatie te plaatsen.
HvJ EU: merkgebruik door ontvangst van kogellagers
HvJ EU 30 april 2020, IEF 19182, IEFbe 3072; ECLI:EU:C:2020:341 (Kogellagers) In deze zaak gaat het om een geding tussen A en B over een tegen B ingestelde vordering wegens merkinbreuk. In 2011 heeft B, een in Finland woonachtige natuurlijke persoon, een partij van 150 kogellagers uit China ontvangen. Deze lagers, die een totale massa van 710 kg hadden, worden gebruikt als reserveonderdelen in transmissiemechanismen, generatoren en motoren alsook bij de bouw van bruggen en trams. Zij waren voorzien van een teken dat overeenstemt met het internationale woordmerk INA, waarvan A houder is voor onder meer “lagers”. Nadat de partij kogellagers op naam van B was ingeklaard, is deze door hem afgehaald bij het douane-entrepot op de luchthaven van Helsinki. Van daaruit heeft B de partij kogellagers naar zijn woning meegenomen. Enkele weken later zijn de lagers overgedragen aan een derde met het oog op uitvoer ervan naar Rusland. B heeft als vergoeding voor die diensten een slof sigaretten en een fles cognac ontvangen. De vraag is of B gebruik maakt van een merk in het economische verkeer in de zin de zin van artikel 5 lid 1 van de Merkenrichtlijn.
De hoogste Finse rechter heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU. Het HvJ EU oordeelt dat van gebruik in het economisch verkeer sprake is. De prejudiciële vragen worden als volgt beantwoord:
Geen grond voor afgifte inlogcodes van domeinnaam
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 28 april 2020, IEF 19180, IT 3126; ECLI:NL:RBMNE:2020:1646 (Inlogcodes domeinnaam) Eiseres is een dienstverlenend bedrijf dat via satellietverbindingen internetverbindingen met schepen wereldwijd mogelijk maakt. Het bedrijf is oorspronkelijk opgezet door onder andere gedaagde X. Gedaagde X is sinds de registratie in 2007 houder van de domeinnamen [eiseres] .com en [eiseres] .nl. Tussen gedaagde Y en eiseres is een managementovereenkomst gesloten, waarbij deze werkzaamheden feitelijk uitgevoerd werden door gedaagde X. Eiseres ontbindt de managementovereenkomst tussen haar en gedaagde Y.
Eiseres vordert dat gedaagden alle inlogcodes en wachtwoorden verstrekken die nodig zijn voor het kunnen beschikken over de website en e-mailaccounts van haar, en al het nodige te doen om die website en e-mailaccounts over te dragen aan eiseres. Gedaagden vorderen in reconventie dat eiseres de digitale administratie aan hen dient te verstrekken en vorderen de betaling van management fee. Er wordt geoordeeld dat er geen grond is voor afgifte inlogcodes om zelf de domeinnaam bij een andere host onder te brengen. Daarnaast wordt de vordering van betaling van management fee en afgifte digitale administratie afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Gertjan Harryvan en Oscar Lamme, De Brauw Blackstone Westbroek.
HR: geen aanleiding tot toekenning van een proceskostenveroordeling
HR 1 mei 2020, IEF 19179, LS&R 1814; ECLI:NL:HR:2020:830 (Heraeus tegen Biomet) Twee producenten van botcement hadden een geschil over onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen, [LS&R 1779]. Biomet c.s. vorderen veroordeling van Heraeus in de proceskosten, te begroten op de voet van art. 1019ie Rv, tot een bedrag van € 19.980,50. Heraeus verzet zich tegen toepassing van art. 1019ie Rv.
Art. 1019ie Rv geeft de rechter de bevoegdheid geen proceskostenveroordeling uit te spreken, maar het artikel verplicht hem niet daartoe. Daarom kan in het midden blijven of het artikel van toepassing is op een vordering of verzoek op grond van artikel 843a Rv van een partij die haar wederpartij beticht van het schenden van bedrijfsgeheimen. Er is geen aanleiding tot toekenning proceskostenveroordeling op grond van dit artikel.
HvJ EU geeft uitleg over 'van kracht zijnd basisoctrooi'
HvJ EU 30 april 2020, IEF 19178, LS&R 1815, IEFbe 3071; ECLI:EU:C:2020:327 (Royalty Pharma tegen DPMA) Royalty Pharma Collection Trust (hierna: Royalty Pharma) is houder van een aangevraagde Europees octrooi. Deutsches Patent- und Markenamt (hierna: DPMA) is het Duits octrooi- en merkenbureau. Royalty Pharma en DPMA hebben een geschil over de weigering van een aanvullend beschermingscertificaat voor sitagliptine, een stof die wordt gebruikt voor de behandeling van diabetes mellitus. De werkzame stof was als klasse stoffen in de vorm van een functionele formule in het basisoctrooi opgenomen. De verwijzende rechter, het Bundespatentgericht, stelde daarom de vraag of (1) een product slechts beschermd is door een van kracht zijnde basisoctrooi als deze onder de beschermingsomvang van de octrooiconclusies valt in de vorm van een specifiek aan de vakman geopenbaarde vorm ("embodiment") van de stof, of dat het (2) ook beschermd kan worden als de stof onder een in de octrooiconclusies beschermde functionele formule voor een klasse van stoffen valt, maar niet individueel geclaimd is in een van de conclusies; en (3) of een product wordt beschermd door een van kracht zijnde basisoctrooi als een stof onder de in een conclusie geclaimde functionele formule valt, maar deze stof later als een eigen inventieve ontwikkeling ("independent inventive step") is ontwikkeld.
Royalty Pharma verzoekt om heropening van de mondelinge behandeling en voert twee argumenten aan. Ten eerste heeft de A-G het verkeerde octrooi genoemd in zijn conclusie en ten tweede zou hij zijn afgeweken van het Teva-arrest. Zie [IEF 18685]. Er wordt geoordeeld dat de te herstellen feitelijke onjuistheden niet van dien aard zijn dat zij een beslissende invloed hebben op de beslissing van het HvJ EU en daarom de heropening van de mondelinge fase van de procedure rechtvaardigen. Er wordt tevens opgemerkt dat Royalty Pharma wenst te reageren op de conclusie van de A-G, terwijl dat niet mogelijk is. Volgens het Hof is er voldoende voorgelicht om de vragen van de verwijzende rechter te beantwoorden en dat partijen hun standpunten over alle argumenten op basis waarvan de onderhavige zaak moet worden beslecht, voldoende hebben kunnen uitwisselen.
De prejudiciële vragen worden als volgt beantwoord:
Online Jurisprudentielunch Privacyrecht op 12 mei
In onze serie webinars volgt op dinsdag 12 mei de jaarlijkse Jurisprudentielunch Privacyrecht. Zet de lunch klaar en installeer uw laptop voor Peter Blok, hoogleraar octrooi- en privacyrecht, en raadsheer in het gerechtshof Den Haag. Hij geeft u in korte tijd een volledig overzicht van actuele en relevante uitspraken in het privacyrecht.
De onderwerpen zijn onder meer: voorwaarden aan cameratoezicht volgens het HvJ, cameratoezicht op de werkplek volgens het EHRM, het Europese vergeetrecht & Google en: wie is de verantwoordelijke voor gegevensverwerking bij gebruik van een ‘plug-in’ of een ‘like button’?
We zorgen voor een interactieve, informatieve en persoonlijk gerichte online sessie. Zo bent u in twee uur tijd weer volledig op de hoogte!
Accreditatie: 2 opleidingspunten
Tijd: 12.00 – 14.15 uur
Let op: het aantal plaatsen is beperkt!
Meer informatie of inschrijven? Mail naar info@delex.nl of kijk op onze website.
Graag tot 12 mei!