IEF 22169
31 juli 2024
Uitspraak

Vragen aan Grote Kamer EOB over interpretatie van artikel 69 EOV

 
IEF 22168
31 juli 2024
Uitspraak

Niet elk streeppatroon maakt inbreuk op de merken van Adidas, aldus de Duitse rechter

 
IEF 22167
31 juli 2024
Uitspraak

Verzoek tot versnelling beroepsprocedure wordt afgewezen

 
IEF 15142

Bewijsbeslag niet opgeheven tot is beslist over afgifte/inzagerecht

Vzr. Rechtbank Gelderland 27 mei 2015, IEF 15142; ECLI:NL:RBGEL:2015:4710 (Mas Coatings tegen PPG Industries)
Bewijs. Procesrecht. Afwijzing van de vordering tot opheffing van het bewijsbeslag. Gedaagden hebben er belang bij dat bewijsmateriaal veilig gesteld blijft totdat is beslist of zij recht op afgifte of inzage daarvan hebben. Het belang van eiseressen om dat te voorkomen weegt daartegen niet op. De voorzieningenrechter verbiedt gebruik te maken van de beslagen documentatie anders dan ten behoeve van bewijsvoering door PGG.

De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt PPG c.s. hoofdelijk, anders dan ten behoeve van de bewijsvoering door PPG c.s. in het onderhavige geschil met MAS c.s., gebruik te maken van alle documentatie en onderzoeks- en/of analysegegevens met betrekking tot de in beslag genomen monsters die zij reeds hebben vergaard en/of opgesteld of nog zullen vergaren en/of opstellen,
5.2. veroordeelt MAS c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor is bevrijd in de proceskosten, aan de zijde van PPG c.s. tot op heden begroot op € 1.429,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt MAS c.s. hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voor zover de één betaalt ook de ander daardoor is bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MAS c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
IEF 15141

Vragen aan HvJ EU over de speciale reden om geen verbod te vorderen

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 2 juni 2015, IEF 15141; zaak C-280/15 (Nikolajeva)
Merkenrecht. Vorderingen. Redelijke vergoeding. Vraag over 102 (1) Gemeenschapsmerkenverordening en de speciale reden: Is een rechtbank verplicht om verbod te geven als de eiser niet zo'n verbod vordert of is het niet vorderen al 'een speciale reden' om niet te verbieden? Mag een merkhouder ook alleen een redelijke vergoeding ex artikel 9(3) vorderen voor het voeren van een identiek teken? Welke type kosten en compensaties vallen onder de redelijke vergoeding van artikel 9(3)? Gestelde vragen:

Verzoekster Irina Nikolajeva is houdster van het op 14-09-2010 ingeschreven gemeenschapsmerk ‘HolzProf’. Zij start een procedure tegen EST verweerster OÜ Multi Protect waarin zij verzoekt om vaststelling van onrechtmatig gebruik van het door haar ingeschreven woordmerk. Daarnaast vraagt zij vergoeding van materiële (op grond van ongerechtvaardigde verrijking) en immateriële schade. Verweerster zou van 03-05-2010 tot en met 28-10-2011 inbreuk op het uitsluitende recht van verzoekster hebben gemaakt door een teken te gebruiken dat gelijk is aan verzoeksters merk op een via een ‘verborgen trefwoord’ op internet toegankelijke website. Verzoekster heeft op 24-04-2010 een licentieovereenkomst met OÜ Holz Prof gesloten waarin aan die vennootschap toestemming is verleend het merk te gebruiken tegen een maandelijkse licentievergoeding. De geëiste schadevergoeding baseert verzoekster op die licentievergoeding. De vergoeding voor immateriële schade baseert zij op de door de affaire ontstane psychische klachten en de gevolgen daarvan voor haar onderneming. Verweerster stelt dat de inbreuk niet bewezen is, dat de maandelijkse royalty’s als grondslag voor de vordering onterecht is en betwist zij de immateriële schade van verzoekster. Verzoekster kan geen schade claimen die is ontstaan vóór publicatie van de inschrijving, zij had schade kunnen voorkomen door verweerster in kennis te stellen van haar merkaanvraag en de claim voor de periode vóór 17-06-2010 zou verjaard zijn.

De verwijzende EST rechter (civiele Rb regio Harju) constateert een zekere tegenstrijdigheid tussen Vo. 207/2009 en het nationale procesrecht. Verzoekster heeft geen vordering tot staking van de inbreuk ingediend. Op grond van EST Brv is de civiele rechter lijdelijk en mag niet beslissen op een vordering die niet is ingesteld, hetgeen het EST hooggerechtshof heeft bevestigd. De verwijzende rechter twijfelt of hij in de onderhavige zaak op de eerste vordering van verzoekster moet beslissen als in artikel 102, lid 1, van Vo. 207/2009, zelfs als verzoekster dat in haar eis niet vordert, omdat het ontbreken van een vordering van deze strekking een „speciale reden” in de zin van de eerste volzin van deze bepaling zou kunnen vormen. Ook heeft hij nadere uitleg van het HvJEU nodig over de tijdvakken waarvoor verzoekster een vergoeding kan worden toegekend aangezien in het nationale recht vóór 2004 het begin van de rechtsbescherming niet zo duidelijk is geregeld, en wat in dit verband een 'redelijke vergoeding' is. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

1. Moet een rechtbank voor het gemeenschapsmerk het in artikel 102, lid 1, [van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk] bedoelde bevel ook dan geven wanneer de verzoekende partij dat niet vordert en partijen niet stellen dat de verwerende partij na een bepaalde dag in het verleden op een gemeenschapsmerk inbreuk heeft gemaakt of gedreigd te maken, of is het een “speciale reden” in de zin van de eerste volzin van deze bepaling wanneer een dergelijke vordering niet wordt ingesteld en deze omstandigheid niet wordt aangevoerd?
2. Moet artikel 9, lid 3, [van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk] aldus worden uitgelegd dat de houder van een gemeenschapsmerk van een derde voor het gebruik van een teken dat gelijk is aan het merk in de periode na de publicatie van de aanvraag van het merk tot de publicatie van de inschrijving ervan enkel een redelijke vergoeding krachtens artikel 9, lid 3, tweede volzin, kan verlangen, maar geen vergoeding van de gebruikelijke waarde van het dankzij de inbreuk verkregene en van de schade, en dat voor de periode tot aan de publicatie van de aanvraag van het merk ook geen aanspraak op een redelijke vergoeding bestaat?
3. Welke soorten kosten en andere vergoedingen behelst de redelijke vergoeding krachtens artikel 9, lid 3, tweede volzin, en kan daaronder ook – en zo ja, onder welke omstandigheden – een vergoeding van de immateriële schade van de merkhouder worden begrepen?
IEF 15140

Mededingingsrecht: Statement of Objections over contractueel geo-blocking van betaalde televisie

Uit het persbericht: The European Commission has today sent a Statement of Objections to Sky UK and six major US film studios: Disney, NBCUniversal, Paramount Pictures, Sony, Twentieth Century Fox and Warner Bros. The Commission takes the preliminary view that each of the six studios and Sky UK have bilaterally agreed to put in place contractual restrictions that prevent Sky UK from allowing EU consumers located elsewhere to access, via satellite or online, pay-TV services available in the UK and Ireland. Without these restrictions, Sky UK would be free to decide on commercial grounds whether to sell its pay-TV services to such consumers requesting access to its services, taking into account the regulatory framework including, as regards online pay-TV services, the relevant national copyright laws.
Lees verder

IEF 15139

Marginale rol in Hofstadgroep met volledige naam die al in andere media was vermeld

Vzr. Rechtbank Gelderland 7 juli 2015, IEF 15139 (X tegen Wegener)
Mediarecht. Geen rectificatie. In de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) is een artikel in 2014 verschenen over moord op Theo van Gogh en de marginale rol die Zierikzeeënaar X speelde in het netwerk van de Hofstadgroep. De voor- en achternaam van X werd al sinds 2005 genoemd in diverse media en in verband gebracht met de Hofstadgroep. Omdat zijn volledige naam voordien al volledig naar buiten was gebracht, weegt het belang bij de rectificatie weegt niet zwaarder dan het recht op vrije meningsuiting. Vordering wordt afgewezen.

4.4. Onder de genoemde omstandigheden is voorshands onvoldoende gebleken dat X (nog) belang heeft bij de gevorderde rectificatie, althans dat dit belang zwaarder moet weten dan het recht op vrije meningsuiting van Wegener. X stelt weliswaar dat de pijn voor hem zit in het gebruik van zijn volledige voor- en achternaam in het artikel, maar daarmee gaat hij eraan voorbij dat zijn naam voordien al volledig naar buiten was gebracht. Niet alleen is zijn naam in het genoemde boek uit 2013 vermeld, ook is X zelf onder zijn volledige naam naar buiten getreden als adviseur van het Vrije Syrische Leger, terwijl hij behoorde te begrijpen dat die hoedanigheid aanleidign kon zijn tot het oprakelen van de eerdere, niet gerectificeerde publicaties. Bovendien is onvoldoende weersproken dat X ook al eenvoudig te identificeren was aan de hand van de verkorte wijze waarop hij in eerdere publicaties werd aangeduid (X2). In die publicaties werd immers vrijwel steeds vermeld dat de bedoelde X2 van Syrische afkomst was, in Zierikzee woonde en/of (in 2005) 40 jaar was.
(...)


Op andere blogs:
MediaReport

IEF 15137

Merken- en databankinbreuk op tickersymbolen AEX-merken

Rechtbank Den Haag 22 juli 2015, IEF 15137; ECLI:NL:RBDHA:2015:8312 (Euronext tegen Tom en Binckbank)
Merkenrecht. Geen auteursrecht. Databankenrecht. Misleidende mededeling. TOM heeft de op haar platform verhandelde opties aangeduid met tickersymbolen die gelijk zijn aan die van Euronext, met als toevoeging een ‘T’. De voorzieningenrechter verbied de merkinbreuk op de AEX-merken [IEF 12841]. Het gebruik van de tickersymbolen met de toevoeging T is inbreuk op de AEX-merken; er is sprake van aantasting van de herkomstfunctie; en oneerlijk gebruik. De afzonderlijke tickersymbolen zijn niet auteursrechtelijk beschermd, het geheel is wel databankenrechtelijk beschermd vanwege de substantiële investering in systemen voor de opslag en verwerking van gegevens. De rechtbank beveelt TOM en BinckBank de staking van inbreuk op de databankrechten van Euronext met betrekking tot de optieseries en misleidende uitingen betreft Smart Execution 'beste prijs', 'beurs met de beste prijs' en de beschreven prijsvoordelen die behaald kunnen worden.

merkinbreuk
aantasting herkomstfunctie door BinckBank
4.9. Op basis van deze feiten en omstandigheden, in samenhang beschouwd, moet worden aangenomen dat het relevante publiek een verband zal leggen tussen de index-ticker symbolen van BinckBank en de beurs van Euronext en dat het gebruik van die symbolen de indruk kan wekken dat er een economische band bestaat tussen Euronext en BinckBank.

beschrijvend gebruik
4.11. Dat de index-ticker symbolen van TOM en BinckBank worden opgevat als aanduiding van de onderliggende waarde, is – anders dan TOM en BinckBank hebben aangevoerd – niet strijdig met de hiervoor door de rechtbank als onvoldoende bestreden aangenomen stelling van Euronext dat het gebruik van die symbolen door BinckBank de herkomstfunctie van de AEX-merken kan aantasten. Het relevante publiek kan een teken namelijk tegelijkertijd opvatten als aanduiding van een kenmerk van de waren of diensten en als herkomstaanduider. Om dezelfde reden sluit het oordeel dat de index-ticker symbolen van BinckBank kunnen worden opgevat als herkomstaanduider, een beroep op de artikelen 12 sub b GMVo en 2.23 lid 1 sub b BVIE niet uit. Die artikelen zijn een uitzondering op de rechten van de merkhouder in de zin van de artikelen 9 GMVo en 2.20 BVIE en zijn dus juist geschreven voor de situatie dat het relevante publiek een teken tegelijkertijd opvat als aanduiding van een kenmerk van de waren of diensten en als herkomstaanduider.

geen eerlijk gebruik door BinckBank
4.15.
Een weging van de hiervoor genoemde omstandigheden brengt in dit geval mee dat het gebruik van ticker symbolen die identiek zijn aan de merken van Euronext, zoals de door BinckBank gebruikte index-ticker symbolen, niet kan worden aangemerkt als ‘eerlijk’ in de zin van de artikelen 12 GMVo en 2.23 BVIE. Het gebruik van identieke tekens getuigt niet van de vereiste loyaliteit ten opzichte van de belangen van de merkhouder en is niet nodig om de belegger te laten zien dat het gaat om financiële producten die vergelijkbaar zijn met de index-opties op de NYSE Liffe Amsterdam van Euronext. BinckBank heeft ook niet laten zien dat het gebruik van volledige identieke ticker symbolen een gebruik is in de sector. Integendeel, nota bene het aan BinckBank gelieerde platform TOM MTF gebruikt niet-identieke symbolen. Daarnaast laat het door TOM overgelegde overzicht zien dat andere handelsplatformen, zelfs voor een financieel product dat niet platformgebonden is, zoals een bepaald aandeel, niet altijd volledig identieke ticker symbolen gebruiken. Zo wordt het aandeel Aegon door Euronext aangeduid met het ticker symbool ‘AGN’. Andere platformen, zoals Chi-X Europe, BATS Europe, Turquoise en Quote, gebruiken voor hetzelfde aandeel het ticker symbool ‘AGNa’.

eerlijk gebruik door TOM
4.17. TOM trekt zich de gerechtvaardigde belangen van merkhouder Euronext wel voldoende aan, door toevoeging van een ‘T’ aan de index-ticker symbolen. In het midden kan blijven of door die toevoeging de indruk van een verband tussen het TOM MTF en Euronext volledig wegneemt, en daarmee uitsluit dat de functies van de merken van Euronext worden aangetast. Voor zover dat niet het geval is, brengt die toevoeging mee dat er sprake is van een eerlijk gebruik in de zin van de artikelen 12 GMVo en 2.23 BVIE. Daarbij weegt mee dat ticker symbolen naar hun aard maar een beperkt aantal letters kunnen omvatten. Daardoor zijn de mogelijkheden om met een ticker symbool tegelijkertijd duidelijk te maken i) wat de onderliggende waarde van een product is, ii) dat het product op een bepaalde beurs wordt verhandeld en iii) dat het product vergelijkbaar is met een product op een andere beurs, beperkt.

4.18. Daar komt bij dat uit het door TOM overgelegde overzicht van door diverse partijen gebruikte ticker symbolen voor aandelen (productie 15a van TOM) blijkt dat het gebruikelijk is om het handelsplatform waarop het aandeel als eerste is genoteerd, aan te geven door toevoeging van één letter aan een ticker symbool dat verder bestaat uit een min of meer gestandaardiseerde verkorte aanduiding van de onderliggende waarde. Zo wordt het aandeel Aegon, dat als eerste op Euronext Amsterdam is genoteerd, door Chi-X Europe, BATS Europe, Turqoise en Quote MTF aangeduid als ‘AGNa’. De praktijk van TOM met betrekking tot de aanduiding van opties sluit daarbij aan. TOM hanteert dezelfde verkorte aanduiding van de onderliggende waarde als Euronext en voegt daar een letter aan toe om duidelijk te maken dat de optie op TOM MTF wordt verhandeld.

misleidende reclame, oneerlijke handelspraktijk en oneerlijke mededinging
aandelenopties
4.23. De bijkomende omstandigheden die Euronext heeft aangevoerd, kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Euronext doelt op het feit de BinckBank enige tijd op haar website informatie heeft gepubliceerd die samenhangt met opties die op NYSE Liffe Amsterdam worden uitgevoerd, zoals de expiratieprijs en de expiratiekalender van die opties en documenten uit de ‘beleggersbibliotheek’ van Euronext. Dat BinckBank die informatie publiceerde, hangt samen met het feit dat zij aanvankelijk optieorders van haar particuliere klanten ook uitvoerde op NYSE Liffe Amsterdam en geleidelijk is overgegaan naar TOM MTF als handelsplatform. Gelet op het feit dat BinckBank heeft laten zien dat zij haar klanten duidelijk heeft geïnformeerd over die overgang en op de hiervoor bedoelde informatie die zij haar klanten verstrekt over het platform waarop een order wordt uitgevoerd, kunnen de ticker symbolen ook in samenhang met deze informatie naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als misleidend, oneerlijk of anderszins onrechtmatig.

indexopties
4.26. Het gebruik van ticker symbolen met een extra ‘T’ voor indexopties door TOM moet om de in rechtsoverwegingen 4.17 en 4.18 genoemde redenen in overeenstemming worden geacht met de eerlijke handelspraktijken. Om diezelfde redenen kan dat gebruik niet worden aangemerkt als misleidende reclame, oneerlijke concurrentie of anderszins onrechtmatig handelen.

auteursrecht
4.29. De afzonderlijke ticker symbolen kunnen niet worden aangemerkt als intellectuele schepping van Euronext. Vast staat dat het gebruikelijk is om opties een naam te geven die bestaat uit een korte aanduiding van de naam van de onderliggende waarde. De benaming van de opties die Euronext heeft gekozen, is een toepassing van dat gebruik en dus geen creatieve keuze van Euronext. Dat het door Euronext gekozen symbool niet altijd identiek is aan de naam van de onderliggende waarde doet daar niet aan af. Het brengt wel mee dat Euronext keuzes heeft gemaakt bij de wijze van afkorting, maar die keuzes zijn triviaal en getuigen dus evenmin van creativiteit.

4.30. De verzameling van de ticker symbolen kan ook niet worden aangemerkt als een intellectuele schepping. Euronext heeft aangevoerd dat bij de selectie en rangschikking vele keuzes zijn gemaakt, te weten de keuze om een optie te creëren voor een aandeel, de keuze voor een bepaald soort optie (dag, week of maand) en de keuze voor de benaming van de opties. Het enkele feit dat er keuzes mogelijk zijn, maakt de verzameling echter nog niet tot een intellectuele schepping, want keuzes zijn niet altijd creatief. Zo zijn de keuzes om al dan niet (een bepaald) soort optie te creëren te zeer bepaald door commerciële overwegingen om als creatief te worden aangemerkt. De keuze voor de benaming van de opties is, zoals hiervoor al is vastgesteld voor de afzonderlijke ticker symbolen, gebruikelijk of triviaal. Gesteld noch gebleken is dat de verzameling van die symbolen in dit opzicht meer is dan de som der delen. Dat de alfabetische rangschikking van de symbolen van creativiteit getuigt, is evenmin gesteld.

databankenrecht
4.35. Het verweer van TOM en BinckBank dat alle door Euronext genoemde investeringen zijn gedaan in het kader van het creëren van de optieseries, kan evenmin slagen. Euronext heeft laten zien dat de optieseries worden gecreëerd door haar Local Market Services team (hierna: LMS-team) in Amsterdam, dat op basis van marktcondities en verzoeken van klanten bepaalt welke series er wanneer moeten worden geïntroduceerd. Een ander team, het Market Services Operations team in Londen (hierna: MOS-team), verzamelt de optieseries bij de diverse LMS-teams, controleert of die data voldoen aan bepaalde voorwaarden en voert die in in het zogeheten Liffe Database System (LDS), van waaruit de optieseries via XDP en XML worden gepubliceerd. De door Euronext genoemde investeringen hebben betrekking op die laatstgenoemde gegevensverwerkingen. Daaronder vallen dus niet de werkzaamheden van het LMS-team, maar wel de hardware en software die nodig is voor het opslaan en verwerken van gegevens in het LDS en de presentatie daarvan via XDP, de werkzaamheden van het MOS-team met betrekking tot het LDS en XDP, en de ondersteunde diensten van de afdeling IT Services Operations. Die investeringen merkt Euronext terecht aan als databankrechtelijk relevant. Het doel van het databankrecht is immers het bevorderen en beschermen van investeringen in ‘systemen voor de opslag en verwerking van gegevens’ (overweging 12 van richtlijn 96/9/EG en HvJ EG 9 november 2004, C-203/02, ECLI:EU:C:2004:695, William Hill, r.o. 30) en het LDS is onmiskenbaar een systeem voor opslag en verwerking van gegevens.

inbreuk door BinckBank
4.41. Ook BinckBank heeft inbreuk gemaakt op het databankenrecht. BinckBank bestrijdt niet dat een collectie optieseries die nagenoeg volledig overeenstemt met de databank van Euronext op haar server heeft gestaan en online ter beschikking is gesteld aan het publiek. Daarmee staat vast dat BinckBank een substantieel deel van de databank van Euronext heeft opgevraagd en hergebruikt.

misleidende reclame over Smart Execution
4.45.
Niet in geschil is dat BinckBank en TOM, althans TOM Holding en TOM Broker de volgende drie reclame-uitingen hebben gepubliceerd:

Smart Execution leidt altijd tot de beste prijs;
Smart Execution zendt de order naar de beurs met de beste prijs;
Smart Execution levert prijsvoordelen op.
Zoals hierna per uiting zal worden toegelicht moeten deze reclame-uitingen worden aangemerkt als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW.

beste prijs
4.49. Dat TOM en BinckBank niet claimen de snelste te zijn, is niet relevant. Zij claimen een bepaald resultaat, te weten uitvoering tegen de beste prijs. Dat zij dat resultaat niet altijd kunnen waarmaken omdat zij niet altijd de snelste zijn, bevestigt de onhoudbaar van die claim.

4.50. Hetzelfde geldt voor het verweer dat het systeem wel heeft gepoogd de transactie tegen de beste prijs te sluiten. De reclame-uiting claimt een resultaat. Goede intenties en inspanningen zijn daarom niet voldoende.

beurs met de beste prijs
4.51. Euronext heeft terecht aangevoerd dat het relevante publiek de uiting dat Smart Execution ertoe leidt dat een order altijd gaat naar de beurs met de beste prijs zo kan opvatten dat het systeem de order van de klant uitvoert op NYSE Liffe Amsterdam als daar de beste prijs beschikbaar is. Vast staat dat die claim onjuist is. Tussen partijen staat vast dat bij Smart Execution de order van de klant op dit moment altijd wordt uitgevoerd op TOM MTF, ook als op NYSE Liffe Amsterdam een betere prijs beschikbaar is. In dat laatste geval laat het systeem een market maker een spiegelorder plaatsen op NYSE Liffe Amsterdam, waarna die market maker op TOM MTF voor dezelfde prijs de order van de klant aanvaardt. Dit verschil is ook relevant voor de klant omdat, zoals hiervoor is vastgesteld, deze werking van het systeem ertoe leidt dat de klant niet altijd de beste prijs krijgt.

prijsvoordeel
4.52. Als onvoldoende bestreden staat vast dat de zinsnede ‘gemiddelde besparing per order: EUR 12,35’ in een uiting van Tom Broker op Facebook bij het publiek de indruk kan wekken dat het genoemde bedrag het gemiddelde prijsverschil tussen alle orders op TOM MTF en NYSE Liffe Amsterdam betreft, in plaats van het gemiddelde prijsverschil van alleen het deel van de orders die een betere prijs kregen op TOM MTF. TOM heeft zelf uitdrukkelijk verklaard dat zij niet uitsluit dat het publiek de uiting zo opvat (paragraaf 43 van de pleitnota). Niet in geschil is dat de uiting in die uitleg onjuist en daarmee misleidend is.

IEF 15136

Schade uit gederfde positieve licentiecontractwaarde vergoed

Rechtbank Den Haag 15 juli 2015, IEF 15136; ECLI:NL:RBDHA:2015:8311 (Inno Nautic tegen Cuckoo)
Schadestaatprocedure. Begroting schade ten gevolge van niet-nakoming verplichting tot op naam van eiser stellen octrooi. Schadepost (a) - de schade bestaande uit gederfde positieve contractwaarde van de licentieovereenkomst - wordt toegewezen. De concept licentie-overeenkomst tussen Inno Nautic en Vetus omschreven de royalties in drie tranches een bedrag van €150.000. De overige schadeposten - kosten herstelprocedures, verlies van de mogelijkheid tot verkrijgen van octrooibescherming in andere landen, schade als gevolg van het faillissement van Inno Nautic en kosten voor de schadebegroting - worden afgewezen.

2.9. Inno Nautic en Vetus hebben vervolgens op 15 maart 2007 een overeenkomst gesloten (met als opschrift "Intentieverklaring", hierna ook LoI genoemd). Onder 1. daarvan wordt gerefereerd aan NL 030 van Inno Nautic en onder 2. en 3. wordt aangegeven dat Vetus voornemens is wereldwijd exclusief licentieneemster te worden voor de nautische markt voor een initiële looptijd van 10 jaar. Volgens 4. diende Vetus de kosten te dragen van fabricage van een aantal certificeerbare prototypes, alsmede opvolgende certificering van de pop-up tank door ECB. In 5. wordt overeengekomen dat Vetus € 60.000,- betaalt à fonds perdu als bijdrage in al gedane ontwikkelingskosten, vóór ondertekening van de overeenkomst te voldoen, hetgeen ook is nagekomen (op 28 februari 2007 (…)). Daarnaast komen partijen in 5. en 7. overeen dat Vetus na verkrijging van CE-certificering op basis van ISO-normering voor de betreffende tank en overdracht van het technische dossier en tevens een productierichtprijs van € 150,- per tank van 150 liter in de offerte voor productie vastgelegd zou zijn, aan haar als voorschot op te betalen licentievergoedingen gehouden is nog eens een forfaitair bedrag van € 150.000,- te voldoen. Vervolgens is nader overeengekomen (…) dat Vetus de helft van dat bedrag in twee gedeelten van € 37.500,- zou voldoen na respectievelijke CE-certificering en overdracht van het technische dossier.

4.15. Met het voorgaande behoeven de overige weren van Cuckoo op dit punt geen beoordeling meer. De rechtbank begroot de schade bestaande uit gederfde positieve contractwaarde van de licentieovereenkomst gelet op het voorgaande op € 150.000,-.

4.28. Het voorgaande leidt ertoe dat Cuckoo zal worden veroordeeld tot betaling aan INH van (€ 150.000,- minus € 37.299,- is) € 112.701,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 mei 2007.
IEF 15135

Undercover in Nederland aansprakelijk voor schade door onrechtmatige uitzending

Rechtbank Amsterdam 16 juli 2015, IEF 15135; ECLI:NL:RBAMS:2015:4446 (Undercover in Nederland)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Verborgen camera. Voor het SBS-programma Undercover in Nederland zijn met een verborgen camera opnamen gemaakt van verzoeker. De uitzending is onrechtmatig mede omdat verzoeker ondanks de ‘wipe’ over zijn gezicht voor zijn naaste omgeving herkenbaar in beeld gebracht; SBS c.s. er op het moment van de uitzending niet vanuit mocht gaan dat de beschuldiging van verzoeker van heling voldoende steun vond in de feiten; niet valt in te zien dat het onderwerp van het programma niet in voldoende mate onder de aandacht van het publiek had kunnen worden gebracht zonder gebruik van de opnamen met de verborgen camera. SBS c.s. is hoofdelijk aansprakelijk is voor de door verzoeker als gevolg van de uitzending geleden schade.

Deelgeschil. Verweer van SBS c.s. dat zij ongeacht de uitkomst van de deelgeschilprocedure de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst uitsluit wordt verworpen. Indien deze stelling in zijn algemeenheid een grond zou vormen om een verzoek tot behandeling van een deelgeschil af te wijzen, zou dat leiden tot het onaanvaardbare gevolg dat eenvoudig aan behandeling van een deelgeschil kan worden ontkomen door geen buitengerechtelijke onderhandelingen aan te gaan. Beoordeling kan plaatsvinden zonder dat nadere bewijslevering nodig is.

4.9. Volgens SBS c.s. werd in het programma aandacht besteed aan een ernstige vorm van schade die een ondernemer kan leiden als gevolg van verduistering/diefstal door het eigen personeel en die onopgelost en daarmee onvergoed blijft. Op zich is dit een misstand die de samenleving raakt en onder de aandacht van het publiek mag worden gebracht. De belangenafweging leidt evenwel tot het oordeel dat SBS c.s. met het maken en uitzenden van de met een verborgen camera gemaakte opnamen van [verzoeker], zonder zijn medeweten of toestemming, de eisen van hetgeen maatschappelijk aanvaardbaar is heeft overschreden en dit derhalve onrechtmatig was jegens [verzoeker]. Hiervoor is het volgende redengevend:
- [verzoeker] is, ondanks de ‘wipe’ over zijn gezicht, voor zijn naaste omgeving – waaronder zijn werkgever – herkenbaar in beeld gebracht; [verzoeker] werd immers – samen met zijn echtgenote – gefilmd in zijn directe woonomgeving;
- dat [verzoeker] zou worden herkend door kennissen en zijn werkgever was een te verwachten (ernstig) gevolg van de uitzending;
- SBS c.s. mocht er op het moment van de uitzending niet vanuit gaan dat de beschuldiging van [verzoeker] van heling voldoende steun vond in de feiten. Hiertoe wordt het volgende overwogen. [verzoeker] heeft (evenals de andere wederverkoper die door Undercover Nederland was benaderd) tijdens de opnamen verklaard dat de sloten die hij ter verkoop aanbood niet van diefstal maar van een brandschade afkomstig waren. SBS c.s. heeft na de opnamen naar eigen zeggen navraag gedaan bij de exclusief distributeur van de sloten. Deze distributeur zou hebben bevestigd dat er inderdaad een brand is geweest in een magazijn, maar dat alle producten die in dat magazijn aanwezig waren als verloren waren beschouwd. SBS c.s. heeft deze verklaring niet zonder meer voor juist mogen aannemen in weerwil van de verklaringen van beide wederverkopers zonder [verzoeker] hierover nader te bevragen;
- zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het onderwerp van het programma niet in voldoende mate onder de aandacht van het publiek had kunnen worden gebracht zonder gebruik van de opnamen van [verzoeker] met de verborgen camera.

4.10. Deze omstandigheden afwegend is de rechtbank dan ook van oordeel dat in dit geval het recht van [verzoeker] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer prevaleert boven het recht van SBS c.s. op vrijheid van meningsuiting. Het gebruik door SBS c.s. van de verborgen camera en het uitzenden van het daarmee verkregen beeldmateriaal, is dan ook onrechtmatig.
IEF 15134

Beide partijen vorderen afzonderlijk van elkaar voeging EAMES-stoel zaken

Rechtbank Den Haag 22 juli 2015, IEF 15134 (Vitra tegen Kwantum) en ECLI:NL:RBDHA:2015:8856 (Kwantum tegen Vitra)
Uitspraak ingezonden door Margot van Gerwen en Charlotte Garnitsch, Deterink. Jasper Klopper en Sven Klos, Klos Morel Vos & Reeskamp. Procesrecht. Vitra vordert staking van auteursrechtinbreuk op de EAMES DWS stoel. Beide partijen hebben afzonderlijk van elkaar gevorderd dat de twee aanhangige bodemzaken [naar aaleiding van IEF 14584] gevoegd zullen worden en voldaan is aan de door artikel 222 Rv gestelde voorwaarden. De incidentele vordering van Kwantum tot voeging wordt toegewezen. De vordering tot niet-ontvankelijk verklaring van Vitra zal worden afgewezen.Vitra heeft terecht aangevoerd dat zij belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen, al omdat zij door het instellen daarvan voorkomt dat de getroffen voorlopige maatregelen - het gelegde bewijsbeslag, het beslag tot afgifte en het inbreukverbod in kort geding - zouden kunnen vervallen.

5.1. Nu beide partijen afzonderlijk van elkaar hebben gevorderd dat de twee aanhangige bodemzaken gevoegd zullen worden en voldaan is aan de door artikel 222 Rv gestelde voorwaarden, zal de incidentele vordering van Kwantum tot voeging worden toegewezen.
5.2. De vordering tot niet-ontvankelijk verklaring van Vitra zal worden afgewezen. Vitra heeft terecht aangevoerd dat zij belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen, al omdat zij door het instellen daarvan voorkomt dat de getroffen voorlopige maatregelen - het gelegde bewijsbeslag, het beslag tot afgifte en het inbreukverbod in kort geding - zouden kunnen vervallen. Strijd met de goede procesorde is niet aanwezig. Dubbel werk en hogere kosten, zoals Kwantum vreest, worden grotendeels voorkomen door de gevoegde behandeling. Voor zover beide procedures tot dubbel werk leiden, is dat het gevolg van de rechtens te respecteren keuze van partijen de wederpartij ter beslissing van hun geschil in een procedure te betrekken.
5.3. De beslissing over de proceskosten in beide incidentele procedures zullen worden aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.
IEF 15133

10 maanden gevangenisstraf voor smaadschriften

Rechtbank Midden-Nederland 30 juni 2015, IEF 15133; ECLI:NL:RBMNE:2015:4800 (Micha Kat)
Strafrecht. Onrechtmatige publicaties. Artikelen 10, 57 en 261 van het Wetboek van Strafrecht. Publiceren van meerdere smaadschriften via een website en twitter. Zo ook het artikel met de tekst: "Direct verantwoordelijk voor de verwoeste levens van duizenden kinderen: NOS-hoofdredacteur", en "criminele beschermer van kinderverkrachters", terwijl verdachte wist dat dit feit in strijd met de waarheid was. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden.

8 Strafoplegging
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift. Verdachte heeft artikelen en een filmpje op zijn website gezet/laten zetten en een bericht op Twitter geplaatst en de heer [aangever] daarin beticht van onder meer betrokkenheid bij het verwoesten van kinderlevens, het hebben van banden met pedonetwerken en het beschermen van kinderverkrachters. Verder wordt [aangever] een crimineel en een leugenaar genoemd. De eer en goede naam van [aangever] zijn hierdoor aangetast. Publicaties op internet zijn tegenwoordig voor veel mensen makkelijk te vinden en de gevolgen van deze aantijgingen kunnen dan ook verstrekkende gevolgen voor [aangever] hebben. Verdachte heeft zich in de onderhavige zaak in zijn publicaties voornamelijk gericht tegen de persoon van [aangever]. Hij heeft gedurende een lange periode krenkende teksten gebruikt en daarmee structureel en stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever].

Strafoplegging - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Advocatie

IEF 15132

Uitzendverbod herhaalde uitzending 'Op de Vlucht' afgewezen

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 10 juli 2015, IEF 15132; ECLI:NL:RBMNE:2015:5311 (G tegen RTL en Simpel Media)
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam. Mediarecht. In het programma 'Op de vlucht' gaat John van den Heuvel wereldwijd op zoek naar voortvluchtige veroordeelden en verdachten van zeer ernstige misdrijven. VdH heeft G opgezocht in Thailand, beelden van de zoektocht naar, de confrontatie met, de arrestatie, uitzetting en veroordeling van G zijn gebruikt voor de eerste uitzending. G vordert uitzendverbod. In de epiloog wordt de uitspraak in hoger beroep met een een hogere straf als nieuw en vermeldenswaardig feit opgevoerd. G wordt geblurd in beeld gebracht en het slachtoffer heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de uitzending. De vordering wordt afgewezen.

3.2. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser] het navolgende gesteld. Uitzending van de aflevering “Op de vlucht”, alsmede de spotjes/vooraankondigingen maken inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer van hem en zijn gezin. [eiser] wordt in de uitzending aangeduig als [eiser] . en komt daarnaast herkenbaar in beeld, mede gelet op de omstandigheid dat de karakteristieke stem van [eiser] zeer duidelijk en meermaals is te horen. [eiser] vreest voor zijn eigen lichamelijke/geestelijke integriteit als gevolg van de uitzendingen in verband met zijn verblijf in een Penitentiaire Inrichting. Zoals algemeen bekend (kunnen) gedragen medegedetineerden zich ten aanzien van zedenveroordeelden agressief, hetgeen [eiser] ook reeds heeft ondervonden. Het (eventuele) beroep van RTL c.s. op vrijheid van meningsuiting en vrije nieuwsgaring slaagt in dit geval niet, omdat het gaat om een herhaling van een reeds eerder uitgezonden aflevering en er geen nieuwe informatie voorhanden is. Het herhalen van de aflevering, alsmede de epiloog hebben geen, althans onvoldoende, waarde voor een maatschappelijk debat en stellen ook geen misstanden aan de kaak. Het persoonlijk belang van [eiser] , waaronder het belang van zijn familie die eveneens lijden onder de media-aandacht, weegt in een dergelijk geval zwaarder. Tot slot stelt [eiser] dat het contact tussen [eiser] en het slachtoffer dat er op dit moment is via slachtofferhulp onder druk komt te staan door de uitzending.

4.7. De voorzieningenrechter neemt bij de afweging van de betrokken belangen in aanmerking dat het gaat om een herhaling van de uitzending van vorig jaar. De uitzending maakt onderdeel uit en is een van de afleveringen van de serie “Op de vlucht”. Aan de (herhaalde) aflevering is een epiloog toegevoegd waarin wordt weergegeven wat de huidige stand van zaken is en welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan na de uitzending van vorig jaar. De aflevering waarin [eiser] centraal staat gaat over de door [eiser] gepleegde ontucht met de dochter van zijn toenmalige vriendin die destijds slechts 11 jaar oud was, als gevolg waarvan de dochter zwanger is geraakt en is bevallen van een zoon en de vlucht naar Thailand ten einde een strafrechtelijke vervolging te ontlopen. Het gaat derhalve om een zeer ernstig misdrijf dat [eiser] heeft begaan en zijn laakbare vlucht naar Thailand. Deze misstand heeft de samenleving ernstig geschokt en is bijzonder vanwege haar aangrijpende en opzienbarende inhoud. [eiser] mag dan ook verwachten en moet dulden dat daar in de media ten volle en herhaaldelijk aandacht aan wordt besteed. Daarbij komt dat in hoger beroep door het Hof Arnhem-Leeuwarden een substantieel hogere straf is opgelegd dan in eerste aanleg door de rechtbank (zeven jaren in plaats van vijf jaren). De uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden vormt een nieuw en vermeldenswaardig feit dat in de oorspronkelijke uitzending (van 2014) niet is opgenomen. Daarnaast staat buiten twijfel dat hetgeen in de uitzending wordt weergegeven voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal en is van lichtvaardige verdachtmakingen van [eiser] derhalve geen sprake. [eiser] wordt tevens niet herkenbaar in beeld gebracht (zijn gezicht wordt geblurd) en zijn achternaam wordt op de in de journalistiek gebruikelijke wijze niet (volledig) genoemd. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het enkele onherkenbaar maken van het gelaat en het niet noemen van zijn achternaam er niet aan af hoeft te doen dat hij nog steeds herkenbaar zal kunnen zijn door een combinatie van het gebruik van zijn voornaam en zijn stemgeluid, maar [eiser] heeft niet (voldoende) gemotiveerd onderbouwd dat eventuele bedreigingen waarmee hij (mogelijk) geconfronteerd zal worden binnen de penitentiaire inrichting specifiek een gevolg zijn van de (herhaalde) uitzending en de vooraankondigingen. Tot slot acht de voorzieningenrechter van belang dat [eiser] in het verleden zelf ook actief de media heeft gezocht om zijn verhaal te kunnen vertellen.

4.9. Het belang van RTL c.s. bij de (herhaalde) uitzending weegt gelet op het voorgaande naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment en onder deze omstandigheden dan ook zwaarder dan de (eventuele) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] .

4.10. De stelling van [eiser] dat zijn familie lijdt onder de media-aandacht wordt gepasseerd nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] als vertegenwoordiger van zijn familie op mag treden in deze procedure. Ook zijn stelling dat het contact met het slachtoffer, dat inmiddels via slachtofferhulp tot stand is gekomen, door de herhaalde uitzending onder druk komt te staan, wordt gepasseerd nu RTL c.s. ter zitting heeft verklaard dat het slachtoffer en haar moeder geen bezwaar hebben tegen de uitzending.

Lees de uitspraak (pdf/html)