IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 12193

Beveiligingslekken van randapparatuur en de verkregen bestandsgegevens

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 december 2012, zaaknr. 531461 / KG ZA 12-1663 MvW/JWR (Orange Business NL B.V. tegen KRO)

Uitspraak ingezonden door Jens van den Brink, Kennedy Van der Laan.

Bedrijfsgevoelige informatie. Beveiligingslekken. Europolbestandsnamen. Orange is aanbieder van IT- en telecommunicatiediensten en KRO is een publiek omroep die voornemens is in de uitzending van KRO Reporter aandacht te besteden aan de manier waarop via randapparatuur, waaronder externe harde schijven, toegang kan worden verkregen tot heimelijke informatie.

Orange stelt dat de vertrouwelijke aard van de informatie en het belang van Orange (en haar klanten) groter is dan het belang van KRO bij openbaarmaking hiervan. Ook doet ze een beroep op portretrecht en privacybescherming. KRO heeft geen wachtwoord gekraakt, zoals bedoeld in artikel 138a Sr en door Orange gesteld, wel zijn bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke gegevens van Orange(-klanten) in haar bezit geweest en deze zal ná de uitzending worden vernietigd. KRO zal niet dan wel zeer beperkt ingaan op de inhoud van de gevonden informatie, omdat de uitzending in het teken staat van gebrekkige veiligheid van randappatuur van computers, Orange is ook in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen. KRO verklaard geen materiaal uit te zenden waarop de medewerker van Orange is te zien.

De voorzieningenrechter acht een deel van de vorderingen toewijsbaar: de bestandsnamen van Europol moeten onleesbaar in beeld worden gebracht. Het wordt verboden de bestandsgegevens te gebruiken, kopiëren aan derden ter beschikking te stellen of openbaar te maken. De naam van Orange mag wel worden genoemd en de namen van enkele klanten van haar, waaronder Europol, eveneens. Onder last van een dwangsom van €50.000 per keer met een maximum van €500.000.

IEF 13762

Klassiekers overzicht

We hebben van veel gebruikers het verzoek gekregen om ook oudere jurisprudentie, die niet altijd gemakkelijk digitaal te vinden is, op te nemen. Daarom hebben we onder leiding van Paul van der Kooij, Universiteit Leiden voor u een selectie gemaakt van uitspraken die een ‘klassieker-status’ hebben bereikt.

Onder de citeerwijze vindt u een link aan naar de oorspronkelijke tekst. We hebben gekozen voor de eenvoudig kopieerbare en/of doorzoekbare versies en een beperkte inhoudsindicatie aan de uitspraak toegevoegd. Heeft u een afschrift van een klassieker die nog niet digitaal beschikbaar is, of vindt u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u ons dan: redactie@ie-forum.nl.

In deze serie:
IE-Klassiekers auteursrecht
IE-Klassiekers databankenrecht
IE-Klassiekers EU-recht
IE-Klassiekers handelsnaamrecht
IE-Klassiekers kwekersrecht
IE-Klassiekers merkenrecht
IE-Klassiekers modellenrecht
IE-Klassiekers naburige rechten
IE-Klassiekers octrooirecht
IE-Klassiekers ongeoorloofde mededinging.

De uitgever

IEF 12192

BBIE serie december 2012

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van 16 oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE serie november 2012.

21-12
Appel
ABEL
Afgew.
nl
21-12
ARROW

Arrow Player

Toegew.
nl
20-12
PASHA

PASCH COSMETICS

Toegew.
nl
20-12
YOU
YOUASME
Toegew.
nl
20-12
YOU
MEASYOU
Toegew.
nl
20-12

FLORENTUS HOME GARDEN

Florencis
Gedeelt.
nl
13-12
ALPHA
Alphalys
Gedeelt.
nl
13-12
VACATURE

NL NEDERLANDVACATURE

Afgew.
nl
13-12
VACATURE

NEDERLAND VACATURE NL EERLIJK EN OPEN

Gedeelt.
nl
13-12
VACATURE

BELGIE VACATURE BE EERLIJK EN OPEN

Gedeelt.
nl
12-12
STONCOR
CORESTONE
Afgew.
nl
05-12
DIN
DNI
Afgew.
nl
30-11
SWITCH

SWITCH DATACENTERS

Toegew.
nl
30-11
MediaScout

SCOOT MEDIA

Toegew.
nl
29-11
(fig.)

LA PROVENCALE

Afgew.
fr
29-11
JOUW

KRUIDVAT JOUW EXTRA VOORDEELKAART

Gedeelt.
nl
IEF 12191

Thuiskopieheffing: Een weg naar de internetbelasting is onbegaanbaar

Auteursrechtbeleid; Brief regering; Reactie naar aanleiding van het verzoek van het lid Taverne met betrekking tot de thuiskopieheffingen (n.a.v. motie 29838, nr. 56), kamerstukken II 2012/13, 29 838, nr. 62.

Thuiskopieheffing. Licentiemodel op internet. Internetbelasting. De richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij schrijft voor dat lidstaten met een thuiskopie-uitzondering moeten zorgen voor een billijke compensatie van de rechthebbenden. Ik verwijs in dit verband naar mijn brief van 3 juli 2012 over het thuiskopiestelsel per 1 januari 2013 (Kamerstukken II 2011-12, 29 838 nr. 52). Tijdens het AO op 22 november jl. en het VAO op 11 december jl. heb ik aangegeven dat er ten aanzien van het auteursrecht op internet een duidelijke keuze gemaakt moet worden tussen een licentiemodel, waarin de rechthebbenden bepalen hoe zij hun werk exploiteren, en een collectief model, waarin de rechthebbenden wettelijk verplicht zijn bepaald gebruik toe te staan en daarvoor dan een vergoeding (“billijke compensatie”) ontvangen. Die vergoeding wordt opgebracht door heffingen.

Omdat rechthebbenden in het licentiemodel zelf kunnen bepalen hoe hun werk op internet wordt geëxploiteerd, biedt dat model mijns inziens verreweg de meeste kansen voor de ontwikkeling van nieuwe legale modellen. Een echt licentiemodel moet rechthebbenden ook de ruimte geven om zelf te bepalen of en welke thuiskopieen zij willen licentiëren. Om de licentiebevoegdheid geldend te kunnen maken, zullen de rechthebbenden moeten beschikken over voldoende mogelijkheden om op te treden tegen commerciële partijen die geld verdienen aan auteursrechtinbreuken.

Een collectief model neemt naar mijn oordeel de prikkel om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen, weg, als rechthebbenden al betaald krijgen en gebruikers al betalen. Een collectief model heeft verder juridisch grenzen: de thuiskopie-uitzondering zoals thans verwoord in artikel 16c Auteurswet mag wel worden ingeperkt, maar niet verder opgerekt.

 

De thuiskopieheffingen die nu die billijke compensatie invullen, kunnen alleen worden afgeschaft, indien zij óf worden vervangen door een ander stelsel dat voor die billijke compensatie zorgt, óf de thuiskopie-uitzondering wordt ingeperkt.

 

In de Europese Unie hebben 22 van de 27 lidstaten een vorm van heffingen; de overige lidstaten kennen geen of een beperkte thuiskopie-uitzondering. Het enige andere bekende concept - viz. Noorwegen - is het reguleren van de opbrengst via belastingmaatregelen, bijvoorbeeld een internetbelasting. Een dergelijke weg acht ik evenwel onbegaanbaar. De reikwijdte van een dergelijke regeling zou elke internetgebruiker raken, ongeacht of en hoeveel thuiskopieën er worden gemaakt. Onduidelijk is voorts in hoeverre zo’n belasting verenigbaar zou zijn met het Europese recht. Een dergelijke belastingmaatregel snijdt immers de band tussen degene die gebruik maakt van auteursrechtelijk beschermd materiaal en degene die de belasting betaalt, door. Dat staat haaks op het uitgangspunt van de hiervoor genoemde richtlijn, te weten dat de persoon die een thuiskopie maakt in beginsel het nadeel dient te vergoeden dat gepaard gaat met die reproductie, door het bekostigen van de billijke vergoeding, eventueel door afwenteling van de kosten van de vergoeding op de privegebruikers zoals in Nederland geschiedt (vgl. ook de uitspraak inzake Padawan, HvJ 21 oktober 2010, Padawan/SGAE, zaak C- 467-08, onder 45 en 50). Bij een ongedifferentieerde heffing op basis van een internetabonnement ontbreekt vermoedelijk een rechtvaardig evenwicht tussen de belangen van de auteursrechthebbenden en de gebruikers van beschermd materiaal (vgl. Padawan onder 43). Differentiatie naar privégebruik zou vereisen dat bij voortduring het internetgebruik van privépersonen wordt gevolgd, hetgeen volstrekt onwenselijk mag heten. Zakelijk gebruik van het internet zou moeten worden uitgesloten. Andere uitvoeringsproblemen, zoals de verscheidenheid aan gecombineerde internetabonnementen of de noodzaak voor de belastingdienst om informatie te verwerven én controleren over de internetaansluiting van belastingplichtigen, laat ik hier verder buiten beschouwing.

 

Met andere woorden: thuiskopieheffingen kunnen alleen worden afgeschaft, indien er ruimte wordt gelaten de thuiskopie-uitzondering in te perken. De motie Verhoeven-Oosenbrug (Kamerstukken II 2012-13, 29 838 nr. 56) verzoekt de regering af te zien van wetswijzigingen die het recht op het maken van een thuiskopie beperken. Indien deze motie door uw Kamer wordt aangenomen, zal net als voor 2013 ook voor de jaren daarna een thuiskopieheffingen op voorwerpen moeten worden geheven.

IEF 12190

IE-Klassiekers auteursrecht

HR 28 juni 1946 (Van Gelder/Van Rijn)
Werkbegrip; alleen de vormgeving, die de uiting is van datgene, wat den maker tot zijn arbeid heeft bewogen, de bescherming van't auteursrecht geniet.

HR 25 maart 1949,  (La Belle et la Bête)
Gezamenlijk makersschap: Beslissend voor een gemeenschappelijk auteursrecht van de makers tezamen is, of het werk is ontstaan door een zodanige samenwerking van de auteurs, dat ieders afzonderlijke bijdrage daarvan niet meer te scheiden is en buiten het verband van't geheel dan ook geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling kan zijn.

HR 18 december 1953, (Polak/De Muinck)
Uitputting: dat echter het uitsluitend recht tot openbaarmaking van een werk niet slechts omvat, en dus niet is uitgeput met, de openbaarmaking van één of meer verveelvoudigingen van dat werk, doch -zoals ook art. 12 onder 1e van de Auteurswet doet blijken- ten aanzien van elke verveelvoudiging de auteursgerechtigde en deze alleen de bevoegdheid toekomt deze openbaar te maken; dat dan ook exemplaren zonder haar toestemming in omloop gebracht zijn aan te merken als voorwerpen in strijd met haar auteursrecht openbaar gemaakt.

HR 25 juni 1965, (Radioprogramma's III / Televizier I)
Geschriftenbescherming.

HR 5 januari 1979, (Heertje/Hollebrand)
Verveelvoudiging of inspiratie? het oude werk komt tevoorschijn komt, wanneer de bijdrage van de maker van't nieuwe werk wordt weggedacht.

HR 19 januari 1979, (Poortvliet)
Openbaarmaking van een kalender in een andere vorm (ingelijst schilderijtjes), geen uitputting.

HR 19 februari 1979, BIE 1979, 23 (VNU/Hameetmanl; 't Schaep met de Vijf Pooten)
Commercieel portretrecht.

HR 9 maart 1979, (Dreeshuis/BUMA)
Beperkte kring van personen.

HR 1 juni 1979, (BUMA/De Zon)
Het afspelen van muziek op de werkvloer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HvJ EG 18 maart 1980, zaak 62/79 (Coditel/Ciné Vog Films)
Dienstverrichtingen: kabeltelevisie, Royalty's, wettelijke omroepmonopolies, cessie en geografische grenzen en landsgrenzen.

HR 30 oktober 1981, (Kabel TV-1; CAI Amstelveen I of Kabel I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 14 januari 1983, (Kabelpiraten; KTA/Columbia Pictures e.a. I) of (Kabelpiraat I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 28 oktober 1983, (Olielampjes)
Gedeeltelijke nabootsing is geen verveelvoudiging maar evenmin een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk.

HR 25 mei 1984, (Kabeltelevisie Amstelveen; Kabel II)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 22 november 1985, (Columbia c.s./KTA II; Kabelpiraat II) (tip?)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 29 mei 1987, (Struycken/Riet)
Een combinatie van werken kan niettemin een 'kunstzinnige eenheid' vormen.

BenGH 22 mei 1987, rolnr. A 85-3 (Screenoprints / Citroën)
De formulering dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter én het persoonlijk stempel van de maker zou moeten dragen.

HvJ EG 17 mei 1988, zaak 158/86 (Warner Brothers)
Auteursrechten - Verzet tegen verhuur van videocassettes.

HR 1 juli 1988, Juridischeuitspraken.nl 19880701 (Vondelpark)
Portretrecht: aard en mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, karakter van de foto en context van de publicatie kan van belang zijn.

HvJ EG 24 januari 1989, zaak 341/87 (EMI Electrola)
Auteursrechten - Ongelijke beschermingsduur.

HR 13 oktober 1989, BIE 1990, 88 (Verwerkingsindustrie Vreeland/NPH)
Geen nabootsing, "nawerking" is voor de vraag of er auteursrechtinbreuk is irrelevant.

HR 1 juni 1990, (Kluwer/Lamoth) 
Fotografische werken: eigen karakter mede of in overwegende mate worden bepaald door de keuze en de compositie van't te fotograferen onderwerp.

HR 22 juni 1990, (Malmberg/Beeldrecht)
Recht om te citeren; niet wezenlijk afbreuk aan de door het auteursrecht beschermde belangen.

HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608 (Van Dale/Romme) 
Eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker: trefwoordenbestand.

HR 21 februari 1992, BIE 1993, 65 (Barbie-pop I)
Voor auteursrechtinbreuk is geen bewijs vereist dat de overeenstemming berust op bewuste ontlening.

HR 20 maart 1992, BIE 1993, 43; NJ 1992, 563 (Laservloerplan)
Geen strijd met enige rechtsregel wanneer de ontwerper geen auteursrechten op woord/beeldmerk wenst uit te oefenen.

HR 26 juni 1992, BIE 1993, 5 (Damave/Trouw)
De grenzen van een toelaatbaar citaat overschreden, wanneer de afbeelding de functie van versiering krijgt.

HR 24 december 1993, (Kleine kabelnetten)
Analoge toepassing 'kring-criterium' (12 lid 4 Aw) op kabeldoorgifte.

HR 21 januari 1994, Juridischeuitspraken.nl 19940121 (Ferdi E.)
Portretrecht: belangenafweging bij't oordeel op een portretpublicatie onrechtmatig is.

HR 27 januari 1995,  (Dreentegel)
Een werk dat te zeer het resultaat is van technische uitgangspunten, om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen.

HR 27 januari 1995, (Bigott/Doucal) 
Openbaarmaking: werk op de een of andere manier aan het publiek ter beschikking stellen.

HR 20 oktober 1995, (Dior/Evora)
Het bestaan van'n gebruik impliceert niet dat de producent 'geacht moeten worden' zijn stilzwijgende toestemming te hebben gegeven voor't afbeelden van zijn producten, zeker niet wanneer de verkoop plaatsvindt door anderen dan door hem of van zijnenwege aangestelde wederverkopers.

HR 10 november 1995, (Stichting Reprorecht/NBLC)
Papieren knipselkranten kunnen onder artikel 15 Aw ressorteren (beroep op de wetsgeschiedenis).

HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996, 546 (Decaux/Mediamax)
De maatstaf voor zowel inbreuk op het auteursrecht als modellenrecht is de vergelijking van totaalindrukken.

HR 21 juni 1996, (Van Genk/De Wild)
Eigendomsrecht op de broncode van software.

HR 2 mei 1997, Juridischeuitspraken.nl 19970502 (Discodanser)
Portretrecht.

HR 6 maart 1998, (Hille/BUMA-Stemra)
Op een begrafenis muziek draaien valt onder 'openbaarmaking' in de zin van art. 12 Aw.

HR 16 april 1999, (Bigott en Batco/Doucal)
De totaalindruk die wordt opgeroepen; meer gewicht toekennen aan de punten van overeenstemming dan die van verschil.

HR 18 februari 2000, LJN AA4872 (De Vries/De Boer)
Bewijs dat't beweerdelijk inbreukmakende werk ontworpen was voordat het beschermde werk bekend kon zijn.

HR 14 april 2000, LJN AA5519 (HBS/Danestyle)
Aan die eisen heeft het Hof niet voldaan, nu uit de enkele omstandigheid dat een spoedeisend belang bij het gevraagde inbreukverbod bestaat, niet volgt dat een zodanig belang óók bestaat bij toewijzing van een geldsom als voorschot op een ter zake van reeds gepleegde inbreuken verschuldigde schadevergoeding.

HR 29 juni 2001, LJN AB2391 (Impag/Hasbro)
Voldoen spelletjes aan de oorspronkelijkheidseis en derhalve auteursrechtelijk beschermd.

HR 8 februari 2002, LJN AD6093 (E.P. Controls/GEC)
Auteursrecht geschonden door het openbaarmaken van werktekeningen aan een derde.

HR 29 november 2002, LJN AE8456 (Una Voce Particolare)
De totaalindrukken van beide werken verschillen te weinig om te spreken van een zelfstandige werk.

HR 2 mei 2003, LJN AF3416 (SBS/IPA; Breekijzer)
Anders dan door gelaatstrekken, kan door 'andere identificerende factoren' van een portret worden gesproken.

HR 6 februari 2004, LJN AN7830 (Jelles tegen gemeente Zwolle)
"Aantasting van gebouw" kan niet worden aangemerkt als "een totale vernietiging van een werk".

EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Bondsrepubliek Duitsland)
Foto's van 't privéleven van Caroline von Hannover mogen niet gepubliceerd worden, valt onder de bescherming van art. 8 EVRM.

HR 24 februari 2005, LJN AU7508 (Technip/Goossens)
Met de door het Hof gebruikte term "subjectieve beoordeling" wordt bedoeld EOK + PS, inzake´n kinetisch schema.

HR 16 juni 2006, LJN AU8940 (Lancome/Kecofa)
Auteursrechtelijke bescherming van een geur; technisch effect is begrenzing van EOK+PS, bij parfum is hiervan geen sprake is.

HvJ EG 7 december 2006, zaak C-306/05 (SGAE/Rafael Hoteles)
Muziekafspeler aanwezig in hotelkamer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HR 30 mei 2008, LJN BC2153 (Endstra/Uitgeverij Nieuw Amsterdam)
Valt een opgenomen gesprek onder een werk in de in zin van de Auteurswet.

HvJ EG 16 juni 2009, zaak C-5/08 (Infopaq/Danske Dagblades Forening)
Elf woorden overnemen valt onder 't reproductierecht, als 't de intellectuele schepping van de auteur uitdrukt.

HR 19 juni 2009, LJN BH7602 (BUMA/Chellomedia)
Het begrip "openbaarmaking" van art. 12 Auteurswet moet beantwoorden aan het begrip "mededeling aan het publiek"

HvJ EG 23 maart 2010, gevoegde zaken C‑236/08 en C-238/08 (Google France / Louis Vuitton Malletier)
Geen inbreuk op 't auteursrecht indien Google geen kennis of controle had over de door zijn diensten gepleegde inbreuken.

HvJ EG 22 december 2010, zaak C-393/09 (BSA, Bezpečnostní softwarová asociace / Ministerstvo kultury)
Grafische gebruikersinterface is geen auteursrechtelijk beschermd computerprogramma.
 


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht auteursrechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10559.

IEF 12189

Geen herstel bij EOB door nieuw bewijsmateriaal te leveren

EPO Board of Appeal 6 juni 2012, J 0005-11 (Verari Systems Inc.)

Octrooirecht. De octrooi-aanvrager gaat in beroep tegen het vervallen van zijn rechten door het niet (tijdig) betalen van jaarlijkse octrooiheffing, maar hij kan zijn fout in eerste instantie niet meer herstellen door nieuw bewijsmateriaal op te voeren bij de beroepsgronden. 12(4) RPBA en Article 114(2) EPC.

7. While it is true that the primary function of the Boards of Appeal, as stated above in paragraph 1, is to give a judicial decision on the correctness of a first-instance decision of the Office, that does not necessarily mean that new evidence submitted for the first time on appeal is automatically inadmissible. A rigid rule excluding all new evidence on appeal might lead to injustice and unfairness in some cases and would not be compatible with the principles of procedural law generally recognized in the Contracting States (cf. Article 125 EPC).

8. The appellant does not have an absolute right to introduce new evidence with its statement of grounds of appeal. That is clear from the wording of Article 12(4) of the Rules of Procedure of the Boards of Appeal (RPBA), which refers to "the power of the Board to hold inadmissible facts, evidence or requests which could have been presented or were not admitted in the first instance proceedings". Article 12(4) RPBA must be read in the light of Article 114(2) EPC, which provides:

"The European Patent Office may disregard facts or evidence which are not submitted in due time by the parties concerned."

It is sometimes said that there is a contradiction between the Office's power to disregard late-filed evidence (Article 114(2) EPC) and its obligation to examine the facts of its own motion (Article 114(1) EPC) (see, for example, the discussion in "Case Law of the Boards of Appeal of the European Patent Office", 6th edition 2010, VII.C.1). There is, however, no such contradiction because the Office is not required to disregard late-filed evidence but merely given a discretionary power to disregard such evidence (see T 122/84, OJ EPO 1987, 177, paragraph 11, and the reference made therein to the Travaux Préparatoires to the EPC).

IEF 12188

Kleine blauwe pil is verwijzing naar Viagra

Vz. RCC 4 december 2012, dossiernr. 2012/00981 (The Natural Blue Pill)

Reclamerecht. Doelbewust de verkeerde indruk wekken dat het om het UR-geneesmiddel (en ingeschreven merk) Viagra gaat. Misleidende reclame. De uiting suggereert dat de blauwe pil dezelfde uitwerking heeft als Viagra, terwijl dat voor de prijs die ervoor wordt gevraagd onmogelijk is. De samenstelling van de pil wordt niet gegeven, maar de blauwe kleur verwijst zonder meer naar Viagra.

Door uitdrukkingen als “Dit is die kleine blauwe pil waar iedereen over praat!”, “ …uw uitgelezen kans om die kleine blauwe pil in de privacy van uw huist te testen…” en “Normaal betaalt u tot wel 50 euro voor slechts 4 pillen van 100 mg! Voor een beperkte tijd kunt u ze nu bestellen voor minder dan 12 euro voor 10 pillen!”, wordt  naar het oordeel van de voorzitter de indruk gewekt dat het gaat om het uitsluitend op voorschrift verkrijgbare geregistreerde geneesmiddel Viagra.

Naar het oordeel van de voorzitter wordt door bovengenoemde uitdrukkingen een product, dat lijkt op een door een bepaalde fabrikant vervaardigd product, op een zodanige wijze gepromoot dat bij de consument doelbewust de verkeerde indruk wordt gewekt dat het product inderdaad door die fabrikant is vervaardigd, terwijl zulks niet het geval is. Naar het oordeel van de voorzitter is de re­cla­me derhalve misleidend in de zin van artikel 8.5 NRC in verbinding met punt 16 van de bij artikel 8.5 behorende bijlage 1. Dit im­pliceert dat de reclame-uiting ook oneerlijk is in de zin van arti­kel 7 NRC.
IEF 12187

Commerciële "Boost" voor start-ups, betreft ook marketingactiviteiten

Rechtbank Amsterdam 14 november 2012, LJN BY7236 (Boost Group [Boost c.s.] tegen Boost Company [BST c.s.])

Eindvonnis na IEF 9470 en KG ZA 09-735. Merkenrecht. Zeggenschap. Vennootschapsverhoudingen. Boost c.s. is houder van Europees woordmerk BOOST voor reclame en marketingactiviteiten en voert sinds 2000 het woord "Boost" als handelsnaam. BST c.s. is in het economisch verkeer enkel actief als fondsenwerver, slechts  als professioneel aandeelhouder zonder enige activiteit, het gaat om een tusssenholding die onder de naam "boost" actief waren in de drankenindustrie. Zij heeft op geen enkel moment reclame of marketingdiensten aangeboden.

Het door BST c.s. verschaffen van kapitaal en investering aan start-ups en het uitrollen van de projecten, gaat gepaard met marketingactiviteiten, zodoende verrichten zij die ook. De rechtbank oordeelt dat BST c.s. marketingactiviteiten aanbood en liet uitvoeren. Het gevorderde verbod is jegens haar, en de rechtspersonen waarin zij zeggenschap heeft, toewijsbaar. Ex nunc toetsing bij vordering verbod. Zie de Atos-uitzondering (Hof ’s Hertogenbosch van 20 juli 2004, LJN AQ5691) die van toepassing is op dochtervennootschappen voor de handelsnaam.

Een tussen partijen bereikte schikking in kort geding over de proceskosten hield in dat die zouden worden voorgelegd aan de bodemrechter, de rechtbank legt die overeenkomst zo uit dat die kosten beoordeeld moeten worden aan de hand van 1019h Rv. BST voert verweer, maar vordert zelf "conform 1019h Rv. In hoger beroep is de omissie door in kort geding geen proceskostenveroordeling te vorderen niet herstelt en het is toen conform liquidatietarief afgehandeld. De vordering wordt ex 1019h Rv afgehandeld.

Marketingactiviteiten
2.13. (...) De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot BST Company – op grond van de onder 2.11 aangehaalde stellingen van BST c.s. omtrent de activiteiten van BST Company – voldoende aannemelijk is dat zij onder de naam “Boost Company Network” marketing-activiteiten aanbood en liet uitvoeren. Dat zij die marketing-activiteiten niet zelf uitvoerde is daarbij – op zichzelf – geen grond om het verbod te weigeren: ook als zij daarbij derden inschakelde, maakte BST Company immers inbreuk op de merkrechten van Boost Group. Het gevorderde verbod jegens haar, daarin rechtspersonen waarin zij zeggenschap heeft begrepen, is derhalve toewijsbaar. Het verweer dat de gedaagde rechtspersonen geen (volledige) zeggenschap hebben in niet nadere genoemde andere vennootschappen van het “Boost Company Network” kan daar niet aan af doen: het gevorderde en toegewezen verbod kan alleen zien op partijen die in het geding betrokken zijn en die vennootschappen waarin zij (in)direct zeggenschap hebben. De vennootschappen waarover BST c.s. geen zeggenschap heeft, worden derhalve niet geraakt door dit vonnis.

2.14.  Met betrekking tot de overige verschenen gedaagden, BST Brands en BST Beverages geldt echter dat in deze procedure onvoldoende is komen vast te staan dat zij inbreuk maakten op de merkrechten van BST c.s. door marketingactiviteiten aan te bieden of uit te voeren. Tegenover de gemotiveerde betwisting van BST c.s. onderbouwt Boost Group haar stellingen dat ook die vennootschappen, direct of middellijk, marketing¬activiteiten hebben aangeboden of uitgevoerd onder de handelsnaam “Boost”, onvoldoende. Aan nadere bewijslevering komt de rechtbank niet toe. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat nu een gerechtvaardigde vrees bestaat voor inbreukmakend handelen. Het merkenrechtelijke verbod jegens hen zal derhalve worden afgewezen.

2.15.  Jegens de niet verschenen gedaagden zijn de vorderingen van Boost Group grotendeels toewijsbaar, zoals beslist in het tussenvonnis van 22 september 2010.

Proceskosten

2.19.  Hetgeen BST c.s. daartegen aanvoert kan niet slagen, reeds niet omdat zijzelf in haar conclusie van antwoord een proceskostenveroordeling “conform 1019h Rv” vordert voor “de daadwerkelijke kosten van deze en voorgaande procedures”, waaruit volgt dat ook zij de schikking op dezelfde wijze uitlegt. Daarbij overweegt de rechtbank dat BST c.s. in het midden laat wat de “letterlijke” uitleg die zij voorstaat in zou houden en hoe die uitleg zich verhoudt tot de door partijen ingestelde vorderingen, anders dan dat de proceskosten¬veroordeling zoals gevorderd door Boost Group, volgens BST c.s. op grond van haar uitleg, niet toewijsbaar zou zijn.

2.20.  In het kort geding is geen proceskosten veroordeling conform artikel 1019h Rv gevorderd en derhalve is een proceskostenveroordeling uitgesproken conform het liquidatietarief.

2.21.  De rechtbank overweegt als volgt. Partijen hebben de gelegenheid om in hoger beroep eigen fouten te herstellen en daartoe nieuwe stellingen te betrekken maar ook (binnen de grenzen van de goede procesorde) de eis te wijzigen. Het appel bood derhalve Boost Group de gelegenheid haar omissie (het niet vorderen van de een proceskosten¬veroordeling conform artikel 1019h Rv in eerste aanleg) te herstellen. Boost Group heeft ook daadwerkelijk in appel haar eis op dit punt vermeerderd. De bereikte schikking in appel ziet niet expliciet op dat punt, maar houdt in dat partijen het geschil omtrent de proceskosten van het kort-geding en het spoedappel zullen voorleggen aan de rechtbank. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om – op grond van die schikking – nu BST c.s. in het kort geding in het ongelijk is gesteld, BST c.s. te veroordelen in de werkelijke proceskosten van Boost Group in het kort geding in eerste aanleg, conform artikel 1019h Rv.
IEF 12186

Nuancering merken- en modellenrecht richtlijn voor strafvordering IE-fraude

Richtlijn voor strafvordering intellectuele-eigendomsfraude, Stcrt. 2012, nr. 26 821.

Strafrecht. Douanehandelingen. Nul-tolerantie. Grenshoeveelhedentabel (klik op de afbeelding) reizigers en bij aantreffen in het vrije verkeer. Post/pakket/koeriers/cargo. Eis ter zitting. In artikel 337 lid 2 WvSr is voor het merken- en modellenrecht een nuancering aangebracht.

3.1. IE-strafbepalingen
IE-strafbepalingen zijn terug te vinden in artikel 337 WvSr, artikel 31 t/m 35d Auteurswet 1912, artikel 21 t/m 31 Wet op de naburige rechten en artikel 79 Rijksoctrooiwet 1995.

3.2 Overige strafbepalingen
In geval van deelneming aan een criminele organisatie of een verboden rechtspersoon, kan ook vervolgd worden op basis van artikel 140 WvSr. Voorts kan een bonafide afnemer van inbreukmakende goederen aangifte doen van oplichting (artikel 326 WvSr) of desgewenst van kopersbedrog (artikel 329 WvSr) tegen een met name genoemde verdachte. Mocht het tot een strafzaak komen, dan kan de bonafide afnemer zich in het strafgeding voegen als benadeelde partij.

3.3. Opstarten van opsporingsonderzoeken en instellen van strafvervolging
Het opstarten van een opsporingsonderzoek, het vernietigen van de in beslaggenomen inbreukmakende goederen en het instellen van strafvordering (mede) op grond van inbreuken op de intellectuele eigendom is mogelijk zonder dat een slachtoffer een aangifte heeft gedaan.

4. Strafuitsluitingsgrond ‘in voorraad hebben’ voor ‘eigen gebruik’
In artikel 337 lid 2 WvSr is voor het merken- en modellenrecht een nuancering aangebracht. In dit artikel staat dat voor ‘eigen gebruik’ in voorraad hebben van enkele inbreukmakende goederen als bedoeld in artikel 337 lid 1 WvSr is toegestaan. Het voor eigen gebruik in-, uit- of doorvoeren valt niet onder deze uitzondering en is derhalve verboden.
‘Eigen gebruik’ komt ook voor in de Auteurswet 1912 en de Wet op de naburige rechten, maar daar heeft het slechts een zeer beperkte betekenis. Niet strafbaar is het maken van enkele verveelvoudigingen zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dienend tot eigen oefening, studie of gebruik van degene die de kopieën zelf heeft gemaakt (art. 31 e.v. jo. art. 16b.1 en 16c.1 Auteurswet 1912; art. 21 e.v. jo. art. 10.e Wet op de naburige rechten).

De Rijksoctrooiwet 1995 kent de strafuitsluitingsgrond ‘eigen gebruik’ niet, maar stelt als voorwaarde dat de handelingen gepleegd moeten zijn ‘in of voor zijn bedrijf’, wil er sprake zijn van inbreuk. Hieronder valt ook de beroepsuitoefening. Deze voorwaarde komt bij de strafrechtelijke handhaving op hetzelfde neer als de genoemde strafuitsluitingsgrond in artikel 337 lid 2 WvSr. Voor de Rijksoctrooiwet geldt dus dat opzettelijke inbreuk op het octrooirecht, gepleegd in of voor het bedrijf van de inbreukmaker, strafbaar is. Let wel dat in de Rijksoctrooiwet enkel invoer strafbaar is gesteld. Uit- en doorvoer zijn niet strafbaar.
Eigen gebruik van inbreukmakende goederen is niet strafbaar als het enkele exemplaren betreft. In deze OM richtlijn wordt de term ‘enkele’ uitgewerkt in de tabel grenshoeveelheden. In deze tabel wordt aangegeven bij welke hoeveelheid sprake is van (slechts) enkele exemplaren.

Voor meer uitleg over het begrip ‘eigen gebruik’ in het kader van deze materie, wordt verwezen naar de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude.

6. Grenshoeveelhedentabel 2 geldend voor post/pakketpost/koeriers/cargo

Deze tabel ziet toe op de strafrechtelijke afhandeling van inbreukmakende goederen die door de douane worden aangetroffen bij de controle van goederen die onder douanetoezicht staan (goederen afkomstig van buiten de EU).
Indien uit douaneonderzoek blijkt dat in de post/pakketpost/koeriers/cargo inbreukmakende goederen worden aangetroffen, wordt gehandeld conform de tabel 2. Hierbij geldt het volgende:
a. Er geldt een ‘nul’ tolerantie.
b. Indien verschillende pakketjes naar hetzelfde adres worden gestuurd, worden de hoeveelheden van de afzonderlijke pakketjes opgeteld en wordt het totaal als één hoeveelheid gezien.
c. Bij het aantreffen van inbreukmakende goederen die de aantallen van de grenshoeveelhedentabel 2 kolom 1 niet te boven gaan, wordt EG-verordening 1383/20032 niet toegepast. Deze zaken van geringe importantie worden derhalve niet voor onderzoek aangemeld bij de FIOD-ECD. De zaken worden afgedaan overeenkomstig het geldende Voorschrift Douanetaak Inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, door middel van een verkort proces-verbaal van inbeslagneming en een KVI (kennisgeving van inbeslagneming).
d. Deze verkorte processen-verbaal worden verzameld op een verzamellijst. De verzamellijst en de KVI’s worden aan het OM gezonden ter afdoening van het beslag.
e. Indien de hoeveelheden inbreukmakende goederen de grenshoeveelhedentabel 2 kolom 1 te boven gaan, wordt toepassing gegeven aan de verordening 1383/2003. Dit betekent dat de douane de zaak voor onderzoek aanmeldt bij de FIOD-ECD.

10. Eis ter zitting
Omdat de soort en de hoeveelheid inbreukmakende goederen per geval zeer uiteenlopen, is het niet mogelijk om een universele eis ter zitting op te nemen in deze richtlijn. Bij het vaststellen van de hoogte van de eis kan aansluiting worden gezocht bij de omvang van de commerciële schaal van de opzettelijk gepleegde inbreuk, of de feiten zijn gepleegd binnen een criminele organisatie, bij het nadeel dat de rechthebbende is berokkend, dan wel of er sprake is geweest van een risico voor de gezondheid of de veiligheid van personen.
De eis ter terechtzitting in geval van een rauwelijks dagvaarding bestaat in het geval de verdachte een natuurlijk persoon betreft niet uit een ‘kale’ geldboete. Het eisen van een geldboete dient slechts plaats te vinden in combinatie met een bijkomende straf - of maatregel.
– Gevangenisstraf
In beginsel dient op zitting een (voorwaardelijke) gevangenisstraf te worden gevorderd.
– Taakstraf
Voor wat betreft het kader waarbinnen een taakstraf opgelegd kan worden, wordt verwezen naar de Aanwijzing Taakstraffen.
– Geldboete
Voor zover er tijdens het opsporingsonderzoek geldboetebeslag is gelegd ex artikel 94a lid 1 WvSv, dient er tevens op zitting een geldboete te worden geëist.
– Onttrekking aan het verkeer
Voorzover de verdachte geen schriftelijke afstand heeft gedaan, moet voorts een vordering onttrekking aan het verkeer te worden ingesteld (artikel 36b WvSr).
– Vordering ontneming
Indien er tijdens het opsporingsonderzoek ontnemingsbeslag is gelegd ex artikel 94a lid 2 WvSv, dient er op de strafzitting ook altijd een vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel te worden aangekondigd.
Indien tijdens het opsporingsonderzoek is gebleken dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e WvSr, dan dient dit wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van een aparte vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel, weer aan de verdachte ontnomen te worden.
Indien tijdens het opsporingsonderzoek een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO) is geopend, dan dient ten laatste op de strafzitting het bestaan van het (geheime) SFO aan de verdachte en diens raadsman kenbaar gemaakt te worden.
Kortheidshalve wordt voor verdere informatie terzake verwezen naar de Aanwijzing Ontneming.

IEF 12185

Jurisprudentielunch IE-Lunch van't Zuiden

High Tech Campus Eindhoven, 17 januari 2013 van 12.00 tot 15.12 uur.

Op donderdag 17 januari 2013 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl wederom een intensieve jurisprudentielunch. Tijdens deze lunch brengen Ernst-Jan Louwers en Willem Hoyng u op de hoogte van belangrijkste ontwikkelingen in het intellectuele eigendomsrecht (o.a. crossborderpraktijk, octrooi-, slaafse nabootsing, merken-, modellen- en auteursrecht). Van iedere uitspraak zal de essentie en het belang voor de praktijk worden besproken, zodat u in slechts drie uur volledig op de hoogte bent van de actuele ontwikkelingen in de rechtspraak.


Kosten 
€ 325 Per persoon
€ 285 Sponsors IE-Forum
€ 95 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Hierin zijn begrepen de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.
genoemde prijzen zijn excl. BTW, eventuele kortingen worden handmatig verwerkt op de factuur.

Hier aanmelden

Met (onder voorbehoud) besprekingen van deze uitspraken:

HvJ EU - Solvay Honeywell, IEF 11570;
HvJ EU - ONEL/OMEL, IEF 12154.
HvJ EU - Smart Technologies, IEF 11575.
HvJ EU - Rintisch, IEF 11926.
Vragen aan HvJ EU Svensson e.a. / Retriever; IEF 12057.
HR - Kwik Lok, IEF 11840.
Rb. 's-Gravenhage - Bose vs Loewe (verwacht)
Rb. 's-Gravenhage - Astellas vs Synthon (verwacht)
Rb 's-Gravenhage - Nederland.fm, IEF 12159.
Vzr. Rb. 's-Gravenhage - AltusHost, IEF 11687.