IEF 22192
19 augustus 2024
Uitspraak

Artiest mocht muziek-exploitatieovereenkomst opzeggen

 
IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 12468

Overlegd stroomschema en via openbare zoekmachines geautomatiseerd zoeken

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 11 maart 2013, LJN BZ5075 (Cozzmoss tegen Uwvergelijkingsite.nl)

Cozzmoss-zaak. Auteursrecht. Trouw heeft door middel van een last aan Cozzmoss opgedragen om op haar eigen naam de rechten van Trouw als auteursrechthebbende te handhaven en in rechte geldend te maken. Gedaagde drijft een eenmanszaak onder de naam en via de domeinnaam Uwvergelijkingsite.nl. Op deze site is geconstateerd dat een artikel uit Trouw getiteld “Ziekenhuis overvraagt verzekeraar” zonder toestemming is overgenomen.

Cozzmoss heeft onder verwijzing naar het door haar overgelegde stroomschema aangevoerd dat zij voor de opsporing van auteursrechtinbreuken gebruikmaakt van speciaal ontwikkelde software waarmee via openbare zoekmachines geautomatiseerd wordt gezocht naar online kopieën van originele teksten van haar opdrachtgevers.

De kantonrechter kent een vergoeding toe ad €118,08 en proceskosten ad €850,48. Uit stellingen kan onvoldoende worden afgeleid dat Trouw een hogere schade lijdt dan de gederfde gebruiksvergoeding.

4.3. Tussen partijen is in geschil of het artikel op www.uwzorgverzekeringsite.nl heeft gestaan. Cozzmoss stelt dat dat het geval is en verwijst ter onderbouwing van haar stelling onder meer naar de door haar overgelegde screenshots van deze website van 30 maart 2012 (productie 5 bij dagvaarding).[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat Cozzmoss haar stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Cozzmoss voldoende gesteld en onderbouwd om aan te kunnen nemen dat het artikel op deze website van [gedaagde] heeft gestaan. Cozzmoss heeft onder verwijzing naar het door haar overgelegde stroomschema (productie 14 bij conclusie van repliek) aangevoerd dat zij voor de opsporing van auteursrechtinbreuken gebruik maakt van speciaal ontwikkelde software waarmee via openbare zoekmachines geautomatiseerd wordt gezocht naar online kopieën van originele teksten van haar opdrachtgevers. Als op deze wijze een vermeende inbreuk wordt gevonden, wordt dit door (een medewerker van) Cozzmoss voorgelegd aan de betreffende opdrachtgever die de opgespoorde kopie daarop zelf online bekijkt op de website waarop het artikel openbaar is gemaakt om te controleren of er daadwerkelijk sprake is van een inbreuk. Indien de opdrachtgever vaststelt dat het een inbreuk betreft, maakt Cozzmoss een screenshot van het inbreukmakende artikel op de site waarop het artikel openbaar is gemaakt. Deze algemene werkwijze van Cozzmoss is door [gedaagde] niet weersproken en staat daarmee vast. Volgens Cozzmoss is zij ook in dit geval zo te werk gegaan en heeft dit geresulteerd in de ten bewijze van de inbreuk gemaakte screenshots van 30 maart 2012. Uit de als productie 11 bij dagvaarding overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat [gedaagde] in reactie op de sommatiebrief van 11 april 2012 (zie 2.8.) en de hem toegestuurde screenshots van 30 maart 2012 slechts te kennen heeft gegeven dat op zijn website nooit een artikel met een dergelijke titel heeft gestaan, dat screenshots en teksten op sites eenvoudig te manipuleren en bewerken zijn en dat hij op 13 april 2012 met een medewerkster van het kantoor van mr. Rijks heeft vastgesteld dat het artikel op die datum niet op de website stond. Deze argumenten, die [gedaagde] in de onderhavige procedure ook als verweer naar voren heeft gebracht, doen naar het oordeel van de kantonrechter in het licht van het vorenstaande en de door Cozzmoss overgelegde stukken geen afbreuk aan de stellingen van Cozzmoss. Bij vergelijking van de kopie van het originele artikel (productie 4 bij dagvaarding) met voornoemde screenshots blijkt immers dat op de screenshots de tekst van het artikel integraal staat afgebeeld, alleen onder een andere titel, te weten“Ziekenhuis vraagt meer geld van verzekeraar”. Gelet daarop kan [gedaagde] zich terecht op het standpunt stellen dat er nooit een artikel met de titel “Ziekenhuis overvraagt verzekeraar” op zijn website heeft gestaan, maar dat sluit niet uit dat de tekst van het artikel daar wel op heeft gestaan, zij het met een andere titel. Dat laatste heeft [gedaagde] niet expliciet bestreden. Verder had het, mede gelet op de betwisting door Cozzmoss, op de weg van [gedaagde] gelegen om concreet te stellen en te onderbouwen dat en hoe de screenshots in dit geval zouden zijn gemanipuleerd. Dat heeft hij echter nagelaten. Tenslotte is de omstandigheid dat het artikel op 13 april 2012 niet op de betreffende website van [gedaagde] zou hebben gestaanin deze niet relevant, nu dit een andere, latere, datum betreft dan de datum waarop de screenshots door Cozzmoss zijn gemaakt. Nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] toestemming had van Trouw voor het integraal overnemen van de tekst van het artikel op zijn website, is [gedaagde] in beginsel schadeplichtig jegens de auteursrechthebbende.
4.6. Cozzmoss stelt dat het redelijk is om het aan de hand van het genoemde tarief berekende schadebedrag in dit geval met de factor 1,25 te verhogen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de stellingen van Cozzmoss onvoldoende worden afgeleid dat Trouw een hogere schade lijdt dan de gederfde gebruiksvergoeding. Het gestelde dat er sprake is van verlies aan exclusiviteit van het werk, vermindering van de exploitatiemogelijkheden en afgenomen bezoekersaantallen naar de website van Trouw is onvoldoende om als schadevergoeding meer dan een redelijke gebruiksvergoeding toe te wijzen. De daardoor veroorzaakte schade wordt in een geval als het onderhavige, waarbij Trouw kennelijk toestemming voor hergebruik tegen betaling pleegt te geven, immers volledig gecompenseerd door de redelijke gebruiksvergoeding. Voor zover Cozzmoss betoogt dat de verhoging opzijn plaats is ter preventie tegen toekomstige inbreuken op het auteursrecht, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Dit zou neerkomen op een boete in plaats van schadevergoeding en voor toewijzing van een boete is binnen het kader van artikel 27a Aw geen plaats.

Op andere blogs:
MediaReport (Het Hof over hoogte schadevergoeding auteursrechtinbreuk: Opslag of boete?)

IEF 12467

Vallen metatags en metadata onder het begrip reclame?

Conclusie A-G HvJ EU 21 maart 2013, zaak C-657/11 (Belgian Electronic Sorting Technology tegen Peelaers) - dossier

Prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Cassatie van België.

Begrip reclame in domeinnamen en metatags. Uitlegging van artikel 2 van richtlijn 84/450/EEG misleidende reclame en van artikel 2 van richtlijn 2006/114/EG misleidende reclame en vergelijkende reclame. Moet het begrip reclame worden uitgelegd dat het, enerzijds, de registratie en het gebruik van een domeinnaam en, anderzijds, het gebruik van metatags in metadata van een website, omvat ?

De A-G concludeert: "De registratie van een domeinnaam is geen reclame in de zin van artikel 2 van richtlijn 84/450/EEG van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame en van artikel 2 van richtlijn 2006/114/EG van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame.

Het gebruik van een domeinnaam en het gebruik van metatags in de broncode van een website kunnen reclame in de zin van deze richtlijnen vormen. Het is echter aan de verwijzende rechter om na te gaan of in het concrete geval de voorwaarden van de definitie van reclame in de zin van deze richtlijnen zijn vervuld."

Vraag: Moet het begrip "reclame" van artikel 2 van richtlijn 84/450/EEG van 10 september 1984 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake misleidende reclame, en van artikel 2 van richtlijn 2006/114/EG van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame, aldus worden uitgelegd dat het, enerzijds, de registratie en het gebruik van een domeinnaam en, anderzijds, het gebruik van metatags in metadata van een website, omvat?

IEF 12466

Reeds sinds ruim acht jaar inbreuk op handelsnaam

Rechtbank Oost-Nederland, locatie Zwolle, 20 maart 2013, LJN BZ5055 (YourHosting B.V. tegen Geraets hodn Static ICT Solutions en Stathosting)

Geen onrechtmatig gebruik van handelsnaam c.q. domeinnaam. Zowel Your Hosting als Geraets bieden internetdiensten aan, waaronder domeinnaamregistraties en websitebouw. Als handelsnamen heeft Your Hosting onder andere "Start-Hosting", "Starthosting" en "Start hosting" doen registreren bij de KvK, domeinnaam starthosting.nl is geregistreerd op 8 maart 2002. De domeinnaam "stathosting" is door Geraets geregistreerd op 22 april 2004.

Your Hosting heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Geraets reeds sinds ruim acht jaar, namelijk sedert april 2004 inbreuk op haar handelsnaamrechten maakt c.q. onrechtmatig jegens haar handelt. Zij heeft meer dan anderhalf jaar geleden Geraets gesommeerd het gebruik van de (handels)naam "stathosting" te staken. In het licht van dit tijdsverloop valt niet in te zien op welke gronden Your Hosting niet de uitkomst van een bodemprocedure zou kunnen afwachten. De vorderingen worden afgewezen en Your Hosting wordt veroordeeld in de proceskosten.

 


4.2.1.  Dat Your Hosting een spoedeisend belang zou hebben bij haar vorderingen, is niet aannemelijk geworden. Your Hosting heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Geraets reeds sinds ruim acht jaar, namelijk sedert april 2004 inbreuk op haar handelsnaamrechten maakt c.q. onrechtmatig jegens haar handelt. Zij heeft meer dan anderhalf jaar geleden Geraets gesommeerd het gebruik van de (handels)naam "stathosting" te staken. In het licht van dit tijdsverloop valt niet in te zien op welke gronden Your Hosting niet de uitkomst van een bodemprocedure - hooguit enkele maanden na indiening van een verzoek ex artikel 6 Handelsnaamwet - zou kunnen afwachten.

4.2.2.  Nog afgezien van het ontbreken van een spoedeisend belang, liggen de vorderingen van Your Hosting ook op inhoudelijke gronden voor afwijzing gereed. Als niet weersproken moet er in dit geding van worden uitgegaan dat Geraets zich sedert april 2004 van de handelsnaam "Stathosting" bedient. Uit hetgeen Your Hosting in het geding heeft gebracht kan worden afgeleid dat de domeinnaam "starthosting.nl" in 2002 is geregistreerd. Registratie kan niet hebben plaatsgevonden door Your Hosting zelf, aangezien zij op dat moment (nog) niet bestond. Zij is, blijkens het uittreksel van de KvK, immers pas opgericht op 25 mei 2004. Your Hosting kan zich, gelet op haar oprichtingsdatum, evenmin vóór april 2004 hebben bedient van de handelsnaam "Starthosting". Het valt dan ook niet zonder nadere verklaring, welke verklaring ook desgevraagd niet is gegeven, in te zien dat Geraets inbreuk maakt op enig handelsnaamrecht van Your Hosting.
Een verklaring zou wellicht kunnen zijn dat de door Your Hosting gedreven onderneming ten tijde van de oprichting bij haar is ingebracht door een andere entiteit en dat deze andere entiteit daarbij eveneens de handelsnaam "Starthosting" heeft ingebracht. Geraets heeft echter bestreden dat de handelsnaam "Starthosting" reeds voor april 2004 in het economisch verkeer werd gebruikt. Nu Your Hosting in het geheel geen licht heeft geworpen op het gebruik van de handelsnaam "Starthosting" in de periode vóór april 2004 en ook geen stukken daaromtrent in het geding heeft gebracht, is niet aannemelijk geworden dat Geraets door het gebruik van de handelsnaam "Stathosting" vanaf april 2004 inbreuk op handelsnaamrechten van Your Hosting heeft gemaakt. Evenmin is van het door Your Hosting aan het gevorderde ten grondslag gelegde onrechtmatig handelen door Geraets (typosquatting) gebleken.

4.2.3.  De vorderingen zullen, gelet op het vorenoverwogene, worden afgewezen.
IEF 12465

Conclusie A-G: Gebruik te goeder trouw voor het bekende merk is gedeponeerd

Conclusie A-G HvJ EU 21 maart 2013, zaak C-65/12 (Leidseplein Beheer en de Vries tegen Red Bull) - dossier

Conclusie mede ingezonden door Tobias Cohen Jehoram, Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek en Lars Bakers, Bingh advocaten.

Prejudiciële vraag gesteld door de Hoge Raad, Nederland.

Gemeenschapsmerkenrecht. Bekend merk. Uitlegging van artikel 5, lid 2, van de eerste merkenrechtrichtlijn 89/104/EEG. Zie eerder IEF 10862.

Moet artikel 5, lid 2, van [...] richtlijn [nr. 89/104/EEG] aldus worden uitgelegd dat van een geldige reden in de zin van die bepaling ook sprake kan zijn indien het teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het bekende merk reeds te goeder trouw door de desbetreffende derde(n) werd gebruikt voordat dat merk werd gedeponeerd?

De A-G concludeert:

„Bij de afweging of een derde bij het gebruik, zonder geldige reden, van een met een bekend merk overeenstemmend teken ongerechtvaardigd voordeel trekt uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van dat bekende merk, in de zin van artikel 5, lid 2, van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet er te zijnen voordele mee rekening worden gehouden dat hij het teken reeds voordat het bekende merk werd ingeschreven of bekendheid verwierf, te goeder trouw voor andere waren en diensten gebruikte.”

41. Bij deze beoordeling kan de omstandigheid dat het teken „The Bulldog” al sinds 1983 voor alcoholvrije dranken is ingeschreven, van groot belang zijn. Hoewel het merk „Red Bull” enkele dagen ouder is, valt te betwijfelen of het op dat moment al bekend was. De Vries kan zich derhalve met betrekking tot dit merk in principe beroepen op het in het Unierecht erkende beginsel van bescherming van verworven rechten(19), om het gebruik voor een alcoholvrije energiedrank te rechtvaardigen. Wanneer voordeel uit een bestaand recht wordt getrokken, kan dit derhalve in principe niet ongerechtvaardigd en ongeoorloofd zijn op grond dat een ander merk later een grote mate van bekendheid verkrijgt en de beschermingsomvang van dat merk daardoor botst met de beschermingsomvang van bestaande merken.

42. Anderzijds moet worden erkend dat zelfs De Vries niet aanvoert dat hij dit merk vóór 1997 heeft gebruikt voor energiedranken. Ook de Hoge Raad heeft in zijn verzoek om een prejudiciële beslissing niet duidelijk de gevolgen van dit merk in overweging genomen. Zijn uitgangspunt was veeleer dat het merk wordt gebruikt voor andere economische activiteiten in de horeca.

43. Bij de belangenafweging moet echter ook met een dergelijk gebruik rekening worden gehouden. Dit gebruik is namelijk het resultaat van een eigen inspanning van de derde, tegen wie in geen geval meer kan worden opgeworpen dat hij zonder eigen inspanningen aanhaakt. Het teken kan door het eerdere gebruik juist ook aantrekkingskracht, reputatie en aanzien hebben verworven, waarmee als legitiem belang van de derde rekening moet worden gehouden. Dit geldt in mindere mate ook wanneer het teken is gebruikt nadat het merk is gedeponeerd, maar voordat dit bekend werd. In casu hoeft niet te worden geantwoord op de vraag welk gewicht moet worden toegekend aan het gebruik van tekens nadat een merk bekend is geworden.

44. Omdat uit het eerdere gebruik van een teken aantrekkingskracht, reputatie en aanzien kunnen voortvloeien, kan het huidige gebruik overigens ook geschikt zijn om de herkomstaanduidende functie van het merk te vervullen en dus bij te dragen tot een betere voorlichting van de consument. Zo is het in het onderhavige geval mogelijk dat althans de consumenten in Amsterdam het teken „The Bulldog” eerder associëren met een bepaalde onderneming dan de namen „De Vries” en „Leidseplein Beheer” of een geheel nieuwe aanduiding.

45. Dit legitieme belang bij het gebruik van een eerder gebruikt teken gaat evenmin teniet door de omstandigheid dat De Vries mogelijk pas met de verhandeling van energiedranken is begonnen nadat Red Bull veel succes kreeg met dit product. Het merkenrecht dient er niet toe bepaalde ondernemingen te verhinderen deel te nemen aan de mededinging op bepaalde markten. Zoals blijkt uit het arrest Interflora, is deze vorm van mededinging op de interne markt eerder gewenst.(20) In het kader van deze mededinging moeten ondernemingen in beginsel – tenzij sprake is van verwarringsgevaar – ook het recht hebben de tekens te gebruiken waarmee zij op de markt bekendstaan.

IEF 12464

Houdster laat gemeenschapsmodel verlopen tijdens beroep

OHIM Kamer van Beroep 7 januari 2013, R580/2009-3 (Unistraw Asset Holding Pty. Ltd tegen Mc Scotland Kft.; rietje)

Mc Scotland is houdster van geregistreerd gemeenschapsmodel 598693-0003. Unistraw start een nietigheidsprocedure vanwege het ontbreken van nieuwheid en individueel karakter. Verzoekster ziet bij de Invalidity Division een afwijzing waartegen beroep wordt ingesteld. Houdster heeft in de nietigheidsprocedure haar registratie niet vernieuwd waardoor de RCD is komen te vervallen. Conform artikel 70(1) en (3) CDR komen de (administratieve) kosten van de verzoekster voor rekening van de houdster. De hoger beroepsprocedure wordt door de Kamer van Beroep beëindigd.

7 On 31 March 2011 the Office informed the Design holder of the expiry of the RCD registration as from 3 October 2012. The design holder was invited to submit the correspondent renewal request, by 31 October 2011. A further period of six months was granted in which to submit the renewal request and pay the fees.

8 On 1 August 2012 the Office wrote to the design holder informing that the RCD had not been renewed and had, therefore, lapsed, as from 3 October 2011. The information was published in the Community Designs Bulletin No 148/2012 of  3 August 2012.

11 Since the design holder terminated the appeal proceeding by not renewing the registration of the contested RCD, it must be ordered to bear the fees and costs incurred by the invalidity applicant in accordance with Article 70 (1) and (3) CDR.

IEF 12463

Het laten liken van Facebookpagina is geen reclame

RCC 5 maart 2013, dossiernr. 2012/01097 (Studieonderzoek UvA en Lätta producten Unilever)

Als randvermelding - via Reclameboek.nl: Afwijzing. Definitie Reclame. Het betreft de door verweerder sub 2 aan klager gezonden e-mail met als onderwerp “Organisaties op Facebook: 3 minuten onderzoek (UvA)”. De inhoud van de e-mail, ondertekend met de naam van verweerder sub 2 en “Corporate Communicatie Universiteit van Amsterdam”.

Klager zegt doorgaans graag mee te helpen aan studieonderzoeken. In dit geval bleek echter geen sprake te zijn van een onderzoek, maar van een reclamecampagne voor Lätta-producten. Aan het eind van de “survey” word je namelijk doorgelinkt naar de Facebookpagina van Lätta met het verzoek deze pagina te liken. Klager voelt zich door de e-mail(s) van verweerder sub 2 misleid. Het laten liken van de Facebookpagina van Lätta, wat onderdeel uitmaakt van het onderzoek van verweerder sub 2, kan als reclame voor Lätta producten worden aangemerkt indien dit door of ten behoeve van een adverteerder in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) gebeurt. Dit is niet komen vast te staan.

De Commissie vat de klacht aldus op dat in de aan klager toegezonden e-mail(s) niet duidelijk wordt gemaakt dat in feite sprake is van een reclamecampagne voor Lätta producten. Het laten liken van de Facebookpagina van Lätta, wat onderdeel uitmaakt van het onderzoek van verweerder sub 2, kan als reclame voor Lätta producten worden aangemerkt indien dit door of ten behoeve van een adverteerder in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) gebeurt. Dit is niet komen vast te staan. Unilever heeft ten stelligste ontkend betrokken te zijn bij het onderzoek en/of de persoon van verweerder sub 2 en kan derhalve niet als adverteerder worden beschouwd. Evenmin is gebleken dat verweerder sub 2 geheel of deels ten behoeve van Unilever heeft gehandeld. Nu niet is komen vast te staan dat sprake is van reclame in de zin van artikel 1 NRC wordt de klacht afgewezen. (...) De Commissie wijst de klacht af.
IEF 12462

Recente lokale streekproducten

Recentelijk heeft de Commissie enkele Beschermde Geografische Aanduidingen (BGA) en Beschermde Oorsprongbenamingen (BOB) aan het DOOR-register toegevoegd. Met de volgende acht uitvoeringsverordeningen (EU) van de Commissie van februari-maart, houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen:

Nr. 110/2013 (6 februari) Gruyère (BGA) voor Franse van rauwe koemelk bereide kaas [aanvraag]
Nr. 120/2013 (11 februari) Khao Hom Mali Thung Kula Rong-Hai „ข้าวหอมมะลิทุ่งกุลาร้องไห้" (BGA) voor rijst die wordt geproduceerd in het gebied Thung Kula Rong-Hai in Thailand  [aanvraag]
Nr. 140/2013 (18 februari) Pa de Pagès Català (BGA) voor Catalaans boerenbrood uit Spanje [aanvraag]
Nr. 186/2013 (5 maart) Salame Felino (BGA) voor onregelmatig cilindrisch vormige worst - Italië [aanvraag]
Nr. 223/2003 (6 maart) Mela Rossa Cuneo (BGA) voor appels geproduceerd op basis van uitsluitend Red Delicious, Gala, Fuji en Braeburn -Italië [aanvraag]
Nr. 225/2013 (6 maart) Ficodindia di San Cono (BOB) voor vruchten afkomstig van specifieke cultivars -Italië [aanvraag]
Nr. 224/2013 (6 maart) Kitkan viisas (BOB) voor de kleine marene (Coregonus albula) die wordt gevangen in
de meren van de Koillismaa-hooglanden [aanvraag]
Nr. 222/2013 (6 maart) Spargel aus Franken/Fränkischer Spargel/Franken-Spargel (BGA) voor eetbare spruiten van de aspergeplant Asparagus officinalis L -Duitsland [aanvraag]

IEF 12460

Kern van... Adwords, Big Data en Richtsnoeren beveiliging persoonsgegevens

West-Indisch Huis, Herengracht 99, Amsterdam, 21 maart 2013 van 12:00 tot 15:15.

Op donderdag 21 maart 2013 organiseert eduLex, onderdeel van uitgeverij deLex, een actualiteitenlunch Kern van... . Tijdens deze bijeenkomst zullen drie ervaren sprekers een interessante combinatie van onderwerpen bespreken: De uitwerking in lagere jurisprudentie van de HvJ EU Adwords-arresten (merkenrecht/vergelijkende reclame) met de (juridische on)mogelijkheden van het gebruik van- en combineren van grote hoeveelheden gegevens, de "Big Data".

Adwords zijn immers een succesvol en goedgebruikt reclame-instrument. Een bijeenkomst met diverse elementen rondom reclamemaken en (het op juridisch juiste manier) gebruikmaken van dataverzamelingen en hoe men op een (volgens het CBP) juiste manier data kan verzamelen.

Silvie Wertwijn zal het onderdeel Adwords voor haar rekening nemen, Menno Weij zal spreken over 'Big Data' en Wouter Seinen besteedt aandacht aan de CBP Richtsnoeren beveiliging van persoonsgegevens.

Aanmelden hier

IEF 12459

Vormgeving en print van het kleedje

Rechtbank van Koophandel Gent 31 januari 2013, A/11/01938 (French West Inc. en BVBA Beautiful Day tegen NV BIMEKO)

Uitspraak ingezonden door Dieter Delarue, Allen & Overy LLP.

Auteursrecht. Fashion. French West heeft een kledinglabel Halé Bob, dat zich richt tot het hogere en meer luxueuze prijssegment in de markt. Beautiful Day is haar verdeler in de Benelux. Bimeko heeft als importeur-groothandelaar confectiekledij op de markt gebracht. Zij verklaart deze te hebben aangekocht in Shanghai, China.

De samenvoeging van bestaande en banale elementen zorgen voor een originele vormgeving van de kleedjes (voor de Nederlandse lezer: jurkjes). Verweerster kopieert het originele ontwerp en/of originele print en nemen de essentiële kenmerken over.

De door eiseressen gevorderde publicatiemaatregel komt de rechtbank irrelevant voor nu de verkoop van de litigieuze kleedjes is gestopt en de litigieuze kleedjes zijn teruggeroepen en partijen een dadingsovereenkomst hebben gesloten.

De rechtbank verklaart voor recht dat er inbreuk op auteursrechten is gepleegd op genoemde kledij. Zij verbiedt verweerster reclame te maken op straffe van een dwangsom en veroordeeld verweerster om een forfaitaire som van € 100.000 te betalen.

3.2. (...) ln deze omstandigheden besluit de rechtbank dat zowel de vormgeving van het kleedje met referentienummer 9BOL6585, de uitwerking van de meest succesvolle print waarin dit kleedje wordt uitgevoerd, als de vormgeving van het kleedje met referentienummer 9CBJ6527 origineel zijn. Hiertoe worden verschillende, soms bestaande en soms zelfs op zich banale elementen samengevoegd, zoals blijkt uit de door eiseressen opgesomde en door de rechtbank weerhouden kenmerken. Deze creatieve combinatie van elementen is origineel en vormt de uitdrukking van een eigen intellectuele inspanning van de ontwerper van de kleedjes, die derhalve origineel zijn en auteursrechtelijke bescherming genieten.

3.4. Een vergelijking van de oorspronkelijke kleedjes van eiseressen en de kleedjes in de uitvoeringen van verweerster toont aan dat deze laatsten de vormgeving van het originele ontwerp en/of de originele print van het BOLkleedje van eiseressen copiëren, en de essentiële en specifieke kenmerken ervan op een identieke dan wel gelijkwaardige wijze overnemen.

Het feit dat er enkele minimale verschillen zijn, doet geen afbreuk aan het zeer gelijkend totaalbeeld van de oorspronkelijke kleedjes van eiseres en de kleedjes in de uitvoering van verweerster.

In deze omstandigheden besluit de rechtbank tot een auteursrechtelijke inbreuk door verweerster op de auteursrechten die eiseressen laten gelden, en dit door de verkoop van de kleedjes uit haar collectie met referentienummers "X900", "X902", "X905" en "X906".

IEF 12456

Gedaagde heeft artikel nooit op haar website kunnen terugvinden

Ktr. Utrecht, Rechtbank Midden-Nederland 6 maart 2013, LJN BZ4799 (eiser tegen gedaagde gedaagde groep B.V.)

[Eiser] houdt zich voor haar opdrachtgevers bezig met het handhaven en exploiteren van auteursrechten die rusten op geschreven teksten en artikelen van bij haar aangesloten (rechts-)personen. Gedaagde is houder van de domeinnaam focuscura.nl waarop drie artikelen van het Nederlands Dagblad werden aangetroffen in 2010, waarna gesommeerd is tot verwijdering en betaling van €1.323,42. Hierna is in 2012 nogmaals geconstateerd dat er drie artikelen waren geplaatst en is gesommeerd tot betaling van €1.026,36.

[Gedaagde] erkent dat zij het artikel van ND op haar website heeft geplaatst. Met betrekking tot de overige artikelen stelt zij zich op het standpunt dat zij die nooit op haar website heeft kunnen terugvinden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [Eiser] voldoende gesteld en onderbouwd om aan te kunnen nemen dat [Gedaagde] de betreffende artikelen op haar website heeft geplaatst. Maar de kantonrechter wijst een verhoogde vergoeding, noch van een 300% honorariumtarief af en een redelijke vergoeding ad €937,39 en proceskostenveroordeling ad €1.673,42 toe.

De kantonrechter kan onvoldoende afleiden dat de schadevergoeding meer dan een redelijke gebruikersvergoeding dient te zijn. Dit zou neerkomen op een boete in plaats van schadevergoeding en voor toewijzing van een boete is binnen het kader van artikel 27a Aw geen plaats. De algene Leveringsvoorwaarden van sectie freelance NVJ kan geen betekenis worden toegekend nu gedaagde niet is gebonden, een vergoeding van 300% wordt niet toegekend, de schade wordt begroot op €937,39.

De specificatie van de administratiekosten leidt ertoe dat slechts en bedrag van €150,75 wordt toegewezen en veroordeling in de proceskosten ex 1019h Rv ad €1.673,24. De kantonrechter veroordeelt [Gedaagde] om aan [Eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 1.088,14.

4.7 [Eiser] stelt dat het redelijk is om de aan de hand van de genoemde tarieven berekende schadebedragen in dit geval met de factor 1,25 te verhogen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de stellingen van [Eiser] onvoldoende worden afgeleid dat ND en [bedrijf 4] Media een hogere schade lijden dan de gederfde gebruiksvergoeding. Het gestelde dat er sprake is van verlies aan exclusiviteit van de auteursrechten, vermindering van de exploitatiemogelijkheden en afgenomen bezoekersaanvallen naar de websites van ND en [bedrijf 4] Media is onvoldoende om als schadevergoeding meer dan een redelijke gebruiksvergoeding toe te wijzen.

4.8.  Aan de Algemene Leveringsvoorwaarden van sectie freelance van de Nederlandse Vereniging van Journalisten kan in dit geval geen betekenis worden toegekend, omdat [Gedaagde] daar niet aan gebonden is. Bovendien kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat de in die voorwaarden genoemde vergoeding van 300% van het overeengekomen honorarium gebaseerd is op een berekening van de schade die kranten lijden indien een artikel zonder hun toestemming op een website openbaar wordt gemaakt.

4.9.  Gelet op het vorenstaande bepaalt de kantonrechter de door [Gedaagde] te vergoeden schade conform de opgave van [Eiser] op € 937,39. De vordering is in zoverre toewijsbaar.

Administratiekosten
4.10.  [Eiser] vordert tevens, onder verwijzing naar de als productie 11 bij dagvaarding overgelegde specificatie, een bedrag van € 225,00 aan (administratie)kosten die verband houden met de door haar uitgevoerde werkzaamheden ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. Gelet op de aard van de werkzaamheden en gelet op de stelling van [Eiser] dat dit directe kosten zijn die haar opdrachtgevers moeten maken, acht de kantonrechter het redelijk om daarvoor een vergoeding toe te wijzen. Nu met voornoemde specificatie slechts een onderbouwing van deze kostenpost is gegeven tot een bedrag van € 150,75, zal dat bedrag worden toegewezen en zal het meer gevorderde als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.