IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 22167
31 juli 2024
Uitspraak

Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen

 
IEF 15328

Noot Charles Gielen onder Hauck - Stokke

Charles Gielen, Noot onder HvJ 18 sept 2014 Hauck/Stokke, IEF 15328; eerder in NJ.
Bijdrage ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh en RUG. 1. De bescherming van vormen van producten als merk blijft aanleiding geven tot steeds nieuwe rechtspraak. De hier besproken zaak is er weer een mooi voorbeeld van. Het wordt ondernemers die voor vormen van producten merkbescherming willen, niet gemakkelijk gemaakt. Dat komt in de eerste plaats doordat het Europese Hof van oordeel is dat het voor consumenten lastiger is aan de hand van de vorm de herkomst van producten te onderscheiden (zie recent nog HvJ 10 juli 2014, NJ 2015/283, Apple Store met mijn noot en de in dat arrest aangehaalde oudere rechtspraak). Daarom, zo vindt het Hof, kunnen alleen die vormen, die significant afwijken van de norm in de markt als onderscheidend worden gezien en dus merk zijn. Maar als een ondernemer (zoals in dit geval Stokke) erin is geslaagd de rechter ervan te overtuigen dat de vorm van zijn product als merk fungeert, komt de volgende horde.

Bepaald is namelijk (zie art. 3(1)(e) Merkenrichtlijn en in navolging art. 2.1(2) BVIE) dat niet als merk kunnen worden ingeschreven tekens die uitsluitend bestaan uit (i) de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald, (ii) de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen en (iii) de vorm die een wezenlijke waarde aan de waar geeft. Over de betekenis van die uitzonderingen onder Europees recht bestond lange tijd onzekerheid. Onder het Benelux merkenrecht, zoals dat gold vóór de aanpassingen aan de Europese Harmonisatierichtlijn Merkenrecht bestonden die uitzonderingen ook al. Inmiddels heeft het Hof over alle drie uitzonderingen beslist en we weten nu dat de uitleg van die uitzonderingen aanzienlijk beperkter is dan voorheen. De uitzondering onder (iii), technische uitkomst, is door het Hof uitgelegd in de zaken Philips/Remington (HvJ 18 juni 2002, NJ 2003/481) en Lego/Megabrands (HvJ 14 sept. 2010, BIE 2010/94, p. 408). Het hier besproken arrest geeft uitleg aan (i) aard van de waar, en (ii) wezenlijke waarde van de waar.

(...)

10. Gevreesd moet worden dat met name de toepassing van de op zich al onduidelijke uitzondering van de wezenlijke waarde van de waar er niet veel duidelijker op is geworden. Het zal door de vaagheid van de elementen waarmee rekening gehouden moet worden, en de onderlinge samenhang daarvan in de praktijk, leiden tot meer geschillen waar niemand op zich te wachten. Mede gelet op de eveneens niet overtuigende grondslag van deze uitzondering is het de vraag of deze uitzondering maar niet beter kan worden afgeschaft, waarvoor ik elders heb gepleit (zie Hoyng-bundel (2013), p. 178 e.v.; zie ook EIPR 2014, 164). Daar gaf ik ook aan dat het opvallend is dat in het Amerikaanse merkenrecht ten aanzien van een soortgelijke easthetic functionality-doctrine brede kritiek bestaat. Ondanks het voorstel van het Max Planck Instituut aan de Europese Commissie om de uitzondering af te schaffen althans niet toepasselijk te achten wanneer het vormmerk als merk is ingeburgerd, wordt de uitzondering blijkens de laatste en waarschijnlijk definitieve tekst van de voorgesteld herziening van de Merken Verordening en Merken Richtlijn gehandhaafd, en zelfs uitgebreid. In de toekomst zal niet alleen de vorm van de waar die een wezenlijke waarde daaraan geeft, worden uitgesloten, maar ook andere kenmerken van de waar. Kortom: het laatste woord is niet gesproken! Tenslotte: het arrest is ook geannoteerd door A. Kur (GRUR 2014, p. 1099), M.F.J. Haak (BIE 2015/11, p. 65) en J.C.S. Pinckaers (IER 2015/24, p. 176).

IEF 15327

Noot Charles Gielen onder Ajax - Promosports

Charles Gielen, Noot onder HR 20 februari 2015 Ajax/Lezer, IEF 15327; eerder in NJ; RvdW 2015/345.
Bijdrage ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh en RUG. Dit arrest [red. IEF 14684] is gewezen in een geschil over de beschermingsomvang van een aantal beeldmerken van Ajax en mogelijke inbreuk daarop door Lezer vanwege de verkoop van producten waarvan de uitmonstering, aldus Ajax, op die merken lijkt. Volgens Ajax is er sprake van inbreuk omdat er, kort gezegd, gevaar voor verwarring bestaat (art. 2.20 lid 1(b) BVIE) dan wel dat er een verband tussen de inbreukmakende tekens en de merken van Ajax wordt gelegd zodanig dat er ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van de bekende Ajax-merken (art. 2.20 lid 1(c) BVIE). Volgens Ajax is er een zodanige gelijkenis tussen haar merken en de aangevallen producten dat er overeenstemming bestaat waardoor verwarringsgevaar omstaat c.q. tot een verband moet worden geconcludeerd. Het Hof Amsterdam oordeelde dat de aangevallen producten geen voldoende gelijkenis vertoonden met de merken van Ajax om tot overeenstemming te concluderen. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad (daarin de AG volgend) onderuit gehaald en naar mijn oordeel terecht.

(...)

3. Nu het Hof Amsterdam dus wel enige mate van overeenstemming had aangenomen, had het, rekening houdend met alle andere door Ajax aangevoerde omstandigheden (bekendheid en onderscheidend vermogen van de merken, identiteit van de betrokken waren, etc.), moeten onderzoeken of er verwarringsgevaar is dan wel of er een zodanige overeenstemming is dat er een verband wordt gelegd. Die globale beoordeling bleef achterwege en zal alsnog door het Haagse Hof moeten worden verricht. De feitenrechter kan dus in een geval als dit niet volstaan met de vaststelling dat er onvoldoende of slechts weinig overeenstemming is; hij zal dan alsnog moeten nagaan in hoeverre die geringe mate van overeenstemming kan worden gecompenseerd bijvoorbeeld door een sterk onderscheidend vermogen van het merk, of door de omstandigheid dat de producten identiek zijn.

IEF 15326

Adblockers: redt het auteursrecht het gratis internet?

Bijdrage ingezonden door Jetse Sprey, Versteeg Wigman Sprey Advocaten. Adblockers. Gebruikers betalen op internet door naar reclame te kijken. De “eyeballs” worden “gemonetized”. Met reclame-inkomsten houdt de publisher (de uitgever) zijn website in de lucht. Gebruikers betalen zelden met echt geld aan de publisher. Het reclamemodel is daarom de ruggengraat van het internet. En het is in gevaar door de opkomst van adblockers. Programmaatjes zoals AdBlock Plus zorgen ervoor dat de gebruiker geen enkele reclame meer ziet. Het werkt simpel en zeer effectief. Als ik niet beroepsmatig (en gefascineerd) de route van mijn surfgedrag naar reclame op mijn scherm zou volgen, had ik overal adblockers geïnstalleerd. De enkele keer dat ik word verleid op een reclame te klikken, weegt niet op tegen de vele irrelevante informatie.
Lees verder.

IEF 15325

Inbreuk op het woordmerk HAVAIANAS

Rechtbank Den Haag 23 september 2015, IEF 15325; ECLI:NL:RBDHA:2015:12341 (Alpargatas tegen Brands & Concepts)
Uitspraak ingezonden door Jasper Klopper en Sven Klos, Klos Morel Vos & Reeskamp. Gemeenschapsmerk. Alpargatas is houdster van Gemeenschapswoordmerk HAVAIANAS. Brands & Concepts biedt op haar website slippers aan voorzien van het teken Hollandaisas. Met Alpargatas is de rechtbank van oordeel dat HAVAIANAS een sterk onderscheidend vermogen heeft, omdat het geen eigenschap van de waar beschrijft. Er is geen sprake van verwatering of verwording tot gebruikelijke aanduiding. Daarnaast is er sprake van het profiteren van aantrekkingskracht, reputatie en of prestige van het bekende merk door Brands & Concepts omdat beide lettertypes een onregelmatige vormgeving hebben en op dezelfde manier worden weergegeven met een vlag op de slippers. De rechtbank wijkt daarmee af van het niet-bindende oordeel van de rechtbank Midden-Nederland IEF14069. Brands & Concepts maakt inbreuk op het woordmerk. Het is voldoende aannemelijk dat Alpargatas schade heeft geleden.

 

5.7. Met Alpargatas is de rechtbank van oordeel dat het merk ook een sterk onderscheidend vermogen heeft, nu het niet eigenschappen van de waren, in dit geval kunststof teenslippers, kan beschrijven. Brands & Concepts heeft in een fase van de procedure waarin Alpargatas zich nog op diverse beeld- en vormmerkregistraties beriep- betoogd dat de slippers van Alpargatas en de door haar gestelde beschermde elementen daarvan, een gering onderscheidend vermogen hebben, omdat ten aanzien van die elementen sprake is van verwatering/verwording tot een gebruikelijke aanduiding van de betrokken waar. Voor zover Brands & Concepts daarmee ook heeft bedoeld te stellen dat dit geldt voor het thans aan de orde zijnde woordmerk, wordt zij daarin niet gevolgd. Brands & Concepts heeft ter ondersteuning van haar betoog enkele foto's overgelegd van andere, kennelijk in de handel zijnde teenslippers, maar daaruit volgt geenszins dat Havaianas een generieke aanduiding voor teenslippers is geworden. Ook anderszins ontbreekt hiervoor een onderbouwing.

5.8. Andere omstandigheden die bij de hier te verrichten globale beoordeling een rol spelen, zijn de mate van soortgelijkheid tussen de waren alsmede de wijze waarop merk en teken worden gebruikt en de respectievelijke waren worden aangeboden. Niet in geschil is dat de waren waarvoor Alpargatas zich op haar merkinschrijving beroept identiek zijn aan de waren waarvoor het teken wordt gebruikt (kunststof teenslippers). Voorts is niet in geschil dat Alpargatas voor het woordmerk op deze waren het lettertype van haar beeldmerk gebruikt. Het lettertype dat wordt gebruikt voor het teken Hollandaisas vertoont hiermee gelijkenis, omdat beide lettertypes een onregelmatige vormgeving hebben, gekenmerkt door een dwarsstreep onder een volgende letter (tussen de l en de a, respectievelijke a en n). Verder is onbetwist dat op het meest succesvolle/bekende model van de slippers van Alpargatas, naast het woordmerk een afbeelding van een Braziliaanse vlag in een lijn met de letters op een van de bandjes is geplaatst en dat Brands & Concepts dit op een vergelijkbare wijze met een Nederlandse vlag heeft gedaan, zoals de omstandigheden, in het licht van de overeenstemming tussen merk en teken en de bekendheid en onderscheidende kracht van het merk, leiden de rechtbank bij een globale beoordeling niet alleen tot de conclusie dat het publiek een verband zal leggen tussen merk en teken, maar ook dat Brands & Concepts in het kielzog van het woordmerk probeert te varen om te profiteren van aantrekkingskracht, reputatie en/of prestige van het bekende merk en om te profiteren van de inspanningen die Alpargatas als marktleider heeft geleverd om het imago van het merk te creëren en te onderhouden. Brands & Concepts maakt op die wijze inbreuk op het woordmerk HAVAIANAS ingevolge art. 9 lid 1 sub c GMVo. De enkele stelling van Brands & Concepts dat zij niet de intentie heeft om aan te haken bij de bekendheid van het woordmerk van Alpargatas, kan in het licht van voornoemde feiten en omstandigheden aan deze conclusie niet afdoen.

Lees de uitspraak (pdf/html)

Op andere blogs:
Novagraaf

IEF 15324

Vooraankondiging Zeist en VIE-prijs 2016

Aankondiging VIE-prijs 2016. Tijdens het IE Symposium op 16 maart 2016 zal de jaarlijkse VIE-prijs worden uitgereikt. Voor de VIE-prijs komen in aanmerking publicaties die een wezenlijke en/of vernieuwende bijdrage leveren aan de kennis en het begrip van het intellectuele eigendoms- of het ongeoorloofde mededingingsrecht in Nederland, door een auteur die op het moment van publicatie niet ouder was dan 35 jaar, in het Nederlands of Engels, die binnen vijftien maanden voorafgaand aan de uitreiking van de prijs zijn gepubliceerd. Proefschriften komen niet in aanmerking.

 

Een jury bestaande uit deskundigen op het gebied van de IE zal bepalen aan welke publicatie de VIE-prijs, groot € 2.500, zal worden toegekend. De prijs kan eventueel ook niet worden toegekend. Deelname aan de prijsvraag houdt in dat het reglement wordt aanvaard en de VIE wordt gemachtigd de winnende publicatie te reproduceren en te verspreiden in het kader van publiciteit voor de VIE en haar activiteiten, één en ander voor zover zulks, gelet op rechten van derden, mogelijk is.

Publicaties of nominaties (onder bijsluiting van een afschrift van de desbetreffende publicatie) moeten uiterlijk 27 januari 2015 zijn ingediend bij het secretariaat van de vereniging onder vermelding van “VIE-prijs 2016” via e-mail: secretariaat@aippi.nl.

Winnaars VIE-prijs
2015 - Reindert van der Zaal, 'De nieuwe Anti-Piraterijverordening: krachtiger geschut tegen namaak en piraterij dan zijn voorganger?'
2014 - Daan de Lange, ‘Geen zaak? De positie van de gedaagde bij een ingetrokken (IE-)kort geding. Een pleidooi voor vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten van de gedaagde’
2013 - gedeelde winnaars:
- Robbert Sjoerdsma, 'Meten is weten Waar op te letten bij het gebruik van marktonderzoeken in merkenzaken voor het BHIM?'
- Jurre Reus ´De Bescherming van IE-rechten op platforms voor user-generated content - in hoeverre is een maatregel tot preventief filteren mogelijk'
2012 - Allard Ringnalda, "De voorgestelde richtlijn verweesde Werken: op naar een Europese internetbibliotheek?"
2011 - Ruud van der Velden, "De positie van de octrooihouder in bewijsnood."
2010 - Sofie van Loon, "Licentieweigering als misbruik van machtspositie: de bijzondere status van intellectueel eigendom bij de toepassing van art. 82 EG"

IEF 15323

Kabinet: wettelijk verankeren ECL-regeling in Auteurswet in 2016

Kabinetsreactie op onderzoeksrapport 'Extended Collective Licensing: panacee voor massadigitalisering?' 12 oktober 2015, 2015Z18899.
In Nederland worden ook zonder ECL-regeling goede resultaten behaald qua digitale beschikbaarstelling van erfgoed. Introductie van ECL draagt bij aan het optimaliseren van het wettelijk kader voor collectief rechtenbeheer. Zo kunnen erfgoedinstellingen nog beter worden gefaciliteerd bij digitalisering en online ontsluiting van hun erfgoedcollecties. Invoering van ECL past binnen het kabinetsbeleid om uit het oogpunt van cultuur- en informatiebeleid massadigitalisering en ontsluiting van de collecties door erfgoedinstellingen waar mogelijk te ondersteunen op een wijze waarbij recht gedaan wordt aan de belangen van auteursrechthebbenden op het te digitaliseren materiaal. Gelet op het gezamenlijke en herhaald verzoek van zowel erfgoedinstellingen als rechthebbenden en cbo’s bestaat er in Nederland een breed draagvlak voor invoering van een ECL-regeling. De uitwerking van een wettelijke ECL-regeling zal in 2016 ter hand worden genomen.

Vervolgproces
Het kabinet zal de voorbereidingen voor het wettelijk verankeren van een ECL-regeling in de Nederlandse Auteurswet in 2016 ter hand nemen.

IEF 15322

Henk Westbroek wil niet dat PVV 'Het Goede Doel' speelt

Bijdrage ingezonden door Benjamin van Werven, Versteeg Wigman Sprey advocaten. Henk Westbroek, zanger van de Nederlandse popgroep Het Goede Doel, wil proberen te verbieden dat 'België (Is er leven op Pluto?)' op PVV-bijeenkomsten wordt gespeeld. Het Goede Doel heeft eerder met een soortgelijk geval te maken gehad. Zo zou er volgens Westbroek 'heel veel geld' geboden zijn door 'een vervelende Vlaamse partij'. Waarschijnlijk bedoelt hij daarmee Vlaams Belang. Waarvoor precies dat geld bedoeld is, is overigens niet helemaal duidelijk, maar Het Goede Doel heeft dat toen niet geaccepteerd. Westbroek wil nu proberen om via Buma (waar hij als muziekauteur bij is aangesloten) een verbod te realiseren. Het zal niet de eerste keer zijn dat een intellectuele eigendomsrecht wordt gebruikt voor (anti)politieke doelen.

Zo heeft het schoenenmerk Louboutin op grond van haar merkrechten op haar schoenzolen het gebruik van een afbeelding van haar schoenen door Vlaams Belang al eens verboden [IEF 13141]. Het gebruik door Vlaams Belang deed onder meer afbreuk aan de reputatie van het merk omdat Louboutin niet geassocieerd wilde worden met Vlaams Belang en haar campagne.

Een ander voorbeeld is het gebruik van een (iets gewijzigde) voorkant van een Suske en Wiske stripalbum door een lid van (weer) Vlaams Belang. Daar verboden de erfgenamen van Willy Vandersteen op grond van het auteursrecht het gebruik van de tekening. Vlaams Belang stelde destijds dat er geen auteursrechtinbreuk was omdat de afbeelding als parodie zou worden gebruikt. De rechter wees dat echter af omdat de erfgenamen er een rechtmatig belang bij hadden om niet te worden geassocieerd met de discriminerende boodschap van Vlaams Belang [IEF 14169].

Ook in de Amerikaanse campagnestrijd is een aantal voorbeelden te noemen, waaronder het gebruik van Neil Young's Keep on Rockin' in The Free World door Donald Trump en Frankie Sullivan's Eye of the Tiger door Newt Gingrich. De bedoeling om een verbod te krijgen is in het geval van Westbroek niet gericht tegen een specifieke politieke partij: 'Wij hebben onze nummers niet gemaakt voor partijen, ook niet voor de VVD of PvdA'. Het is de vraag of Westbroek Buma (waarvan hij ook bestuurslid is) nodig heeft om zich tegen het gebruik door PVV te verzetten. Zo heeft hij als auteur weliswaar zijn muziekauteursrechten aan Buma overgedragen, zijn persoonlijkheidsrechten op de muziek heeft hij gehouden. Die rechten heeft een maker namelijk ook als hij zijn auteursrechten aan een ander heeft overgedragen. Persoonlijkheidsrechten houden onder meer in dat een maker zich kan verzetten tegen het gebruik van zijn werk op zodanige manier dat het wordt aangetast, waardoor nadeel aan de eer of naam van hem wordt toegebracht.

Je zou mogelijk kunnen zeggen dat als je muziek wordt gebruikt een politieke partij, terwijl je het niet wilt laten koppelen aan welke politieke partij dan ook, het werk wordt aangetast en nadeel wordt toegebracht aan de naam van de maker. Zelf vind ik het echter (ook auteursrechtelijk) sterker als je stelt dat dit gebeurt als het gebruik wordt gemaakt door een specifieke politieke partij met verwerpelijke ideeën als de PVV. De aantasting van het werk en de goede naam van de maker zal dan namelijk duidelijker aantoonbaar zijn.

IEF 15321

Inbreuk omdat in folders het script van webdesign zit

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 oktober 2015, IEF 15321; ECLI:NL:RBDHA:2015:11848 (Kingbee tegen Eenmanszaak)
Auteursrecht. Makerschap. Contractenrecht. Mediarecht. Kingbee is een internetmarketingbedrijf dat diverse websites in Nederland, België en Duitsland exploiteert waarop een verzameling van actuele reclamefolders, acties en kortingscodes gerubriceerd per categorie en winkel. Gedaagde eenmanszaak verricht programmeerwerkzaamheden voor eiser. Na opdrachtwijzigingen en onbetaald laten van facturen, stopt gedaagde de samenwerking. Via sitedeals en gegegevensbestand biedt hij de scripts te koop aan. Het script is een auteursrechtelijk beschermd werk ex 10 lid 1 onder 12 Aw, waarvan gedaagde de rechthebbende is op de back end. In de mailwisseling is paragraaf over Copyright geschrapt voor de werkzaamheden omdat “dit aanpassingen aan reeds beschreven code is”. Voor de latere opdrachten is dit auteursrecht voorbehouden, maar moet Kingbee door geven van instructies voor de front end, als maker worden aangemerkt.

Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, levert in gebruikneming onder een nieuwe domeinnaam een verveelvoudiging van het webdesign op. De Eenmanszaak moet scripts van de websites verwijderen en wordt verboden de opnieuw de scripts te koop aan te bieden of in licentie te geven. Kingbee wordt in reconventie verboden in het openbaar negatief uit te laten over de Eenmanszaak.

3.1. Kingbee vordert – samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [de eenmanszaak]:
(...)
(II) te gebieden om de scripts van Kingbee op de websites www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl onmiddellijk te verwijderen en verwijderd te houden,
(III) te verbieden om scripts van de websites van Kingbee aan derden te koop aan te bieden, aan derden in licentie te geven en/of te publiceren als zijnde de eigendom van [de eenmanszaak],
(...)

5.8. Het voorgaande overziend, heeft [de eenmanszaak] bij het maken van de initiële afspraken in 2011 dus duidelijk te kennen gegeven dat rechten ten aanzien van nieuwe code bij [de eenmanszaak] rusten, waarna [X] een versie van de algemene voorwaarden heeft ondertekend. Vervolgens heeft [X] in de periode waarin het vervaardigen en ontwerpen van nieuw materiaal tussen partijen aan de orde was, onbestreden aanspraak gemaakt op de rechten op het design van de nieuwe websites. De hieraan voorlopig te verbinden conclusie dat [de eenmanszaak] op basis van deze ‘afspraken’ auteursrechthebbende is op het script en Kingbee op het webdesign van de website, strookt ook met hetgeen Kingbee en [de eenmanszaak] intellectueel aan de website hebben bijgedragen en wie op basis van de Auteurswet voorlopig als maker van de te onderscheiden werken moet worden aangemerkt.

5.9. Zo staat vast dat Kingbee als opdrachtgever de in PSD (Photoshop) gemaakte ontwerpen van het uiterlijk van de website bij [de eenmanszaak] aanleverde en ook is uit verschillende emails af te leiden dat Kingbee instructies gaf welke aanpassingen aan de front end diende plaats te vinden. Zie bijvoorbeeld de emails van [X] van 10 maart 2014 en 13 april 2014 (rov 2.10) met lijstjes met aanwijzingen voor te verrichten aanpassingen. Verder is onbestreden dat Kingbee de plaatjes en teksten voor de website inbracht. Ten aanzien van het webdesign van de website rechtvaardigt dit de voorlopige conclusie dat het is tot stand gebracht naar het ontwerp van Kingbee en/of (ook) onder diens leiding en toezicht, zodat Kingbee als de maker van het webdesign van de website kan worden aangemerkt.

5.10. Ditzelfde kan niet worden gezegd voor het tot stand brengen van het script. Indachtig het door Kingbee gewenste webdesign en de gewenste functionaliteiten, heeft [de eenmanszaak] immers de onderliggende technieken voor de website ontwikkeld en die samengebracht in het script. Bij het ontwikkelen van die technieken heeft enkel [de eenmanszaak] geestelijke arbeid verricht, oftewel in lijn met artikel 10 lid 2 Aw heeft [de eenmanszaak] de zelfstandig beschermde vertaling (verveelvoudiging in gewijzigde vorm) van het gewenste uiterlijk en de gewenste functionaliteiten van de website gemaakt. Dit rechtvaardigt ten aanzien van het script derhalve de voorlopige conclusie dat niet Kingbee maar [de eenmanszaak] als de maker moet worden aangewezen.

Inbreuk - te koop aanbieden en verkopen script(s)?
5.14. Nu het script het webdesign van de website aldus in zich bergt, brengt verkoop van het script voor gebruik onder een nieuwe domeinnaam naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mee dat het webdesign van de website wordt verveelvoudigd in de vorm waarin het ook in dat script is vertaald. In het verlengde daarvan en omdat het verveelvoudigen van het werk aan de auteursrechthebbende is voorbehouden, is met de verkoop van [de eenmanszaak] van het script zonder toestemming van Kingbee eveneens naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Kingbee op het webdesign van de website. Door het script blijvend te koop aan te bieden op www.gegevensbestand.nl en www.sitedeals.nl, dreigt bovendien een nieuwe inbreuk, zeker omdat [Gedaagde] in zijn brief van 23 juni 2015 aan de advocaat van Kingbee schrijft dat [de eenmanszaak] het script mag doorverkopen aan iedereen en dit ook zal blijven doen (productie 32 van de zijde van Kingbee). De vorderingen van Kingbee onder II) en III) zullen ten aanzien van de website dan ook worden toegewezen.

Slotsom
5.22. Voor wat betreft de in conventie gevorderde maatregelen is de slotsom dan ook dat de vorderingen onder II) en III) zullen worden toegewezen ten aanzien van de website en www.kortingscodez.nl. Daaraan zal als gevorderd een dwangsom worden verbonden. De vorderingen onder I) en IV) tot en met VII) zullen worden afgewezen.

Verbod tot het doen van negatieve uitlatingen
6.3. Het spoedeisend belang van [de eenmanszaak] bij het door hem gevorderde verbod vloeit voort uit de gestelde schadelijke negatieve uitlatingen van Kingbee en de vrees dat Kingbee dat andermaal zal doen. (...)

6.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [de eenmanszaak] voor nu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bericht van [Y], welk bericht niet is overgelegd maar waarin [Gedaagde] kennelijk – volgens de beheerder van www.sitedeals.nl – voor oplichter wordt uitgemaakt, te linken is aan Kingbee. Dat is al af te leiden uit het antwoord van deze [Y] op de mail van de beheerder en de reactie daarop van [Gedaagde] (rov 2.13), waarin hij schrijft over ‘zijn compagnon’ en ten aanzien van folderz.be spreekt over dat ‘we hebben besloten daar een ander naar te laten kijken’. Maar [X] maakt die verdenking compleet als hij de dag daarna aan [Gedaagde] schrijft dat (rov 2.14) hij slechte recensies over [Gedaagde] kan schrijven en dat ook de mensen met wie [X] heeft gewerkt staan te popelen om zulke recensies te schrijven. En als Kingbee al niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het bericht van deze [Y], dan geeft zijn bericht van 14 maart 2015 in elk geval grond te vrezen dat hij negatieve uitlatingen over [de eenmanszaak] zal doen. Naast de mogelijkheid van het schrijven van slechte recensies, geeft hij immers te kennen dat hij contact heeft met een journalist van het programma Tros Opgelicht over ‘jouw oplichtingspraktijken’.
IEF 15073

NILG jaarcongres 2015

West Indisch Huis, Amsterdam, donderdag 19 november 2015 van 10:00 - 17:30.
Het Netherlands Institute for Law and Governance (NILG) organiseert in samenwerking met deLex  het  NILG Jaarcongres 2015, getiteld: Law and Governance in the Digital Era

Tijdens het congres staan de uitdagingen van digitale technologie en big data centraal: aansprakelijkheidsrisico’s van de zelfrijdende auto, privacybescherming ondanks ‘internet of things’ en ‘smart borders’, digitale dienstverlening, intellectuele eigendom en 3D printing, websiteblokkades en ISP-aansprakelijkheid. Als sprekers worden onder meer Prof. Francesca Bignami (George Washington University)   prof. Annette Kur, (Max Plack Institute München), prof. Aurelia Colombi Ciacchi (Groningen), prof. Jeanne Mifsud Bonnici (Groningen),  prof. Leon Verstappen (Groningen), prof. Wouter Werner (VU Amsterdam), prof. Arno Lodder (VU Amsterdam) en prof. Martin Senftleben (VU Amsterdam) verwacht.

Reserveer deze datum alvast in uw agenda en meld u aan.

English

Programme
7th Annual Conference of the Netherlands Institute for Law and Governance; VU University Amsterdam
Thursday, 19 November 2015; Law and Governance in the Digital Era

9:30 Registration (Coffee/Tea)

10:00 Opening

10:15 Big Data and Web 3.0 – Mapping the Challenges of New Technologies
- Prof. Annette Kur, Senior Researcher, Max Planck Institute for Innovation and Competition, Munich, and Honorary Professor, University of Munich
- Prof. Jeanne Mifsud Bonnici, Professor of European Technology Law and Human Rights, University of Groningen
- Cédric Manara, European Copyright Counsel, Google, Brussels
- Plenary Debate

11:15 Coffee Break

11:45 Public/Private Interface – Assessing the Potential of Regulatory Tools
- Prof. Francesca Bignami, Professor of Law, George Washington University, Washington DC
- Prof. Aurelia Colombi Ciacchi, Professor of Law and Governance, Academic Director Groningen Centre for Law and Governance, University of Groningen
- Prof. Wouter Werner, Professor of Public International Law, VU University Amsterdam
- Plenary Debate

12:45 Lunch Break

13:45 Case Studies – Part 1
- Session A ‘Driverless Car’

  • Organizer: Kiliaan van Wees, Assistant Professor, Department of Private Law, VU University Amsterdam

- Session B ‘Internet of Things’

  • Organizer: Tijmen Wisman, Researcher, Department of Transnational Law, VU University Amsterdam

- Session C ‘Smart Borders’

  • Organizer: Evelien Brouwer, Associate Professor, Department of Public Law (Migration Law), VU University Amsterdam

14:45 Coffee Break
15:15 Case Studies – Part 2
- Session A ‘eNotary’

  • Organizer: Leon C.A. Verstappen, Professor of Notarial Law and Academic Director, Groningen Centre for Law and Governance, University of Groningen

- Session B ‘3D Printing’

  • Organizer: Martin R.F. Senftleben, Professor of Intellectual Property Law and Director, Kooijmans Institute for Law and Governance, VU University Amsterdam

- Session C ‘Law Enforcement and ISP Liability’

  • Organizer: Arno R. Lodder, Professor of Internet Governance and Regulation, VU University Amsterdam

16:15 Governance Challenges Revisited
- Roundtable of Session Chairs

  • Short Summaries of Results
  • Plenary Debate

17:30 End of Programme (Drinks)

Deze cursus biedt verdieping voor de IP Professional met voorkennis.

Locatie / Venue
West Indish Huis, Herenmarkt 99, 103 EC, Amsterdam
Routebeschrijving via maps.google.com.
Close to Amsterdam Central Station.

Kosten deelname
€ 395,00 per persoon
€ 350,00 sponsors
€   95,00 rechterlijke macht, wetenschappelijk personeel, publieke sector (ministerie en andere overheidsinstellingen)
€   50,00 voor studenten en NILG-leden ; kies Prijs - Anders
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, borrel, koffie, thee, documentatie, excl. BTW.

Accreditaties:
5 PO-punten voor de Nederlandse Orde van Advocaten
5 Punten voor de Permanente Vorming (Orde van Vlaamse Balies) ingebracht ex artikel 2 Reglement
? BMM-keurmerkpunten (aangevraagd bij BMM Keurmerkcommissie)
5 PO-punten MMA-lunch

Aanmelden

IEF 15320

Klachten van Friesland Vlees zijn niet in belang van rechtseenheid of rechtsontwikkeling

Hoge Raad 9 oktober 2015, IEF 15320; ECLI:NL:HR:2015:3014 (Friesland Vlees tegen de Staat der Nederlanden)
Art. 81 lid 1 RO. Zie eerder uitspraak IEF 13646. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. De klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De uitspraken van minister in het programma Buitenhof over controle van veetransporten blijven niet onrechtmatig.
Lees verder.