IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 12230

De buitenkant van siloafdekkingen lijken voor een buitenstaander op elkaar

Hof Arnhem 18 december 2012, LJN BY8255 (Wieferink B.V., appellante tegen Flexxolutions c.s.)

Octrooi(proces)recht. Technische onderdelen. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Na kort geding LJN BX3004. Gedaagde drijft een onderneming die zich onder meer heeft toegelegd op het verwerken van flexibele folie in onder meer afdekkingen voor de biogasindustrie en de opslag van vloeibare stoffen zoals mest, water, brandstof, etc..

Ex-werknemers starten een concurrerende onderneming. Het onrechtmatig handelen en het bewijsbeslag zien - volgens appellante op onrechtmatige concurrentie en op de inbreuk op van Flexxolutions c.s. op het met intellectueel eigendomsrecht beschermde bedrijfsdebiet. De vorderingen in kort geding van de ex-werkgever (Wiefferink B.V.) blijken niet toewijsbaar, het hof bekrachtigd het vonnis waarvan beroep.

Er blijkt uit de gelegde beslagen opgemaakte processen-verbaal niet van digitale informatie over de productlijn van appellante; die feiten heeft het Hof nieuw vastgesteld. De inbreukvorderingen inzake octrooirechten zijn niet toewijsbaar, omdat dit hof ingevolge de Rijksoctrooiwet 1995 niet bevoegd is te oordelen over octrooigeschillen.

Onderdelen die louter door hun technische functie worden bepaald, voldoen niet aan het oorspronkelijkheidscriterium. Voor zover moet worden geoordeeld dat bij de producten van appellante sprake is van oorspronkelijke werken, is het hof voorshands van oordeel dat, uitgaande van het “totaalindrukkencriterium”, onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van overeenstemming met de producten van Flexxolutions GFS.

Flexxolutions c.s. heeft aangevoerd dat de gelijksoortige producten van de partijen evident verschillen in materiaal en uitvoering. Appellante betoogd dat van de buitenkant inderdaad kan worden gezegd, dat voor een buitenstaander veel siloafdekkingen in meer of mindere mate op elkaar lijken, maar dat appellante zich van de concurrentie probeert te onderscheiden door het ontwikkelen van specifieke technische details. Een aantal overlegde foto’s toont ook aan dat de producten van appellante in enkele gevallen zó veel van elkaar verschillen, dat nabootsing niet aan de orde is (Flexitank en Flexxotank en het aantal doppen; de bevestiging van de afdekking op de verticale silowand). De vorderingen worden afgewezen.

5.6   De stellingen van [appellante] ter zake van het onrechtmatig handelen van Flexxolutions c.s. en het daaropvolgend bewijsbeslag zien, zoals [appellante] heeft betoogd, op de onrechtmatige concurrentie door Flexxolutions c.s. - waarop het hof in de rechtsoverwegingen 5.16 tot en met 5.18 zal ingaan - en op de inbreuk van Flexxolutions c.s. op het met intellectueel eigendomsrecht beschermde bedrijfsdebiet van [appellante]. Volgens haar heeft Flexxolutions c.s. inbreuk gemaakt op het octrooirecht en/of auteursrecht op haar producten, reclamemateriaal en -ideeën, alsmede op tekeningen en modellen. Subsidiair zien de stellingen en vorderingen van [appellante] op de slaafse nabootsing door Flexxolutions c.s. van de producten van [appellante] doordat zij met het ontwerp van de producten van Flexxolutions GFS B.V. geen afstand neemt van de producten van [appellante], maar qua gebruik van materiaal, specifiek relevante maatvoering, details en innovaties precies de uitvoering en relevante uitvoeringsmaten van [appellante] gebruikt. Hierdoor wordt bij het publiek verwarring gesticht en onrechtmatig jegens [appellante] gehandeld.

5.8  Voor zover de vorderingen van [appellante] tegen de andere geïntimeerden dan Flexxolutions B.V. zijn gegrond op schending van de octrooien van [appellante], in het bijzonder het octrooi met nummer 1035020 (inspectieopeningen ten behoeve van biogasinstallaties) en het octrooi met nummer 1035262 (flexibele afdekking met omgevingsvriendelijke uitstraling), zijn deze niet toewijsbaar, reeds omdat dit hof ingevolge de Rijksoctrooiwet 1995 niet bevoegd is te oordelen over octrooigeschillen.

Aan het voorgaande voegt het hof nog ten overvloede toe, dat ter gelegenheid van de pleidooien namens [appellante] is verklaard, dat geen concrete aanwijzingen bestaan dat Flexxolutions c.s. producten vervaardigt met schending van de hiervoor genoemde octrooien.

5.9  Met betrekking tot de stelling van [appellante] dat sprake is van schending van haar auteursrecht stelt het hof voorop dat voor auteursrechtelijke bescherming onder de Auteurswet is vereist dat sprake is van een eigen intellectuele schepping van de auteur die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen van die auteur. Onderdelen die louter door hun technische functie worden bepaald, voldoen niet aan het oorspronkelijkheids¬criterium.

Aan het oorspronkelijkheidscriterium is niet voldaan wanneer de uitdrukking van de onderdelen waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen door hun technische functie wordt bepaald, aangezien de verschillende manieren om een idee uit te voeren dan zodanig beperkt zijn dat het idee samenvalt met de uitdrukking ervan (HvJ EU 16 juli 2009, C-5/08 (Infopaq); HvJ EU 22 december 2010, C-393/09 (Softwarová); HvJ EU 1 december 2011, C-145/10 (Eva Maria Painer)).

5.10  Voor zover, gelet op het voorgaande, moet worden geoordeeld dat bij de producten van [appellante] sprake is van oorspronkelijke werken, is het hof voorshands van oordeel dat, uitgaande van het “totaalindrukkencriterium”, onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van overeenstemming met de producten van Flexxolutions GFS. Flexxolutions c.s. heeft aangevoerd dat de gelijksoortige producten van de partijen - de Flexxocover (silodak) van Flexxolutions GFS en de Silocover (silodak) van [appellante], de Flexxodomer (biogasdak) van Flexxolutions GFS en de AB Cover (biogasdak) van [appellante] en de Flexxotank van Flexxolutions GFS en de Flexitank van [appellante] - evident verschillen in materiaal en uitvoering. Het hof acht voorshands voldoende aannemelijk geworden, dat de bodemrechter Flexxolutions c.s. daarin zal volgen. Daartoe overweegt het hof, dat Flexxolutions GFS B.V. voor haar silodak en biogasdak alleen het materiaal van het door haar gedeponeerde monster “Flexxolutions GFS” gebruikt, terwijl [appellante] een daarvan qua eigenschap en uiterlijk (oppervlaktestructuur en kleur) afwijkend materiaal van het door Flexxolutions c.s. gedeponeerde monster “[appellante]” voor haar silodak gebruikt. De Flexitank van [appellante] en de Flexxotank van Flexxolutions GFS vertonen verder duidelijke verschillen wat het aantal doppen en de bevestiging van de afdekking op de verticale silowand betreft.

Anders dan [appellante] is het hof voorshands van oordeel dat Flexxolutions c.s. door het plaatsen van een zware auto op de Flexxotank (zoals [appellante] eerder heeft gedaan met een tractor of een bus op de Flexitank), waarmee beide partijen kennelijk tot uitdrukking (hebben) willen brengen hoe sterk hun product is, geen inbreuk (heeft ge)maakt op een met het auteursrecht beschermd product van [appellante]. Wat haar tekeningen en foldermateriaal betreft, heeft [appellante] naar het voorlopig oordeel van het hof onvoldoende toegelicht, waarop zij concreet de auteursrechtelijke bescherming daarvan baseert.

5.11  Zoals in rechtsoverweging 5.6 is overwogen, heeft [appellante] aan haar vorderingen subsidiair ten grondslag gelegd dat Flexxolutions c.s. zich schuldig heeft gemaakt aan slaafse nabootsing en onrechtmatige concurrentie.

5.13  Naar het voorlopig oordeel van het hof is onvoldoende aannemelijk geworden dat de producten van [appellante], die volgens haar stellingen door Flexxolutions c.s. worden nagebootst, voldoende onderscheidend vermogen hebben ten opzichte van andere op de markt verschenen producten op dit gebied. Zo betoogt [appellante] zelf bij punt 139 van haar appeldagvaarding dat van de buitenkant inderdaad kan worden gezegd, dat voor een buitenstaander veel siloafdekkingen in meer of mindere mate op elkaar lijken, maar dat [appellante] zich van de concurrentie probeert te onderscheiden door het ontwikkelen van specifieke technische details. Deze detailverschillen kunnen naar het voorlopig oordeel van het hof echter niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van voldoende onderscheidend vermogen van de hiervoor genoemde siloafdekkingen. Dat geldt ook voor de andere producten van [appellante], die door Flexxolutions c.s. zouden worden nagebootst. Daarbij heeft het hof ook acht geslagen op de vormgeving van de producten van andere producenten, zoals die blijkt uit de door Flexxolutions c.s. bij haar productie 39 overgelegde foto’s.

5.14  Overigens heeft Flexxolutions c.s. mede door het overleggen van productie 39, waarbij ook foto’s zijn overgelegd van door [appellante] respectievelijk Flexxolutions GFS B.V. gebruikte onderdelen - waarbij het voor het merendeel gaat om vrij verkrijgbare, door derden geleverde producten - gemotiveerd betwist dat zij de door [appellante] ontwikkelde specifieke technische details namaakt, zodat daarvan in deze kort gedingprocedure niet kan worden uitgegaan. Een aantal van die foto’s toont ook aan dat de producten van [appellante] en Flexxolutions GFS B.V. in enkele gevallen zó veel van elkaar verschillen, dat nabootsing niet aan de orde is (Flexitank en Flexxotank en het aantal doppen; de bevestiging van de afdekking op de verticale silowand). Het hof neemt verder, zoals al in rechtsoverweging 5.10 is overwogen, in aanmerking dat Flexxolutions GFS B.V. voor haar silodak en biogasdak alleen het materiaal van het door haar gedeponeerde monster “Flexxolutions GFS” gebruikt, terwijl [appellante] een daarvan qua eigenschap en uiterlijk (oppervlaktestructuur en kleur) afwijkend materiaal van het door Flexxolutions c.s. gedeponeerde monster “[appellante]” gebruikt voor haar silodak.

5.15  Dat Flexxolutions c.s. zich met voorbijgaan aan de in rechtsoverweging 5.12 genoemde verplichting heeft schuldig gemaakt aan slaafse nabootsing van producten van [appellante], is in deze procedure dan ook niet gebleken.

IEF 12229

In de tijdschriften: BMM Bulletin themanummer merk en geneesmiddelen

BMM Themanummer, Themanummer Merk en geneesmiddelen, BMM Bulletin 2012-4 (winter).

In het acht jaar geleden verschenen themanummer Farma en Merkenrecht (BMM Bulletin 2004-2) lag de nadruk op de commerciële kant van de geneesmiddelenmarkt met alle interessante IE-gevolgen, die concurrentie met zich meebrengt, zoals de farmareclame, substitutie van geneesmiddelen en parallelimport.

Ditmaal heeft de redactie een meer praktische invalshoek gekozen, die de merkengemachtigde zeker zal aanspreken, zoals de totstandkoming en de ontwikkeling van het farmamerk in een streng door de overheden in het belang van de volksgezondheid gereguleerde markt.

Pierre Konings, 'Global Branding van geneesmiddelen', BMM Bulletin, 2012-4, p.130/134.
Marloes Bakker, 'Farmaceutische merken in registerconflicten', BMM Bulletin 2012-4, p.135/144.
Ilja Morée, 'Vervalste geneesmiddelen - De stand van zaken.', BMM Bulletin 2012-4, p.145/147.

 

 

Pierre Konings – toen hij dit artikel schreef werkzaam bij het geneesmiddelenconcern MSD – beschrijft de ontwikkeling van een nieuw merk en de hindernissen, die daarbij te nemen zijn.

Marloes Bakker, advocaat bij Klos Morel Vos & Schaap geeft een inleiding bij de Europese rechtspraak met betrekking tot de acceptatie voor inschrijving van het merk en inventariseert de rol van het Benelux Merkenbureau(BBIE) en het Europese Merkenbureau(BHIM) in registerconflicten.

Ilja Morée, advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek tot slot beschrijft de strijd van de overheid om o.a. via regelgeving het op de markt brengen van vervalste en daarmee kwalitatief ondeugdelijke geneesmiddelen te voorkomen.

Pierre Konings, 'Global Branding van geneesmiddelen', BMM Bulletin, 2012-4, p.130/134.

Het ontwikkelen van een geneesmiddel duurt vele jaren en kost honderden miljoenen euro’s. Dan moet de naam van dat product klinken als een klok. Namen van geneesmiddelen werden traditioneel ontworpen voor doktoren die de geneesmiddelen voorschreven en klonken wetenschappelijk. Tegenwoordig zijn namen van medicijnen steeds meer patiëntgericht en klinken abstracter zoals PROZAC (fluoxetine, Eli Lilly) tegen depressie en VIAGRA (sildenafil, Pfizer) bij erectiestoornissen. Maar hoe komen de geneesmiddelen aan hun naam? Waar moet een goede naam aan voldoen? In dit artikel geef ik een blik op merkcreatie vanuit het farmaceutisch bedrijf waarvoor ik werkzaam ben.

Marloes Bakker, 'Farmaceutische merken in registerconflicten', BMM Bulletin 2012-4, p.135/144.

Merken voor geneesmiddelen zijn een categorie apart. Farmaceutische merken bevatten vaak een pre- of suffix die gerelateerd is aan de werkzame stof of het indicatiegebied van het geneesmiddel waarvoor zij bedoeld zijn. Welke invloed hebben deze elementen op de vraag of er sprake is van gevaar voor verwarring? Dienen zij te worden weggelaten uit de vergelijking van de tekens? Of worden zij niet als beschrijvend opgevat door het relevante publiek? Wie is eigenlijk het relevante publiek als het gaat om geneesmiddelen? En wanneer moeten geneesmiddelen als ‘soortgelijk’ worden beschouwd? Dit artikel geeft een inleiding op deze onderwerpen aan de hand van Europese rechtspraak en onderzoekt in het bijzonder hoe het BBIE en het BHIM omgaan met merken voor geneesmiddelen in registerconflicten.

Ilja Morée, 'Vervalste geneesmiddelen - De stand van zaken.', BMM Bulletin 2012-4, p.145/147.

In de EU is sprake van een toename van geneesmiddelen die qua identiteit, geschiedenis of oorsprong vervalst zijn. Deze middelen zijn uit het oogpunt van de Europese geneesmiddelenwetgeving illegaal omdat zij niet voldoen aan de communautaire voorschriften voor geneesmiddelen. Vervalste geneesmiddelen dienen te worden onderscheiden van andere illegale geneesmiddelen, alsmede van middelen die inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten. Voorts mogen producten met onbedoelde kwaliteitsgebreken als gevolg van fabricage- of distributiefouten niet met vervalste geneesmiddelen worden verward.

IEF 12228

Australië nuanceert het gebruik van INN stems in merknamen

Een bijdrage van Corina Wolfert, Merkenbureau Abcor.

In navolging van IEF 11873. De Australische merkenautoriteiten weigerden het merk ZELCIVOL van Boehringer Ingelheim in klasse 5 voor farmaceutische preparaten omdat de merknaam de INN stem OL bevat (section 43 van de Merkenwet 1995). Een merknaam mag volgens deze wet geweigerd worden als deze bestaat uit een INN stem en dit voor verwarring of misleiding zorgt met de aangevraagde warenomschrijving. Boehringer tekent bezwaar aan en wordt in het gelijk gesteld. De uitspraak geeft duidelijke handvaten hoe met INN stems in merken omgegaan moeten worden.

Het merk ZELCIVOL wordt in eerste instantie geweigerd omdat deze onder andere het element OL bevat. Dit element wordt in de lijst van de World Health Organisatie genoemd als een gebruikelijke INN stem dat verwijst naar Alcohol en Phenol. Voor meer achtergrond informatie, zie het artikel Merken- en gezondheidsautoriteiten meer op een lijn.

Een merknaam mag geweigerd worden wanneer het een INN stem bevat en dit tot verwarring of misleiding kan leiden in combinatie met de waren uit klasse 5. Het merk ZELCIVOL is aangevraagd voor farmaceutische preparaten en heeft dus geen specifieke medische indicatie. Het merk zou wel geaccepteerd worden als de warenomschrijving op een zodanige wijze gelimiteerd is dat het product een Alcohol of Phenol functionaliteit in de molecuul structuur heeft.

Boehringer liet het er niet bij zitten en voerde argumenten aan waarom ZELCIVOL wel geaccepteerd moest worden. De beoordelaar hield de beoordeling van het merkenbureau tegen het licht. Zo bekeek zij de uitzonderingsregel. Een INN stem in een merknaam is namelijk wel toegestaan (1) wanneer het een betekenis heeft. En (2) als een INN stem op een zodanige wijze in de naam is verwerkt dat deze niet wordt opgemerkt als een INN stem. De beoordelaar keek tevens naar de bestaande merken en zag een inconsistentie voor wat betreft de acceptatie van merken met een INN stem zoals OL die zonder beperking geaccepteed zijn.

De beoordelaar bepaalde dat de merknaam ZELCIVOL in zijn geheel beschouwd moet worden. De naam ZELCIVOL is op te vatten als een merknaam en niet als een stofnaam. Hierbij nam de beoordelaar ook mee dat andere nationale merkenbureaus het merk ZELCIVOL al wel hadden geaccepteerd.

Het merkenbureau buigt zich nu over hun handelswijze van merknamen in klasse 5 die bestaan uit een INN stem. De beoordelaar heeft een lijst opgesteld die een verdere nuancering geeft hoe om te gaan met de uitzonderingsregel (wanneer een merk dus wel geaccepteerd moet worden). Dit is wanneer:

  • Een suffix een algemeen bekende afkorting is, anders dan een INN stem (zoals: AL = Albanie)
  • De INN stem niet meer dan 2 tot 3 letters heeft (zoals: kin, ol al, ur, vir),
  • Het merk nog meer voor de hand liggende suffixen bevat (zoals: som, one)
  • De INN stem op een zodanige manier gebruikt wordt dat het element niet als INN stem wordt opgevat (zoals: ZELCIVOL. Gelet moet dan worden op de klemtoon, toevoeging van mede- of klinkers aan het element, lengte van het woord, etc).

Gelukkig blijkt maar weer dat de medicinale soep toch niet zo heet wordt gegeten als deze wordt toegediend. Toch moeten we afwachten hoe deze liberalere koers wordt opgepakt door het Australische merkenbureau. De farmaceutische industrie kan met bovengenoemde uitspraak voorzichtig weer ademhalen wanneer zij in hun creatieve proces bezig zijn merknamen te ontwikkelen.

IEF 12227

Voortgangsoverzicht: thuiskopieheffing onoplosbaar dossier, eenvormig IE-recht, online gokken, collectief beheer en e-handtekening

Voortgangsoverzicht EU-dossiers Veiligheid en Justitie, Bijlage bij Kamerstukken II, 2012/2013, 32 317, nr. 151.

Auteursrecht, intellectueel eigendom, interne markt en digitale agenda

22
VenJ

Billijke compensatie voor reproductie van beschermde werken door natuurlijke personen voor privégebruik (thuiskopieheffing, auteursrecht)

n.n.b.
Verwacht in 2013

Bepalen dat regelingen voor billijke compensatie in het kader van de richtlijn zodanig functioneren dat rechthebbenden de verschuldigde inkomsten ontvangen zonder dat het functioneren van de interne markt voor elektronische media en uitrusting daardoor wordt belemmerd. Onoplosbaar dossier.

23
TK, EK

Handhaving van intellectuele eigendomsrechten

n.n.b.
Verwacht in 2013 (?)

De hoofddoelstelling zou zijn Richtlijn (2004/48/EG) aan te passen aan de uitdagingen van vandaag om ervoor te zorgen dat de intellectuele-eigendomsrechten in de EU daadwerkelijk en eenvormig kunnen worden beschermd, met name in een digitale omgeving. Betreft procesrecht.

24
 

e-Justitie, voorstel voor een richtlijn

 
n.n.b.
Verwacht in 2013
 

Dit initiatief zal e-Justitie-project versterken als instrument om groei en rechtszekerheid op de interne markt te bevorderen.

25
 

Online-gokken in de interne markt

 
n.n.b.
 

Voorstel ingediend 25 oktober 2012.

Mededeling als follow-up van het groenboek "Online-gokken in de interne markt" over het naast elkaar bestaan van nationale toezichtsmodellen en initiatieven op nationaal en EU-niveau.0

26
VenJ, TK

Voorstel voor een richtlijn betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt

COM (2012) 372 BNC nnb
 

BNC- fiche aan de Kamer aangeboden. Bespreking in de Raadswerkgroep

Algemene regels en transparantie die gelden voor alle auteursrechtenorganisaties en specifieke regels voor licentiëring van onlinemuziek, om de digitale markt te stimuleren en meer grensoverschrijdende diensten aan te bieden aan klanten in de hele EU.

27
EK (2011)

Voorstel voor een verordening betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt

 
COM (2012) 238 BNC nnb.
BNC-fiche aan Kamer aangeboden

Het voorstel zal wetgeving voorstellen om het vertrouwen te stimuleren en elektronische transacties te bevorderen, met name door te zorgen voor de wederzijdse erkenning van elektronische identificatie en authenticatie in de hele EU, alsmede van elektronische handtekeningen.

 

IEF 12226

Jurisprudentielunch IE-Lunch van't Zuiden

High Tech Campus Eindhoven, 17 januari 2013 van 12.00 tot 15.15 uur.

Op donderdag 17 januari 2013 organiseert eduLex, onderdeel van deLex wederom een intensieve jurisprudentielunch. Tijdens deze lunch brengen Ernst-Jan Louwers en Willem Hoyng u op de hoogte van belangrijkste ontwikkelingen in het intellectuele eigendomsrecht (o.a. crossborderpraktijk, octrooi-, slaafse nabootsing, merken-, modellen- en auteursrecht). Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts drie uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.

Hier aanmelden

Kosten 
€ 325 Per persoon
€ 285 Sponsors IE-Forum
€ 95 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Hierin zijn begrepen de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.
Genoemde prijzen zijn excl. BTW, eventuele kortingen worden handmatig verwerkt op de factuur.

IEF 12225

Auteursrechtinbreuk op oude foto's - typische toeristenfoto's

Rechtbank Noord-Holland 9 januari 2013, IEF 12225 (Lauer Beheer B.V. tegen Uitgeverij R de M vof)

Open Book (60/365+1)

Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx advocaten.

In navolging van IEF 11095. Eiser vordert voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de aan eiser toekomende auteursrechten, door zonder toestemming de omschreven foto´s te publiceren en/of te wijzigen. Het betreft oude foto's ter illustratie van boeken met tekstuele informatie over de geschiedenis van een bepaald gebied.

Naar het oordeel van de rechtbank vallen de betrokken foto´s onder de auteursrechtelijke bescherming. De foto´s dragen onmiskenbaar het persoonlijke stempel van de maker en hebben een eigen, oorspronkelijk karakter. De rechtbank stelt vast dat eiser een professionele uitgever en exploitant van oude foto´s is. Naar het oordeel van de rechtbank mag daarom verwacht worden dat hij zich goed op de hoogte stelt van de in het kader van het auteursrecht op hem rustende verplichting en dat hij zich tot het uiterste inspant om recht te doen aan auteursrechthebbenden. De uitgeverij heeft zich niet mogen berusten in vage niet nader onderbouwde uitspraken van derde over de status van de maker.

De rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de aan eiser toekomende auteursrechten door zonder toestemming de foto´s te publiceren en/of te wijzigen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank verbiedt verdere nabootsing en/of een bewerkte vorm openbaar te maken en/of te verveelvoudigen.

4.4. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de betrokken foto's onder de auteursrechtelijke bescherming. De foto's dragen onmiskenbaar het persoonlijk stempel van de maker en hebben een eigen, oorspronkelijk karakter. De fotograaf heeft immers de afstand en de hoek - en wellicht het specifieke daglicht - alsook het object gekozen. De foto's hebben geen sterk technisch karakter, zoals foto's voor bijvoorbeeld advertenties of kranten dat wél kunnen hebben. De rechtbank ziet niet in dat het, zoals Lauer beheer stelt, typische toeristenfoto's zijn, nog daargelaten dat die foto's ook onder het auteursrecht kunnen vallen. Daarvoor ontbreken overigens ook aanwijzingen. De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande dan ook van uit dat op de betrokken foto's auteursrecht rust.

4.12. De rechtbank stelt vast dat Uitgeverij de M. een professioneel uitgeverij en exploitant van oude foto's is. Naar het oordeel van de rechtbank mag van De M. daarom verwacht worden dat hij zich goed op de hoogte stelt van de in het kader van het auteursrecht op hem rustende verplichtingen en dat hij zich tot het uiterste inspant om recht te doen aan auteursrechthebbenden. Dat betekend dat c.s. de status van mogelijke auteursrechthebbenden van de foto's die hij gebruikt zoveel mogelijk in kaart moet zien te brengen (is de maker een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, leeft of bestaat deze nog, wat is er met de rechtspersoon gebeurd) en de auteursrechthebbenden zoveel mogelijk moet proberen te achterhalen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hem gestelde feiten en omstandigheden zoals vermeld onder 4.11. niet voldaan aan wat van hem in dat kader verwacht mocht worden. De M. mocht niet berusten in vage, niet nader onderbouwde uitspraken van (niet nader geïdentificeerde) derden over de status van het bedrijf ‘Lauer beheer’. (...) Het verweer van De M. dat hij niet op de hoogte is geweest van de naamswijziging van ‘Lauer beheer’ stuit af op het voorgaande. (...)

IEF 12224

Tegenbewijs tegen de stelling dat de notariële akte juist is, slaagt niet

Rechtbank Den Haag 9 januari 2012, zaaknr. 410156 / HA ZA 12-27 (Prominent c.s. tegen X en Velderhof Fauteuils B.V.)

In navolging van IEF 11705. Bewijs dat notariële akte juist is, terwijl onderdeel geschrapt was. Merkenrecht na faillissement. Vonnis geldt als overdrachtsakte van het merk VELDERHOF.

In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat X c.s.zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de notariële akte de afspraken die zijn gemaakt tussen Velderhof en Prominent Comfort ten aanzien van het merk juist weergeeft. X c.s. heeft als bewijsmiddelen twee e-mailberichten overlegd. Uit geen van beide e-mailberichten kan worden afgeleid of partijen tijdens de onderhandelingen reeds overeenstemming hadden bereikt over de 18 maanden termijn en de bewoording daarvan als opgenomen in die conceptakte.

De rechtbank bepaalt bepaalt dat dit vonnis zal hebben te gelden als een in wettige vorm opgemaakte akte, waarbij [X] het Benelux woordmerk VELDERHOF overdraagt aan Prominent Comfort, zij die overdracht aanvaardt en dat [X] aan (de advocaat van) Prominent Comfort de uitdrukkelijke machtiging verleent om zodanige overdracht bij het BBIE te doen inschrijven. Verklaring voor recht dat onrechtmatig is gehandeld door VELDERHOF te gebruiken na faillissement.

2.11. De verklaringen van Harder en Russchen stroken met elkaar. Uit deze verklaringen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat tijdens het doornemen van de notariële akte op 31 juli 2008 tussen Van Olst en [X] een discussie is ontstaan over de 18 maanden termijn die op dat moment was opgenomen in (het concept van) de te passeren notariële akte. Uit de verklaringen volgt ook dat Van Olst en [X] na overleg van zo’n 30 minuten overeenstemming hebben bereikt de 18 maanden termijn uit die akte te schrappen. De notariële akte is vervolgens na het schrappen van de 18 maanden termijn door partijen ondertekend.

2.18 (...) In aanvulling hierop overweegt de rechtbank dat zij begrijpt dat Prominent Comfort met haar onvoorwaardelijke vordering sub I (zie hiervoor vermeld in 2.1) bedoelt dat het vonnis zal hebben te gelden als een akte van overdracht van het merk VELDERHOF en tevens als een machtiging tot inschrijving van die overdracht in het desbetreffende merkenregister. De vordering sub I zal op die wijze worden toegewezen. Het onvoorwaardelijk sub II en III gevorderde wordt toegewezen als een verklaring voor recht dat onrechtmatig is gehandeld vanaf het faillissement van Velderhof omdat op die datum het merk weer eigendom van Prominent Comfort had moeten zijn, en als een veroordeling tot het vergoeden van de schade die daaruit voortvloeit nader op te maken bij staat.

dictum
3.4. bepaalt dat dit vonnis zal hebben te gelden als een in wettige vorm opgemaakte akte, waarbij [X] het Benelux woordmerk VELDERHOF met inschrijvingsnummer 0747259 gedeponeerd op 22 december 2003 overdraagt aan Prominent Comfort en Prominent Comfort die overdracht aanvaardt en bepaalt dat [X] aan Prominent Comfort en/of de advocaat van Prominent Comfort de uitdrukkelijke machtiging verleent om zodanige overdracht bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom te doen inschrijven;

3.5. verklaart voor recht dat gedaagden ieder voor zich onrechtmatig hebben gehandeld jegens Prominent Comfort door het Benelux woordmerk VELDERHOF met inschrijvingsnummer 0747259 gedeponeerd op 22 december 2003 na het faillissement van Velderhof nog te gebruiken;

3.6. veroordeelt gedaagden tot het vergoeden van de schade die voortvloeit uit het onrechtmatig handelen als bedoeld onder 3.5 nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

IEF 12223

Deze regering wil ook geen ACTA-achtige bepalingen in welk akkoord dan ook

Kort citaat uit Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken, Kamerstukken II, 2012/13, 21 501-02, nr. 1208.

Lid Verhoeven: Mijn eerste punt gaat over auteursrechten. Zijn er afspraken over intellectueel eigendom in alle aanstaande verdragen? Ik las daar niets over. Ik zeg dit omdat er in Nederland een motie is aangenomen over het ACTA-verdrag. Wij willen niet dat dit soort verdragen alsnog onderdeel wordt van andere verdragen. Dit mag niet via een andere weg terugkomen in die verdragen. Kan de minister aangeven of zij zich deze motie herinnert en of zij er ook aan zal blijven denken zodra zij namens Nederland weer iets inbrengt in deze verdragen?

Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking: De zorgen over ACTA zijn bekend. Ik wil dit even goed zeggen tegen de heer Verhoeven. Deze regering wil ook geen ACTA-achtige bepalingen in welk akkoord dan ook. Daar kunnen wij ons geheel in vinden. Wij zullen daar scherp op letten. In het geval van Canada is dat eruit gegaan en staat alleen nog het deel van het opnemen via camcorders in bioscopen erin. Dat lijkt mij alleen maar een fatsoensnorm en niets anders. Nederland zet natuurlijk ook in op de vrijheid van massacommunicatie en de EU ook. Dit zal dus zeker niet veranderen.

IEF 12222

Het internet is steeds meer een fundament geworden voor de vrijheid van meningsuiting

Internetvrijheid in de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) en van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2013, kamerstukken II, 2012/13, 33 400-V, nr. 107.

Het internet is steeds meer een fundament geworden voor de vrijheid van meningsuiting. Juist daarom doen diverse landen pogingen het gebruik van internet in te perken. Maar er bestaat ook een spanning tussen de vrijheid van meningsuiting op internet en commerciële rechten, bijvoorbeeld waar het gaat om het uitwisselen van muziek- en filmbestanden. Nederland is internationaal een voortrekker op het terrein van de internetvrijheid. In 2011 was Nederland gastland van een internationale conferentie over de vrijheid van internet.

Het beleidsterrein van internetvrijheid is volop in beweging, waarbij de steeds verdere integratie met problematiek rond cybersecurity, cybercrime, auteursrecht, privacy, internet governance en gerelateerde thema’s de complexiteit van het dossier continu vergroot. Een AIV-advies over de inzet van Nederland op de middellange termijn voor de bescherming en bevordering van internetvrijheid in het buitenlandbeleid zou die inzet kunnen verscherpen en effectiever kunnen maken.

Vragen die daarbij opkomen zijn:

– hoe kan Nederland het respect voor mensenrechten op internet bij het beheer van het net bevorderen in organisaties als de International Telecommunications Union (ITU) en de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN)?;

– hoe verhoudt de mensenrechtelijke discussie op internet zich tot binnenlandse wetgeving en ontwikkelingen op het gebied van cybersecurity, en op welke wijze kan de Nederlandse overheid een coherent beleid voeren in zowel binnen- als buitenland?; en

– op welke wijze kan Nederland discussies over big data / e-privacy en gerelateerde thema’s integreren in de inzet op internetvrijheid?

– hoe kan Nederland niet-statelijke actoren inschakelen om de eigen doelstellingen te bereiken?

IEF 12221

Ondanks de additionele letter "i"

Gerecht EU 11 januari 2013, zaak T-568/11 (Kokomarina / OHMI - Euro Shoe Group (interdit de me gronder IDMG))

Gemeenschapsmerkenrecht. Oppositieprocedure. Aanvrager van het internationale beeldmerk bevattende de woordbestanddelen „interdit de me gronder I D M G” (klasse 25) komt in beroep tegen de beslissing van het OHIM (verwerping van het beroep) betreffende de weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie die door de houder van het Benelux-woordmerk „DMG” voor waren van de klassen 18, 25 en 35 is ingesteld.

Het beroep wordt verworpen. Het eerste middel, dat er geen sprake is van normaal gebruik door het oudere merk, is eerst pas voor het Gerecht EU aangevoerd en niet-ontvankelijk. Er is overeenstemming tussen de tekens, ondanks de additionele letter "i" in het beeldmerk. Conceptueel is er geen vergelijking mogelijk, slechts het Franstalige en niet het Nederlands-/Duitstalige publiek zal er betekenis aan geven.

19. Il s’ensuit que la chambre de recours n’a également pas examiné la question de l’usage sérieux qui ne lui était pas plus soumise (voir arrêt Top iX, point 15 supra, point 15, et la jurisprudence citée).

20. Il résulte de l’ensemble de ce qui précède que le premier moyen doit être rejeté comme étant irrecevable.

46. Troisièmement, sur le plan conceptuel, c’est à juste titre que la chambre de recours a considéré, au point 30 de la décision attaquée, que les éléments « dmg » et « idmg » étaient dépourvus de toute signification dans les langues visés. Certes, si l’expression « interdit de me gronder » sera comprise par le public francophone, en revanche, le public germanophone ou néerlandophone ne sera pas à même de la comprendre. Ladite expression étant à l’égard de ce dernier dépourvue de toute signification, l’aspect conceptuel ne saurait influencer la perception des signes en conflit.

47. Il résulte de ce qui précède qu’il existe une certaine similitude visuelle et phonétique entre les signes en conflit, en sorte que ces derniers sont globalement similaires.

Op andere blogs:
MARQUES (General Court: "scolding me is forbidden")