IEF 22178
5 augustus 2024
Uitspraak

Geen spoedeisend belang in kort geding tegen MeDirect Bank

 
IEF 22177
5 augustus 2024
Uitspraak

Gerecht vernietigt beslissing over handelsmerk voor oranje kleur op champagne

 
IEF 22174
2 augustus 2024
Uitspraak

Optrekkend geluid van een auto heeft geen onderscheidend vermogen

 
IEF 12060

Uitbreiding van de geschriftenbescherming ligt daarom niet voor de hand

Brief regering; Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 naar aanleiding vragen van de leden Haverkamp en Van Dam, Kamerstukken II 2012-2013, 33400, nr. 20

In het Algemeen Overleg over de toekomst van het mediabeleid op 13 juni 2012 naar aanleiding van vragen van de leden Haverkamp en Van Dam over de 41 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33827, nr. 41 auteursrechtelijke bescherming van journalistieke producten op internet, toegezegd hierover contact op te nemen met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die verantwoordelijk is voor de Auteurswet. Dit heeft het volgende opgeleverd.

(...) Artikel 15, lid 4 bepaalt dat er ten aanzien van nieuwsberichten en gemengde berichten geen voorbehoud kan worden gemaakt. Dit zijn niet-oorspronkelijke werken die onder het lichtere regime van de geschriftenbescherming van artikel 10, lid 1, sub 1 vallen. Deze geschriftenbescherming is na het recente arrest van het Europees Hof in de Football Dataco-zaak [red. IEF 10977] niet langer onomstreden. Een uitbreiding van de geschriftenbescherming ligt daarom niet voor de hand.

In artikel 15 Aw is kort gezegd geregeld dat het overnemen van artikelen door de pers of door een ander medium met dezelfde functie in de pers of een ander medium met dezelfde functie, niet als een inbreuk op het auteursrecht wordt gezien. Voor een geslaagd beroep op deze exceptie dient wel te zijn voldaan aan een aantal voorwaarden die in artikel 15 zijn opgesomd. Een ervan bepaalt dat de exceptie niet van toepassing is indien het auteursrecht op het artikel uitdrukkelijk is voorbehouden door de maker (of diens rechtverkrijgende). De maker heeft het dus zelf in de hand of de exceptie van toepassing is of niet. Is het voorbehoud gemaakt, dan kan geen beroep gedaan worden op de persexceptie. Een eventuele overneming zonder toestemming vormt dan een inbreuk op het auteursrecht (tenzij er een geslaagd beroep op een andere exceptie mogelijk is). Artikel 15, lid 4 bepaalt dat er ten aanzien van nieuwsberichten en gemengde berichten geen voorbehoud kan worden gemaakt. Dit zijn niet-oorspronkelijke werken die onder het lichtere regime van de geschriftenbescherming van artikel 10, lid 1, sub 1 vallen. Deze geschriftenbescherming is na het recente arrest van het Europees Hof in de Footbal Dataco-zaak niet langer onomstreden. Een uitbreiding van de geschriftenbescherming ligt daarom niet voor de hand.

IEF 12059

Politiek akkoord: afronding octrooipakket voor eind van het jaar

Brief van de Minister van EZ, Kamerstukken II 2012-2013, 21 501-30, nr. 299.

Unitair octrooi - Politiekakkoord
Het voorzitterschap zet in op afronding van het octrooipakket voor het eind van het jaar. Dit betekent naar verwachting een politiek akkoord met betrekking tot de octrooiverordening en het rechtspraakverdrag op de Raad voor Concurrentievermogen van 10–11 december. De verwachting is dat het Europees Parlement nog in december plenair zal kunnen stemmen over de octrooiverordening. Ondertekening van het rechtspraakverdrag kan dan waarschijnlijk begin 2013 plaatsvinden.

Het octrooipakket bestaat uit:
1. De vertalingenverordening. Hierin wordt het vertaalregime voor het unitair octrooi vastgelegd, dat uitgaat van het taalregime van het Europees Octrooibureau: Frans, Duits, Engels. Besluitvorming hierover vindt plaats op basis van unanimiteit. Het Europees Parlement heeft adviesrecht.

2. De verordening unitair octrooi. Hierin wordt de unitaire octrooibescherming geregeld. De gewone wetgevingsprocedure (codecisie) is van toepassing.

3. Het Verdrag voor oprichting van een unitair octrooigerecht (rechtspraakverdrag). Met dit Verdrag wordt het octrooigerecht exclusief bevoegd wordt voor de beslechting van octrooigeschillen. Omdat dit Verdrag betrekking zal hebben op zowel toekomstige unitaire octrooien als de bestaande onder het Europees Octrooiverdrag is een apart, niet Communautair, Verdrag nodig.

Deze drie onderdelen moeten gelijktijdig en als één geheel in werking treden. Dat kan nadat het rechtspraakverdrag door dertien lidstaten is geratificeerd. De octrooiverordening (en het bijbehorende vertaalregime) wordt dan in die lidstaten van kracht. De streefdatum daarvoor is begin 2014.

Over de vertalingenverordening bereikte de Raad voorjaar 2011 een politiek akkoord. Tijdens de onderhandelingen bleek het niet mogelijk om met alle 27 lidstaten overeenstemming te bereiken over het talenregime. Daarom heeft de Raad destijds besloten tot nauwere samenwerking op dit dossier met alle lidstaten, behalve Italië en Spanje, zoals voorzien in het verdrag.

In december 2011 bereikte de Raad op hoofdlijnen overeenstemming over het inhoudelijk deel van de verordening unitair octrooi en het rechtspraakverdrag, maar kon het niet eens worden over de zetel van het octrooigerecht. Deze knoop werd door de Europese Raad van juni 2012 doorgehakt. De centrale divisie van het unitair octrooigerecht zal worden gevestigd in Parijs, met nevenvestigingen in München en Londen.

Daarnaast deed de Europese Raad de aanbeveling om de artikelen 6 tot en met 8 uit de octrooiverordening te schrappen. Deze artikelen hebben betrekking op de beschermingsomvang en -inhoud van het octrooirecht (het recht anderen te verbieden het octrooi te gebruiken, geoctrooieerde producten te vervaardigen, verhandelen en uitzonderingen daarop) en maken als zodanig ook al deel uit van het rechtspraakverdrag. Met de opname van deze bepalingen in de verordening zouden potentieel veel zaken worden doorverwezen naar het Hof van Justitie. Onder het bedrijfsleven – ook het Nederlandse bedrijfsleven – en de rechtspraktijk bestonden zorgen dat dit zou leiden tot langdurige procedures, met onzekere uitkomst. De Europese Raad kwam met de aanbeveling tegemoet aan deze zorgen. Nederland steunt de verwijdering van de bepalingen uit de verordening.

Het Europees Parlement had eerder een amendement voorbereid voor artikel 8 om te voorzien in een kwekersvrijstelling, conform Nederlandse wens. De kwekersvrijstelling houdt in dat kwekers voor het ontwikkelen van plantenrassen vrij gebruik kunnen maken van genetisch materiaal, ook als daar intellectueeleigendomsrechten op rusten. In het kwekersrecht bestaat een dergelijke voorziening al maar omdat steeds meer gebruik wordt gemaakt van technieken die octrooirechtelijk worden beschermd, komt een kwekersvrijstelling ook in het octrooirecht steeds meer in beeld. De kwekersvrijstelling zal nu alsnog in het rechtspraakverdrag worden geregeld. Naast het regelen van de kwekersvrijstelling in het rechtspraakverdrag zal een nieuwe bepaling worden opgenomen waarmee – nu de artikelen 6 tot en met 8 uit de verordening zijn gehaald – het unitair effect van het octrooirecht wordt gewaarborgd. Een definitief akkoord tussen Raad en het Europees Parlement op het pakket lijkt hiermee in zicht. In de commissie juridische zaken is het Europees Parlement akkoord gegaan met dit pakket. De plenaire stemming vindt naar verwachting in december plaats (mogelijk 11 december).

Nederland is een groot voorstander van een spoedige totstandkoming van het unitair octrooi, inclusief een gespecialiseerd octrooigerecht voor beslechting van geschillen. Een doorbraak is essentieel voor de versterking van het Europese economische groeivermogen. Het huidige Europese systeem is ongeveer 10 keer duurder dan dat van de VS en Japan. Daarmee staan Europese innovatieve bedrijven op een forse achterstand. Het unitair octrooi en de bijbehorende octrooirechtspraak zijn voor Nederland van groot belang gezien het grote aantal octrooiaanvragen van Nederlandse bedrijven. Nederland heeft hier de afgelopen jaren dan ook hard aan getrokken. Inhoudelijk zijn veel Nederlandse wensen in het totaalpakket gekomen, zoals een beperkt vertaalregime, een sterke centrale divisie binnen het octrooigerecht, een flexibel talenregime voor octrooirechtzaken en een goede kwaliteit van rechters. Uitgangspunt is dat op termijn het octrooigerecht kostendekkend zal zijn, zij het dat in de aanvangsfase bijdragen van de lidstaten nodig zullen zijn. Nederland steunt de overheveling van de artikelen 6 tot en met 8 naar het rechtspraakverdrag, het formuleren van een nieuw artikel in de verordening om het unitair effect van de octrooien te garanderen en het opnemen van een kwekersvrijstelling in het rechtspraakverdrag, vergelijkbaar met het onlangs bij de Tweede Kamer ingediende voorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995.

IEF 12058

Staatssecretarissen die zijn belast met IE-rechten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de heer mr. F. Teeven, is binnen de grenzen van het door de Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde beleid meer in het bijzonder belast met de aangelegenheden betreffende: (...)

c. auteursrecht;
d. juridische beroepen;
e. rechtsbijstand;
f. kansspelen;
g. bescherming persoonsgegevens;

De Staatssecretaris van Economische Zaken, de heer dr. J.C. Verdaas, is binnen de grenzen van het door de Minister van Economische Zaken vastgestelde beleid in het bijzonder belast met: (...)

f. intellectueel eigendom, voor zover het betreft octrooi- en kwekersrecht;

IEF 12057

Mededeling aan het publiek bij aanklikbare link

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 23 november 2012, zaak C-466/12 (Svensson e.a. tegen Retriever Sverige AB) - dossier C-466/12

Prejudiciële vragen gesteld door Svea hovrätt, Zweden.

Auteursrecht. Hyperlink-vragen. Mededeling aan het publiek wanneer een aanklikbare link wordt geplaatst. Relevantie van de openbaarheid van de locatie of beperkingen op toegang [red. doet sterk denken aan Britt Dekker-Playboy tegen Geenstijl, vergelijk IEF 11743].

Verzoekers (vier journalisten) hebben een aantal artikelen geschreven en gepubliceerd in de krant en op de website van Göteborgs Posten. Zij vorderen dat verweerster Retriever Sverige AB, een zoekmachine, een vergoeding betaalt overeenkomstig de Zweedse auteurswet, omdat verweerster auteursrechten schendt door koppelingen naar verzoekers artikelen beschikbaar te stellen zonder verzoekers daarvoor te betalen. In eerste aanleg wordt de vordering afgewezen. De zaak ligt nu in hoger beroep bij de verwijzende rechter.

Verweerster stelt dat zij alleen ‘wijst’ op websites waar de artikelen te vinden zijn. Haar klanten beslissen zelf of ze de artikelen al dan niet willen lezen en voor hen is het duidelijk dat ze via links worden doorverwezen. Het begrip ‘mededeling aan het publiek’ is in de ZWE wetgeving geïntroduceerd door de omzetting van RL 2001/29/EG en in de Zweedse auteurswet opgenomen door een passage in paragraaf 2 dat een werk vanaf een andere plaats dan die waar het publiek het werk kan consulteren ter beschikking kan worden gesteld, ongeacht of dit per draad of draadloos gebeurt.

De volgende vier vragen zijn gesteld:

1. Is sprake van mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, wanneer iemand anders dan de houder van het auteursrecht op een bepaald werk, op zijn website een aanklikbare link plaatst naar het werk?

2. Is het voor het antwoord op de eerste vraag relevant of het werk waarnaar de link verwijst, is geplaatst op een website op het internet waartoe iedereen zonder beperkingen toegang heeft dan wel of de toegang op enige wijze is beperkt?

3. Moet bij de beantwoording van de eerste vraag onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, wordt getoond op een andere website, en gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, aldus wordt getoond dat de indruk wordt gewekt dat het op dezelfde website verschijnt?

4. Kan een lidstaat een ruimere bescherming bieden aan het uitsluitende recht van auteurs door onder het begrip "mededeling aan het publiek" een groter aantal handelingen te verstaan dan die welke zijn genoemd in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29?

Op andere blogs:
Quafi (EU-Hof buigt zich over inbreuk door hyperlink)
SOLV (Hyperlinken in strijd met auteursrecht?)

IEF 12056

Chinees gerecht heeft bevoegdheid ontleend aan plaats waar de overeenkomst tot stand is gekomen

Rechtbank Arnhem 31 oktober 2012, LJN BY4312 (Haier Electrical Appliances Corp. Ltd tegen Mares)

China, flag.
Als randvermelding. Marketingovereenkomst. Vordering terugbetaling voorschotten commissiegelden. Internationaal privaatrecht/ procesrecht. Criteria voor erkenning van de Chinese uitspraak in Nederland.

Haier Electrical Appliances is onderdeel van de Haier groep, een multinationale onderneming die zich bezig houdt met de productie en verkoop van witgoed, televisies en mobiele telefoons. In 1998 is Mares als handelsagent voor een tot de Haier groep behorende onderneming (Haier Qingdao China) gestart met de verkoop van witgoed in diverse landen van Europa. Nadien zijn tussen Mares/[gedaagde] en de Haier groep diverse overeenkomsten gesloten, waaronder een Marketing Cooperation Agreement en een Joint Venture Agreement. Betalingen die waren verricht volgens de overeenkomsten bedoeld “for the commission of the future business”, werden teruggevorderd bij de rechtbank in eerste aanleg te Qingdao, China.

Het Chinese gerecht heeft zijn bevoegdheid ontleend aan de plaats waar de overeenkomst tot stand is gekomen. De plaats waar de overeenkomst tot stand is gekomen is echter geen internationaal aanvaarde grond voor rechtsmacht. De slotsom is dat niet is komen vast te staan dat de buitenlandse uitspraak is gegeven door een gerecht dat op een internationaal aanvaarde grond bevoegd was en dat de uitspraak zich reeds daarom niet leent voor erkenning in Nederland. Dat betekent dat op grond van de hoofdregel van artikel 43l lid 2 Rv het geding in beginsel opnieuw dient te worden behandeld en afgedaan. Dat doet vervolgens tevens de vraag rijzen naar de verhouding tussen de onderhavige procedure en de procedure in Italië, dit in verband met artikel 28 EEX-Verordening. Hierover zullen de partijen zich dienen uit te laten.

9. Haier Electrical Appliances heeft gesteld dat de Chinese rechter aldus zijn bevoegdheid heeft ontleend aan de plaats waar de overeenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft gesteld dat de Chinese rechter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de overeenkomst met betrekking tot de letter of guarantee in China tot stand is gekomen. Daaraan vooraf gaat echter de vraag of die bevoegdheidsgrond een internationaal algemeen aanvaarde grond voor rechtsmacht is, welke vraag de rechtbank in beginsel ambtshalve zal moeten beantwoorden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft daarover onvoldoende debat plaatsgevonden. De partijen zullen zich daarover nog mogen uitlaten. Aan Haier Electrical Appliances wordt verzocht ook een vertaling van de uitspraak van de lagere Chinese rechter in het bevoegdheidsincident over te leggen.

10. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte aan de zijde van Haier Electrical Appliances om zich over de onder 9 genoemde vraag uit te laten. [gedaagde] zal op die akte mogen reageren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

IEF 12055

Het woord 'kitvoegen' staat niet in het woordenboek

Vzr. Rechtbank Rotterdam 27 november 2012, zaaknr. 410645 / KG ZA 12-830 (Kitvoegen.nl tegen Sluisvoeren h.o.d.n. kitvoegen-renovatie.nl)
Uitspraak ingezonden door Joost Becker, Dirkzwager.

Handelsnamen. Domeinnaamrecht. Google Adwords. Kitvoegen.nl richt zich op het afdichten van voegen in de ruimste zin en heeft in 2003 de domeinnaam geregistreerd en per 2008 in gebruik genomen. Sluis houdt zich bezig met het aanbrengen van kitsystemen en het afwerken van vloeren en wanden en heeft per 2012 de domeinnaam en per september 2012 de handelsnaam www.kitvoegen-renovatie.nl geregistreerd in het handelsregister.

Er is sprake van verwarringsgevaar, omdat het onderscheidende en kenmerkende onderdeel, en daarmee het hoofdbestanddeel, van beide handelsnamen ‘kitvoegen.nl’ is. De toevoeging renovatie wordt van geheel beschrijvende aard en niet relevant geacht. Van belang is voorts dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten van beide ondernemingen een groot aantal raakvlakken vertonen en elkaar deels overlappen en partijen zich op dezelfde particuliere en zakelijke markt richten en de vestigingsplaats voor beiden op het eiland Goeree-Overflakkee is.

5.4.3. (...) De aanduiding ‘kitvoegen’ heeft voldoende onderscheidend vermogen (Sluis c.s. is van mening dat de naam bij het publiek niet bekend en ingeburgerd is, doch op grond van de door Kitvoegen.nl overgelegde stukken is in voldoende mate het tegendeel aannemelijk geworden) en kan ook niet als louter beschrijvend worden aangemerkt. Voor dat laatste acht de voorzieningenrechter van belang dat in het Van Dale woordenboek het woord ‘kitvoegen’ niet voorkomt.

In conventie wordt Sluis c.s. veroordeeld tot het staken van inbreuk en overdracht van de domeinnaam op naam van Kitvoegen.nl. De reconventionele vordering, tot staking van de naam kitvoegen-renovatie.nl door eiseres, wordt afgewezen, mede omdat eiseres de naam kitvoegen-renovatie.nl niet als handelsnaam voert.

5.4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van een beperkte beschermingsomvang van de handelsnaam kitvoegen.nl. De aanduiding ‘kitvoegen’ heeft voldoende onderscheidend vermogen (Sluis c.s. is van mening dat de naam bij het publiek niet bekend en ingeburgerd is, doch op grond van de door Kitvoegen.nl overgelegde stukken is in voldoende mate het tegendeel aannemelijk geworden) en kan ook niet als louter beschrijvend worden aangemerkt. Voor dat laatste acht de voorzieningenrechter van belang dat in het Van Dale woordenboek het woord ‘kitvoegen’ niet voorkomt. Mede gelet hierop wordt niet aannemelijk geacht dat het woord ‘kitvoegen’ een tot het publieke domein behorend zuiver beschrijvend woord is. Sluis c.s. staat weliswaar voor dat sprake is van een zuiver beschrijvend woord, doch dit heeft zij onvoldoende concreet onderbouwd. Daartegenover, uit productie 7, blad 6 (site-info van kitvoegen.nl op www.alexa.com d.d. 9 oktober 2012) van Kitvoegen.nl kan worden afgeleid dat het relevante publiek in zoekmachines op het internet ook niet zoekt op het woord ‘kitvoegen’, maar bijvoorbeeld op ‘sanitair kitten’, ‘afkitten tips’ en ‘kitrand vervangen’, om bij de website van Kitvoegen.nl terecht te komen, zodat ook in dat licht bezien geen indicatie bestaat dat ‘kitvoegen’ een afgesleten en veelgebruikte term is, maar veeleer een aanwijzing dat deze term in zekere zin origineel is. Het voorgaande geldt temeer nu aan het woord ‘kitvoegen’ de aanduiding ‘.nl’ is toegevoegd.

Over het gebruik van kitvoegen-renovatie.nl:
5.5.1. (.. ) afhankelijk van de op die website weergegeven informatie kan de domeinnaam ‘gekleurd’ worden tot handelsnaam (…) 5.5.3. Naast het gebruik van de domeinnaam kitvoegen-renovatie.nl in de adresbalk is gebleken dat op de website van Sluis c.s., ook nadat de sommatie van Kitvoegen.nl ertoe heeft geleid dat Sluis c.s. - uit proceseconomische motieven - wijzigingen heeft doorgevoerd op haar website, in de disclaimer nog immer herhaaldelijk worden gesproken over “kitvoegen-renovaties” en als copyright notice nog steeds wordt weergegeven: © kitvoegen-renovatie.nl. Nu dit het geval is (hetgeen onbetwist blijkt uit productie 22 van Kitvoegen.nl) en de website zonder meer een bedrijfsmatig karakter heeft, wordt het gebruik sinds begin 2012 van de domeinnaam kitvoegen-renovatie.nl door Sluis c.s., althans Van der Sluis als domeinnaamhouder, tevens als gebruik als handelsnaam aangemerkt. Dat onbetwist is gebleven dat in de metadata, ook na de doorgevoerde wijzigingen, nog steeds vermeld staat “Welkom op de site van kitvoegen en renovatie” (zie productie 23 van Kitvoegen.nl) draagt daaraan tevens bij.

Google Adword handelsnaamgebruik (r.o. 5.8):
Nu voorts aannemelijk is dat Sluis c.s. het zoekwoord kitvoegen (een aanverwante termen) als adword advertentie(s) – in strijd met het handelsnaamrecht van Kitvoegen.nl – heeft gebruikt en daartoe een overeenkomst met Google heeft gesloten, zal de vordering onder 3.1 sub VI eveneens worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.

IEF 12054

Merel Klinkers wint BMM Student Award 2012

Merel Klinkers is uitgeroepen tot winnares van de BMM Student Award 2012. Merel werkt in Amsterdam als advocaat bij de sectie Intellectueel Eigendom van NautaDutilh. Zij heeft de prijs gekregen voor haar afstudeerscriptie, die de titel Nomen est omen. Over het lot van geografische aanduidingen draagt.

De jury prijst Merel haar werk omdat daarin een ingewikkeld juridisch probleem keurig en accuraat wordt behandeld. "Dit is opmerkelijk aangezien de materie nogal complex is en er hierover niet zoveel literatuur bestaat, die bovendien niet erg toegankelijk is. Merel geeft een goede en duidelijke vergelijking tussen de beschermingsregimes, schrijft duidelijk, en met humor. Bovendien signaleert zij belangrijke punten voor de wetgevingspraktijk", aldus het juryrapport.

De Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht (BMM) kent deze prestigieuze prijs jaarlijks toe aan een student die een spraakmakende scriptie of opmerkelijk artikel heeft geschreven op het gebied van intellectueel eigendom. De jury is van mening, dat de meerwaarde van Merel haar scriptie onbetwistbaar is vanuit theoretisch en academisch oogpunt en dat zij daarmee de BMM Student Award ten volle verdient.

IEF 12053

Unitair octrooi en het Hof van Justitie

W. Hart, Unitair octrooi en het Hof van Justitie, IE-Forum.nl IEF 12053.

Een bijdrage (op eigen titel) van Walter Hart, EP&C.

Nu het Europees parlement inzake het unitair octrooi op de rem is gaan staan, is er een kans om de bevoegdheden van het Hof van Justitie (HvJ) in het Unified Patent Court te heroverwegen. In de huidige voorstellen eindigt een rechtszaak na een beslissing in tweede instantie door het nieuw op te richten Court of Appeal in Parijs, en heeft het HvJ in Luxemburg geen rol of slechts een marginale rol. Dit wordt bereikt door het weglaten van Artikelen 6 - 8 (directe inbreuk, indirecte inbreuk, beperkingen op het uitsluitende recht) uit de verordening. De meest gehoorde argumenten voor deze keuze is dat een gang naar het Hof van Justitie de rechtsgang te zeer zou vertragen. Verder zouden de rechters van het HvJ kennis en ervaring missen om octrooizaken te behandelen. Het doel van het unitaire octrooi, een enkele procedure die snel en goed is, zou aldus verloren gaan. Deze opzet heeft de steun van het AIPPI en een aantal Europese IE-rechters. Vraag is of dit een goede oplossing is.

 

Lees het gehele artikel hier.

IEF 12052

In de overnameovereenkomst staat de handelsnaam met toevoeging

Vzr. Rechtbank Arnhem 30 oktober 2012, LJN BY4209 (eiseres tegen LSH c.s.)

Handelsnaamrecht na overname. Het is onvoldoende aannemelijk dat gedaagden op onrechtmatige wijze alarmsystemen van eiseres hebben omgezet naar een andere particuliere alarmcentrale. Door gebruik van handelsnaam "Locked Safe Holland" handelen gedaagden niet in strijd met de overnameovereenkomst.

Eiseres houdt zich bezig met de installatie van alarmsystemen en het onderhoud daarvan, zowel ten behoeve van bedrijven als particulieren en is actief in heel Nederland. LSH Nachtschadeservice biedt bewakingsdiensten aan in de vorm van alarmopvolging nadat de meldkamer een signaal heeft gekregen van een alarmsysteem dat er mogelijk sprake is van een inbraak. LSH Beveiliging is door eiseres overgenomen, waarover in de overeenkomst staat: "2.d.  de handelsnaam Locked Safe Holland Beveiliging is niet in de overname inbegrepen doch verkoper verplicht zich deze handelsnaam niet actief meer te gebruiken."

In de overnameovereenkomst is het gebruik van de handelsnaam "Locked Safe Holland" niet uitgesloten noch is er enige aanwijzing dat dat wel de bedoeling van partijen is geweest. Slechts is uitgesloten het gebruik van de handelsnaam “Locked Safe Holland Beveiliging”, waarvan niet in geschil is dat [[gedaagden]] van deze specifieke handelsnaam na de overnameovereenkomst geen gebruik hebben gemaakt en ook niet voornemens zijn dat in de toekomst alsnog te doen.

Vanwege het non-concurrentiebeding uit artikel 4 hebben gedaagden “Locked Safe Holland” gedurende vijf jaren na de overnameovereenkomst niet gebruikt voor het verrichten van installatie- en onderhoudswerkzaamheden aan alarmsystemen. Na deze periode zijn gedaagden gerechtigd om de naam “Locked Safe Holland”, al dan niet met een toevoeging - met uitzondering van de toevoeging “Beveiliging” actief te voeren. De vorderingen worden afgewezen.

Gebruik (handels)naam “Locked Save Holland”
4.8.  [eiseres] vordert onder V, kort samengevat, een verbod voor [[gedaagden]] op het gebruik van de naam “Locked Safe Holland”, met eventuele toevoegingen, voor het aan¬bieden van alarmsystemen en het onderhoud daaraan. De voorzieningenrechter consta¬teert allereerst dat [eiseres] de handelsnaam “Locked Save Holland Beveiliging” niet heeft overgenomen, maar dat [[gedaagden]] zich in de overnameovereenkomst wel hebben verplicht om deze handelsnaam niet meer actief te gebruiken voor ondernemings¬activiteiten (artikel 2 sub d van de overnameovereenkomst). Dit betekent dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op de ruime bescherming die de rechthebbende op een handelsnaam toekomt op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet. [eiseres] doet daar ook geen beroep op. Zij beroept zich enkel op nakoming van de overnameovereenkomst.

4.9.  [eiseres] stelt dat ter voorkoming van verwarring tussen partijen bij klanten, partijen in de overname¬overeenkomst zijn overeengekomen dat de handelsnaam “Locked Safe Holland Beveiliging” door [[gedaagden]] niet meer zou worden gebruikt in het economisch handelsverkeer. Aangezien [eiseres] in de overnameovereenkomst de installatie- en onderhoudswerkzaamheden aan alarmsystemen van [[gedaagden]] heeft overgenomen, moet volgens [eiseres] artikel 2 sub d van de overnameovereenkomst zodanig worden uitgelegd dat het de bedoeling van partijen is geweest dat ook de naam “Locked Safe Holland”, met eventuele toevoegingen, door [[gedaagden]] niet zou worden gebruikt voor het aanbieden van installatie- en onderhouds¬werkzaamheden ten aanzien van alarmsystemen om verwarring tussen partijen te voorkomen. Doen [[gedaagden]] dat wel, dan handelen zij dus in strijd is met (het doel en de strekking van) de overnameovereen¬komst, aldus [eiseres]. [[gedaagden]] betwisten deze uitleg van de overname¬overeenkomst. Zij stellen dat daarin enkel is overeengekomen dat de handelsnaam “Locked Safe Holland Beveiliging” niet meer zou worden gebruikt en dat zij zich daaraan altijd hebben gehouden.

4.10.  Beoordeeld dient te worden of [[gedaagden]] uit hoofde van de overname¬overeenkomst verboden kan worden om de naam “Locked Safe Holland”, met eventuele toevoegingen, te gebruiken voor het aanbieden van installatie- en onderhoudswerkzaam¬heden ten aanzien van alarmsystemen, omdat dat in strijd zou zijn met (het doel en de strekking van) de overnameovereenkomst.

4.11.  Vast staat dat een deel van de in artikel 2 sub d overnameovereenkomst genoemde handelsnaam “Locked Safe Holland Beveiliging”, te weten “Locked Safe Holland” al dan niet met de toevoeging “Security” of “Nachtschadeservice”, door [[gedaagden]] wordt gebruikt. De voorzieningenrechter constateert dat de naam “Locked Safe Holland” onderdeel uitmaakt van de handelsnamen en de benamingen van de vennootschappen binnen [[gedaagden]] en dat deze handelsnamen door die vennootschappen altijd zijn gevoerd, ook na de overname¬overeenkomst in 2007. In de overnameovereenkomst is dit gebruik ook niet uitgesloten noch is er enige aanwijzing dat dat wel de bedoeling van partijen is geweest. Slechts is uitgesloten het gebruik van de handelsnaam “Locked Safe Holland Beveiliging”, waarvan niet in geschil is dat [[gedaagden]] van deze specifieke handelsnaam na de overnameovereenkomst geen gebruik hebben gemaakt en ook niet voornemens zijn dat in de toekomst alsnog te doen. Weliswaar is de naam “Locked Safe Holland” door [[gedaagden]] gedurende vijf jaren na de overnameovereenkomst niet gebruikt voor het verrichten van installatie- en onderhoudswerkzaamheden aan alarmsystemen, omdat op grond van het non-concurrentiebeding van artikel 4 van de overnameovereenkomst [[gedaagden]] in die periode niet was toegestaan om [eiseres] op dat gebied te beconcurreren. Dit neemt echter niet weg dat thans gelet op de uitwerking van het non-concurrentiebeding door het verstrijken van de vijf jaarperiode, waardoor het [[gedaagden]] weer is toegestaan om installatie- en onderhoudswerkzaam¬heden met betrekking tot alarmsystemen te verrichten en daarmee dus met [eiseres] te concurreren, [[gedaagden]] gerechtigd zijn om de naam “Locked Safe Holland”, al dan niet met een toevoeging - met uitzondering van de toevoeging “Beveiliging” - ook weer te gebruiken voor die activiteiten.

4.12.  Geconcludeerd moet dan ook worden dat [[gedaagden]] niet in strijd met (het doel en de strekking van) de overnameovereenkomst handelen door gebruik te maken van de naam ‘”Locked Safe Holland”, al dan niet met toevoegingen, waarvan de toevoeging “Bevei¬liging” is uitgezonderd gelet op artikel 2 sub d van de overnameovereenkomst, voor het aanbieden en verrichten van installatie- en onderhouds¬werkzaam¬heden aan alarm¬systemen. Dit betekent dat ook de vordering onder V zal worden afgewezen.  

IEF 12051

Mogelijkheid om middels reverse engineering tot tekeningen te komen

Rechtbank 's-Hertogenbosch 21 november 2012, LJN BY4122 (eiseres tegen JMK Heating c.s.)

Er rust geen inbreuk auteursrecht op voorwerpen van zuiver technische aard, op technische tekeningen, noch inbreuk op geschriftenbescherming. Onrechtmatige daad, op grond van 'secret' uit het Trips-verdrag, wellicht mogelijk indien deskundige de vragen over reverse engineering beantwoord.

Eiseres vordert staken van auteursrechten op bescheiden uit bedrijfsadministratie, inbreuk op (handels)naam, merk en logo en verspreiden van warmtewisselaars "Century". Eiseres lijkt er daarbij aan voorbij te gaan dat het in het algemeen zonder meer is toegestaan om producten van een ander zelfs volmaakt identiek na te maken. Er bestaat geen algemene regel: namaak is ongepast en onrechtmatig; integendeel: namaak is nuttig. Van octrooi, model of merkinbreuk is geen sprake.

De warmtewisselaars van partijen zijn constructies van zuiver technische aard, ook dergelijke constructies laten de ontwerper ruimte voor subjectieve keuzes, maar min of meer toevallige keuzes van een ingenieur buiten dat wat technisch aangewezen was, vormen geen uiting van datgene wat de maker tot zijn arbeid heeft bewogen. Er rust geen auteursrecht op de warmtewisselaar van eiseres.

Bedrijfsgegevens (vooral technische tekeningen): wel auteursrecht, geen grond voor vermoeden van inbreuk. Geen geschriftenbescherming:

7.5.2. [eiseres] heeft wel afbeeldingen/visualisaties getoond die evident auteursrechtelijk zijn beschermd (...) maar geen grond gegeven voor het vermoeden dat [gedaagden] juist op die afbeeldingen inbreuk hebben gemaakt.

Onrechtmatig gebruik van informatie/tekeningen - trade secret via TRIPs - vragen aan deskundige over reverse engineering:

7.9.3.  De stelling van [eiseres] is dat het onmogelijk is om door middel van “reverse engineering” en zonder gebruikmaking van haar tekeningen een prototype van de warmtewisselaar te vervaardigen en afbeeldingen daarvan aan de markt te tonen, in het tijdsbestek waarin [gedaagden] daarin zijn geslaagd. De rechtbank acht die stelling niet bij voorbaat ongegrond en zij ontbeert de werktuigbouwkundige kennis om daaromtrent een oordeel te geven.

7.1.2.  Namaak onder schending van door [eiseres] verworven octrooi-, merk- of modellenrechten op haar warmtewisselaars zou zonder meer onrechtmatig zijn, maar vast is komen te staan dat [eiseres] zich niet kan beroepen op aan haar toegekende octrooien of op te haren name ingeschreven merken- of modellenrechten op de in deze zaak bedoelde warmtewisselaars.   

7.1.3.  Slechts namaak waarbij producten zonder dat daarvoor een technische noodzaak is, zodanig op elkaar gelijkend zijn vervaardigd dat zulks leidt tot verwarring omtrent de herkomst van waren (i.c.: warmtewisselaars) kan als slaafse navolging onrechtmatig zijn.

7.9.  Onrechtmatige daad 3: Onrechtmatig gebruik van informatie/tekeningen
Het TRIPS-verdrag (dat geen rechtstreekse werking heeft) legt in artikel 39 lid 1 juncto lid 2 aan de lidstaten de verplichting op om in het kader van bescherming tegen oneerlijke concurrentie ook te voorkomen dat know-how (gedefinieerd als: “undisclosed information” die “secret” is) bij derden terecht komt als gevolg van gedrag dat strijdig is met eerlijke handelspraktijken (nader uitgewerkt in de verdragstekst in voetnoot 10 op dat lid 2). Van de middelen die binnen het Nederlandse recht benut kunnen worden om “know how” te beschermen, is in deze zaak relevant het leerstuk van de onrechtmatige daad dat sedert 1919 (Cohen/Lindenbaum) rechtsbescherming geeft tegen bedrijfsspionnage, profiteren van wanprestatie van derden en andere vormen van oneerlijke handelspraktijken. Dat rechtsmiddel dient dan wel gehanteerd en zonodig uitgelegd te worden in overeenstemming met het TRIPS-verdrag.

Dienaangaande wordt overwogen:
7.9.1.  De rechtbank neemt aan dat de technische tekeningen het resultaat zijn van een langdurig en kostbaar ontwikkelingsproces en dat [eiseres] die tekeningen niet gaarne aan haar concurrenten openbaart. Dan moeten de tekeningen als zodanig worden aangemerkt als “undisclosed information” die “secret” is in de zin van het TRIPS-verdrag. Bij de uitleg van artikel 6:162 BW op het terrein van de oneerlijke handelspraktijken dient daarom gebruik van die tekeningen door [gedaagden] ten eigen bate zonder toestemming van [eiseres] als onverenigbaar met het TRIPS-verdrag en dus als onrechtmatig te worden gekwalificeerd.

7.9.2.  De rechtbank wil aannemen dat het vervaardigen van de tekeningen ten behoeve van Century-warmtewisselaar van [gedaagden], als dat zoals zij stellen, geschiedt door middel van “retro-engeneering” de nodige tijd, moeite en kosten met zich meebrengt. Kosten die [gedaagden] zich zouden hebben kunnen besparen door de tekeningen van [eiseres] gekopiëerd en/of aan hun producenten toegezonden te hebben. Daarmee zouden [gedaagden] zich een ongerechtvaardigde voorsprong hebben verworven en onrechtmatig hebben gehandeld. [gedaagde 1] heeft ter comparitie van 27 februari 2012 ook onderkend dat het hem niet is toegestaan een warmtewisselaar te produceren die het resultaat is van productie waarbij één op één tekeningen van [eiseres] gebruikt zijn.

7.9.3.  De stelling van [eiseres] is dat het onmogelijk is om door middel van “reverse engineering” en zonder gebruikmaking van haar tekeningen een prototype van de warmtewisselaar te vervaardigen en afbeeldingen daarvan aan de markt te tonen, in het tijdsbestek waarin [gedaagden] daarin zijn geslaagd. De rechtbank acht die stelling niet bij voorbaat ongegrond en zij ontbeert de werktuigbouwkundige kennis om daaromtrent een oordeel te geven.

7.9.4.  Voor wat betreft dit tijdspad stellen [gedaagden] zelf (CvA/E, pt. 23 en prod. 4) dat [gedaagde 1] in december 2010 en januari-maart 2011 de door hun gebruikte tekeningen heeft gecreëerd.

7.9.5.  De rechtbank overweegt om omtrent dit punt aan een deskundige de volgende vragen te stellen:

1.  Is het mogelijk om in tijdsbestek van omstreeks 1 jaar (tussen begin en eind 2010) middels “reverse engineering” tot tekeningen te komen die gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van prototypes van deze warmtewisselaar?
2.  Zo dat mogelijk is, kunt U uit de administratie van [gedaagden] vaststellen of dergelijke “reverse engineering” daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?
3.  Kunt U uit de door [eiseres] inbeslaggenomen gegevensdragers vaststellen of de tekeningen die [gedaagden] naar haar producent(en) heeft gezonden teneinde onderdelen voor haar warmetewisselaar “Century” of een prototype daarvan te vervaardigen, door [gedaagden] zijn gemaakt dan wel: geheel of op onderdelen vrijwel één op één zijn gekopiëerd van tekeningen van [eiseres]?
4.  Kunt U, indien indien geheel of gedeeltelijk van één op één kopiëren sprake is geweest, begroten hoeveel tijd en hoeveel kosten [gedaagden] zich dusdoende hebben bespaard, die begrotingen eventueel schattenderwijs te maken?
De rechtbank overweegt om TNO (werktuigbouw) of een ander werktuigbouwkundige consultant tot deskundige te benoemen.

7.9.6.  Uit de vraagstelling vloeit voort dat de deskundige over hoogwaardige werktuigbouwkundige kennis en ervaring dient te beschikken. Daarom zal de beoordeling van de in bewijsbeslag genomen bescheiden niet aan bewaarder Riscon kunnen worden overgelaten. De rechtbank acht het in de op scherp staande concurrentieverhoudingen tussen partijen bovendien ongewenst dat [eiseres] inzage krijgt in andere bedrijfsgegevens van [gedaagden] dan die welke de rechtbankdeskundige voor zijn onderzoek nodig heeft.

Wel zal aan Riscon worden opgedragen om aan de rechtbank-deskundige alle medewerking te verlenen, onder gehoudenheid om gegevens waar de deskundige geen belangstelling voor had, niet aan [eiseres] te openbaren.

7.9.7. Uit al het voorgaande volgt dat voorshands in de rede ligt dat de kwestie van eventueel misbruik van de tekeningen zich zal oplossen middels vergoeding van schade bestaande in het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel bij [gedaagden] en vergoeding van schade voor [eiseres] omdat de warmtewisselaars eerder op de markt zouden kunnen komen dan zonder dat misbruik het geval zou zijn geweest. Een verbod op het (ten eeuwigen dage) op de markt brengen van de Century warmetewisselaars door [gedaagden] als vorm van schadevergoeding, vindt geen steun in het recht.