IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 22172
2 augustus 2024
Uitspraak

Hof van Beroep van UPC vernietigt beslissing omtrent verzoek tot bewijsbewaring

 
IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 15236

Geen verband met handhaving IE-recht ex 1019 Rv

Rechtbank Den Haag 2 september 2015, IEF 15236 (Kamstra tegen Jack Daniel's)
Contractenrecht. Procesrecht. Toepassing liquidatietarief. Beroep op art. 2 lid 1 Handhavingsrichtlijn en artikel 1019 Rv zijn slechts van toepassing in procedures betreffende een dreigende inbreuk op IE-rechten en de daaraan inherente rechtsgang. Er is geen overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Jack Daniel's mocht onderhandelingen afbreken en er is geen verplichting tot dooronderhandelen omdat er geen gerechtvaardigd vertrouwen was aan de kant van Kamstra. Het verband met de handhaving van IE-rechten is in deze zaak te ver verwijderd.  Jack Daniel's wordt in de proceskosten veroordeeld.

4. De beoordeling
Overeenkomst tot stand gekomen?
4.5. Alle hiervoor overwogen omstandigheden in aanmerking nemende, komt de rechtbank tot de slotsom dat er tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen op 4 april 2007. De primaire vordering van Kamstra tot nakoming van die overeenkomst door Jack Daniel's is dan ook niet toewijsbaar.

Verplichting om verder te onderhandelen?
4.11. Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in hoe en wanneer er bij Kamstra een gerechtvaardigd vertrouwen kan zijn ontstaan dat Jack Daniel's zonder meer een schikkingsovereenkomst zou sluiten. Tegen deze achtergrond is het afbreken van de onderhandelingen door Jack Daniel's niet onrechtmatig jegens Kamstra. Ook de subsidiaire vordering van Kamstra is derhalve niet toewijsbaar.

Proceskosten
4.14. De grondslag van de vordering in de onderhavige procedure is geen recht van intellectueel eigendom maar een overeenkomst tot, onder meer, finale kwijting en doorhaling van een procedure, althans een onrechtmatige daad door daarover niet verder te onderhandelen. Deze zaak kan daarbij onderscheiden worden van de jurisprudentie die Jack Daniel's heeft aangehaald, waarin een kostenveroordeling op de voet van art. 1019h Rv is toegewezen bij een beroep op een contractueel verbod om geen inbreuk te maken op intellectuele eigendomsrechten. In die situatie handhaaft een eiser zijn intellectuele eigendomsrechten, zij het primair door middel van een inbreukverbod in een overeenkomst. In de onderhavige zaak is geen nakoming van een inbreukverbod, maar nakoming van een verplichting tot finale kwijting gevorderd. Deze zaak kan daarnaast onderscheiden worden van de situatie die aan de orde was in het arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2015. Anders dan in die zaak aan de orde, vormt het sluiten van een schikkingsovereenkomst geen handhavingsmaatregel waar de Handhavingsrichtlijn in voorziet, noch een noodzakelijk tegenwicht tegen een dergelijke maatregel.
4.15. Gelet op het hiervoor overwogen beperkte toepassingsbereik van art. 1019h Rv en de overige omstandigheden van het geval, is het verband met de handhaving van intellectuele eigendomsrechten in deze zaak te ver verwijderd. De proceskostenveroordeling zal in deze zaak derhalve worden begroot conform het liquidatietarief.
IEF 15235

Henri Nefkens moet handelsnaam Stam Nefkens staken vanwege verwarringsgevaar

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 9 september 2015, IEF 15235 (PGA Nederland en Nefkens Leeuw tegen Automobielbedrijf Henri en Stam Nefkens)
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, Van Benthem & Keulen. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Henri Nefkens mag geen gebruik maken van de aanduiding Nefkens en daarmee overeenstemmende aanduiding voor haar ondernemingen. De handelsnaam Stam Nefkens wijkt in slechts geringe mate af van de handelsnaam Nefkens Leeuw, die zich beiden op de autobranche richten. Er is vanwege geografische overlap gevaar voor verwarring. Het wordt Henri Nefkens verboden om de naamsaanduiding Stam Nefkens te gebruiken. Nefkens gebruikt de handelsnaam Nefkens Amersfoort langer en heeft een ouder recht ten opzichte van het merkrecht van PGA. PGA kan zich niet verzetten tegen het gebruik in Amersfoort. In de regio Utrecht, is er verwarringsgevaar en dient Henri Nefkens het gebruik van het teken te staken.

5. De beoordeling
Handelsnaamrecht
5.8. Het komt daarom hier aan op de vraag of het gebruik van de handelsnaam Nefkens Leeuw in de regio Utrecht aan PGA jegens Henri Nefkens het recht verschaft zich te verzetten tegen het gebruik van de aanduiding Stam Nefkens in de handelsnaam van de onderneming in Utrecht en Amersfoort, die Henri Nefkens binnen Stam Nefkens wil drijven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wijkt de laatstgenoemde handelsnaam in slechts geringe mate af van de eerstgenoemde handelsnaam. Voorts is niet in geschil dat de ondernemingen van Nefkens Leeuw en de voorgenomen onderneming van Stam Nefkens zich op dezelfde markt richten, te weten de autobranche, dat de aard van die ondernemingen nauw verwant is en dat die ondernemingen in dezelfde regio vestigingen hebben en zich daarom beiden op die regio richten als beoogd afzetgebied. Als gevolg van die geografische overlap moet daarom worden aangenomen dat er gevaar voor verwarring bij het relevante publiek zal ontstaan tussen beide ondernemingen, als gevolg van de door Henri Nefkens c.s. te bezigen handelsnaam Stam Nefkens. Dat betekent dat het aan Henri Nefkens c.s. krachtens de Hnw en/of krachtens de in het verleden tussen Henri Nefkens c.s. en Henri Nefkens bereikte overeenstemming niet is toegestaan om voor de voorziene onderneming (ook) in de regio Utrecht een vestiging zal hebben en/of zich (mede) op die regio als beoogd afzetgebied zal richten. De conventionele vordering van PGA, gebaseerd op het handelsnaamrecht, is daarom in zoverre toewijsbaar.

Merkrecht
5.11. Ingevolge het bepaalde in art. 2.23 lid 2 BVIE omvat het uitsluitend recht op een merk niet het recht zich te verzetten tegen het gebruik in het economisch verkeer van een overeenstemmend teken dat zijn bescherming ontleent aan een ouder recht van slechts plaatselijke betekenis, indien en voor zover dat recht is erkend ingevolge de wettelijke bepalingen van één van de Benelux-landen, zoals het gebruik van een op beperkte schaal gevoerde handelsnaam. Vast staat (binnen het kader van dit geding) dat aan Nefkens Amersfoort het recht toekomt de handelsnaam Nefkens Amersfoort te voeren in Amersfoort en dat dat recht ouder is dan het merkrecht van PGA c.s. Dit brengt met zich dat PGA c.s. zich niet kan verzetten tegen het gebruik van het met het merk overeenstemmende teken Stam Nefkens in Amersfoort door Henri Nefkens, voor zover dat teken uitsluitend wordt gebruikt binnen de regio Amersfoort.

IEF 15234

Gebruikelijk tarief en niet aansluiten bij hoger tarief van Foto Anoniem

Ktr. Rechtbank Amsterdam 17 augustus 2015, IEF 15234; ECLI:NL:RBAMS:2015:5868 (eiseres tegen E.E.N Media en Yourscene)
Auteursrecht. Gedaagden hebben als professionele partijen een foto van eiseres op hun website geplaatst zonder hiervoor vooraf toestemming te vragen, een vergoeding te betalen of de naam van eiseres te vermelden. Gedaagden weten of behoren te weten, dit temeer nu zij veelvuldig vergoedingen voor foto’s aan fotoagentuur (contracts-)partijen betalen, dat voor online gebruik van een foto een vergoeding dient te worden betaald. Eiseres heeft onvoldoende gemotiveerd waarom zij het hogere tarief van € 499,00 vordert bij de tarievenlijst van Foto Anoniem. De kantonrechter kent een vergoeding toe voor ter hoogte van het tarief voor rechtmatig gebruik zoals eiser deze hanteert van € 360,00.

3. De beoordeling
3.1. Gedaagden hebben erkend dat zonder toestemming van [eiseres] een foto, waarvan [eiseres] auteursrechthebbende is, gebruikt is op hun website voor de duur van zeven maanden. Voor het plaatsen van deze foto is betaald noch een link- of bronvermelding vermeld. Daarmee staat inbreuk op het auteursrecht toebehorend aan [eiseres] vast.

3.3. In geval van een professionele partij wordt niet snel aangenomen dat de inbreuk niet toegerekend dient te worden. Gedaagden zijn professionele partijen. Zij hebben de foto gebruikt in de uitoefening van hun bedrijf. Het gaat niet om een particulier die voor eigen gebruik een foto - al dan niet per abuis - op internet heeft geplaatst. Derhalve is het gedaagden toe te rekenen dat de foto van [eiseres] gedurende zeven maanden onrechtmatig op hun website heeft gestaan. Gedaagden weten of behoren te weten, dit temeer nu zij veelvuldig vergoedingen voor foto’s aan fotoagentuur (contracts-)partijen betalen, dat voor online gebruik van een foto een vergoeding dient te worden betaald.
3.4. Gelet op productie 4 bij inleidende dagvaarding heeft [eiseres] gedaagden laten aanschrijven. Uit dit schrijven blijkt dat [eiseres] voor rechtmatig gebruik van de foto een tarief van € 360,00 euro zou hanteren. [eiseres] heeft onvoldoende gemotiveerd waarom zij bij dagvaarding het hogere bedrag van € 499,00 vordert. Het voorgaande leidt ertoe dat de schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 360,00.
IEF 15233

VDV moet bewijzen dat Swaans de groeven heeft aangebracht in betonplaat

Rechtbank Den Haag 9 september 2015, IEF 15233 (VDV tegen Swaans)
Uitspraak ingezonden door Eliëtte Vaal en Peter Claassen, AKD. Octrooirecht. Tussenvonnis. Rechtbank oordeelt dat hetgeen Swaans heeft aangevoerd niet leidt tot vernietiging van het octrooi EP1563728 voor een 'method for the realisation of concrete grids for stable floors for cattle and the like'. Van uitbreiding van materie is namelijk geen sprake. Evenmin is na verlening de beschermingsomvang uitgebreid nu de authentieke conclusies na verlening van het octrooi niet zijn gewijzigd. Inbreuk door Swaans is aangenomen, maar de omvang van de inbreuk moet nog worden bewezen door VDV.

4. De beoordeling
In reconventie
4.18. (...) VDV c.s. heeft er echter terecht op gewezen dat de vraag of sprake is van bedoelde nietigheidsgronden, gelet op artikel 70 lid 3 EOV en 52 lid 9 ROW, dient te worden beoordeeld aan de hand van de authentieke Engelse tekst van het octrooi. Swaans c.s. heeft overigens ook zelf het standpunt ingenomen dat de Engelstalige versie van EP728 overeenkomstig artikel 70 EOV als authentiek geldt. Gelet hierop kan Swaans c.s. al daarom niet in haar standpunt worden gevolgd. De Engelstalige tekst van het octrooischrift heeft ten aanzien van de term 'curing' in de verleningsprocedure immers geen wijzigingen ondergaan. De rechtbank verwijst voorts naar wat zij in r.o. 4.4. t/m 4.6. heeft overwogen. Van uitbreiding van materie is dus geen sprake. Evenmin is na verlening de beschermingsomvang uitgebreid nu de authentieke conclusies na verlening van het octrooi niet zijn gewijzigd.
4.19. Uit het voorgaande volgt dat hetgeen Swaans heeft aangevoerd niet leidt tot vernietiging van het octrooi. Aan het hulpverzoek van VDV c.s. is de voorwaarde gesteld dat de rechtbank oordeelt dat conclusie 1 als verleend nietig is. Aan dit hulpverzoek wordt daarom niet toegekomen. De tot nietigheid van het Nederlandse deel van EP728 strekkende vordering in reconventie ligt dus voor afwijzing gereed. Omdat vanwege de navolgende beoordeling in conventie een tussenvonnis wordt gewezen, houdt de rechtbank de beslissing over het gevorderde in reconventie (inclusief de beslissing over de proceskosten) aan.

In conventie
4.31. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank VDV c.s. overeenkomstig haar in de dagvaarding gedane bewijsaanbod toelaten te bewijzen dat de van Swaans Trilbeton afkomstige betonnen roosters aangetroffen bij Maes te Lommel, België en beschreven door deskundige D'Hallewyn, door Swaans Trilbeton in Nederland van groeven zijn voorzien, voorafgaand aan de levering van de roosters aan aannemer Van de Sande. 
IEF 15231

Edmedical maakt inbreuk op art. 2.20 lid 1 onder a) BVIE

Rechtbank van Koophandel Gent 3 september 2015, IEF 15231 (NV Koninklijke Philips tegen BVBA Edmedical)
Uitspraak ingezonden door Carina Gommers en Tim Robrechts, Hoyng Monegier LLP. Merkenrecht. Philips heeft zich vergewist van de mogelijkheid dat de door Edmedical verhandelde sensoren een niet authentieke oorsprong kenden, terwijl ze wel onder het label "Philips" werden verhandeld. Edmedical ontkent niet expliciet dat minstens een aantal bij haar aangetroffen en door haar in China aangekochte sensoren op enkele plaatsen zijn voorzien van de merknaam Philips. Echter, toont Philips niet afdoende aan dat deze exemplaren niet van Philips afkomstig zijn. De rechtbank oordeelt dat er wel verschilpunten zijn. Inbreuk op art. 2.20 lid 1 a) BVIE wordt aanwezig geacht. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ook al zouden de verdeelde instrumenten uit China een legale Philips oorsprong hebben, Edmedical zich alsnog schuldig maar aan onrechtmatige parallelimport van merkgoederen waarvoor zij de toestemming van de merkhouder niet heeft gekregen.

4. De beoordeling
b) De rechtbank stelt vast dat de twee voorgebrachte doosjes met inhoud vrijwel identiek zijn zowel in uiterlijke vormgeving, maatvoering en begeleidende teksten en opdrukken zodat op het eerste zicht geen afwijkende kenmerken worden waargenomen die wijzen op een andere niet authentieke oorsprong. (...) Er zijn op grond van wat vooraf gaat evenwel voldoende indiciën die de rechtbank doen besluiten dat er met betrekking tot de bij verweerster aangetroffen en verkochte sensoren met de vermelding 'Philips' sprake is van een hoedanigheid en oorsprong die niet verenigbaar is met de toestellen die onder het label van eiseres worden gefabriceerd. Inbreuk op art. 2.20.1 a) van het BVIE wordt bewezen geacht. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zelfs in de veronderstelling van een bewezen legale Philips oorsprong va nde door Edmedical verdeelde instrumenten in China, zij zich hoe dan ook schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige parallel import van merkgoederen waarvoor zij de toestemming van de merkhouder niet verkregen heeft.
IEF 15229

Aquaparx maakt deels inbreuk op modelrechten van Wibit Sports

Rechtbank Den Haag 2 september 2015, IEF15229 (Wibit Sports tegen Aquaparx Nederland)
Gemeenschapsmodellenrecht. Aquaparx stelt dat de Gemeenschapsmodelrechten nietig zijn vanwege de niet-nieuwheid en het gebrek aan eigen karakter. De rechtbank overweegt dat de geïnformeerde gebruiker, gezien de verschillen een andere algemene indruk zal hebben van de oudere modellen dan van elk van de vier Gemeenschapsmodellen. Gelet daarop zullen de Gemeenschapsmodellen ieder een eigen karakter ten opzichte van de oudere modellen. Op dezelfde gronden is evenmin sprake van gebrek aan nieuwheid in de zin van art. 5 GModVO: de kenmerken verschillen in meer dan onbelangrijke details van de kenmerken van de oudere modellen. Ook het beroep van Aquaparx op nietigheid vanwege uitsluitend technische functie slaagt niet. Aangezien de Gemeenschapsmodelrechten van Wibit-Sports allemaal geldig zijn en kleurloos zijn geregistreerd, gaan de eisen aan de kant van Aquaparx in conventie ook niet op. Gemeenschapsmodel 2.2.1, 2.2.4, 2.2.6, 2.2.8, 2.2.13 en 2.2.14 maken inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten van Wibit-Sports. Sprake van auteursrechtelijke inbreuk met betrekking tot beschreven werken in 2.3. Geen sprake van slaafse nabootsing.

Voorts in reconventie
4.4. De geïnformeerde gebruiker zal, gezien deze verschillen een andere algemene indruk hebben van de oudere modellen dan van elk van deze vier Gemeenschapsmodellen. Gelet daarop hebben de Gemeenschapsmodellen beschreven in 2.2.2, 2.2.3, 2.2.4 en 2.2.5 ieder een eigen karakter ten opzichte van de oudere modellen. Op dezelfde gronden is er evenmin sprake van gebrek aan nieuwheid in de zin van art. 5 GModVo: de kenmerken verschillen in meer dan onbelangrijke details van de kenmerken van de oudere modellen.
4.5. Ook het beroep van Aquaparx c.s. op nietigheid omdat deze vier Gemeenschapsmodellen uitsluitend door de technische functie worden bepaald, slaagt niet.
 
Voorts in conventie
4.9. (...) Het verweer van Aquaparx c.s. dat zij andere kleuren gebruikt dan Wibit-Sports voor haar producten, is bij de modelrechtelijke beoordeling dan ook niet relevant.
4.10. (...) Het betoog dat de opvallende primaire kleuren die Aquaparx c.s. gebruikt er al voor zorgen dat haar producten afwijken van de modellen zoals ingeschreven, wordt dan ook van de hand gewezen. 

Op andere blogs:
BirdBuzz

 
IEF 15228

Vereiste temperatuurverschil tussen omgeving en blad deels niet nieuw of inventief

Advies Octrooicentrum NL 10 juli 2015, IEF 15228 (Wilk van der Sande tegen Plantlab inzake octrooi NL2002091)
Octrooirecht. Plantlab is rechthebbende van NL2002091 voor een "Systeem en werkwijze voor het telen van een gewas in een althans ten dele geconditioneerde omgeving". Wilk van der Sande verzoekt om een advies ex 84 Row 1995 en betwist de geldigheid van het octrooi en het hulpverzoek wegens gebrek aan nawerkbaarheid en ontbreken van nieuwheid en inventiviteit. Er zijn geen nawerkbaarheidsbezwaren ten aanzien van het octrooi en het hulpverzoek. Bij een letterlijke benadering van vereiste temperatuurverschil tussen omgeving en blad zijn bepaalde conclusies niet nieuw en bij doelgerichte benadering zijn bepaalde conclusies niet nieuw en andere niet inventief.

5.2 Nieuwheid en inventiviteit
)(...)Het verschil tussen de benaderingen komt voort uit een verschillende uitleg van de grootte van het in de conclusies vereiste
temperatuurverschil tussen blad en omgeving:
· De eerste uitleg is een letterlijke benadering en gaat ervan uit dat, nu de conclusies en de beschrijving geen uitsluitsel geven over de vereiste grootte van het temperatuurverschil, ieder temperatuurverschil tussen blad en omgeving, hoe klein ook, voldoet.
· De tweede uitleg is een doelgerichte benadering en gaat uit van de aanname dat de vakman die het octrooi leest, begrijpt dat het temperatuurverschil een significant verschil moet zijn om het beoogde effect op het telen van een gewas te bereiken.(...)

5.2.1.2. Inventiviteit van het octrooi
Vooruitlopend op de beoordeling van de inventiviteit van het octrooi op basis van de doelgerichte benadering waarin een significant temperatuurverschil tussen blad en omgeving wordt vereist, waaruit zal blijken dat de conclusies 1 t/m 7 en 9 t/m 10 niet inventief zijn, wordt de beoordeling van de inventiviteit van het octrooi op basis van de letterlijke benadering waarin ieder temperatuurverschil voldoet hier weggelaten.

6. Het advies van Octrooicentrum Nederland
Het advies van Octrooicentrum Nederland luidt op grond van vorenstaande:
- dat de aangevoerde nawerkbaarheidsbezwaren ten aanzien van het octrooi en het hulpverzoek geen doel treffen;
- dat bij een letterlijke benadering van het in de conclusies vereiste temperatuurverschil tussen omgeving en blad:
   · de conclusies 1, 4, 6, 8, 11 en 12 van het octrooi niet nieuw zijn;
   · de conclusies 1 en 4 van het hulpverzoek niet nieuw zijn;
- dat bij een doelgerichte benadering van het in de conclusies vereiste temperatuurverschil tussen omgeving en blad:
   · de conclusie 8, 11 en 12 van het octrooi niet nieuw zijn;
   · de conclusies 1-7, 9 en 10 van het octrooi niet inventief zijn;
   · de conclusies 1-8 van het hulpverzoek niet inventief zijn;
- dat de aangevoerde bezwaren ten aanzien van toegevoegde materie in het hulpverzoek geen doel treffen.
IEF 15227

Geen exploitatie semafonienetwerk met aan KPN overgedragen activa

Vzr. Rechtbank Den Haag 21 augustus 2015, IEF 15227; ECLI:NL:RBDHA:2015:10459 (BiQ Group NV en The Telecom Company tegen KPN)
Domeinnaamrecht. Semafoniediensten. KPN heeft een overeenkomst gesloten ten aanzien van de aankoop van diverse activa, een klantenbestand, licenties en intellectuele eigendomsrechten ten behoeve van de uitbreiding van haar klantenbestand ten aanzien semafoniediensten. Eisers stellen dat deze overeenkomst betrekking heeft op vermogensbestanddelen die door contractspartij van KPN onrechtmatig aan eisers zijn ontnomen. Anders dan eisers betogen heeft KPN bij het aangaan van de overeenkomst te goeder trouw gehandeld en de voorzieningenrechter gaat uit van de rechtsgeldigheid van de overeenkomst. Diverse vorderingen van eisers, die -kort gezegd- (uiteindelijk) beogen te bereiken dat eisers wederom een semafonienetwerk kunnen exploiteren met de activa die aan KPN zijn overgedragen, worden afgewezen. Eigendom van domeinnaam en merknamen Maxer en Callmax wordt niet onderbouwd.

4. De beoordeling van het geschil:
4.3. Gezien het vorenstaande wordt KPN ten aanzien van de overdracht van de vermogensbestanddelen die vallen onder de werking van artikel 3:86 BW beschermd door dat artikel. BiQ c.s. hebben nog een beroep gedaan op lid 3 van dat artikel, op grond waarvan de eigenaar van een roerende zaak die het bezit daarvan door diefstal – welk begrip volgens BiQ c.s. breder moet worden gelezen en ook verduistering omvat – heeft verloren deze mag revindiceren. Dit beroep slaagt niet. KPN stelt terecht dat BiQ c.s. weliswaar stellen dat er sprake is geweest van oplichting door Secufone, althans [B] en [D] maar dat zij die stelling niet nader concretiseren. Zij hebben niet ook inzichtelijk gemaakt op welke wijze BiQ Group mocht aannemen dat zij 70% van de aandelen in Secufone had – de enkele stelling dat er Duitse documenten waren waaruit dit bleek is daartoe ontoereikend –, terwijl er feitelijk in het geheel geen aandelen zouden zijn verworden. Evenmin is gebleken dat BiQ Group de nietigheid of vernietiging van deze overeenkomst heeft ingeroepen of dat aangifte is gedaan ter zake van de gestelde handelingen. Voor een concrete vaststelling van de aan de totstandkoming van die overeenkomst ten grondslag liggende gebeurtenissen is nader onderzoek vereist, waarvoor een kort geding zich niet leent. Hetzelfde geldt voor de stelling van BiQ c.s. dat KPN zou hebben geprofiteerd van de wanprestatie van Secufone jegens haar, nu van die wanprestatie voorshands niet is gebleken. Overigens zou dat slechts tot een schadevergoedingsactie kunnen leiden en staat dat los van de beschikkingsbevoegdheid van Secufone.

4.11. De vorderingen ten aanzien van de software en/of broncodes of andere intellectuele rechten hebben betrekking op de software/broncodes/intellectuele rechten op de apparatuur die KPN van Secufone, bij rechtsgeldige overeenkomst, heeft gekocht. Zonder deze software zijn de overgedragen activa, zo stelt KPN, waardeloos. Ervan uitgaande dat BiQ Group oorspronkelijke de bedoelde rechten had – hetgeen KPN overigens betwist – valt niet in te zien dat BiQ Group de apparatuur zonder die rechten aan Secufone zou hebben overgedragen, althans dat BiQ Group en Secufone die bedoeling hebben gehad, en dat Secufone de bedoelde rechten niet zou hebben overgedragen aan KPN. Volledigheidshalve wordt in dit verband nog opgemerkt dat het op de weg van BiQ c.s. had gelegen om inzichtelijk te maken op welke concrete software en/of broncodes of andere intellectuele rechten haar vordering betrekking heeft en in voldoende mate te onderbouwen dat zij daarvan (oorspronkelijk) rechthebbende zijn. Dit hebben zij nagelaten.

5. De beslissing.
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vorderingen van BiQ c.s. af;
5.2. veroordeelt BiQ c.s. in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van KPN begroot op € 1.429,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 613 ,-- aan griffierecht, te betalen binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken;
IEF 15226

Uitkomst van de stellingen Symposium Wet Auteurscontractenrecht

Tijdens het drukbezochte symposium [details - voorbereiding] over de nieuwe Wet Auteurscontractenrecht onder leiding van Dirk Visser is een aantal stellingen voorgelegd aan de deelnemers, waaronder advocatenkantoren, collectieve belangenbehartigers, mediabedrijven en geleerden. Verschillende onderwerpen als billijke vergoeding, aanvullende billijke vergoeding, niet gebruik, onvoldoende exploitatie en filmauteurscontractenrecht zijn door een viertal panels de revue gepasseerd. Bij elke stelling is gediscussieerd en is er gestemd: zie hier de stellingen en de stemmingsuitslag.

Mocht u in verband met een stelling (of uitkomst) willen reageren kunt u een ingezonden bericht sturen naar (Lotte Anemaet). Binnen de rubriek Auteursrechtdebat is nog ruimte voor kwalitatieve discussie met inhoud.

Wanneer u niet op het symposium aanwezig kon zijn, en meer over de nieuwe Wet Auteurscontractenrecht en andere actuele onderwerpen te weten wilt komen, kunt u zich aanmelden voor de themamiddag Muziek & IE van dinsdag 22 september. In korte tijd wordt u op de hoogte gebracht van de nieuwe Wet Auteurscontractenrecht, soundsampling, (embedded) hyperlinken en streamen. Aansluitend is er een netwerkborrel waar uiteraard verder gediscussieerd kan worden.